NL9120021A - Werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie en inrichting voor uitvoering van de werkwijze. - Google Patents

Werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie en inrichting voor uitvoering van de werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL9120021A
NL9120021A NL9120021A NL9120021A NL9120021A NL 9120021 A NL9120021 A NL 9120021A NL 9120021 A NL9120021 A NL 9120021A NL 9120021 A NL9120021 A NL 9120021A NL 9120021 A NL9120021 A NL 9120021A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
land
guiding devices
water
erosion
devices
Prior art date
Application number
NL9120021A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Karlsson Ulf
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Karlsson Ulf filed Critical Karlsson Ulf
Publication of NL9120021A publication Critical patent/NL9120021A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/04Structures or apparatus for, or methods of, protecting banks, coasts, or harbours

Landscapes

  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Revetment (AREA)
  • Electrical Discharge Machining, Electrochemical Machining, And Combined Machining (AREA)
  • Rolling Contact Bearings (AREA)
  • Manufacture And Refinement Of Metals (AREA)
  • Treating Waste Gases (AREA)
  • Processing Of Solid Wastes (AREA)

Description

Werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie en inrichting voor uitvoering van de werkwijze.
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze ter voorkoming van erosie of schadelijke invloeden van erosie in gebieden tussen land en water, zoals in kustgebieden, die worden veroorzaakt door bijvoorbeeld de zee. De uitvinding heeft tevens betrekking op toepassingsgevallen voor het produceren van een vergroting van land of kustgebied.
Zoals alom bekend is, veroorzaakt erosie op vele plaatsen verwoesting van het land binnen begrensde of meer uitgestrekte gebieden, waardoor de behoefte bestaat om in staat te zijn tot het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie in zulke gebieden die worden blootgesteld aan erosie en waar geen natuurlijke middelen kunnen worden aangewend ter voorkoming van erosie of de schadelijke invloeden ervan op het grondoppervlak. Zo kan in bepaalde gebieden erosie, de verspreiding of schadelijke invloed ervan op het grondoppervlak worden voorkomen door te voorzien in een beschermende afdekking van vegetatie of een andere beplanting die het oppervlak van de grond bindt, zoals bij deflatie. Op andere plaatsen is het moeilijker of nagenoeg onmogelijk om schade of vernietiging die wordt veroorzaakt door erosie te voorkomen, zoals bij zogenaamde afschuring of bij bijvoorbeeld onbeschutte zeekusten of andere kustgebieden. Op tenminste zulke gebieden als stranden met een opper-vlaktelaag van zand zal deflatie waarschijnlijk vaak een schadelijke uitwerking hebben. Naast de wens om in staat te zijn tot het voorkomen en tegengaan van verspreiding van erosie, bestaat de behoefte om geërodeerde gebieden opnieuw vorm te geven en indien mogelijk een vergroting van land te realiseren. Hierbij zou het van voordeel zijn wanneer dergelijke stappen genomen zouden kunnen worden zonder dat het nodig is om insnijdingen in het grondoppervlak en ook op ander plaatsen aan te brengen, zoals wanneer vulmaterialen eruit gehaald moet worden, enz.. Het zou een aanzienlijke verbetering zijn wanneer het vernieuwen van land, en in sommige toepassingen het vergroten van land zou kunnen worden gerealiseerd met dezelfde, of tenminste enkele van de middelen die erosie in een bepaald gebied veroorzaken, zoals bij kustgebieden. Ook moet de behoefte aan het voorkomen van fluviatiele erosie worden genoemd, en in dat opzicht in hoofdzaak het wegspoelen van hellingen en in de grond aanwezig water.
Bij pogingen ter voorkoming, of tenminste verlichting, van het schadelijke effect van erosie op de kust en kustgebieden heeft men golfbrekers of dergelijke gebouwd, vaak bestaande uit stenen die op de bedding zeewaarts geplaatst zijn. Recentelijk zijn er pogingen ondernomen met kistingen of draadmanden van staal gevuld met stenen, en ook stoffen zakken gevuld met zand, die op de bedding zijn geplaatst. Wat deze methoden gemeen hebben, is het feit dat het lasten op de bodem rusten, waardoor erosie ontstaat. Bijgevolg zal de bodem worden uitgehold door afschuring waar zulke kustbe- <5 schermingen zijn opgesteld, waardoor zij zullen zinken. Andere methoden voor het realiseren van kustbeschermingen bestaan uit met beton gevulde matrassen, die op strandhel-lingen worden geplaatst, en ook uit het plaatsen van stenen van verschillende afmeting langs een