NL9101807A - Frituurinrichting. - Google Patents

Description

Frituurinrichtinq.

De aanvrage heeft betrekking op een frituurinrichting welke . een frituuroliereservoir met een open bovenzijde omvat en een verwarmingsorgaan ter verwarming van de frituurolie, waarbij het oliereservoir een boven gelegen frituurgedeelte heeft en een beneden gelegen verwarmingsgedeelte.

Dergelijke frituurinrichtingen zijn algemeen bekend, ondermeer uit de Europese octrooiaanvrage nr. 0.135.707.

Bij deze inrichtingen wordt de frituurolie beneden in het reservoir verwarmd met aan de benedenzijde en/of aan de zijkant aangebrachte verwarmingsorganen, hetgeen elektrische verwarmingselementen kunnen zijn of olie- of gasbranders. De verwarming van de olie onderin het oliereservoir en de afkoeling bovenin het reservoir tengevolge van het frituren van de in de olie gebrachte produkten, resulteert in een rondgaande stroming van de olie, waarbij doorgaans de inrichting zodanig geconstrueerd is dat langs een zijwand de verwarmde olie omhoog stroomt en langs een andere zijde omlaag of bij voorkeur nog langs twee of meer zijwanden omhoog en centraal in het reservoir omlaag.

Belangrijk bij deze frituurinrichtingen is er voor te zorgen dat de olie op de juiste frituur temperatuur is, op het moment dat deze in aanraking komt met de te frituren produkten. Is de temperatuur te laag dan nemen de te frituren produkten zodanig veel olie op dat de kwaliteit van het produkt sterk achteruit gaat. Een te hoge temperatuur heeft eveneens een negatief effect op de kwaliteit van het produkt, en bovendien, hetgeen welhaast nog belangrijker is, dat de olie zeer snel in kwaliteit afneemt en aanzienlijk vaker vervangen zal moeten worden dan bij gebruik op de precies juiste temperatuur.

Aangezien deze frituurinrichtingen professioneel gebruikt worden, hetgeen betekent dat gedurende een groot deel van de dag de inrichting ingeschakeld is, moet de olie op temperatuur gehouden worden en extra verwarmd worden tijdens de kortere of langere perioden dat er werkelijk gefrituurd wordt. Teneinde de inrichting zo economisch mogelijk te gebruiken is het zaak^de olie gelijkmatig te verwarmen, waarbij de temperatuur niet of zo min mogelijk boven de werktemperatuur uit komt.

De temperatuur van de olie daalt aanzienlijk nadat deze in kontakt is geweest met de te frituren produkten, welke over het algemeen een begintemperatuur hebben van ongeveer kamertemperatuur of lager. Dit houdt in dat de olie, alvorens deze opnieuw in kontakt te brengen met de te frituren produkten, over een aanzienlijk temperatuurtraject opgewarmd dient te worden. De toe te voeren warmte hiervoor is moeilijk te bepalen, hetgeen over het algemeen tot gevolg zal hebben dat de olie ten dele te veel verwarmd zal worden en ook ten dele te weinig verwarmd zal worden, met in beide gevallen alle kwalijke gevolgen vandien.

De uitvinding beoogt dit nadeel te. ondervangen en in een frituurinrichting te voorzien waarmee de olie over een geringer temperatuurbereik in het verwarmingsgedeelte verwarmd hoeft te worden. Tevens is het een doel van de uitvinding om een gelijkmatiger en beter controleerbare verwarming te verkrijgen, waarbij bovendien het energieverbruik economischer is.

Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat één of meer warmte-accumulatoren in het oliereservoir aangebracht zijn.

Een eenvoudige uitvoeringsvorm van een frituurinrichting volgens de uitvinding is die, waarbij één of meer accumulatoren recht onder het frituurgedeelte aangebracht zijn en waarbij de afgekoelde olie langs één zijde van de accumulator omlaag stroomt en langs de andere zijde weer omhoog. De olie wordt hierbij met behulp van het verwarmingsorgaan langs de onder- en/of zijkant van het reservoir op de uiteindelijke frituurtemperatuur gebracht.

