NL9101499A - Werkwijze en inrichting voor het plaatsen van een richtstok. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET PLAATSEN VAN EEN RICHTSTOK

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het naast een boom plaatsen van een richtstok door het kiezen van een geschikte locatie naast de boom, het op de gekozen locatie vormen van een in hoofdzaak verticaal gat in de bodem, en het in het gat plaatsen van de stok, en op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Het is algemeen bekend bomen, in het bijzonder laanbomen, te richten door voor aanvang van hun groeiperiode naast elke boom een in hoofdzaak rechte stok stevig in de bodem te plaatsen, en de stam van de boom op verschillende locaties vast met de stok te verbinden. De boomstam zal zich dan tijdens de groeiperiode, wanneer hij relatief eenvoudig te vervormen is, richten naar de richtstok. Dit is van groot belang, aangezien voor de classificatie van laanbomen, een hoge waarde wordt toegekend aan een zo recht mogelijke stam. Aangezien de boomstam uitsluitend tijdens de groeiperiode goed vervormbaar is moeten eenmaal per jaar in een kort tijdsbestek grote aantal richtstekken geplaatst worden.

Bij het plaatsen van de richtstokken vormt telkens één arbeider met een grondboor of hoge drukspuit een gat in de bodem, en plaats een andere arbeider een stok in het zo gevormde gat. Deze bekende wijze van het plaatsen van de stokken heeft echter verschillende nadelen.

Ten eerste zal het gevormde gat als gevolg van het bewegen van de boor of spuit vaak een verwijde opening vertonen, waardoor het gat na het plaatsen van de richtstok aangestampt of gedrukt dient te worden teneinde te waarborgen dat de stok stevig staat. Daarnaast is de maatvoering van de richtstokken, waarvoor meestal bamboe gebruikt wordt niet altijd constant, zodat de diameter van een gevormd gat vaak te groot of te klein zal zijn. Bovendien is een boor niet flexibel, zodat wanneer bij het boren op een hard stuk, bijvoorbeeld een wortel gestuit wordt een nieuw gat gevormd moet worden op een andere plaats. Het spuiten van gaten heeft daarnaast als nadeel, dat hierdoor de bodem zacht wordt, en de stok dus weinig houvast biedt. Tenslotte is het vormen van de gaten en het daarin zetten van de stokken lichamelijk zware, en geestdodende arbeid, waardoor het niet eenvoudig is voldoende geschikte arbeidskrachten te vinden, en waardoor de produktiviteit van de arbeidskrachten met name 's zomers erg laag ligt.

De onderhavige uitvinding beoogt te voorzien in een werkwijze waarbij deze nadelen zich niet voordoen. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de stok over een deel van zijn lengte aangegrepen en in hoofdzaak verticaal boven de gekozen locatie gebracht wordt, en vervolgens het gat gevormd wordt door het gelijkmatig, evenwijdig aan zijn lengterichting in de bodem duwen van de richtstok. Op deze wijze wordt altijd een de richtstok nauw omsluitend gat gevormd. Doordat de richtstok in tegenstelling tot een boor enigszins vervormbaar is, zoekt de stok zich bovendien een weg langs obstakels in de bodem, zodat hij in één beweging geplaatst kan worden.

Wanneer de richtstok machinaal aangegrepen, boven de locatie gebracht en in de bodem geduwd wordt, kan eenvoudig een groot aantal stokken geplaatst worden in een relatief kort tijdsbestek.

De uitvinding beoogt verder een inrichting te verschaffen waarmee de hierboven beschreven werkwijze op eenvoudige wijze en tegen geringe kosten uitgevoerd kan worden. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, door een inrichting die voorzien is van een verplaatsbaar gestel, middelen voor het over een deel van zijn lengte vastklemmen van de stok, de klemmiddelen met het gestel verbindende, beweegbare positioneringsmiddelen voor het boven een gekozen locatie brengen van de stok, en middelen voor het gelijkmatig verplaatsen van de klemmiddelen in een in hoofdzaak dwars op de bodem gerichte richting. Een dergelijke inrichting maakt het mogelijk de richtstokken op velerlei wijze te manipuleren, alvorens ze in de bodem te drukken. Hierdoor kunnen de richtstokken op elke gewenste plaats en in elke gewenste stand naast de boom geplaatst worden.

Wanneer de klemmiddelen een paar door eerste hydraulische bedieningsmiddelen aangedreven, tussen een open en een gesloten stand beweegbare, met veerkrachtig materiaal beklede bekken omvatten, kan een richtstok eenvoudig en zonder gevaar voor beschadiging vastgeklemd en weer losgelaten worden. Bij voorkeur is de werkdruk van de eerste hydraulische bedieningsmiddelen instelbaar, zodat de klem-kracht aangepast kan worden aan de te plaatsen stok.