strand en soms ook in de strandlijn, welke methoden zijn bedoeld om een barrière tegen golven te vormen en deze weerstand te bieden. Wanneer de laatste methode wordt toegepast, zal achter de steenbescherming geleidelijk erosie optreden door het feit dat de golven lucht door de spleten in de steenbescherming dringen, welke lucht op zijn beurt een drukwerking uitoefent op het grondoppervlak en er erosie optreedt, bijvoorbeeld door het feit dat zand wordt weggedrongen. Ook is voorgesteld om betontegels te verbinden met grotere eenheden, die in het water worden geplaatst. Het is echter gebleken dat men met de bekende methoden tot dusver niet in staat is tot het voorkomen van erosie of heeft kunnen aantonen dat erosie zeker voorkomen kan worden.
Het doel van de werkwijze volgens de uitvinding is het realiseren van een werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie in gebieden waar land en water elkaar ontmoeten, zoals in kustgebieden. Volgens een uitvoeringvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is het doel niet alleen het voorkomen of tegenhouden van erosie, maar in plaats daarvan een toevoeging van land of kust te produceren. Bijgevolg zou men onder toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding in staat moeten zijn om aan de gestelde eisen te voldoen, waarbij de bezwaren van de bekende werkwijzen zijn verholpen. Bovendien kan een werkwijze volgens de uitvinding worden gerealiseerd zonder enige zichtbare verstoring van de natuur. Bij het vergroten van land gebruikte inrichtingen kunnen zonder enige negatieve gevolgen voor de omgeving worden begraven in de nieuw aangelegde grond en zullen zo geheel onzichtbaar en ontoegankelijk worden. De werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat in verbinding of relatief directe verbinding met het land, op een afstand van de kustlijn of kuststrook en in het water, geleidingsinrichtingen zijn aangebracht die zich vanaf het bodem of het oppervlak ervan uitstrekken in de richting van het wateroppervlak en in geschikte gevallen houderelementen zijn aangebracht in of op de grond, in het water en/of op het land.
Volgens een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding zijn de geleidingsinrichtingen zodanig aangebracht dat hun gewicht of last geen belasting of belangrijke belasting vormt voor de bodem of het oppervlak ervan.
In een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is één einde van de geleidingsinrichtingen opgesteld op een afstand van de kustlijn, waarbij houderelementen zijn aangebracht tussen de geleidingsinrichtingen en de kustlijn, of in het gebied voor de kustlijn. De functie van de houderelementen bestaat uit het opvangen van in het water aanwezige deeltjes of zand, en de deeltjes of het zand vast te houden, en in geschikte gevallen het ontwateren of vergemakkelijken van ontwatering van de grond.
Volgens nog een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden twee geleidingsinrichtingen op een afstand van elkaar aangebracht langs een door erosie beïnvloed kustgebied, waarbij de geleidingsinrichtingen zijn aangebracht om met elkaar samen te werken en in geschikte gevallen, wanneer het aangetaste kustgebied nogal lang is, worden één of meer eenheden met geleidingsinrichtingen opgesteld op een afstand van de eerstgenoemde eenheid geleidingsinrichtingen, waarbij de relatieve hoek van de geleidingsinrichtingen, d.w.z., de richtingen naar het land toe, bij respectieve eenheden geleidingsinrichtingen kunnen variëren of verschillen in afhankelijkheid van plaatselijke omstandigheden.
Bij een aanvullende uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden metingen van bepaalde parameters verricht, worden de metingsresultaten geregistreerd en wordt de evaluatie verricht voordat de geleidingsinrichtingen, en in geschikte gevallen ook de houderelementen, aangebracht of op hun plaats gezet worden, waarbij de richting of uitstrekking van de geleidingsinrichtingen wordt vastgelegd met betrekking tot de verrichte metingen, enz.