De warmte-accumulator bestaat uit een lichaam met een grote warmte-capaciteit, dat opgewarmd wordt tijdens het op temperatuur houden van de olie tussen de frituurperioden in en ook tijdens het met behulp van het verwarmingsorgaan op de juiste frituur temperatuur brengen van de langs het ver-warmingsgedeelte stromende olie.

Een dergelijke warmte-accumulator kan bestaan uit een massief lichaam van een materiaal met een grote soortelijke warmte of uit een hol lichaam dat geheel of gedeeltelijk gevuld is met een materiaal of vloeistof met een grote soortelijke warmte.

De afgekoelde olie die langs de accumulator omlaag stroomt, wordt hierdoor opgewarmd, zodat het temperatuurverschil dat aanvankelijk bestond tussen de afgekoelde olie en olie op frituurtemperatuur aanzienlijk kleiner geworden is. Door dit kleinere temperatuurverschil hoeft de olie over het verwarmingstraject langs onder- en/of zijkant van het reservoir minder opgewarmd te worden, waardoor met minder vermogen verwarmd hoeft te worden en het plaatselijk te heet worden van de olie voorkomen wordt.

Het gebruik van deze warmte-accumulatoren heeft als bijkomend voordeel dat de totale hoeveelheid olie in het reservoir beduidend minder kan zijn dan zonder het gebruik van de accumulatoren. De te verwarmen hoeveelheid olie is kleiner en daarmee natuurlijk ook de uiteindelijk te vervangen hoeveelheid olie.

Op zich is de toepassing van vullichamen in dergelijke oliereservoirs bekend, bijvoorbeeld uit de Nederlandse octrooiaanvrage 74.11608. De hieruit bekende lichamen worden uitsluitend toegepast ter vermindering van de totale benodigde hoeveelheid olie en dienen in het geheel niet om warmte aan de olie af te staan.

Een nadere uitwerking van de frituurinrichting volgens de uitvinding voorziet er in dat de accumulator of accumulatoren zodanig aangebracht zijn dat de olie in een centraal gelegen gedeelte omlaag stroomt en langs de buitenzijde(n) van de accumulator(en) omhoog stroomt. De te verwarmen olie stroomt hierbij tussen de buitenzijde van de accumulator en de reservoirwand omhoog en passeert daarbij het gedeelte van de reservoirwand waar de verwarming is aangebracht.

Teneinde een goede warmte-overdracht te krijgen en tevens om een goede stroming in de olie mogelijk te maken, zijn doorgaans de reservoirwanden in het verwarmingsgedeelte schuin omlaag aangebracht. Bij een frituurinrichting met een rechthoekige vorm en een rechthoekig reservoir, hetgeen meestal de gunstigste vorm zal zijn om de inrichting op te kunnen stellen, zullen dit de tegenoverliggende lange wanden zijn.

Bij een frituurinrichting met een rond reservoir heeft de reservoirwand in het verwarmingsgedeelte de vorm van een kegelschijf. Bij een dergelijke vorm zou één accumulator toegepast kunnen worden met een cilindrisch, centraal gelegen doorstroomkanaal.

Een zeer gunstige uitvoeringsvorm van de frituurinrichting volgens de uitvinding wordt verkregen door toepassing van de warmte-accumulatoren in combinatie met een frituurinrichting waarbij het benedenste verwarmingsgedeelte van het reservoir een naar het midden toe hellende wand of wanden heeft, waarbij aan de binnenzijde en op enige afstand daarvan een binnenwand of binnenwanden zijn aangebracht.

De naar de reservoirwand toe gerichte zijde(n) van de accumulator(en) zijn hierbij evenwijdig aan de binnenwanden en kunnen daar tegenaan liggen of zich op enige afstand daarvan bevinden.

