NL9101129A - Opslagreservoir voor milieubelastende vloeistoffen en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk opslagreservoir. - Google Patents

Description

Titel: Opslagreservoir voor milieubelastende vloeistoffen en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk _opslagreservoir.

De uitvinding heeft betrekking op een opslagreservoir voor milieubelastende vloeistoffen, welk opslagreservoir een gegraven bassin omvat voorzien van een bodemfolie en van tenminste één leiding voor het aan- en afvoeren van de te bewaren vloeistoffen; alsmede op een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk opslagreservoir.

Het is een bekende technologie om milieubelastende vloeistoffen op te slaan in uitgegraven bassins, die van een bodemfolie zijn voorzien. In het bijzonder in het geval dat de vloeistof een sterke geur heeft, wordt deze veelal ook afgedekt met een afdekfolie.

Een probleem, dat zich bij een dergelijke opslagmethode voordoet is, dat het zeer moeilijk is om de afdekfolie in de juiste positie te houden. Dit is een gevolg van de optredende windbelasting, waardoor de afdekfolie de neiging heeft plooien te vormen en naar één zijde van het bassin te drijven en/of te scheuren. Een andere oorzaak wordt gevormd door de wisselende niveaustanden die bij een actief gebruikt bassin optreden. Een derde oorzaak is de door uit de vloeistof tredende gassen teweeg gebrachte blaasvorming.

Met betrekking tot de bodemfolie dient te worden voorkomen, dat deze losraakt van de bassinbodem, als gevolg van de grondwaterdruk en uit de bodem vrijkomende gassen. Hiertoe wordt normaliter de bodem van het bassin boven het hoogste grondwaterniveau gelegd. Dit vergt veelal aanzienlijke grondaanvoer van elders om de dijken te kunnen bouwen, die de wanden van het bassin dienen te vormen.

Voorts wordt meestal nog een stortlaag van ballast-materiaal op de bodemfolie aangebracht, hetgeen de bassininhoud reduceert en extra kosten meebrengt.

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen en meer in het algemeen een doeltreffend en betrouwbaar opslagreservoir voor milieubelastende vloeistoffen ter beschikking te stellen, dat in het bijzonder geschikt is voor het tijdelijk opslaan van zeer grote hoeveelheden van dergelijke milieubelastende vloeistoffen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een opslagreservoir van de boven beschreven soort daardoor gekenmerkt dat boven de bodemfolie een tweede folie is voorzien; dat tussen de bodemfolie en de tweede folie de tenminste ene leiding tenminste één uitstroomopening respectievelijk instroomopening heeft voor het toevoeren respectievelijk afvoeren van te bewaren vloeistof aan respectievelijk uit de ruimte tussen de bodemfolie en de tweede folie; dat in gebruik op de tweede folie een watermassa van schoon water is aangebracht; en dat middelen zijn voorzien om het niveau van de watermassa in hoofdzaak constant te houden.

Een werkwijze voor het vervaardigen van een opslagreservoir voor milieubelastende vloeistoffen wordt daardoor gekenmerkt dat een bassin met een geschikte diepte wordt gegraven, dat de bij het graven vrijgekomen grond althans deels wordt gebruikt om een wal rond het bassin te vormen, dat in het bassin een bodemfolie wordt aangebracht, voorzien van aansluitingen voor tenminste één aan- respectievelijk afvoerleiding; dat de omtreksrand van de bodemfolie langs de bovenrand van het bassin wordt vastgezet; dat een bovenfolie wordt aangebracht; dat de omtreksrand van de bovenfolie langs de bovenrand van het bassin wordt vastgezet; dat tussen de bovenfolie en de bodemfolie nabij de omtreksranden daarvan gasafvoermiddelen worden aangebracht; dat in het middengebied van de bovenfolie tenminste één ballastelement wordt aangebracht; en dat op de bovenfolie tot een vooraf bepaald niveau een watermassa wordt aangebracht.

Opgemerkt wordt, dat uit het Amerikaanse octrooi-schrift 3052380 een inrichting voor het opslaan van aardolie-produkten bekend is, welke inrichting eveneens een gegraven bassin omvat, dat van een bodemfolie is voorzien. In het bekende bassin is een behoudends aan- en afvoerleidingen geheel gesloten vloeistofhouder van flexibel synthetisch materiaal aangebracht, die met de te bewaren vloeistof gevuld kan worden. In gevulde toestand heeft de vloeistofhouder de complementaire vorm van het bassin. In niet geheel gevulde of ledige toestand drijft de vloeistofhouder op een onderin het bassin gebrachte watermassa. In alle gevallen staat de bovenwand van de vloeistofhouder derhalve direkt bloot aan atmosferische invloeden en weersinvloeden. Volgens de uitvinding daarentegen is de bovenfolie nu juist voortdurend tegen dergelijke invloeden beschermd.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont schematisch in doorsnede een voorbeeld van een opslagreservoir volgens de uitvinding in gevulde toestand; figuur 2 toont schematisch in doorsnede het reservoir van figuur 1 in half gevulde toestand; figuur 3 toont schematisch in doorsnede het reservoir van figuur 1 in lege toestand; figuur 4 toont schematisch een voorbeeld van een gasafvoerleiding voor een reservoir volgens de uitvinding; en figuur 5 toont schematisch een variant van figuur 4.