Verdere kenmerken en voordelen van de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding zullen in de volgende beschrijving blijken door een uitvoeringsvoorbeeld, waarbij gedeeltelijk zal worden verwezen naar de bijgaande schematische tekeningen, waarvan fig. 1 van bovenaf schematisch een voorbeeld van een inrichting toont voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding? fig. 2 in dwarsdoorsnede een voorbeeld van een inrichting in de vorm van een ge-leidingsinrichting toont; fig. 3 van bovenaf een deel van een geleidingsinrichting toont; fig. 4 van bovenaf een aanvullend voorbeeld van een werkwijze en een inrichting volgens de uitvinding toont? fig. 5 van bovenaf een werkwijze volgens de uitvinding toont, opgenomen in een inrichting of een deel van een inrichting volgens de uitvinding? fig. 6 in doorsnede een deel van een inrichting toont; fig. 7 in perspectiefaanzicht een houderelement in het verloop van verbinding met een ander element toont, en welke houderelementen kunnen worden opgenomen in een werkwijze en deel kunnen uitmaken van een inrichting volgens de uitvinding? fig. 8 van bovenaf een aantal afzonderlijke houderelementen volgens fig. 7 toont, aangebracht in een eenheid van houderelementen? en fig. 9 van bovenaf een inrichting volgens de uitvinding toont die wordt gebruikt in een proefneming.
Bij eerdere aanbrenging van kustbescherming plaatste men vaak een soort obstakel in het water, zoals een golfbre ker van steen, waardoor de richting werd bepaald door visuele indrukken of veronderstelde omstandigheden. Bij uitvoeriger onderzoek heeft men geotechnische metingen verricht in het water op 50 meter van de kustlijn en op het land eveneens op 50 meter van de kustlijn, maar nooit in de strook die grenst aan het water, d.w.2. in het werkelijke gebied waar erosie in gang is of waarschijnlijk de grootste invloed heeft. Verder heeft men totaal nagelaten de onder het wateroppervlak en beneden op de bedding plaatsvindende verschijnsels te bestuderen.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding maakt men gebruik van geleiders in het water 2 in de vorm van gelei-dingsinrichtingen 4 en in geschikte gevallen houderelementen 5, die tevens kunnen worden gebruikt op het land 1 en op de kustlijn 3, zie bijvoorbeeld fig. 1,
Een werkwijze volgens de uitvinding kan beginnen met metingen van bepaalde parameters, zoals stromingen in het water en in dat opzicht niet alleen oppervlaktestromingen maar ook bodemstromingen en zandbewegingen op of nabij de bodem. Verder kunnen metingen van golfbewegingen en die overweging in omvang bekeken worden met andere centrifugaal-krachten, eb en vloed, temperatuur, atmosferische druk en soortelijke gewichten, de helling van de bodem, diepte van het water, enz. De meest belangrijke groepen van berekening zijn de richting en kracht van zand en water en de aardlaag langs de kust. De genoemde metingen worden verricht bij depressie en hoge druk. Nadat registratie van de meetproeven en de evaluatie ervan is voltooid, verschaffen deze een basis voor het aanbrengen van geleiders 4 en houderelementen 5, indien nodig, en in dat opzicht levensduur, sterkte of weerstand van de gebruikte inrichtingen, afmetingen en richtingen voor het voorkomen of tegenhouden van erosie. Hierbij kan de referentieplaats de richting van de kust en de richitng vanaf het land naar het water zijn. Indien een vergroting van de kust gewenst is, kan deze ook worden verkregen door op de meetresultatena gebaseerde berekeningen. Bijgevolg worden, door dergelijke voorbereidingen en onderzoeken de richting en afmeting van de geleiders 4 nauwkeurig vastgelegd voor alleen die betreffende plaats.
Geotechnische metingen verschaffen een basis voor grond- en oppervlaktewater op het land en daardoor kan de benodigde bescherming tegen erosie van het land 1 worden berekend. Metingen in water 2 vormen de basis voor regeling van zand-bewegingen en reducering van de invloed van waterkrachtbewe-gingen op de kust of kustlijn 3. Met andere woorden, het meten en evalueren van oppervlaktestromingen, bodemstromin-gen en zandbewegingen en in geschikte gevallen golfbewegingen, zijn noodzakelijk om resultaten op te leveren, in plaats van alleen de bewegingen van het water van boven het wateroppervlak te bestuderen, plus eventuele geotechnische metingen ver van de kust 3 of kustlijn. Zo wordt een ontwatering en stabilisering van de grond naar het land 1 toe, de richtingen van de geleidingsinrichtingen 4 in de vorm van de genoemde houderelementen 5 en hun afmetingen en eventuele richtingen gerealiseerd.
Via andere of verdere parameters, zoals bewegingen van luchtmassa's, dichtheden, d.w.z. de zoutheid van het water, enz., kan een fijninstelling van genoemde richtingen en classificatie van het vermogen worden gerealiseerd, waardoor een verbeterd effect wordt verkregen bij het vasthouden van het strand of zand en het opvangen van zand voor vergroting van het strand.