De verwarming vindt plaats onder de schuin verlopende zijden, waarbij de verwarmde olie tussen de reservoirwand en de aangebrachte binnenwand omhoog stroomt. Bij deze constructie wordt in hoofdzaak de zich tussen de wanden bevindende olie verwarmd, waarmee of de olie snel op temperatuur gebracht kan worden of in combinatie met de uitvinding, waarbij de olie over een kleiner temperatuurtraject verwarmd hoeft te worden, de verwarming aanzienlijk beter gecontroleerd uit te voeren. Hetgeen een veel gelijkmatiger verwarming inhoudt, waarbij de olie nergens te heet wordt, en voor de verwarming minder energie vereist is.

Bij deze uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding er in dat de stroming waar de olie tussen reservoirwand en binnenwand uitkomt, afgebogen wordt naar het midden van het frituurge-deelte van de inrichting. Hiermee stroomt de olie direct naar de te frituren produkten en wordt voorkomen dat de olie recht omhoog stroomt naar het raakvlak van de olie met de lucht, waar door de ontstane wervelingen het raakvlak groter wordt en door de toegenomen reactie met zuurstof uit de lucht de kwaliteit van de olie snel minder wordt.

In de afbuiging van de stroming wordt volgens de uitvinding voorzien, door de binnenwand aan de bovenzijde, waar reservoir- en binnenwand nagenoeg vertikaal staan, met de reservoirwand te verbinden, waarbij in de binnenwand op afstand van elkaar openingen aangebracht zijn.

Teneinde de stroming te geleiden en in een gunstig raakvlak voor de omlaag stromende olie met de accumulator of de accumulatoren te voorzien, helt het bovenvlak van een accumulator naar het naar beneden gerichte deel van de stroming toe. Dit heeft het bijkomende voordeel dat alle ongerechtigheden die tijdens het frituren ontstaan, zoals bijvoorbeeld resten van de te frituren produkten, en die naar beneden gaan, via het hellende bovenvlak van een accumulator in de centraal naar beneden gerichte oliestroming terecht komen.

De meeste ongerechtigheden zullen beneden in het verwar-mingsgedeelte van de inrichting, waar de oliestroom omhoog buigt, de stroming niet meer kunnen volgen en verder naar beneden afzakken. De uitvinding voorziet in een smalle uitbreiding van het reservoir tot beneden het verwarmings-gedeelte van de inrichting, die zich buiten het stromings-bereik van de olie bevindt en waar de temperatuur van de olie dan ook iets lager zal zijn dan in de rest van het reservoir. De ongerechtigheden kunnen hier verder naar beneden afzakken en verzamelen zich, aangezien deze uitbreiding volgens de uitvinding een, bij voorkeur aan of nabij de bedieningszijde van de inrichting gelegen, diepste punt heeft, op één plaats.

Bij dit diepste punt is in een aftap voorzien waardoor de olie uit het reservoir kan lopen. Natuurlijk kan deze aftap ook dienen om een accumulatie van ongerechtigheden uit het reservoir te verwijderen met slechts een gering verlies aan olie.

Om te verhinderen dat de kleinere deeltjes, die niet naar beneden afzakken, terug komen in het frituurgedeelte van de inrichting, wordt er volgens een verdere uitwerking van de uitvinding in voorzien dat bij het begin van elke binnenwand tussen de reservoir- en binnenwand een zeef aangebracht is.

Tenslotte voorziet de uitvinding in aan de buitenzijde van de schuin verlopende reservoirwand of wanden van het ver-warmingsgedeelte van de inrichting aangebrachte evenwijdige, horizontaal verlopende uitstulpingen. Hiermede wordt het oppervlak van het verwarmingsgedeelte groter en daarmee de gelijkmatige verwarming nog verder verbeterd.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een bovenaanzicht toont van een frituurinrichting met een voorkeurs opstelling van de accumulatoren volgens de uitvinding; fig. 2 een dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II toont van de frituurinrichting volgens fig. 1, en fig. 3 een lengtedoorsnede toont volgens de lijn III-III van de frituurinrichting volgens fig. 1.

In fig. 1 is met 1 de behuizing van de frituurinrichting aangegeven, waarin een naar boven toe open frituuroliere-servoir 2 in aangebracht is. In het reservoir 2 kunnen één of meer draadmanden 3 gehangen worden, waar de te frituren produkten zich in bevinden.