Het in de figuren getoonde opslagreservoir 1 omvat een gegraven bassin 2, dat begrensd wordt door een rond het bassin aangebrachte wal 3. De wal 3 kan met voordeel gevormd zijn uit de bij het graven van het bassin vrij gekomen grond. Zoals uit het volgende nog zal blijken is het bij een opslagreservoir volgens de uitvinding niet nodig om de bodem van het bassin hoger dan het hoogste grondwaterniveau te leggen, zodat alle vrijheid bestaat om de afmetingen en diepte van het bassin zodanig te kiezen, dat de wal 2 inderdaad met de bij het graven van het bassin vrij gekomen grond kan worden gevormd. Hierdoor kan onnodig zandtransport worden vermeden. Het niveau van het maaiveld is in figuur 1 bij 4 aangegeven.

Het bassin heeft in het getoonde voorbeeld een vlakke bodem met daarop aansluitende zich niet al te steil naar buiten en opwaarts uitstrekkende wanden 5.

In het bassin is een bij voorkeur ter plaatse geconfectioneerde bodemfolie 6 aangebracht, die op de bodem en tegen de zijwanden ligt tot op een niveau dat gelijk is aan dat van de bovenrand van het bassin of dat zeer nabij de bovenrand ligt. In de tekening is duidelijkheidshalve de bodemfolie 6 tot iets onder de rand van het bassin getekend. De bodemfolie is voorzien van een of meer aansluitingen op één of meer aan- en afvoerleidingen. In het getoonde voorbeeld is één aan- en afvoerleiding voor te bewaren vloeistof aangegeven bij 7 en zijn drie aansluitingen in het gebied van de vlakke bodem 4 schematisch getoond bij 8.

In het getoonde voorbeeld is de bodemfolie langs de bovenrand met een randstrook 9 om een buisvormig of op andere geschikte wijze gevormd de bovenrand van het bassin volgend rondgaan steunorgaan 10 geslagen en is de randstrook in de wal ingegraven. De bodemfolie kan echter ook langs de rand aan de nog te beschrijven bovenfolie bevestigd zijn, bijvoorbeeld door lassen, en/of samen met de bovenfolie met een omgeslagen randstrook zijn ingegraven.

De randen van een folie of van beide folies kunnen . ook zijn versterkt en van bevestigingsogen zijn voorzien en zijn vast gemaakt aan een betonnen of metalen veranke-ringsconstructie, al dan niet in de wal ingegraven.

De bovenfolie is met 11 aangegeven en is eveneens bij voorkeur ter plaatse geconfectioneerd. In het getoonde voorbeeld is de bovenfolie met een randstrook 12 om een rondgaand steunorgaan 13 geslagen en in de wal 3 ingegraven.

Zoals reeds opgemerkt, kan het steunorgaan 13 hetzelfde steunorgaan zijn als het steunorgaan 10 van de bodemfolie.

In ledige toestand van het reservoir, dat wil zeggen de toestand waarin het reservoir geen te bewaren vloeistof bevat, ligt de bovenfolie op de bodemfolie, zoals in figuur 3 is getoond. Bovenop de bovenfolie bevindt zich een watermassa 14 van schoon, althans niet milieubelastend water. De bovenfolie staat derhalve niet bloot aan weersinvloeden in het bijzonder aan invloeden van zonlicht en wind.

De watermassa 14 vult het bassin tot op een door een overstort, die schematisch bij 15 is aangegeven, bepaald maximaal niveau. De overstort is voorzien van één of meer aan- respectievelijk afvoerleidingen 16 voor water via welke het vloeistofniveau in het reservoir constant gehouden kan worden. Hiertoe kan bijvoorbeeld in de overstort of elders een waterniveaudetector zijn aangebracht, die bijvoorbeeld een watertoevoerkraan of een pomp kan besturen. Als niveaudetector kan een eenvoudige vlotter dienst doen. De overstort kan een aantal vertikale buizen omvatten, maar kan ook een althans deels rondgaande goot omvatten, die eventueel dienst kan doen als bevestigings- orgaan voor de bodemfolie en/of de bovenfolie.

Door de aanwezigheid van de watermassa 14 wordt de bodemfolie voldoende belast om losraken daarvan van de bassinbodem als gevolg van grondwaterdruk of uit de bodem vrij komende gassen te voorkomen.