Het draaien van de aarde heeft een bepaalde invloed, maar vooral de corioliskracht heeft een dusdanige invloed dat men dat feit in aanmerking moet nemen bij toepassing van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding. Bijgevolg wordt op het noordelijk halfrond bijvoorbeeld het zand in de golven vervoerd naar rechts of tegengesteld aan de klokwij-zerrichting. Het tegengestelde gebeurd op het zuidelijk halfrond. Zandverwijdering of zandbewegingen in het water of langs de bedding zijn hetzelfde op een bepaalde plaats en vinden plaats zonder enige invloed van waterstromingen en golven en vinden ook bij rustig weer plaats. Genoemde verplaatsing wordt ook veroorzaakt door de invloed van lage druk en hoge druk en drukverschillen in en bij golfbewegingen. Ook vindt bij lage druk een bepaalde zandoverdracht plaats door de intensiteit. Verder wisselen de bewegingen of bodemstromingen in afhankelijkheid van lage druk en hoge druk en anders of tegengesteld bij respectievelijk lage druk en hoge druk. Wind beïnvloedt de hoogte van de golven maar niet, of slechts in een bepaalde mate de richting van de golven, d.w.z. oppervlaktestromingen. Er wordt een bepaald effect van erosie bereikt door de stootkracht. Het zijn echter deeltjes en middelen in het water die voor de werkelijke erosie zorgen. Een hoog zoutgehalte leidt tot een grote mate van erosie.
De verwijzingsaanduiding 1 in fig. l, 4, 5 en 9 geeft land aan, en de verwi jzingsaanduiding 2 in fig. 2 en 6 geeft water aan, waarbij de kust of kustlijn tussen land 1 en water 2 is weergegeven met de verwijzingsaanduiding 3. Teneinde erosie of schadelijke invloed erosie in een gebied, zoals op stranden, tegen te houden of te voorkomen, en in geschikte gevallen een vergroting van het land 1 of de kust 3 te produceren, zijn in dat gebied geleidingsinrichtingen 4 aangebracht in het water 2 en wel in de vorm van geleiders die in verbinding of relatief directe verbinding met het land 1 staan, op een afstand van de kustlijn 3 of kuststrook en in dat opzicht in principe twee aan twee en in nogal lange gebieden meer geleidingsinrichtingen 4, of op een afstand van elkaar eenheden van geleidingsinrichtingen 4 in paren. In geschikte gevallen zijn ook houderelementen 5 aangebracht in of op de bedding of bodem 12 en in het water 2 en/of op land 1, zoals tussen de einden 6 van de geleidingsinrichtingen 4 die naar de kust of kustlijn 3 gericht zijn, tussen de geleidingsinrichtingen 4 in de kustlijn 3 en in geschikte gevallen op land 1, bijvoorbeeld, in banken, in het water 2 op ondiep water en eventueel tussen of in verbinding met zandbanken, enz..
De houderelementen 5 kunnen de vorm hebben van afzonderlijke elementen 20, die zijn aangebracht om met elkaar te kunnen worden verbonden of iets dergelijks, om een eenheid houderelementen 5 te vormen, zie fig. 1, 7 en 8 en de pijl 21 in fig. 7. Zoals uit genoemde figuren blijkt, vertonen de houderelementen 5 een rechthoekige gedaante en kunnen worden vervaardigd als een kunststof constructie die bestaat uit een centrale rechthoek omgeven door verscheidene of bijvoorbeeld 10 gelijke vierkanten. Verder tonen de afzonderlijke elementen 20 ontwateringskanalen 22 binnen de wanden 23 die ontwatering in vier richtingen mogelijk maken. Wanneer elementen 20 met elkaar worden verbonden, zijn de ontwate-ringskanalen automatisch gealigneerd, wat een onbelemmerde stroming mogelijk maakt. De eenheden worden gemakkelijk gelegd en met elkaar verbonden 2onder behulp van gereedschappen en kunnen worden verankerd door middel van veranke-ringsinrichtingen 7 of kabels. Verder kan het materiaal gemaakt zijn van een chemisch inerte en onschadelijk materiaal bij contact met voedsel, groente, enz. en mogelijk maken dat bomen en vegetatie hun normale groeicyclus volgen. Het is niet essentieel om een waterpas fundering te hebben, aangezien het element 20 flexibel kan zijn en het mogelijk is om het vast te leggen volgens de contouren van de grond. Bijgevolg gaat de toepassing van de elementen 5 gepaard met het construeren van steilere hellingen en dus het besparen
O
van landgebruik en wordt de noodzaak van nivellering vermeden. De elementen 20 kunnen ofwel zij-aan-zij of hoek-aan-hoek met elkaar worden verbonden.
Onder verdere verwijzing naar fig. 2, is daarin weergegeven een geleidingsinrichting 4 bestaande uit geleidings-elementen 16 in de vorm van een wand, dam of een ander geleidingselement. De geleidingsinrichting 4 is bedoeld om te worden aangebracht op de bodem 12 en de bedding te volgen zonder de bodem 12 of het oppervlak 14 van de bodem te belasten of in belangrijke mate te belasten met zijn gewicht, en zich vanaf de bodem 12 of het oppervlak 14 ervan uit te strekken in de richting van het wateroppervlak 15.