Verder is in deze figuur nog het centrale afvoerkanaal 4 voor de verbrandingsgassen aangegeven, waar de afzonderlijke kanalen 5 en 6 op aansluiten. Deze afzonderlijke kanalen 5,6 lopen ieder langs de bovenzijde van een schuin verlopende reservoirwand van het verwarmingsgedeelte van de inrichting en staan in verbinding met de buitenlucht middels openingen 7,8, waarin luchtkleppen 9,10 in aangebracht zijn. Hiermee is op eenvoudige wijze de trek van het afvoerkanaal 4 te regelen en daarmee een efficiënt gebruik van de door het verwarmingsorgaan 21,22 afgegeven warmte.

Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede van de inrichting waarin met 11 het bovenste frituurgedeelte en met 12 het verwarmingsgedeelte van de frituurolie aangegeven is. Direct onder de mand 3 zijn de warmte-accumulatoren 13 geplaatst, waar de afgekoelde olie na de te frituren produkten in de mand 3 gepasseerd te zijn, mee in aanraking komt.

Het verwarmingsgedeelte 12 van het reservoir heeft schuin verlopende zijden 14,15, waar ten dele evenwijdig en op afstand in het reservoir binnenwanden 16,17 zijn geplaatst. Deze binnenwanden 16,17 lopen door tot in het frituurgedeelte 11 en zijn daar omgezet en sluitend met de vertikale reservoirwanden 18,19 verbonden. Bovenin de binnenwanden 16,17 zijn op afstand van elkaar doorstroomopeningen 20 aangebracht waardoor de verwarmde olie richting de produkten in de mand 3 kan stromen.

Onder de schuine reservoirwanden 14,15 is een verwarmingsorgaan aangebracht, dat hier uit twee rijen branders 21,22 bestaat, hetgeen olie- of gasbranders zijn. Het is natuurlijk ook mogelijk om de olie elektrisch te verwarmen met elektrische verwarmingselementen die tegen de reservoir-wanden 14,15 aanliggen. De reservoirwanden 14,15 zijn voorzien van uitstulpingen 23, die het totale oppervlak van deze wanden vergroten en een betere warmteoverdracht en daardoor ook een gelijkmatiger verwarming van de olie, die tussen de reservoirwanden 14,15 en de binnenwanden 16,17 omhoog stroomt, mogelijk maken.

Evenwijdig aan de reservoirwanden 14,15 zijn in de behuizing van de inrichting wanden 24,25 aangebracht die aansluiten op de aan weerszijden geplaatste afvoerkanalen 5,6 voor de verbrandingsgassen. De behuizing van de inrichting is verder opgevuld met een isolatiemateriaal 26 dat aanligt tegen de wanden 24,25, ten dele tegen de vertikale wanden 18,19 van het reservoir en de kanalen 5,6 en de ruimte om het verwarmingsorgaan 21,22 omsluit.

Aansluitend op de wanden 14,15 heeft het reservoir een smalle voortzetting 27 verder naar beneden. De olie in dit gedeelte van het reservoir bevindt zich goeddeels buiten de rondgaande stroming van de olie en heeft dan ook een minder hoge temperatuur dan de olie elders in het reservoir. Aan de buitenzijde hiervan is een brandvrij isolatiemateriaal 28 aangebracht. Dit isolatiemateriaal is tevens tegen de begrenzing van de ruimte om de brander aangebracht.

Het onderste gedeelte 27 van het reservoir loopt schuin af naar één zijde van de inrichting (Zie fig. 3), hetgeen naar de bedieningszijde van de inrichting kan zijn of naar een andere gemakkelijk te bereiken zijde. Op het laagste punt is een aftap 29 aangebracht waardoor de olie uit het reservoir kan weglopen.

Aan de onderzijde van de binnenwanden 16,17 zijn de randen 30,31 enigszins omhoog gebogen teneinde een grotere opening tussen reservoirwanden 14,15 en binnenwanden 16,17 te verkrijgen en daarmee een betere geleiding van de stroming.