Een constructieve eenvoudige inrichting wordt verkregen, wanneer de positioneringsmiddelen gevormd worden door een om tenminste één as zwenkbare positioneringsarm. Teneinde extra verplaatsingsmogelijkheden te verschaffen, kan de positioneringsarm verschuifbaar met het gestel verbonden zijn.

Wanneer het gestel wielen en een de wielen aandrijvende krachtbron vertoont, en de klemverplaatsingsmidde-len gevormd worden door een op de positioneringsmiddelen aangebracht geleidingsorgaan, waarlangs de klemmiddelen in hoogterichting verplaatsbaar zijn, en door aandrijvend met de klemmiddelen verbonden tweede hydraulische bedieningsmiddelen, kan de inrichting geheel zelfstandig gebruikt worden.

Een minder kostbare inrichting wordt verkregen, wanneer het gestel aangebracht is op een de klemverplaat-singsmiddelen vormend hefmechanisme van een tractor.

Teneinde te waarborgen dat de richtstokken onder alle omstandigheden stevig in de bodem geplaatst kunnen worden, kunnen er met het gestel verbonden verzwaringsmidde-len aanwezig zijn.

Genoemde en andere kenmerken van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding worden hierna toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen aangeduid worden met overeenkomstige verwijzings-cijfers, en waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van het gebruik van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bij een werkwijze volgens de uitvinding, fig. 2 een perspectivisch aanzicht is van een deel van de inrichting van fig. 1 tijdens een volgende fase van de werkwijze, en fig. 3 een perspectivisch aanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Een stok 1 voor het richten van een fruitboom 2 (fig. 1) wordt over een deel van zijn lengte aangegrepen en op een geschikte plaats en in een geschikte stand haast de boom 2 in de bodem 3 geduwd met behulp van een inrichting 4.

De inrichting 4 omvat een gestel 5, waarop een beweegbare positioneringsarm 6 is aangebracht. De arm 6 vertoont een drietal zwenkverbindingen 7 met staande aslijn, en is aan zijn vrije uiteinde 8 voorzien van een geleidings-orgaan 9, waarlangs klemmiddelen 10 in hoogterichting verplaatsbaar zijn.

De klemmiddelen 10 omvatten een paar zwenkbaar op een mof 11 aangebracht bekken 12. De bekken 12 zijn ook voorzien van een bedieningsarm 13, en de bedieningsarmen 13 zijn onderling verbonden door eerste hydraulische bedie-ningsmiddelen in de vorm van een cilinder 14, welke de bekken 12 beweegt tussen hun open en hun gesloten stand. De bekken 12 zijn elk bekleed met een laag veerkrachtig materiaal 15, bijvoorbeeld rubber, teneinde beschadiging van de richtstokken 1 te voorkomen. Bovendien kan de werkdruk van de hydraulische cilinder 14, en daarmee de klemkracht van de bekken 12 ingesteld worden.

De mof 11 waarop de klemmiddelen 10 zijn aangebracht vertoont een pen 16 (fig. 2), die door een in het geleidingsorgaan 9 aangebrachte sleuf 17 steekt, en die verbonden is met één einde 18 van tweede hydraulische bedie-ningsmiddelen in de vorm van een in het geleidingsorgaan 9 opgenomen cilinder 19, waarvan het andere einde 20 aan de bovenzijde van het geleidingsorgaan 9 bevestigd is.

Zowel de eerste hydraulische cilinder 14 als de tweede hydraulische cilinder 19 is over aan weerszijden van de cilinder 14,19 aangebrachte hydraulische toevoer- en afvoerleidingen 21,22 verbonden met een bedieningsorgaan 23 in de vorm van een zogeheten joystick, waarmee de stroming van hydraulische vloeistof in de leidingen en derhalve de beweging van de cilinders 14,19 bestuurd wordt.

Bij gebruik van de inrichting 4 wordt het verrijdbare gestel 5 tot bij een te richten boom 2 gereden, en wordt een richtstok 1 uit een op het gestel 5 aangebrachte voorraadhouder 24 genomen en tussen de geopende bekken 12 van de klemmiddelen 10 geplaatst. Door het bewegen van de joystick 23 worden de bekken 12 door middel van de eerste hydraulische bedieningsmiddelen 14 naar hun gesloten stand bewogen, waardoor de richtstok 1 over een deel van zijn lengte ingeklemd wordt. Vervolgens worden de positionerings-arm 6 en het geleidingsorgaan 9 door middel van hun handgrepen 25,26 zodanig gemanipuleerd, dat de ingeklemde richtstok 1 in een geschikte positie gebracht wordt ten opzichte van de boom 2 (fig. 1). Dan worden door het bewegen van de joystick 23 de klemmiddelen 10 door de tweede hydraulische bedieningsmiddelen 19 langs het geleidingsorgaan 9 gelijkmatig omlaag verplaatst, waardoor de stok 1 in de bodem 3 geduwd wordt (fig. 2). Tenslotte worden de bekken 12 weer geopend, en wordt de stok 1 losgelaten.