De geleidingsinrichtingen 4 of het geleidingselement 16 kan gemaakt zijn van bijvoorbeeld een Nylon matras, die gevuld is met een fijn betonmengsel en dan vormbaar is totdat het beton hard wordt. Een dergelijke uitvoering van de geleidingsinrichtingen 4 leidt tot dichte geleidingsinrichtingen met een lange levensduur, die drukbestendig zijn. De geleidingsinrichtingen 4 kunnen in afmeting worden aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. Verder zijn de geleidingsinrichtingen 4 bedoeld om te worden verankerd in de grond of bodem 12. Zoals blijkt uit fig. 3, zijn of worden de geleidingsinrichtingen 4 of het matras uitgevoerd met een randdeel 17, dat is omgevouwen om aan te sluiten op de bedding of bodem 12. Die rand 17 kan worden gebruikt voor verankering van de geleidingsinrichting 4 of het geleidings-element 16 of wand van de geleidingselementen of wanden die worden gevormd door de geleidingsinrichting. Deze maakt gebruik van de verankeringsinrichtingen 7, die een evenredig kleine dwarsdoorsnede bezitten in tenminste dat deel dat door het oppervlak 14 of de oppervlaktelaag van de bodem 12 heen breekt, en waarbij bij voorkeur aangrijpingsinrichtin-gen 19 de belasting van het gewicht van de geleidingsinrich-tingen 4 op een afstand onder het oppervlak 14 of de oppervlaktelaag van de bodem 12 doen aangrijpen. De verankeringsinrichtingen 7 zijn dus aan de zijkanten aangebracht voor het verankeren van de geleidingsinrichtingen 4 en de geleidingselementen 16, om de belasting van het gewicht van de geleidingsinrichtingen en de geleidingselementen over te brengen naar een afstand onder het oppervlak van de bodem en daar te doen aangrijpen door de getoonde aangrijpingsinrich-tingen, die zijn aangebracht om in de bodem te grijpen op een afstand onder het bodemoppervlak.
Volgens de getoonde uitvoeringsvoorbeelden hebben de geleidingsinrichtingen 4 een doorsnede van in hoofdzaak een omgekeerde V of U, waarbij één van de of beide poten een genoemde wand 16 of iets dergelijks vormen. De opstelling omvat steunen 8 voor het ondersteunen en dragen van de geleidingsinrichting 4, waarbij de geleidingsinrichting 4 tegen het bovendeel van de steun rust door het feit dat de geleidingsinrichting tegen de steun 8 ligt onder de hoek tussen de poten van de geleidingsinrichting of het gebied voor verbinding van de poten met elkaar en de steun is bij voorkeur verankerd door middel van een dergelijke genoemde verankeringsinrichting 7, die de belasting van de geleidingsinrichting 4, de steun 8, enz. overbrengt naar een afstand onder het oppervlak 14 of een oppervlaktelaag van de bodem 12.
De steun 8 omvat naast een verankeringsinrichting 7 een drager 9, bijvoorbeeld in de vorm van een buis en een af-standsstuk 10, welke volgens het uitvoeringsvoorbeeld tussen de drager 9 en de verankeringsinrichting loopt, of naar het oppervlak 14 van de bodem 12. De steun 8 kan op een zodanige wij2e uitgevoerd 2ijn, dat de verankeringsinrichting 7 een verlenging vormt van de steun 8 of het afstandsstuk 10.
De geleidingsinrichtingen 4 zullen geheel verborgen zijn in het water 2, d.w.z., zullen of hoeven niet zichtbaar te zijn, aangezien zij slechts op vijftig centimeter van het oppervlak 14 van de bedding zullen verlopen. Volgens één uitvoeringsvorm reiken de geleidingsinrichtingen 4 tot iets onder het oppervlak 15 van het water en stoppen daardoor alle beweging in het water 2, dat weer leidt tot een reduce-ring of opheffing van de slagkracht waarmee de golven tegen de kust slaan, en spreiden de kracht van de druk van het zand waaraan de kust blootgesteld is. Allereerst zullen de geleidingsinrichtingen 4 of de geleidingselementen 16 bodem-stromingen 11 geleiden en golven 18 breken, zie fig. 6. Bijgevolg kan men met de geleidingsinrichtingen 4 of geleidingselementen 16 zandbewegingen en de zandoverdracht geleiden, en het zand naar kust 3 gevoerd krijgen voor toevoeging 25 van land en kust, d.w.z., men vangt en richt het zand naar de kust en de toevoeging wordt gerealiseerd. Het gebruik van strandinsluitingsorganen of houderelementen 5 veroorzaakt een snellere toevoeging, aange2ien 2ij de grond vastgrijpen, vasthouden en stabiliseren zodat het zand tijd heeft om zich af te zetten en in geschikte gevallen het oppervlaktewater en bodemwater, die worden afgevoerd naar het water 2. De houderelementen 5 of de afzonderlijke elementen 20 zijn zodanig uitgevoerd dat zij het water niet tegenhouden, maar het water nog in staat is om door te lopen, daarom zijn houderelementen 5 of afzonderlijke elementen 20 aangebracht tussen de geleidingsinrichtingen 4 of het eind 6 ervan en de kust 3 of kustlijn, zie de pijlen 24 in fig. 5.