In deze openingen zijn nog zeven 32,33 aangebracht die kleine deeltjes, afbraakprodukten van de frituurolie en/of deeltjes afkomstig van de gefrituurde produkten, tegen moeten houden. Bij voorkeur worden hiervoor microzeven toegepast.

Bij het opstarten van de frituurinrichting zijn zowel de olie als ook de warmte-accumulatoren koud. Verwarming van de olie tussen de reservoirwanden 14,15 en de binnenwanden 16.17 brengt een rondgaande stroming van de olie op gang, waarbij de konstruktie met de binnenwanden er voor zorgt dat voornamelijk de olie tussen reservoirwanden 14,15 en binnenwanden 16,17 verwarmd wordt. Dit resulteert in een door de openingen 20 uitstromende olie die nagenoeg op werktemperatuur is. Stroming van deze olie langs de accumulatoren 13 zorgt dat deze ook opgewarrad worden. Opwarming van de accumulatoren 13 gebeurt ook door de warmte die, via de binnenwanden 16,17 en de olie tussen de binnenwanden 16.17 en de accumulatoren 13, de accumulatoren bereikt. De grootte van deze warmteoverdracht wordt bepaald door de afstand tussen accumulatoren en binnenwanden en is maximaal wanneer de accumulatoren tegen de binnenwanden aanliggen.

Gezien de temperatuur van de olie die door de openingen 20 naar het frituurgedeelte stroomt, kan reeds met frituren begonnen worden voordat de gehele inrichting op werktemperatuur is.

De olie die met de te frituren produkten in aanraking is geweest en daardoor afgekoeld is, wordt door de stroming in het oliereservoir langs de accumulatoren gevoerd en door de afgestane warmte in temperatuur verhoogd. De zijden 36,37 van de accumulatoren 13, die de gehele of een groot gedeelte van de bovenkant vormen, lopen schuin af naar de tegenover elkaar liggende vertikale zijden 38,39. Deze zijden 36-39 hebben een groot oppervlak en geleiden de omlaag gerichte stroming van de olie.

De stroming wordt onderin het verwarmingsgedeelte omhoog gebogen en een groot deel van de olie komt tussen de reser-voirwanden 14,15 en de binnenwanden 16,17. Om de stroming te geleiden zijn de onderste delen 30,31 van de binnenwanden 16,17 over een kleine hoek omhoog gebogen.

De olie die nu tussen de reservoirwanden 14,15 en de binnenwanden 16,17 stroomt, hoeft na in aanraking met de accumulatoren geweest te zijn aanzienlijk minder opgewarmd te worden dan anders het geval geweest zou zijn. Hierdoor kan met een geringer energieverbruik de olie weer op de juiste frituurtemperatuur gebracht worden.

Aangezien het gebruik van een dergelijke frituurinrichting zelden continu is, is er voldoende tijd voor de accumulatoren 13 om de verloren warmte weer op te nemen. Zelfs als er achter elkaar door gefrituurd zou worden, worden alleen in de beginfase, wanneer de produkten op kamertemperatuur of lager in de olie gebracht worden, de accumulatoren zwaar belast en kunnen de accumulatoren door hun grote warmteca-paciteit en de ontvangen warmte vanaf de binnenwand de afgekoelde olie blijven opwarmen.

Om de branders goed te kunnen besturen moet tenminste de temperatuur van de door de openingen 20 naar het frituurge-deelte stromende olie gemeten worden en ook de temperatuur van de langs de accumulatoren gestroomde olie, voordat deze tussen de reservoirwanden en de binnenwanden komt. Hiertoe kunnen een aantal temperatuur detectiemiddelen 40 op de hoogte van de openingen 20 in het oliereservoir geplaatst worden en een verder aantal temperatuur detectiemiddelen 41 ter hoogte van de zeven 32,33 bij de instroomopeningen.

Deze temperatuur detectiemiddelen 40,41 maken deel uit van een verder op zich bekende schakeling waarmee de olie- of gastoevoer naar de branders geregeld wordt en de temperatuur van de door de openingen 20 stromende olie bij benadering constant gehouden wordt.

Voor de kwaliteit van de olie en daarmee de mogelijke gebruiksduur is niet alleen een preciese temperatuurrege- ling van groot belang maar ook het vrij van ongerechtigheden houden van de olie.