Indien het reservoir gevuld dient te worden, wordt via de leiding(en) 7 en de aansluitingen 8 de te bewaren vloeistof toegevoerd tussen de bodemfolie en de bovenfolie. De bovenfolie en het volume van de ruimte tussen bovenfolie en bodemfolie neemt geleidelijk toe.

Teneinde tijdens het vullen respectievelijke ledigen van het reservoir de bovenfolie strak gespannen te houden is de bovenfolie in het middengebied daarvan verzwaard met behulp van een op de folie geplaatst ballastelement 17. Het ballastelement kan bijvoorbeeld een (gewapend) betonnen strook of schijf zijn.

Naarmate het volume tussen de bovenfolie en de bodemfolie toeneemt vermindert de watermassa die boven op de bovenfolie ligt, doordat via de overstort 15 en de daarmee verbonden leiding(en) 16 water wegvloeit.

Het niveau van de waterspiegel van de massa 14 verandert hierbij niet, zodat de op de bodemfolie heersende druk in hoofdzaak constant blijft en onafhankelijk is van de mate waarin het reservoir met te bewaren vloeistof is gevuld.

Figuur 2 toont het reservoir in ongeveer half gevulde toestand. Met 18 is de massa te bewaren vloeistof aangegeven. Uit de vloeistof 18 vrij komende gassen verzamelen zich tussen de bodemfolie en de bovenfolie langs de bovenrand daarvan. Dit wordt bevorderd door het ballastelement dat bewerkstelligt, dat de onderzijde van de bovenfolie steeds een vanuit het midden naar de rand oplopend gelei-dingsvlak voor gasbellen vormt. Ter plaatse van de rand van de beide folies is tussen de folies in een gasafvoerleidinq- stelsel aangebracht, dat bijvoorbeeld een van openingen voorziene ringleiding kan zijn, die met één of meer afzuig-leidingen is verbonden.

De ringleiding kan met voordeel tevens het rondgaande steunorgaan 13 vormen, zoals getoond in figuur 2. Bij 19 is in figuur 2 een gasafzuigleiding getoond, die onder de ingegraven rand van de bovenfolie door is geleid. Figuur 4 toont een alternatieve uitvoering, waarbij de leiding 19 met behulp van op zichzelf bekende standaard hulpstukken door de bovenfolie is gevoerd. Indien het steunorgaan 13 van de bovenfolie en het steunorgaan 10 van de bodemfolie tot een enkel steunorgaan voor beide folies zijn gecombineerd en dit enkele steunorgaan tevens de ringleiding voor gasafvoer vormt, dient in de onderfolie een aantal doorvoeropeningen voor het af te voeren gas te zijn aangebracht, welke doorvoeropeningen corresponderen met openingen in de ringleiding.

Het door de overstort 15 bepaalde maximale vloeistof niveau dient onder het niveau van de gasafvoeropeningen in de ringleiding te liggen. Vanzelfsprekend kan desgewenst ook een afzonderlijke gasafvoerringleiding zijn toegepast, die niet tevens een rondgaan steunorgaan vormt. Ook kunnen van buiten af door de bovenfolie of door de onderfolie een aantal gasafvoerbuisjes zijn gestoken, die uit de ruimte boven de vloeistof tussen de onderfolie en de bovenfolie gas kunnen afvoeren.

Figuur 1 toont het reservoir in gevulde toestand.

Ook in de gevulde toestand bevindt zich nog steeds een watermassa 14 op de bovenfolie, zodat de bovenfolie niet bloot staat aan windbelasting of andere weersinvloeden.

Bij het ledigen van het reservoir via het leidingstel-sel 7 neemt de vloeistofhoeveelheid 18 geleidelijk af en wordt de watermassa 14 aangevuld tot uiteindelijk de situatie van figuur 3 weer is bereikt.

Een opslagreservoir volgens de uitvinding is bijzonder geschikt voor opslag van grote hoeveelheden milieubelastende vloeistoffen, zoals deze bijvoorbeeld in de aardappelmeelindustrie maar ook op andere plaatsen kunnen ontstaan. Gedacht kan worden aan opslaghoeveel-heden van bijvoorbeeld 1000 m3 tot 500.000 m3.

Eventueel geproduceerde gassen kunnen geen grote bellen vormen onder de bovenfolie en deze opstuwen, en kunnen direkt opgevangen en zonodig behandeld worden om stankoverlast te voorkomen.

Doordat de vloeistofdruk op de bodemfolie steeds constant blijft, ongeacht de vullingsgraad van het reservoir kan de bodemfolie niet los raken van de bassinbodem en behoeft geen rekening te worden gehouden met de grondwaterstand. De diepte van het bassin kan derhalve zonder problemen zodanig worden gekozen, dat uit de uitgegraven grond de het bassin omgevende wal gevormd kan worden, tenslotte blijft de bovenfolie steeds beschermd door de zich daarop bevindende watermassa.