Het verband tussen zandoverdracht en bodemstromingen in water en oppervlaktestromingen in water houdt verband met bewegingen in water bij 'hoge en lage druk op de plaats in kwestie. Onder verwijzing naar fig. 9 zijn de bewegingen bij hoge en lage druk weergegeven door respectievelijk de pijlen 26 en 27. Zand wordt toegevoegd wanneer stromingen in het water 2 worden beïnvloed door hoge druk, wanneer het naar het land 1 gedrongen wordt. Zand wordt van de kust 3 gehaald door de stromingen bij lage druk. Bij een verandering van stromingen kan bijvoorbeeld de hervulling 25 van zand kleiner worden of verslechteren. Zo neemt men volgens de werkwijze volgens de uitvinding de zandstromingen 11 en de bodemstromingen op door middel van geleidingsinrichtingen 4 en richt de stromingen naar land 1 voor toevoeging 25 van kust. Bij een omgekeerde druk (lage druk) wordt het zand opgevangen zodat het niet in het water 2 weggespoeld wordt.
Het erosiesysteem kan dus worden gebaseerd op de volgende factoren: a) geen belasting op bodem/bedding.
b) de beschermende geleiders bevinden zich onder het wateroppervlak teneinde zand en bodemstromingen te richten.
c) de beschermende geleiders staan in een richting van de kust af zodat de golven in het midden van een goot van een golf zodat zij wanneer een normaal waterniveau en normale golven aanwezig zijn, ongeveer 0,5 tot 1 meter hoog zijn.
d) de standinsluitingsorganen zijn bevestigd in de richting van de beschermende geleiders en naar de kust toe en tussen de geleiders die loodrecht op de kust staan.
e) Het strandinsluitingsorgaan wordt aangebracht op de kustlijn door middel van een uitgraving en wordt opgevuld.
Bij proeven werd een installatie opgesteld, zoals weergegeven in fig. 9, waarbij het resultaat verbazingwekkend was, met een onmiddellijke stop van voortgaande erosie en met een snelle toevoeging van de kust. Hierbij werden geleidingsinrichtingen 4 op de weergegeven wijze aangebracht in de installatie en onder getoonde hoeken en afstanden volgens de plaatselijke heersende omstandigheden.
Langs een kustlijn worden tenminste twee geleidingsinrichtingen 4 op een afstand van elkaar aangebracht, waarbij twee aan elkaar grenzende geleidingsinrichtingen worden opgesteld voor samenwerking met elkaar, van welke één gelei-dingsinrichting wordt , aangebracht onder bij voorkeur een hoek van minder dan 90° met het land of de kustlijn en de andere geleidingsinrichting wordt aangebracht onder bij voorkeur een hoek van meer dan 90° met het land of de kustlijn, d.w.z. onder een hoek kleiner dan 90°, maar van het land af gezien in divergerende richting ten opzichte van de eerstgenoemde geleidingsinrichting, Langs een door erosie beïnvloed kustgebied worden twee geleidingsinrichtingen op een afstand van elkaar aangebracht voor samenwerking met elkaar en in geschikte gevallen, wanneer het getroffen kustgebied nogal lang is, worden één of meer eenheden geleidingsinrichtingen 4 aangebracht op een afstand van de eerstgenoemde eenheid geleidingsinrichtingen, waarbij de relatieve hoek van de geleidingsinrichtingen, d.w.z. richtingen naar het land, in respectieve eenheden geleidingsinrichtingen kunnen variëren of anders kunnen zijn in afhankelijkheid van plaatselijke omstandigheden.
Wijzigingen in de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding 2ijn mogelijk zonder dat zij buiten de uitvin-dingsgedachte vallen. Zo kunnen de geleidingsinrichtingen een andere constructie en vorm hebben, kunnen de richtingen en het aantal geleidingsinrichtingen variëren, evenals de plaats van en het aantal houderelementen. Materialen en gedaante van geleidingsinrichtingen en houderelementen kunnen verschillen. De verankeringsinrichtingen kunnen ook van een andere soort of gedaante zijn, maar behoren te voldoen aan de eisen van een kleine dwarsdoorsnede in het gebied van de grond, bedding of in de doorbreking van het oppervlak of de oppervlaktelaag van de grond of bedding en het overbrengen van de het gewicht van de inrichting en/of de beschermende geleiders naar een afstand onder het opper-oppervlak of de bedding. De werkwijze en inrichting kunnen ook voor het beoogde doel of beoogde doelen worden toegepast in andere gebieden tussen land en water dan die welke als voorbeeld hebben gediend, zoals in meren, stromen, rivieren. Verder kunnen de werkwijze en inrichting worden toegepast in gevallen waar allereerst erosie of schadelijke invloed van erosie voorkomen of tegengehouden moet worden, waarbij eventueel allereerst geleidingsinrichtingen worden gebruikt, terwijl de houderelementen in geschikte gevallen allereerst worden gebruikt voor verankering van de kustlijn of oevers. De werkwijze en inrichting volgens de uitvinding zijn dus niet beperkt tot wat is weergegeven en beschreven in de uitvoeringsvoorbeelden, maar alleen door de volgende conclusies.
- conclusies -