De schuin aflopende bovenzijden 36,37 van de accumulatoren 13 zorgen er eveneens voor dat afbraakprodukten van de olie en resten van de gefrituurde produkten naar het midden afglijden en tussen de vertikale wanden 38, 39 naar beneden gaan.

De zwaardere deeltjes zullen over het algemeen niet meer met de stroming mee omhoog gaan, maar afzakken naar het onderste gedeelte 27 van het reservoir, dat zich buiten de stroming bevindt, en zich uiteindelijk verzamelen bij het diepste punt waar de aftap 29 aangebracht is.

De lichtere deeltjes die wel met de stroming mee omhoog gaan worden bij het begin van de ruimte tussen reservoir-wanden en binnenwanden tegengehouden door de daar aangebrachte microzeven 32,33.

Claims (13)

1. Frituurinrichting welke een frituuroliereservoir met een open bovenzijde omvat en een verwarmingsorgaan ter verwarming van de frituurolie, waarbij het oliereservoir een boven gelegen frituurgedeelte heeft en een beneden gelegen verwarmingsgedeelte, met het kenmerk, dat één of meer warmte-accumulatoren in het oliereservoir aangebracht zijn.

2. Frituurinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de accumulator of accumulatoren zodanig aangebracht zijn dat de olie langs een zijde omlaag stroomt en langs een andere zijde van de accumulator omhoog stroomt.

3. Frituurinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de accumulator of accumulatoren zodanig aangebracht zijn dat de olie in een centraal gelegen gedeelte omlaag stroomt en langs de buitenzijde(n) van de accumulator(en) omhoog stroomt.

3. Frituurinrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het hele of het grootste deel van het bovenvlak van de accumulator of de bovenvlakken van de accumulatoren naar het naar beneden gerichte deel van de oliestroming hellen.

5. Frituurinrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de naar de reservoirwand toe gerichte zijde van de accumulator of zijden van de accumulatoren daaraan evenwijdig zijn.

6. Frituurinrichting volgens conclusie 1-4, waarbij het verwarmingsgedeelte van het reservoir een naar het midden toe hellende wand of wanden heeft, waarbij aan de binnenzijde van het reservoir en op enige afstand daarvan een binnenwand of binnenwanden zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de naar de reservoirwand toe gerichte zijde van de accumulator of zijden van de accumulatoren evenwijdig zijn met de binnenwand of binnenwanden.

7. Frituurinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de naar de reservoirwand toe gerichte zijde van de accumulator of zijden van de accumulatoren zich op enige afstand van de binnenwand of binnenwanden bevinden.

8. Frituurinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de frituurinrichting rechthoekig van vorm is, waarbij de accumulatoren in één of meer paren langs tegenoverliggende zijden aangebracht zijn.

9. Frituurinrichting volgens conclusie 6-8, met het kenmerk, dat beneden in de ruimte tussen reservoirwand en binnenwand zeven aangebracht zijn.

10. Frituurinrichting volgens conclusie 6-9, met het kenmerk, dat de binnenwand, waar reservoir- en binnenwand een nagenoeg verticaal verloop hebben, sluitend tegen de reservoirwand bevestigd is, waarbij op afstand van elkaar in het bovenste verticale deel van de binnenwand doorstroomopenin-gen aangebracht zijn.

11. Frituurinrichting volgens één van de conclusies 6-10, met het kenmerk, dat aan de buitenzijde van de hellende reservoirwanden evenwijdige, horizontaal verlopende uitstulpingen zijn aangebracht.

12. Frituurinrichting volgens één of meer van de conclusies l-ll, met het kenmerk, dat het reservoir aansluitend op de wanden van het verwarmingsgedeelte van de inrichting een nauwe uitbreiding naar beneden heeft, met een naar één punt aflopende bodem, welke uitbreiding zo ver naar beneden gaat dat het zich buiten het stromingsgebied van de olie bevindt.

13. Frituurinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat op het diepste punt van de nauwe uitbreiding een aftaporgaan aangebracht is.