Opgemerkt wordt, dat na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen.

Genoemd werden reeds de verschillende mogelijkheden om de folieranden te verankeren en om vrijgekomen gassen af te voeren. Ook de vloeistoftoevoerleidingen en het niveauregelsysteem kunnen op verschillende op zichzelf bekende wijzen worden uitgevoerd. Figuur 5 toont schematisch een voorbeeld van een betonnen bassinrand 30, die is voorzien van een gasverzamelkanaal 31, dat via door de bovenfolie gevoerde afvoerpijpjes 32 met een gasafvoer-leidingstelsel is verbonden. De bodemfolie ligt onder de rand 30 en de bovenfolie is op de rand 30 vastgezet.

Deze en soortgelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

Claims (13)

1. Opslagreservoir voor milieubelastende vloeistoffen, welk opslagreservoir een gegraven bassin omvat voorzien van een bodemfolie, en van tenminste één leiding voor het aan- en afvoeren van de te bewaren vloeistoffen, met het kenmerk, dat boven de bodemfolie een tweede folie is voorzien; dat tussen de bodemfolie en de tweede folie de tenminste ene leiding tenminste één uitstroomopening respectievelijk instroomopening heeft voor het toevoeren respectievelijk afvoeren van te bewaren vloeistof aan respectievelijk uit de ruimte tussen de bodemfolie en de tweede folie; dat in gebruik op de tweede folie een watermassa van schoon water is aangebracht; en dat middelen zijn voorzien om het niveau van de watermassa in hoofdzaak constant te houden.

2. Opslagreservoir volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ter hoogte van de omtreksrand van de bodemfolie en de bovenfolie tussen beide folies in tenminste één gasafvoerleiding is aangebracht voor het afvoeren van uit de te bewaren vloeistof vrij komende gassen.

3. Opslagreservoir volgens 1 of 2, met het kenmerk, dat de bovenfolie in het middengebied met tenminste één ballastelement is verzwaard.

4. Opslagreservoir volgens 3, met het kenmerk, dat het ballastelement uit beton is vervaardigd.

5. Opslagreservoir volgens één der conclusies 2 t/m 4, met het kenmerk, dat de gasafvoerleiding een ringleiding omvat die zich langs de bovenrand van het reservoir uitstrekt.

6. Opslagreservoir volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ringleiding tevens een steunorgaan voor de omtreksrand van tenminste één der folies vormt.

7. Opslagreservoir volgens een der conclusies 2 t/m 6, met het kenmerk, dat de gasafvoerleiding een in een betonnen rand gevormd kanaal omvat, die in verbinding staat met door tenminste één der folies gevoerde doorvoer-pijpjes.

8. Opslagreservoir volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen om het niveau van de watermassa in hoofdzaak constant te houden tenminste één overstort, en tenminste één daarmee verbonden afvoerlei-ding voor water en tenminste één aanvoerleiding voor water omvatten.

9. Opslagreservoir volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen om het niveau van de watermassa in hoofdzaak constant te houden een vlotterorgaan en door het vlotterorgaan bestuurde watertoevoermiddelen omvatten.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van een opslagreservoir voor milieubelastende vloeistoffen, met het kenmerk, dat een bassin met een geschikte diepte wordt gegraven, dat de bij het graven vrijgekomen grond althans deels wordt gebruikt om een wal rond het bassin te vormen, dat in het bassin een bodemfolie wordt aangebracht, voorzien van aansluitingen voor tenminste één aan- respectievelijk afvoerleiding; dat de omtreksrand van de bodemfolie langs de bovenrand van het bassin wordt vastgezet; dat een bovenfolie wordt aangebracht; dat de omtreksrand van de bovenfolie langs de bovenrand van het bassin wordt vastgezet; dat tussen de bovenfolie en de bodemfolie nabij de omtreks-randen daarvan gasafvoermiddelen worden aangebracht; dat in het middengebied van de bovenfolie tenminste één ballastelement wordt aangebracht; en dat op de bovenfolie tot een vooraf bepaald niveau een watermassa wordt aangebracht.

11. Werkwijze conclusie 10, met het kenmerk, dat tenminste één der folies ter plaatse wordt geconfectioneerd.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat van tenminste één der folies een randstrook om een rondgaand steunorgaan wordt geslagen en ingegraven.

13. Werkwijze volgens één der conclusies 10 t/m 12, met het kenmerk, dat de diepte en afmetingen van het bassin zodanig worden gekozen, dat de uitgegraven grond in hoofdzaak gebruikt kan worden om een althans deels de zijwanden van het bassin vormende wal rondom het bassin te vormen.