Claims (10)

1. Werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie in gebieden tussen land (1) en water (2), zoals in kustgebieden, die wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld de zee, en in geschikte gevallen voor het produceren van een vergroting van het land of de kust, met het kenmerk, dat in verbinding of relatief directe verbinding met het land (l), op een afstand van de kustlijn (3) of kuststrook en in het water (2), geleidingsinrichtingen (4) zijn aangebracht die zich vanaf de bodem (12) of het oppervlak (14) ervan uitstrekken in de richting van het wateroppervlak (15) en in geschikte gevallen houderelementen (5) zijn aangebracht in of op de grond, in het water (2) en/of op het land (1).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsinrichtingen (4) zodanig zijn aangebracht dat hun gewicht geen belasting of belangrijke belasting vormt voor de bodem (12) of het oppervlak (14) ervan.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat één of meer geleidingsinrichtingen (4) zijn aangebracht onder een hoek met het land (1) of de kustlijn (3).
4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat langs een kustgebied tenminste twee geleidingsinrichtingen (4) op een afstand van elkaar zijn aangebracht, waarbij twee aan elkaar grenzende geleidingsinrichtingen zijn aangebracht voor samenwerking met elkaar, van welke de ene is aangebracht onder een hoek van bij voorkeur minder dan 90° tot het land of de kustlijn, en de andere is aangebracht onder een hoek van bij voorkeur meer dan 90’ tot het land of de kustlijn, d.w.z. onder een hoek kleiner dan 90° gezien vanaf het land in een divergerende richting naar de eerstgenoemde geleidingsinrichting toe.
5. Werkwijze volgens conclusie 1 of 4, met het kenmerk, dat genoemde houderelementen (5) bij voorkeur zijn aangebracht in verbinding of directe verbinding met het land (1) of het gebied voor de kustlijn (3) en/of tussen het landzijdige einde van geleidingsinrichtingen (4) en in de richting van het land en tussen aan elkaar grenzende en samenwerkende geleidingsinrichtingen.
6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat langs een door erosie beïnvloed kustgebied twee geleidings-inrichtingen (4) zijn aangebracht op een afstand van elkaar, voor samenwerking met elkaar en in geschikte gevallen, wanneer het aangetaste kustgebied nogal lang is, één of meer eenheden geleidingsinrichtingen (4) zijn opgesteld op een afstand van de eerstgenoemde eenheid geleidingsinrichtingen, waarbij de relatieve hoek van de geleidingsinrichtingen, d.w.z., de richtingen naar het land toe, bij respectieve eenheden geleidingsinrichtingen kunnen variëren of verschillen in afhankelijkheid van plaatselijke omstandigheden.
7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voorafgaand aan de aanbrenging van de geleidingsinrichtingen (4) metingen worden verricht in het water (2) van tenminste bodemstromingen, oppervlaktestromin-gen en zandstromingen en bij voorkeur ook golfbewegingen of hun richting naar het land (1) of de kustlijn (3) toe en bij voorkeur bij lage druk- evenals bij hoge druk-omstandighe-den, en in geschikte gevallen ook geotechnische metingen in het kustgebied, d.w.z. in het gebied van de kustlijn (3) en naar en/of op het land (1) of de kust en/of naar het water (2), welke meetresultaten worden geregistreerd en geëvalueerd voor berekening van o.a. de richting of uitstrekking van de geleidingsinrichtingen naar of van het land, die daarna worden aangebracht, en in geschikte gevallen ook weerstandskracht of sterkte en maat of afmetingen.
8. Werkwijze volgens conclusie 1, 5 of 7, met het kenmerk, dat de houderelementen (5) zijn aangebracht om in het water (2) aanwezige deeltjes of zand op te vangen en dergelijke deeltjes of zand vast te houden voor ontwatering.
9. Inrichting voor uitvoering van de werkwijze volgens één der conclusies 1-8 voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie in gebieden tussen land (1) en water (2), zoals in kustgebieden, en in geschikte gevallen voor het produceren van een toevoeging van land of kust, waarbij de inrichting geleidingsinrichtingen (4) omvat en/of houderelementen (5), met het kenmerk, dat geleidingsinrichtingen (4) bestaan uit een wand (16), dam of ander gelei- dingselement, dat bestemd is om te worden aangebracht in, of in hoofdzaak in aan land (1) grenzend water (2), zich vanaf het oppervlak (14) van de bodem (12) uitstrekken in de richting van het oppervlak (15) van het water en in de bodem (12) te worden verankerd op een afstand onder het oppervlak (14) ervan zodat het gewicht van de geleidingsinrichtingen geen of geen wezenlijke belasting vormt voor de bodem (12), het oppervlak (14) of oppervlaktelaag van de bodem, maar het gewicht door de bodem (12) wordt geabsorbeerd op een afstand onder het oppervlak (14) of de oppervlaktelaag ervan, waarbij verankeringsinrichtingen (7), voor het verankeren van genoemde geleidingsinrichtingen (4) of de wand (16) of de wanden die worden gevormd door de geleidingsinrichtingen, een evenredig kleine dwarsdoorsnede vertonen in tenminste dat deel dat door het oppervlak (14) of de oppervlaktelaag van de bodem (12) breekt en aangrijpingsinrichtingen (19) de de belasting van het gewicht van de geleidingsinrichtingen (4) doen aangrijpen op een afstand onder het oppervlak of de oppervlaktelaag van de bodem (12) en dat in geschikte gevallen houder elementen (5) aanwezig zijn in de vorm van afzonderlijke elementen (20), die zijn bestemd om te worden aangebracht in het water (2) en/of op land (1) en in dat opzicht o.a. in verbinding met één einde van een wand (16) of de wanden (16) in geval van meerdere geleidingsinrichtingen (4) en in de richting van het land (1) of de kustlijn (3) en bij voorkeur ook tussen twee aan elkaar grenzende, samenwerkende geleidingsinrichtingen (4).
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de geleidingsinrichtingen (4) een dwarsdoorsnede bezitten van een in hoofdzaak omgekeerde V of U, waarbij één of beide poten ervan een dergelijke genoemde wand (16) of iets dergelijks vormen en zijn aangebracht om tegen een steun (8) te rusten en hierbij met de hoek tussen de poten of het gebied voor de verbinding van de poten met elkaar, waarbij de steun is verankerd door middel van genoemde verankerings-inrichting (7), die de gewichtsbelasting van de geleidings-inrichting (4), de steun (8), enz. overbrengt naar een afstand onder het oppervlak (14) of de oppervlaktelaag van de bodem (12).
NL9120021A 1990-10-03 1991-10-03 Werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie en inrichting voor uitvoering van de werkwijze. NL9120021A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
SE9003180 1990-10-03
SE9003180A SE9003180A0 (sv) 1990-10-03 1990-10-03 Sätt att förhindra skadlig inverkan av erosion samt anordning för genomförande av förfarandet