Wanneer aan het eind van de slag van de tweede hydraulische cilinder 19 de stok 1 nog niet diep genoeg in de bodem 3 steekt, kan de mof 11 omhoog bewogen worden, waarna de bekken 12 weer om de stok 1 gesloten worden en de stok 1 verder de bodem 3 ingeduwd kan worden.

Teneinde te voorkomen dat de inrichting 4 van de grond gelicht wordt door de reactiekrachten die optreden bij het de bodem 3 induwen van de richtstok 1, zijn in het gestel 5 verzwaringsmiddelen 27 in de vorm van ballastblok-ken aangebracht.

Wanneer het gewenst is het bereik van de inrich- ting 4 te vergroten, kan de positioneringsarm 6 verschuifbaar in het gestel 5 opgenomen worden, en door een klem- of pen-gatverbinding in een bepaalde uitgeschoven stand gefixeerd worden.

Indien het wenselijk is de richtstokken 1 schuin de bodem 3 in te drijven, kan de positioneringsarm 6 ook voorzien zijn van een zwenkverbinding met liggende aslijn. Een dergelijke zwenkverbinding moet uiteraard een blokke-ringsmechanisme vertonen.

Bij een eenvoudiger uitvoeringsvorm van de inrichting 4 volgens de uitvinding is het gestel 5 niet zelfstandig verrijdbaar, maar bevestigd aan de achterzijde van een (hier niet getoonde) tractor (fig. 3). De klemmiddelen 10 zijn in deze uitvoeringsvorm niet in hoogterichting verplaatsbaar ten opzichte van de positioneringsarm 6, maar het gehele gestel 5 kan door middel van een op zich bekend, op de tractor aangebracht driepunts-hefmechanisme 28 in hoogterichting verplaatst worden.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het naast een boom plaatsen van een richtstok, door het kiezen van een geschikte locatie naast de boom, het op de gekozen locatie vormen van een in hoofdzaak verticaal gat in de bodem, en het in het gat plaatsen van de stok, met het kenmerk, dat de stok over een deel van zijn lengte aangegrepen en in hoofdzaak verticaal boven de gekozen locatie gebracht wordt, en vervolgens het gat gevormd wordt door het gelijkmatig, evenwijdig aan zijn lengterichting in de bodem duwen van de richtstok.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de richtstok machinaal aangegrepen, boven de locatie gebracht en in de bodem geduwd wordt.

3. Inrichting voor het naast een boom plaatsen van een richtstok, voorzien van een verplaatsbaar gestel, middelen voor het over een deel van zijn lengte vastklemmen van de stok, de klemmiddelen met het gestel verbindende, beweegbare positioneringsmiddelen voor het boven een gekozen locatie brengen van de stok, en middelen voor het gelijkmatig verplaatsen van de klemmiddelen in een in hoofdzaak dwars op de bodem gerichte richting.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de klemmiddelen een paar door eerste hydraulische bedie-ningsmiddelen aangedreven, tussen een open en een gesloten stand beweegbare, met veerkrachtig materiaal beklede bekken omvatten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de werkdruk van de eerste hydraulische bedienings-middelen instelbaar is.

6. Inrichting volgens één der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen gevormd worden door een om tenminste één as zwenkbare positioneringsarm.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de positioneringsarm verschuifbaar met het gestel verbonden is.

8. Inrichting volgens één der conclusies 3-7, met het kenmerk, dat het gestel wielen en een de wielen aandrijvende krachtbron vertoont, en de klemverplaatsingsmiddelen gevormd worden door een op de positioneringsmiddelen aangebracht geleidingsorgaan, waarlangs de klemmiddelen in hoog-terichting verplaatsbaar zijn, en door aandrijvend met de klemmiddelen verbonden tweede hydraulische bedieningsmidde-len.

9. Inrichting volgens één der conclusies 3-7, met het kenmerk, dat het gestel aangebracht is op een de klemverplaatsingsmiddelen vormend hefmechanisme van een tractor.

10. Inrichting volgens één of meer der conclusies 3-9, gekenmerkt door met het gestel verbonden verzwarings-middelen.