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9120021A true NL9120021A (nl) 1993-07-01

Family

ID=20380563

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9120021A NL9120021A (nl) 1990-10-03 1991-10-03 Werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie en inrichting voor uitvoering van de werkwijze.

Country Status (8)

Country Link
EP (1) EP0551353A1 (nl)
JP (1) JPH06504334A (nl)
AU (1) AU8642191A (nl)
CA (1) CA2093323A1 (nl)
DE (2) DE4192413T1 (nl)
NL (1) NL9120021A (nl)
SE (1) SE9003180A0 (nl)
WO (1) WO1992006249A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GR1001234B (el) * 1992-07-17 1993-06-30 Konstantinos Goudas Συστημα προστασιας και αναπλασης ακτων (σπαα).
DE60122347T2 (de) * 2000-08-29 2007-08-16 Artificial Surf Reefs Ltd. Methode zum küstenschutz

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US825996A (en) * 1905-10-27 1906-07-17 Jennie Whitney Continuous fascine.
FR1040576A (fr) * 1950-06-05 1953-10-16 Neyrpic Ets Perfectionnements aux procédés utilisés pour la correction des cours d'eau ou la protection des plages
US4717286A (en) * 1982-11-10 1988-01-05 Gulf Applied Technologies, Inc. Anti-scour apparatus and method

Also Published As

Publication number Publication date
DE9190136U1 (de) 1994-04-21
EP0551353A1 (en) 1993-07-21
AU8642191A (en) 1992-04-28
SE9003180D0 (sv) 1990-10-03
CA2093323A1 (en) 1992-04-04
WO1992006249A1 (en) 1992-04-16
SE9003180A0 (sv) 1992-04-07
DE4192413T1 (de) 1993-10-07
JPH06504334A (ja) 1994-05-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
King et al. The formation and movement of sand bars by wave action
Morton et al. Beach and vegetation-line changes at Galveston Island, Texas: erosion, deposition, and recovery from Hurricane Alicia
US3653216A (en) Method and apparatus for preventing erosion
Klingeman et al. Streambank erosion protection and channel scour manipulation using rockfill dikes and gabions
NL9120021A (nl) Werkwijze voor het voorkomen van erosie of schadelijke invloeden van erosie en inrichting voor uitvoering van de werkwijze.
CN212426951U (zh) 一种改良的海岸防沙系统
Hardaway Jr et al. Chesapeake Bay Shoreline Study: Headland Breakwaters and Pocket Beaches for Shoreline Erosion Control Final Report
Tanski Long Island’s Dynamic South Shore
RU2685192C1 (ru) Габионный тюфяк гибкой конструкции
JP3703194B2 (ja) 水際植生用護岸構造物
Kumar et al. Distribution of coastal cliffs in Kerala, India: their mechanisms of failure and related human engineering response
US20200308790A1 (en) Modular marine foundation
Barnes et al. The Lincolnshire coastline and the 1953 storm flood
Poff et al. Permeable wood groins: case study on their impact on the coastal system
Brown Streambank stabilization measures for highway engineers
JPH10212714A (ja) 河川の改修方法及び河川構造
TWI287064B (en) Construction for mudslide radical cure by building deep pools to store displaced rocks and water
Buzin et al. Laboratory modelling of ice jam floods on the Lena River
Anton et al. Geosystem as an Alternative to Convntional Coastal Defense
Haas et al. Bank stabilization by revetments and dikes
CN114718009A (zh) 一种利于水生态系统修复的丁坝装置及其构建方法和丁坝群
Chew et al. Beach development between headland breakwaters in a low wave energy environment, Pasir Ris, Singapore
Gibeaut et al. Geotubes along the gulf shoreline of the Upper Texas Coast: Observations during 2001
Kana et al. Design and performance of artificial beaches for the Kuwait waterfront project
El Banna Responses of Ras El Bar seafloor characteristics to the protective engineering structures, Nile delta, Egypt

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed