NL9100504A - Milieubescherming voor onder de zeespiegel gelegen olieputten. - Google Patents

Milieubescherming voor onder de zeespiegel gelegen olieputten. Download PDF

Info

Publication number
NL9100504A
NL9100504A NL9100504A NL9100504A NL9100504A NL 9100504 A NL9100504 A NL 9100504A NL 9100504 A NL9100504 A NL 9100504A NL 9100504 A NL9100504 A NL 9100504A NL 9100504 A NL9100504 A NL 9100504A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
chamber
balloon
pressure
main body
conduit
Prior art date
Application number
NL9100504A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Cooper Ind Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cooper Ind Inc filed Critical Cooper Ind Inc
Publication of NL9100504A publication Critical patent/NL9100504A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B43/00Methods or apparatus for obtaining oil, gas, water, soluble or meltable materials or a slurry of minerals from wells
    • E21B43/01Methods or apparatus for obtaining oil, gas, water, soluble or meltable materials or a slurry of minerals from wells specially adapted for obtaining from underwater installations
    • E21B43/0122Collecting oil or the like from a submerged leakage
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B33/00Sealing or packing boreholes or wells
    • E21B33/02Surface sealing or packing
    • E21B33/03Well heads; Setting-up thereof
    • E21B33/035Well heads; Setting-up thereof specially adapted for underwater installations
    • E21B33/037Protective housings therefor
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/5762With leakage or drip collecting

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)

Description

UITTREKSEL
Een omhullende beschermkamer voor bovenop een onderzeese boorput geplaatste apparatuur dat een op de zeebodem geplaatst hoofdlichaam bevat. De boorputapparatuur is in de kamer, bovenop de boorput aangebracht. Een drukbestendig deksel is afdichtend op het hoofdlichaam bevestigd, op een zodanige wijze dat de druk in de kamer geïsoleerd is van de hydrostatische druk onder water. Een vulbare, langwerpige, flexibele opslagtank oftewel ballon is via een leiding met daarin een drukgebalanceerde ontlastklep verbonden met de kamer. De ballon is met de leiding verbonden via een snelkoppeling en een afsluitklep, die het mogelijk maken de ballon op een gemakkelijke wijze aan te koppelen, te verwijderen of te vervangen. Bij normale bedrijfsomstandigheden is de ballon leeg. Bij voorkeur is de ballon verankerd op de zeebodem. Wanneer zich een lek voordoet in de apparatuur bovenop de boorput kan overtollige vloeistof als gevolg van de overdruk in de kamer in de ballon stromen en deze vullen. Vervolgens kan de ballon losgekoppeld worden van de leiding, het anker kan losgemaakt worden en kan de ballon naar de oppervlakte gebracht worden waar de vloeistof inhoud teruggewonnen of afgevoerd kan worden. Tijdens het verwijderen en opnieuw aanbrengen van de ballon komt vrijwel geen vloeistof uit de boorput of uit de kamer in de zee terecht. Bovenop de kamer zijn eventueel een los-schietbare kap en een uitzetbare leiding aangebracht.
MILIEUBESCHERMING VOOR ONDER DE ZEESPIEGET. GET.FGEN OLIEPÜT-TEN
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding heeft in haar algemeenheid betrekking op de produktie van olie of gas uit onder de zeespiegel gelegen boorputten, en meer in het bijzonder op een het milieu beschermend omsluitingssysteem voor een onderwater gelegen boveneinde van een boorput, waarbij het systeem zodanig is uitgevoerd dat uit het boveneinde lekkende vloeistof ingedamd wordt, zodat deze later teruggewonnen kan worden of naar de oppervlakte gebracht kan worden.
Bij de produktie van olie en gas onder water is het niet ongebruikelijk dat boorputten gelegen zijn in gebieden waar veel scheepvaartverkeer plaatsvindt, en waar de kans bestaat dat passerende vreemde voorwerpen, zoals ankers en ankerkabels, tegen de onder de zeespiegel gelegen apparatuur botsen en deze beschadigen of dat de apparatuur gevangen raakt in netten, lijnen en dergelijke. Soms zijn dergelijke off-shore putten gelegen in gebieden waar de zeebodem minder vast is, en waar zand, modder, slib en dergelijke zich eerder zullen verplaatsen als gevolg van stromingen of andere verstoringen en in of op de onderwater gelegen produktie-inrichting terechtkomen. Naast de bovengenoemde gevaren die zich voordoen bij produktie onder de zeespiegel, is het mogelijk dat de natuurlijke omgeving van de put onevenredig veel corrosie veroorzaakt, of kunnen de natuurlijke zee-organismen ervoor zorgen dat de onderwater gelegen apparatuur onevenredig sterk vervuild raakt of dat de werking van deze apparatuur anderszins belemmerd wordt. Al deze gevaren kunnen ertoe leiden dat de aangetaste apparatuur zodanig beschadigd raakt dat het noodzakelijk is deze te repareren of te vervangen alvorens men door kan gaan met het produktieproces. Bij off-shore installaties is het uitvoeren van dergelijke reparaties of vervangingen vaak enorm moeilijk, tijdrovend en kostbaar, en zeer waarschijnlijk tevens gevaarlijk voor de duikers en ander personeel dat zich aan de oppervlakte bevindt.
Teneinde de gevolgen van de bovengenoemde risico's op de off-shore produktieplaatsen te vermijden of deze tot een minimum terug te brengen heeft men in het verleden wel gebruik gemaakt van op of onder de zeebodem aangebrachte beschermende omhullingen of silo's voor het omsluiten van een onder de zeespiegel gelegen kerstbooraconstructies en constructies bovenop een boorput. Een dergelijke silo bestaat gewoonlijk uit een holle cilindervormige constructie die rondom de oliebron in de zeebodem geboord of gedreven wordt of hierin met behulp van een waterstraal of door het wegspoelen van de bodem aangebracht wordt. Aan het ondereinde van de cilindervormige siloconstructie is eventueel een keten leibuizen aangebracht die zich over een afstand van vele tientallen meters in de zeebodem kan uitstrekken. Het boren en de andere werkzaamheden verlopen door de leibuis en wanneer de put gereed is kan de apparatuur bovenop de boorput, de kerstboom en de klepbesturingen of -bedieningen binnen de omgevende silo gemonteerd worden. Vervolgens kan op de silo een verwijderbare afdekking worden aangebracht, die een afdichting vormt ten opzichte van de zijwanden van de silo, en die middelen bevat die het mogelijk maken het inwendige van de silo te vullen met vloeistoffen die corrosie en groei van organismen tegengaan, en die het mogelijk maken dergelijke vloeistoffen te verwijderen en deze tijdelijk te vervangen door bijvoorbeeld helder, gefilterd zeewater, teneinde het mogelijk te maken reparatiewerkzaam-heden of dergelijke te kunnen volgen. Silosystemen zoals de bovengenoemde kunnen op een zodanige wijze worden geïnstalleerd dat ze maar heel weinig boven de zeebodem uit steken, waarbij in feite alleen de afdekkingen en de afwer-kingsflenzen boven het zand uitsteken. In deze uitvoering is de apparatuur aan de bovenzijde van de boorput vrijwel volledig beschermd tegen botsingen met vreemde voorwerpen die zich in de buurt van de boorput door het water verplaatsen. De apparatuur aan de bovenzijde van de boorput is tevens gescheiden van en beschermd tegen eventueel onstabiel bodemmateriaal, zodat zand, modder en slib zich niet op de apparatuur kunnen ophopen. Bovendien zorgen de vloeistoffen die de corrosie en de groei van organismen afremmen ervoor dat deze twee factoren geen schade kunnen veroorzaken aan de apparatuur aan de bovenzijde van de boorput. Aangezien de silo zelf erg laag is, is de kans gering dat passerende vreemde voorwerpen rechtstreeks tegen de silo aanbotsen, of dat de silo gevangen raakt in netten, kabels en dergelijke, waardoor de beschermende werking van de silo aangetast zou worden. Bovenop een boorput aanwezige apparatuur die in een dergelijke silo is geïnstalleerd is zodoende vrijwel gevrijwaard van de in het bovenstaande beschreven risico's. Een voorbeeld van een dergelijk silo-systeem is beschreven in het op 13 juli 1971 aan Norman A. Nelson verleende Amerikaanse octrooi Nr. 3.592.263. Tevens wordt een dergelijk silo-systeem beschreven op bladzijde 84 van een catalogus van W-K-M, indertijd een divisie van Joy Manufacturing Company maar op dit moment eigendom van Cooper Industries, Ine., de rechtverkrijgende van de onderhavige aanvrage, met als titel W-K-M Wellhead Eauipment. waarbij als datum voor het auteursrecht 1986 vermeld staat.
Soms is het gewenst of noodzakelijk een silo aan te brengen rondom een bestaande onderzeese boorput of een boven de zeebodem uitstekende kerstboomconstructie. In dat geval zal de silo, wanneer deze eenmaal geïnstalleerd is, minder laag zijn dan de in het bovenstaande besproken silo's, door een berm of een andersoortige beschermende wal of constructie rond de silo aan te brengen wordt de kans dat schepen tegen de silo botsen of dat de silo gevangen raakt in netten of ankerlijnen, zoals bovenstaand besproken, echter tot een minimum beperkt.
Ofschoon gebleken is dat de in het bovenstaande besproken silo-systemen bij normale werkomstandigheden geschikt zijn voor het omgeven en tegen de genoemde gevaren beschermen van onder de zeespiegel gelegen boorputten, kunnen er van tijd tot tijd bij de omsloten boorputapparatuur lekkages optreden, en bij het ontwerpen van de silo's volgens de stand der techniek waren geen voorzieningen getroffen om naar buiten gelekte olieprodukten in te dammen en te voorkomen dat deze in het zeewater terecht komen. Hierdoor kan een aanzienlijke hoeveelheid aardolie of dergelijke uit de boorput en de silo sijpelen of stromen voordat het lek ontdekt en gedicht kan worden.-Deze lekkage kan buitengewoon schadelijke gevolgen hebben voor het milieu, niet alleen voor het water in de buurt van de boorput, maar ook voor de zeebodem en voor stranden in andere gebieden waar de ronddrijvende olie terechtkomt. Vissen, watervogels, waterzoogdieren en de flora kunnen allemaal schade ondervinden of doodgaan. Schoonmaken kost gigantisch veel geld. Zelfs wanneer de _ juiste methodes toegepast worden, kunnen de schadelijke gevolgen van olielekkage onder de zeespiegel na jaren nog steeds merkbaar zijn. Vanzelfsprekend komen de kosten als gevolg van milieuvervuiling veroorzaakt door een lekkende olieput onder de zeespiegel nog bovenop de kosten als gevolg van het produktieverlies, dat aanzienlijk kan zijn, al naar gelang de mate waarin de lekkage zich voordoet en de tijd die nodig is voor het opsporen en repareren van het lek.
Het op 4 september 1973 aan Rainey verleende Amerikaanse octrooi Nr. 3.756.294 beschrijft een reeds eerder voorgestelde werkwijze om aantasting van het milieu door olie die uit een onder de waterspiegel gelegen houder lekt. Het octrooi van Rainey beschrijft een langgerekte, flexibele en ondoorlatende leiding met een omgekeerde, kanaalvormige monding vervaardigd uit schokdempend afdichtingsmateriaal en flexibele magnetische materialen voor het aan de zich onder de waterspiegel bevindende houder, bijvoorbeeld een schip of een tank bevestigen van de monding van de flexibele leiding, rondom de plaats waar de lekkage optreedt. De flexibele leiding is aan de onderzijde open, zodat water in de leiding kan stromen, waardoor de ingedamde olie gaat drijven en sneller door de leiding naar boven stroomt. De ingedamde olie wordt door de leiding naar een op het wateroppervlak drijvende ballon of een andere houder gebracht. Hoewel de inrichting volgens Rainey wel geschikt is voor het naar de oppervlakte brengen van uit een tanker of een opslaginrichting onder de waterspiegel lekkende olie, nadat een dergelijke lek geconstateerd is, is deze inrichting niet geschikt om uit een onderzeese boorput lekkende olie in te dammen, zodat deze op een later tijdstip teruggewonnen en naar de oppervlakte gebracht kan worden, of voor het voorkomen van schade aan het milieu als gevolg van een dergelijke lekkage. Het systeem volgens Rainey is niet drukbestendig, en alleen al daarom is dit systeem niet ger schikt voor toepassing bij een onderwater gelegen boorput, waar naar buiten lekkende vloeistof onder een aanzienlijke druk kan staan. Voorts is de inrichting volgens Rainey niet ontworpen of bedoeld om deel uit te maken van een permanente onderzeese installatie. Deze inrichting is alleen maar bedoeld voor het weghalen van naar buiten lekkende olie nadat het optreden van het lek geconstateerd is, wat pas kan gebeuren nadat reeds een aanzienlijke hoeveelheid olie naar buiten gelekt is en aanzienlijke schade aan het milieu is aangericht. Bovendien is de inrichting volgens Rainey niet geschikt om in de vorm van een permanente installatie toegepast te worden, aanzien de aan de drijvende ballon bevestigde, langgerekte flexibele leiding een hindernis zou vormen voor scheepvaartverkeer en dergelijke en een groter obstakel zou vormen dan de onder de zeespiegel gelegen inrichting op de boorput, zelfs wanneer de in het bovenstaande besproken beschermsilo niet aanwezig is.
Er zijn ook wel flexibele inrichtingen voorgesteld om vloeistoffen, die mogelijk gevaarlijk zijn voor het milieu, binnen lekkende opslagtanks in te dammen en te voorkomen dat dergelijke vloeistoffen het grondwater besmetten. In het ,op 11 oktober 1983 aan Monk verleende Amerikaanse octrooi Nr. 4.408.628 wordt een flexibele, vloeistofdichte bekleding beschreven die aangebracht is aan de binnenzijde van een lekkende opslagtank, teneinde te voorkomen dat de in de tank aanwezige vloeistof in aanraking komt met het inwendige van de tank. De bekleding bevindt zich in eerste instantie in een opgevouwen stand, bij een toenemend volume van de vloeistof kan de bekleding echter uitzetten tot de inwendige afmetingen van de tank. Een dergelijke bekleding is ontworpen voor het opsluiten van vloeistof in de tank, ze kan niet samen met de aanwezige vloeistof uit de tank verwijderd worden voor vervoer naar een verderop gelegen plaats. Een dergelijke binnenbekleding is derhalve niet geschikt voor het indammen van vloeistof die uit op een onderzeese boorput aanwezige apparatuur lekt, waarbij het noodzakelijk is dat de naar buiten lekkende vloeistof zowel ingedamd als naar een verderop, bij voorkeur aan het wateroppervlak gelegen plaats gebracht wordt. Bovendien zou het uiterst onpraktisch, zo niet helemaal onmogelijk zijn een dergelijke bekleding aan te brengen in de boring(en) van onder de zeespiegel gelegen kerstboomconstructies en constructies bovenop een boorput, om op deze manier alle mogelijke lekplaatsen met behulp van de bekleding af te sluiten.
Voor het opsporen en/of indammen van uit pijpleidingen of andere leidingen naar buiten lekkende vloeistoffen zijn ook wel andere aan de buitenkant toegepaste inrichtingen en apparatuur voorgesteld , zoals de leidingommanteling of de bekledingsinrichtingen die bijvoorbeeld beschreven zijn in het op 9 april 1974 aan Wittgenstein verleende Amerikaanse octrooi Nr. 3.802.456, en het op 16 oktober 1956 aan Cook verleende Amerikaanse octrooi Nr. 2.766.614. Dergelijke ommantelingsinrichtingen kunnen echter niet op onder de zeespiegel gelegen kerstboomconstructies en constructies bovenop een boorput geplaatst worden, met het oog op het grote aantal verschillende en verschillend bemeten leidingen, flenzen, hulpstukken, kleppen en dergelijke, en bovendien is het bij een dergelijke ommantelingsinrichting niet mogelijk de opgeslagen of ingedamde lekvloeistof naar een verderop gelegen plaats te brengen, waar deze op passende wijze gebruikt of opgeruimd kan worden.
Het doel van de onderhavige uitvinding bestaat eruit de problemen die verbonden zijn met de in het bovenstaande genoemde inrichtingen volgens de stand der techniek voor het indammen van onder de waterspiegel optredende lekkages op te heffen, en een oplossing te bieden voor het probleem dat het niet mogelijk is de diverse andere middelen voor het indammen van naar buiten lekkende vloeistof, zoals bekledingen en leidingommantelingen, toe te passen bij onderzeese boorputsystemen. Een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een systeem voor het indammen van uit een onderzeese boorput lekkende vloeistof, dat permanent ter plaatse van de boorput op de zeebodem geïnstalleerd kan worden, terwijl daarbij de risico's dat passerende vreemde voorwerpen tegen het systeem botsen of dit beschadigen, of dat het systeem een belemmering vormt voor het scheepvaartverkeer of andere werkzaamheden tot een minimum beperkt blijven.
Het is een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding een systeem voor het indammen van uit een onderzeese boorput lekkende vloeistof te verschaffen, waarbij het systeem een tweede orgaan voor het indammen van naar buiten lekkende vloeistof bevat, waarin overtollige vloeistof wordt opgenomen nadat het eerste indammingsorgaan vol is geraakt. Tevens is het een doelstelling van de onderhavige uitvinding een indammingsorgaan te verschaffen dat een waarschuwing geeft aan het bedieningspersoneel aan de oppervlakte dat het eerste indammingsorgaan vol is. Tevens is het een doelstelling van de onderhavige uitvinding ervoor te zorgen dat eventuele naar buiten lekkende olieprodukten niet eerder in de omgeving terecht kunnen komen dan nadat het eerste en het tweede indammingsorgaan helemaal vol zijn. Verder is het een doelstelling van de onderhavige uitvinding het mogelijk te maken dat bedieningspersoneel aan de oppervlakte het lek betrekkelijk snel en eenvoudig localiseren wanneer het indammingssysteem vol geraakt is, en het mogelijk te maken dat aansluiting van een alternatief of extra indammingssysteem betrekkelijk snel plaats kan vinden, zodat de hoeveelheid naar buiten gelekte olieprodukten die in het milieu terechtkomt tot een minimum beperkt blijft.
Een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding bestaat uit het realiseren van een systeem voor het indammen van uit een onderzeese boorput lekkende vloeistof te verschaffen dat eenvoudig en goedkoop te vervaardigen en te installeren is, dat betrouwbaar en duurzaam is en dat gemaakt is van taaie, flexibele en nagenoeg roestbestendige materialen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De in het bovenstaande genoemde doelstellingen worden bereikt met behulp van de onderhavige uitvinding, doordat voorzien wordt in een omsluitende beschermkamer met een langwerpig, nagenoeg cilindervormig hoofdlichaam, dat in de zeebodem geboord of gedreven wordt of hierin met behulp van een waterstraal of door het wegspoelen van de bodem aangebracht wordt. Tegelijk met dit lichaam wordt een aan de onderzijde van het lichaam bevestigde leibuis geïnstalleerd. De leibuis strekt zich over een aanzienlijke afstand verder in de zeebodem uit. Vanaf een platform of een vaartuig boven de beschermkamer wordt door de bodem van het hoofdlichaam en verder door de leibuis een put geboord. Wanneer de boorwerkzaamheden voltooid zijn worden de boor-putapparatuur, de kerstboom en de klepbedieningen of -besturingen bovenop de boorput, binnen het hoofdlichaam van het beschermende omhulsel aangebracht. Bovenop het hoofdlichaam wordt een drukhoudend deksel bevestigd, met behulp van op het deksel of op het hoofdlichaam aangebrachte L-vormige uitsteeksels die in overeenkomstig gevormde sleuven op het andere orgaan passen. Het deksel wordt met behulp van een hydraulische vastzetinrichting op het hoofdlichaam vastgezet. Met behulp van een tussen het deksel en het hoofdlichaam gelegen opblaasbare afdichting wordt de inwendige druk gescheiden van de hydrostatische druk van het omringende zeewater. Ook kan een omsluitende beschermkamer worden aangebracht om een reeds op de zeebodem op een olieput aanwezige kerstboomconstructie of een constructie bovenop de boorput. In dat geval zal de beschermkamer meestal boven het omringende zeebed uitsteken.
Een uitzetbare, langwerpige, flexibele opslagtank of ballon (E.: dracon) is via een vloeistofleiding, met daarin opgenomen een drukgebalanceerde ontlastklep, verbonden met het beschermende omhulsel. De ballon is met de leiding verbonden via een snelkoppeling. In de leiding is ter hoogte van de koppeling een afsluitklep opgenomen, die sluit wanneer de snelkoppeling losgekoppeld wordt. Door de aanwezigheid van de snelkoppeling en de afsluitklep kan de ballon snel aangekoppeld, losgekoppeld of vervangen worden. In de leiding zijn verschillende uitlaatopeningen aangebracht die het mogelijk maken een koppeling met bijvoorbeeld een tanker te bewerkstelligen, of tegelijkertijd twee of meer ballonnen te vullen. Onder normale bedrijfsomstandigheden is de ballon niet gevuld, en ligt deze eventueel uitgespreid op de zeebodem, naast de beschermende omhulling. Tevens kan de ballon opgerold of opgevouwen worden, min of meer in de vorm waarin een lege brandslang of een opblaasbare reddingsboot bewaard wordt.
Wanneer binnen de beschermkamer een lek optreedt in de apparatuur bovenop de boorput zorgt een toenemende druk binnen de kamer ervoor dat overtollige vloeistof via de leiding, de ontlastklep, de afsluitklep en de snelkoppeling in de ballon stroomt. Wanneer de ballon vol is, kan deze losgekoppeld worden van de leiding en naar de oppervlakte gebracht worden voor het terugwinnen of afvoeren van de inhoud.
Aan de bovenzijde van het deksel van de beschermkamer is eventueel een aansluiting aangebracht waarop, alvorens een toegangsluik voor een draadverbinding geopend wordt, een stijgbuis kan worden aangesloten, die van de kamer naar een vaartuig of een vaste constructie aan de oppervlakte leidt. Via de stijgbuis en het toegangsluik kunnen vervolgens werkzaamheden via de draadverbinding of andere werkzaamheden uitgevoerd worden.
Het inwendige van de beschermkamer is gevuld met een beschermende vloeistof die corrosievorming en de groei van zee-organismen tegengaat. Het doorspoelen van de kamer, bijvoorbeeld wanneer het inwendige van de kamer helder moet zijn teneinde op afstand uitgevoerde herstelwerkzaamheden of dergelijke te kunnen volgen, geschiedt door zeewater of dergelijke via een aan de buitenzijde van de kamer, naast het deksel aangebrachte spoeluitlaatpoort, in een leiding te brengen die zich in het inwendige van de kamer uitstrekt en een uitlaatopening heeft ter hoogte van de bodem van de kamer. Door dit spoelen zal de beschermende vloeistof in de richting van de ballon stromen, waarbij zeewater de plaats van de beschermende vloeistof inneemt. Wanneer de reparatie voltooid is kan het zeewater weer vervangen worden door vanaf de oppervlakte in de kamer gepompte beschermende vloeistof.
Eventueel is een verankeringsmiddel aangebracht, bijvoorbeeld een net van stalen kettingen, dat in de ongevulde toestand van de ballon los over de ballon ligt en deze op zijn plaats houdt, waarbij de ballon echter, indien nodig, kan uitzetten en gevuld kan worden.
Tevens kan bovenop het beschermende omhulsel een losschiet-bare dekselkap zijn aangebracht, waarbij een uitzetbare drukhoudende leiding is aangesloten op deze dekselkap. Wanneer de ballon helemaal gevuld is en het bedieningspersoneel nog geen gelegenheid heeft gehad om de ballon te verwijderen en te vervangen, of anderszins de druk uitgeoefend door de naar buiten lekkende vloeistof te verminderen, bijvoorbeeld door middel van een verbinding met een tankschip of dergelijke, schiet de dekselkap uit het beschermende omhulsel en kan de uitzetbare leiding zich uitvouwen. Verdere lekvloeistof wordt opgenomen in de uitzetbare leiding naarmate deze zich verder uitvouwt. Het verdient de voorkeur een uitzetbare leiding van voldoende lengte te gebruiken, zodat de kap tot aan de oppervlakte kan reiken. Bij boorputten die in diep water gelegen zijn is dit vanzelfsprekend niet altijd mogelijk. Wanneer de uitzetbare leiding helemaal gevuld is, waarbij de kap zich bij voorkeur aan de oppervlakte bevindt, en het bedieningspersoneel nog geen gelegenheid heeft gehad bij de plaats waar de lekkage optreedt te geraken en toegang te krijgen tot de uitzetbare leiding, komt de dekselkap los van de uitzetbare leiding. Daarna zal de naar buiten lekkende vloeistof in de omgeving terechtkomen, maar tegen die tijd is dit zo lang uitgesteld dat het bedieningspersoneel enige voorsprong heeft om bij de lekkende olieput te geraken teneinde de situatie te corrigeren.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bovengenoemde en verdere voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden gemaakt in de hiernavolgende nadere beschrijving, waarbij rekening is gehouden met de bovenstaande bespreking en waarbij de beschrijving geschiedt aan de hand van de volgende tekeningen, waarin:
Figuur 1 een verticaal aanzicht toont, deels fragmentarisch, deels in doorsnede, waarbij van enkele onderdelen delen zijn weggelaten, op een milieubeschermende, onderwater gelegen boorputinrichting volgens de uitvinding, die is aangebracht op de zeebodem, met de ballon in ongevulde toestand;
Figuur 2 een met Figuur 1 overeenkomend aanzicht toont, waarbij de ballon gevuld is met vloeistof;
Figuur 3 een verticaal aanzicht op een beschermkamer toont, die men over een bestaande kerstboomconstructie op een onderwater gelegen boorput laat zakken;
Figuur 4 een verticaal aanzicht op de beschermkamer volgens Figuur 3 toont, waarbij de beschermkamer is aangebracht om de bestaande kerstboomconstructie, en waarbij rondom de beschermkamer een berm is aangelegd;
Figuur 5 een fragmentarisch aanzicht op grotere schaal toont op een opblaasbare afdichting, die toegepast kan worden om het deksel van de beschermkamer rondom af te dichten;
Figuur 6 een verticaal aanzicht toont op een deksel van een onderzeese beschermkamer, waarbij in het deksel een los- schietbare dekselkap volgens de onderhavige uitvinding is opgenomen;
Figuur 7 op grotere schaal een fragmentarische doorsnede toont op de losschietbare dekselkap van de in Figuur 6 weergegeven beschermkamer;
Figuur 8 een verticaal aanzicht toont op de inrichting volgens de Figuren 6 en 7, waarbij de losschietbare dek-* selkap los is van de beschermkamer en op het wateroppervlak drijft, en waarbij de uitzetbare leiding zich in de uitgevouwen toestand bevindt;
Figuur 9 een aanzicht toont dat overeenkomt met Figuur 8, waarbij de losschietbare dekselkap niet meer op de uitzetbare leiding aanwezig is en olieprodukten naar buiten, in de omgeving beginnen te stromen.
NADERE BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERING VAN DE UITVINDING
In de Figuren 1 en 2 wordt met verwijzingscijfer 1 een beschermkamer aangeduid, die op de bodem van de zee 3 is aangebracht en die zich onder het zandoppervlak 5 uitstrekt. De beschermkamer 1 bestaat uit een langwerpig hoofdlichaam 7 met een nagenoeg holle cilindervorm, die in de zeebodem 5 geboord of gedreven wordt of hierin met behulp van een waterstraal of door het wegspoelen van de bodem aangebracht wordt. Op de buitenomtrek van het hoofdlichaam 7 zijn een aantal ruggen 8 op afstand van elkaar aangebracht, die het hoofdlichaam een bepaalde stabiliteit en stijfheid geven en het plaatsen van de kamer in de zeebodem vergemakkelijken. De beschermkamer 1 is vervaardigd uit staal of uit andere materialen die verenigbaar zijn met conventionele installaties op een onderwater gelegen boorput. Tegelijk met het hoofdlichaam 7 wordt een leibuis 9 aangebracht, die bijvoorbeeld door middel van lassen is bevestigd aan de afgeknot-kegelvormige bodem 11 van het hoofdlichaam 7.
De leibuis 9 kan zich over een aanzienlijke afstand, bijvoorbeeld vele tientallen meters of meer, onder de onderkant van de beschermkamer 1 in de zeebodem uitstrekken.
Vanaf een platform of een vaartuig boven de beschermkamer 1 wordt door de bodem 11 van het hoofdlichaam 7, en verder door de leibuis 9, een put 13 geboord. Eerst wordt het bovenste gedeelte van de put geboord, en vervolgens brengt men een mantelhuis 15 aan door de bodem van het hoofdlichaam, door de ringvormige centreerinrichting 16, waarna deze wordt vastgehecht, bijvoorbeeld gecementeerd. Aan de bovenzijde van het mantelhuis 15 bevindt zich een drager-borst 17, die dient om andere behuizingen en buizen naar keuze telescopisch ten opzichte van het mantelhuis te kunnen plaatsen en richten. De boorput is klaar nadat een met verwijzingscijfer 19 aangeduid boorputsamenstel is aangebracht, bestaande uit een lichaam 21 (E.: wellhead body), een kerstboomsamenstel 23 en een kleppenbesturingssysteem 25 voor het selectief bedienen van de kleppen van het kerstboomsamenstel 23. De kleppen in de kerstboom worden bediend met behulp van een op afstand bestuurbare elektrische aandrijving voor het regelen van de vloeistofstroom door de produktieleidingconstructie van de kerstboom, die tenminste een produktieleiding 27 bevat, die zich uitstrekt van de kerstboom 23 tot een geschikte inrichting voor het opslaan of verwerken van olieprodukten uit de boorput.
Nadat de boorput klaar is en de boorputapparatuur bovenop de boorput aangebracht is, wordt een drukhoudend deksel 31 bovenop het hoofdlichaam 7 bevestigd, bijvoorbeeld met behulp van op het deksel 31 of op het hoofdlichaam 7 aangebrachte L-vormige oren 33, die worden opgenomen in overeenkomstig gevormde sleuven in het andere orgaan. Met behulp van een of meer hydraulische vastzetinrichtingen 35 wordt het deksel 31 op het hoofdlichaam 7 vastgezet. Door een tussen het deksel 31 en het hoofdlichaam gelegen opblaasbare afdichting 37 (Figuur 5) wordt in de opgeblazen stand de inwendige druk in de kamer 1 gescheiden van de hydrostatische druk van het omringende zeewater. De opblaasbare afdichting 37 kan bijvoorbeeld een ringvormig orgaan 38 zijn, in de vorm van een slang uit rubber of een ander elastomeer. Een klep 39 heeft een klepsteel 40, die een verbinding vormt tussen het inwendige 42 van het afdicht-orgaan 38 en de buitenzijde van het hoofdlichaam 7, zodat er een verbinding mogelijk is met een niet nader weergegeven bron voor perslucht of dergelijke, voor het opblazen van het afdichtorgaan 38.
Een vulbare, langwerpige flexible opslagtank, oftewel ballon 41, vervaardigd uit kunststof, neopreen of een andere sterk, duurzaam materiaal dat geen zeewater, olie en chemische stoffen doorlaat, is via een vloeistofleiding 43, waarin een drukgebalanceerde ontlastklep 45 is opgenomen, verbonden met het beschermende omhulsel oftewel de kamer 1. De ontlastklep 45 voorkomt dat onder normale bedrijfsomstandigheden vloeistof in de ballon 41 kan stromen, wanneer de druk in de kamer 1 niet veel hoger dan normaal is.
De ballon 41 is bij voorkeur via een snelkoppeling 47 verbonden met de leiding 43. In de leiding 43 is tussen de ontlastklep 45 en de ballon 41 een afsluitklep 49 geplaatst. De klep 49 is zodanig uitgevoerd dat deze opent bij het loskoppelen van de koppeling 47. Door de aanwezigheid van de snelkoppeling 47 en de afsluitklep 49 kan de ballon snel aangekoppeld, losgekoppeld of vervangen worden, bijvoorbeeld wanneer de ballon 41 helemaal gevuld is. In de leiding 43 kunnen verschillende uitlaatopeningen 51 zijn aangebracht, die het mogelijk maken een verbinding met bijvoorbeeld een tanker of een andere inrichting te bewerk stelligen, of tegelijkertijd een of meer extra ballonnen 41 te vullen.
Onder normale bedrijfsomstandigheden is de ballon 41 leeg, en ligt deze eventueel uitgespreid op de zeebodem, naast de kamer 1. De ballon 41 kan ook opgerold of opgevouwen worden, min of meer in de vorm waarin een lege brandslang of een opblaasbare reddingsboot bewaard wordt. Eventueel is een verankeringsorgaan aangebracht, bijvoorbeeld een net bestaande uit stalen kettingen 53, dat in de ongevulde toestand van de ballon 41 los over de ballon ligt en deze op zijn plaats houdt, in welke toestand de ballon 41 echter, indien nodig, kan uitzetten en gevuld kan worden.
Wanneer in het samenstel 19 een lek optreedt zorgt een toenemende druk binnen de kamer 1 ervoor dat overtollige -vloeistof via de leiding 43, dè ontlastklep 45, de afsluitklep 49 en de snelkoppeling 47 in de ballon 41 stroomt. Wanneer de ballon 41 helemaal vol is, zoals in Figuur 2 is weergegeven, kan, nadat het verankeringsorgaan, bijvoorbeeld de stalen ketting 53, is verwijderd of losgemaakt, de ballon 41 losgekoppeld worden van de leiding en naar de oppervlakte gebracht worden voor het terugwinnen of afvoeren van de inhoud. De ballon 41 is voldoende drukbestendig voor de verwachte bedrijfsomstandigheden. De afsluitklep 49 voorkomt dat vloeistoffen uit de boorput of uit de kamer in de zee stromen tijdens de periode tussen het verwijderen van een ballon en het opnieuw aanbrengen van de ballon of het plaatsen van een nieuwe ballon. Op soortgelijke wijze zorgt een op de extra uitlaatopening 51 aangebrachte afsluitklep 50 ervoor dat geen vloeistof door deze uitlaatopening kan stromen wanneer hierop geen ballon aangesloten is, of wanneer er geen verbinding is met een inrichting aan de oppervlakte, zoals bijvoorbeeld een tanker.
Aan de bovenzijde van het deksel 31 bevindt zich een aansluiting 55, waarop, alvorens een toegangsluik voor een draadverbinding 57 (E.: wireline access hatch) geopend wordt, een stijgbuis aangesloten kan worden, die van de kamer 1 naar een vaartuig of een vaste constructie aan de oppervlakte leidt. Wanneer de stijgbuis aangesloten is en het luik is geopend kunnen werkzaamheden via de draadverbinding of andere werkzaamheden door de stijgbuis en het luik uitgevoerd worden.
Het inwendige van de kamer 1 is onder normale bedrijfsomstandigheden gevuld met een beschermende vloeistof die corrosievorming en de groei van zee-organismen tegengaat, bijvoorbeeld zoet water, waarin eventueel geschikte additieven aanwezig zijn. Na langdurig gebruik kan de beschermende vloeistof troebel of ondoorzichtig worden, waardoor het op afstand uitvoeren van reparatiewerkzaamheden of dergelijke bemoeilijkt wordt wanneer het nodig is dat het werk visueel gevolgd kan worden. Teneinde de kamer 1 weer helder te maken^ om de werkzaamheden te kunnen volgen of om een andere reden, kan de kamer doorgespoeld worden door zeewater of dergelijke binnen te laten via een spoeluit-, laatpoort 61, die naast het deksel 31 aangebracht is aan de buitenzijde van de kamer. Een leiding 63 is aangebracht in de kamer 1 en strekt zich naar beneden uit langs de binnenwand van het hoofdlichaam 7, waarbij de leiding ter hoogte van de bodem van de kamer een opening 65 heeft. Een externe spoelpijp 67 verbindt door de wand van de kamer de leiding 63 met de uitlaat 61. Zeewater komt aan de onderzijde van de kamer 1 binnen door de uitlaat 65, nadat via de leidingen 67 en 63 een verbinding met de uitlaat 61 totstandgebracht is. Door het spoelen wordt de beschermende vloeistof in de ballon gedrongen, waarvoor in de plaats nu zeewater of dergelijke komt. De beschermvloeistof in de ballon kan gefilterd worden of een andere bewerking ondergaan, waarna de vloeistof weer gebruikt of afgevoerd kan worden. Het zeewater kan op dezelfde wijze weer vervangen worden door de teruggewonnen beschermvloeistof, of door een geheel nieuwe beschermvloeistof, die nadat de herstelwerkzaamheden of andere werkzaamheden zijn voltooid vanaf de oppervlakte in de kamer gepompt kan worden.
De Figuren 3 en 4 tonen een alternatieve uitvoeringsvorm van een beschermkamer 101, die over een bestaande constructie 103 op een onderwater gelegen, boven de zeebodem 105 uitstekende boorput wordt aangebracht. Voordat men de kamer 101 over de constructie 103 bovenop de boorput laat zakken wordt bij voorkeur de zeebodem rond het huis 109 uitgegraven, zoals met verwijzingscijfer 107 is aangeduid, om het plaatsen van de kamer te vergemakkelijken. De bodem 110 van de kamer 101 bestaat uit een tweetal afgeknot-kegelvor-mige, halfronde helften 111, 113, die ter hoogte van de punten 115 resp. 117 scharnierend bevestigd zijn aan het hoofdlichaam 119 van de kamer 101. Wanneer men de kamer 101 over de bovenzijde 103 van de boorput laat zakken, zwenken de scharnierend bevestigde bodemdelen 111, 113 naar buiten, waardoor de kamer 101 langs de constructie 103 naar beneden kan bewegen. Wanneer de kamer 101 op zijn plaats is gebracht, draaien de bodemdelen 111, 113 naar binnen in een naar elkaar toegekeerde richting, en worden rondom het huis 109 vastgezet. Tussen de bovenranden van de bodemdelen 111, 113 en het benedenvlak van het hoofdlichaam 119 is een niet nader weergegeven opblaasbare afdichting of een ander geschikt dichtmiddel aangebracht.
Bij het plaatsen van de bodem 110 van de kamer 101 rondom het huis 109 wordt de uitgegraven ruimte 107 gevuld (Figuur 4). Vervolgens wordt met behulp van gebruikelijke technieken een beschermende berm 121 uit zand, schelpen of een ander geschikt materiaal rondom de kamer 101 aangebracht. De berm 121 dient ter bescherming en stabilisatie van de kamer 101 die rondom de bovenzijde 103 van de boorput aanwezig is. Op het bovenste gedeelte van het hoofdlichaam 119 is een vloeistofleiding 123 bevestigd. De leiding 123 strekt zich uit in de richting van de zeebodem en is voorzien van een drukgebalanceerde ontlastklep, een afsluitklep en een snelkoppeling van de in het bovenstaande besproken soort voor het aansluiten van een ballon, eveneens van het in het bovenstaande besproken soort, op de kamer 101. De ballon wordt vervolgens op dezelfde wijze gebruikt als in het bovenstaande besproken met betrekking tot de uitvoeringsvorm volgens de Figuren 1 en 2.
De Figuren 6-9 tonen een losschietbare dekselkap en een uitzetbare leiding voor een onderwater gelegen beschermka-mer. De losschietbare dekselkap en de uitzetbare leiding volgens de Figuren 6-9 kunnen toegepast worden bij de in de Figuren 1-4 weergegeven beschermkamers; in de Figuren zijn ter vereenvoudiging echter details van deze kamers en de constructies voor het indammen van naar buiten lekkende vloeistof weggelaten.
Het deksel 201 van de op de zeebodem 203 aanwezige kamer 200 bevat een langwerpige bus 205, die verbonden is met het deksel 201 en zich van het bovenste middengedeelte van het deksel naar boven uitstrekt. Een buiten"schoorsteen" 207 is concentrisch rondom de bus 205 geplaatst, en is bevestigd op de buitenwand van het deksel 201. De boring 209 van de bus 205 staat in verbinding met het inwendige van het deksel 201 en de kamer 200. Een verlengbus 211 is concentrisch aangebracht in de bus 205, waarbij de verlengbus losmaakbaar bevestigd is aan de binnenwanden van de bus 205. De verlengbus 211 steekt boven het boveneinde van de bus 205 uit. De boring 213 van de verlengbus 211 ligt in het verlengde van en staat in verbinding met de boring 209 van de bus 205. De verlengbus 211 is verbonden met de bus 205 met behulp van een drukgestuurde, losmaakbare aansluiting 215, waarbij de aansluiting 215 zodanig is uitgevoerd dat wanneer de vloei- stofdruk in de boringen 209, 213 een bepaalde waarde bereikt de bus 211 vrijkomt van de bus 205. Wanneer bijvoorbeeld een ballon volgens de onderhavige uitvinding helemaal gevuld is en de vloeistofdruk in de kamer 200 blijft stijgen als gevolg van een lekkage, wordt de losmaakbare aansluiting 215 aangestuurd, zodat bij een bepaalde drukwaarde de bus 211 losgelaten wordt, voordat de vloeistofdruk stijgt tot een niveau waarbij de ballon of de afdichtingen van de kamer zouden kunnen stukgaan, of anderszins een lek zou kunnen ontstaan.
In de ringvormige ruimte 217 tussen de bussen 205, 211 en de "schoorsteen" 207 bevindt zich een uitzetbare leiding 219, die aan het ene uiteinde bevestigd is aan de buitenwand van de bus 205, ter hoogte van het deksel 201, en aan het andere uiteinde aan de buitenwand van de verlengbus 211, ter hoogte van het bovenuiteinde daarvan. Met behulp van een bevestigingsorgaan 221 is het ondereinde van de leiding 219 afdichtend bevestigd op de bus 205, en het boveneinde van de leiding 219 is afdichtend bevestigd op de verlengbüs 211 met behulp van een bevestigingsorgaan 223. De leiding 219 omvat bij voorkeur een gewikkelde flexibele buis met ; een aantal harmonikaplooien 225, waarbij de leiding, wanneer deze ingezet gaat worden, kan uitzetten op de wijze zoals een accordeon dat doet. Wanneer de aansluiting 215 losraakt komt de bus 211 vrij van de bus 205, en kan de leiding 219 zich uitvouwen. De leiding 219 is bij voorkeur vervaardigd uit sterk, flexibel, tegen corroderende stoffen bestendig materiaal, dat bestand is tegen de vloeistofdrukken die tijdens gebruik verwacht kunnen worden. Zo kan bijvoorbeeld een soortgelijk materiaal als het materiaal voor de ballon 41 geschikt worden toegepast voor de leiding 219. Het verdient de voorkeur een leiding 219 van voldoende lengte te gebruiken, zodat in de uitgevouwen toestand van de leiding het boveneinde tot aan het wateroppervlak reikt.
In Figuur 8 is de leiding 219 in uitgevouwen toestand weergegeven. Het is echter duidelijk dat dit bij boorputten in diep water wellicht niet mogelijk is.
Aan het boveneinde van de verlengbus 211 is een drijfbare, losschietbare dekselkap 230 aangebracht. De dekselkap 230 is ter hoogte van de met verwijzingscijfer 212 aangeduide plaats losmaakbaar en afdichtend bevestigd op de bus 211, bijvoorbeeld door middel van een lichte lasverbinding, op zodanige wijze dat de kap 230, nadat de leiding 219 volledig uitgevouwen is, losraakt van de bus 211 wanneer de druk in de boring 213, d.w.z. de druk binnen de leiding 219, een bepaalde waarde bereikt. Figuur 9 toont de kap 230 die op het wateroppervlak drijft nadat de kap is losgeraakt van de bus 211. Wanneer de kap 230 losgeraakt is van het boveneinde van de leiding 219 kan uit de boorput lekkende vloeistof in de zee terechtkomen, zoals in Figuur 9 met verwijzingscijfer 235 is aangeduid. De kap 230 raakt echter pas op het allerlaatste ogenblik los, op het moment dat er gevaar bestaat dat de leiding 219 scheurt. Men dient ervoor te waken dat de dekselkap 230 niet losraakt voordat de leiding 219 volledig uitgevouwen is. Deze vertraging in het losraken van de losschietbare kap 230 heeft als doel bedieningspersoneel in de gelegenheid te stellen tijdig ter plaatse van de lekkage te arriveren en op een veilige manier bij de leiding 219 te geraken en deze te bergen, zonder dat vloeistof uit de boorput in de omgeving terechtkomt. Indien de leiding 219 voldoende lang is, zal de kap 230 zich bij voorkeur aan het wateroppervlak bevinden wanneer het bedieningspersoneel arriveert, waardoor het localiseren en het bergen van de leiding vergemakkelijkt wordt. In het geval dat het het bedieningspersoneel niet lukt tijdig bij de boorput te geraken, voordat de kap 230 losraakt, zal het uitstromen van produkten althans aan of bij het wateroppervlak geschieden, en niet ter hoogte van de zeebodem. Hierdoor is het een stuk gemakkelijker het uitgelekte produkt te bergen of te zuiveren.
Hoewel in het bovenstaande voorkeursuitvoeringen van de uitvinding zijn getoond en beschreven, is het voor de vakman mogelijk wijzigingen op deze uitvoeringen aan te brengen, zonder dat deze buiten het kader van de uitvinding vallen.
> De beschermingsomvang van de uitvinding dient derhalve te worden bepaald aan de hand van de volgende conclusies.

Claims (24)

126.77.1450 Cooper Industries, Ine., Houston, Texas, Verenigde Staten van Amerika
1. Inrichting voor het opnemen van overtollige vloeistof uit een onderzeese boorputinstallatie op de zeebodem, met op een onderzeese boorput aangebrachte apparatuur die binnen een omhullende beschermkamer is aangebracht, omvattende: een op de buitenzijde van de beschermkamer aangesloten vloeistofleiding, die in vloeistofverbinding staat met het inwendige van de beschermkamer; een vulbare ballon die losmaakbaar, een vloeistofverbinding vormend, aangesloten is op een uitlaatopening van de leiding; en een drukgebalanceerde ontlastklep, die tussen de uitlaatopening en de beschermkamer in de leiding is aangebracht, via welke klep overtollige vloeistof uit het inwendige van de kamer in de ballon kan stromen wanneer de vloeistofdruk binnen de kamer een bepaalde waarde : overschrijdt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ballon vervaardigd is uit sterk, duurzaam, flexibel materiaal dat betrekkelijk ondoorlatend is voor zeewater, olie en chemische stoffen.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ballon uit neopreen vervaardigd is.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ballon uit kunststof vervaardigd is.
5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat dé ballon losmaakbaar verankerd is op de zeebodem.
6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ballon losmaakbaar op de zeebodem verankerd is onder een net van stalen kettingen.
7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ballon met de leiding verbonden is via een snelkoppeling.
8. Inrichting volgens conclusie 1, verder gekenmerkt. door een afsluitklep die tussen de uitlaatopening en de drukgebalanceerde ontlastklep in de leiding is aangebracht, die het mogelijk maakt dat wanneer de ballon op de leiding is aangesloten overtollige vloeistof door de uitlaatopening in de ballon kan stromen, en dié voorkomt dat de overtollige vloeistof uit de uitlaatopening in de zee stroomt wanneer de ballon niet meer verbonden is met de leiding.
9. Inrichting volgens conclusie 1, verder gekenmerkt door een in de leiding aangebrachte tweede uitlaatopening, die zodanig is uitgevoerd dat een tweede vulbare ballon of een stijgbuis ter plaatse van de tweede uitlaat losmaakbaar verbonden kan worden met de leiding, waarbij de ontlastklep tussen de tweede uitlaatopening en de beschermkamer geplaatst is.
10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beschermkamer bestaat uit een nagenoeg hol cilindervormig hoofdlichaam en een drukbestendig deksel dat afdichtend op het hoofdlichaam bevestigd, zodat het inwendige van de kamer geïsoleerd is van de hydrostatische druk van het omringende zeewater.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het deksel losmaakbaar op het hoofdlichaam wordt vastgehouden met behulp van oren die of op het deksel of op het hoofdlichaam zijn aangebracht, waarbij de oren worden opgenomen in overeenkomstig gevormde sleuven op het deksel of het hoofdlichaam.
12. Inrichting volgens conclusie 11, verder gekenmerkt. door hydraulische vastzetorganen, die zijn aangebracht tussen het deksel en het hoofdlichaam en waarmee het deksel op het hoofdlichaam wordt vastgezet.
13. Inrichting volgens conclusie 10, verder gekenmerkt door een opblaasbaar afdichtorgaan dat aangebracht is tussen het deksel en het hoofdlichaam, teneinde een afdichting tussen het deksel en het hoofdlichaam te bewerkstelligen.
14. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de leiding aangesloten is op het boveneinde van het hoofdlichaam, en waarbij de inrichting tevens een spoelpijp bevat, waarvan het ene uiteinde binnen het.... hoofdlichaam is aangebracht, ter hoogte van de bodem van het hoofdlichaam, en het andere uiteinde zich buiten het hoofdlichaam bevindt, waarbij de spoelpijp zodanig is uitgevoerd dat spoelvloeistof onderin de kamer binnen kan stromen en de vloeistofinhoud van de kamer naar boven verdrongen wordt en door de leiding in de ballon stroomt.
15. Inrichting volgens conclusie 10, verder gekenmerkt. door een toegangsluik dat op het deksel is aangebracht, dat in de geopende stand toegang verschaft tot het inwendige van de kamer, en een op het deksel, om het toegangsluik aangebrachte stijgbuisaansluiting via welke, voordat het toegangsluik geopend wordt, een stijgbuis verbonden wordt met het deksel.
16. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de beschermkamer op een zodanige wijze is aangebracht dat deze zich nagenoeg volledig onder het zandoppervlak bevindt.
17. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de beschermkamer op een zodanige wijze rondom de op de boorput aanwezige constructie is aangebracht dat de kamer boven de zeebodem uitsteekt.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de beschermkamer een afgeknot-kegelvormig bodemgedeelte heeft met op elkaar passende helften, waarbij de beide helften scharnierend verbonden zijn met het hoofdlichaam van de beschermkamer, op een zodanige wijze dat de helften naar buiten kunnen draaien, waarbij het bodemgedeelte geopend wordt en de beschermkamer over de constructie die boven de boorput uitsteekt kan zakken, en waarbij de helften eveneens naar binnen kunnen draaien, waarbij het bodemgedeelte zich sluit rondom de behuizing van de boorput wanneer de beschermkamer is aangebracht.
19. Inrichting volgens conclusie 10, verder gekenmerkt. door een op het deksel aangebracht uitzetbaar indammings-orgaan, waarin verdere overtollige vloeistof uit het inwendige van de kamer kan worden opgenomen nadat de ballon helemaal vol is.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het uitzetbare indammingsorgaan bestaat uit: een langwerpige, op het deksel bevestigde bus met een boring die in vloeistofverbinding staat met het inwendige van de beschermkamer; een in de langwerpige bus aangebrachte, hiermee losmaakbaar verbonden verlengbus, die buiten het boveneinde van de langwerpige bus uitsteekt en die een boring heeft die in vloeistofverbinding staat met de boring van de langwerpige bus; waarbij de verbinding tussen de langwerpige bus en de verlengbus zodanig is uitgevoerd dat de verlengbus loskomt van de langwerpige bus wanneer de vloeistofdruk in de boringen een tweede vooraf bepaalde druk bereikt die groter is dan de eerste vooraf bepaalde druk; en een flexibele leiding die aan het ene uiteinde verbonden is met de buitenwand van de langwerpige bus en met het andere uiteinde verbonden is met de buitenwand van de verlengbus.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de flexibele leiding een buisvormig orgaan bevat met een aantal harmonikaplooien, waarbij het orgaan kan uitzetten op de wijze zoals een accordeon dat doet.
22. Inrichting volgens conclusie 20, verder gekenmerkt. door een losschietbare kap die losmaakbaar verbonden is met het boveneinde van de verlengbus, waarbij de verbinding tussen de losschietbare kap en de verlengbus zodanig is uitgevoerd dat de kap los kan komen uit de verlengbus wanneer de vloeistofdruk in de boringen een derde vooraf bepaalde druk bereikt die hoger is dan de tweede vooraf bepaalde druk.
23. Werkwijze voor het afwerken van een onderwater gelegen olieput, waarbij de werkwijze bestaat uit de volgende stappen: het plaatsen van een hol cilindervormig silolichaam met daaraan bevestigd een leibuis die zich in de zeebodem uitstrekt; het door het silolichaam en de leibuis boren van een boorput en het hierin aanbrengen van een mantel; het aanbrengen van een constructie, binnen het silolichaam, bovenop de geboorde en van een mantel voorziene boorput; het bovenop het silolichaam aanbrengen van een drukbe-stendig deksel, waardoor een omhullende beschermkamer gevormd wordt en het inwendige van de kamer geïsoleerd wordt van de hydrostatische druk van het omringende zeewater; het losmaakbaar verbinden van een vulbare ballon, via een vloeistofleiding, met het inwendige van de kamer; het in de vloeistofleiding, tussen de ballon en de kamer aanbrengen van een drukgebalanceerde ontlast-klep, waarbij de ontlastklep zodanig is uitgevoerd dat deze overtollige vloeistof uit de kamer in de ballon laat stromen wanneer de druk in de kamer een vooraf bepaalde waarde overschrijdt; en het vullen van de kamer met een beschermende vloei- i: stof die de vorming van roest en de groei van zeeorganismen tegengaat, onder een druk die lager is dan de genoemde vooraf bepaalde druk.
24. Werkwijze voor het beschermen van het milieu tegen lekkage uit een onderwater gelegen olieput, waarbij de werkwijze bestaat uit de volgende stappen: het aanbrengen van een holle, cilindervormige, drukhou-dende silo rondom de op een onderwater gelegen boorput gelegen constructie; het losmaakbaar verbinden van een vulbare ballon, via een vloeistofleiding, met het inwendige van de silo; het in de vloeistofleiding, tussen de ballon en de silo aanbrengen van een drukgebalanceerde ontlastklep, waarbij de ontlastklep zodanig is uitgevoerd dat deze overtollige vloeistof uit de silo in de ballon laat stromen wanneer de druk in de silo een vooraf bepaalde waarde overschrijdt; en het vullen van de silo met een beschermende vloeistof die de vorming van roest en de groei van zee-organismen tegengaat, onder een druk die lager is dan de genoemde vooraf bepaalde druk.
NL9100504A 1990-03-21 1991-03-21 Milieubescherming voor onder de zeespiegel gelegen olieputten. NL9100504A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US49668390 1990-03-21
US07/496,683 US5050680A (en) 1990-03-21 1990-03-21 Environmental protection for subsea wells

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9100504A true NL9100504A (nl) 1991-10-16

Family

ID=23973683

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9100504A NL9100504A (nl) 1990-03-21 1991-03-21 Milieubescherming voor onder de zeespiegel gelegen olieputten.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US5050680A (nl)
GB (1) GB2242220A (nl)
NL (1) NL9100504A (nl)
NO (1) NO911097L (nl)

Families Citing this family (43)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2267920B (en) * 1992-06-17 1995-12-06 Petroleum Eng Services Improvements in or relating to well-head structures
GB9511386D0 (en) * 1995-06-06 1995-08-02 Petroleum Eng Services Improvements relating to ball valves
CA2311653C (en) * 1997-12-03 2004-04-06 Fmc Corporation Rov deployed tree cap for a subsea tree and method of installation
GB0016633D0 (en) * 2000-07-07 2000-08-23 Bp Exploration Operating Process
GB2372766B (en) * 2001-03-02 2003-04-02 Fmc Corp Debris cap
US7051804B1 (en) * 2002-12-09 2006-05-30 Michael Dean Arning Subsea protective cap
US6863474B2 (en) 2003-03-31 2005-03-08 Dresser-Rand Company Compressed gas utilization system and method with sub-sea gas storage
GB2422170C (en) * 2005-01-12 2010-03-03 David Lindsay Edwards Subsea tanker hydrocarbon production system
US7770651B2 (en) * 2007-02-13 2010-08-10 Kellogg Brown & Root Llc Method and apparatus for sub-sea processing
US8079412B2 (en) * 2008-03-03 2011-12-20 Satellite Systems & Solutions, Inc. Method and apparatus for mitigating environmental impact due to fluid leaks
US20100078156A1 (en) * 2008-09-29 2010-04-01 Power Integration Consulting, Inc. System and method for cooling an electrical device in a closed air volume
US9016981B2 (en) 2010-05-10 2015-04-28 Thomas J. Kryzak Aquatic recovery and repair system
US8833459B2 (en) * 2010-06-15 2014-09-16 Matthew Carl O'Malley System and method for channeling fluids underwater to the surface
US8322437B2 (en) * 2010-06-22 2012-12-04 Brey Arden L Method and system for confining and salvaging oil and methane leakage from offshore locations and extraction operations
WO2011163573A2 (en) * 2010-06-25 2011-12-29 Mjb Of Mississippi, Inc. Apparatus and method for isolating and securing an underwater oil wellhead and blowout preventer
US8950500B2 (en) * 2010-06-30 2015-02-10 Fluor Technologies Corporation Suction pile wellhead and cap closure system
FR2962478B1 (fr) * 2010-07-12 2013-02-22 Raymond Gil Dispositif de canalisation d'une fuite d'hydrocarbure sur un puits d'exploitation ou une canalisation d'hydrocarbure sous-marin
EP3434860B1 (en) * 2010-07-21 2020-05-13 Marine Well Containment Company Marine well containment system and method
US8434558B2 (en) * 2010-11-15 2013-05-07 Baker Hughes Incorporated System and method for containing borehole fluid
FR2968286B1 (fr) * 2010-12-01 2013-01-04 Doris Engineering Installation de captage et de stockage d'hydrocarbures s'echappant d'un puits sous-marin
FR2968285B1 (fr) * 2010-12-01 2014-01-17 Doris Engineering Dispositif de stockage sous-marin d'hydrocarbures, et installation de captage et de stockage correspondante
US9085950B2 (en) * 2010-12-20 2015-07-21 Joe Spacek Oil well improvement system
WO2012095118A1 (en) * 2011-01-14 2012-07-19 Michael Lawson Sleeve for the containment of gas from a leaking well
WO2012095833A1 (en) * 2011-01-14 2012-07-19 Michael Lawson A sleeve for collecting contaminants
EA201391126A1 (ru) * 2011-02-03 2014-09-30 Марквикс, Инк. Блок локализации для морской добычи углеводородов и способ его использования
US8789607B2 (en) * 2011-03-21 2014-07-29 Henk H. Jelsma Method and apparatus for subsea wellhead encapsulation
US8528646B2 (en) * 2011-04-14 2013-09-10 Vetco Gray Inc. Broken pipe blocker
WO2012148839A2 (en) * 2011-04-27 2012-11-01 Bp Corporation North America Inc. Pressure relief valve
US8986548B2 (en) 2011-06-06 2015-03-24 Thomas T. K. Zung Oil containment recovery dome
US20120305262A1 (en) * 2011-06-06 2012-12-06 Bp International Limited Subsea pressure relief devices and methods
US9435179B1 (en) * 2011-09-21 2016-09-06 Christopher McIntyre Apparatus for capturing oil and gas below the surface of the sea
WO2014051694A2 (en) * 2012-09-28 2014-04-03 Bp Corporation North America, Inc. Subsea well containment systems and methods
BR112015015883A2 (pt) * 2013-01-28 2017-07-11 Carrascal Ramirez Liliana método para controlar uma erupção de um poço
US8967273B2 (en) * 2013-03-13 2015-03-03 Conocophillips Company System for detecting, containing and removing hydrocarbon leaks in a subsea environment
WO2014204107A1 (ko) * 2013-06-18 2014-12-24 한국해양과학기술원 다중석션파일 앵커 및 석션파일을 구비한 평판앵커
US9140104B2 (en) * 2013-07-12 2015-09-22 Thomas T. K. Zung Split emergency containment dome
US20150159455A1 (en) * 2013-12-06 2015-06-11 Julius C. Trawick System and method to stop underwater oil well leaks
GB201402176D0 (en) * 2014-02-07 2014-03-26 Enovate Systems Ltd Wellbore installation apparatus and associated methods
WO2016161149A1 (en) * 2015-03-31 2016-10-06 Fluor Technologies Corporation Subsea protection system
ES2865260T3 (es) * 2015-09-15 2021-10-15 Noble Drilling Services Inc Método para excavar un recinto subterráneo de línea de lodo para perforación de pozos submarinos
NO20170180A1 (en) * 2017-02-06 2018-08-07 New Subsea Tech As An apparatus for performing at least one operation to construct a well subsea, and a method for constructing a well
CN112145133B (zh) * 2020-09-25 2021-12-14 中国石油大学(华东) 一种深海海底天然气水合物采集方法及生产大棚
US11555381B2 (en) * 2021-02-03 2023-01-17 Exxonmobil Upstream Research Company Riserless offshore production and storage system and related methods

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2766614A (en) * 1953-03-09 1956-10-16 Anthony Wayne Improvement Comp Method and apparatus for testing and protecting gas main joints
US3339512A (en) * 1966-06-17 1967-09-05 Siegel Gilbert Multiple storage and redistribution facility
US3592263A (en) * 1969-06-25 1971-07-13 Acf Ind Inc Low profile protective enclosure for wellhead apparatus
US3610194A (en) * 1969-07-17 1971-10-05 Gilbert Siegel Submerged offshore fluid storage facility
US3643447A (en) * 1969-12-04 1972-02-22 Texaco Inc Flexible storage container for offshore facility
BE791413R (fr) * 1971-12-10 1973-03-01 Wittgenstein Gerard F Installations de securite interdisant la pollution par les
US3756294A (en) * 1972-09-05 1973-09-04 D Rainey Underwater leakage oil collector system
US4283159A (en) * 1979-10-01 1981-08-11 Johnson Albert O Protective shroud for offshore oil wells
WO1982001387A1 (en) * 1980-10-22 1982-04-29 Enn Vallak Equipment for the recovery of oil flowing out of sub-water ground
US4456071A (en) * 1981-10-16 1984-06-26 Massachusetts Institute Of Technology Oil collector for subsea blowouts
US4408628A (en) * 1982-01-29 1983-10-11 Monk Robert J System and method for repair of leaking storage tanks containing fluids which contaminate ground water

Also Published As

Publication number Publication date
GB2242220A (en) 1991-09-25
US5050680A (en) 1991-09-24
GB9104358D0 (en) 1991-04-17
NO911097L (no) 1991-09-23
NO911097D0 (no) 1991-03-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9100504A (nl) Milieubescherming voor onder de zeespiegel gelegen olieputten.
US4283159A (en) Protective shroud for offshore oil wells
US2854215A (en) Offshore oil well installation
US8186443B2 (en) Method and apparatus for containing an oil spill caused by a subsea blowout
US6062313A (en) Expandable tank for separating particulate material from drilling fluid and storing production fluids, and method
US3063500A (en) Underwater christmas tree protector
US10006266B2 (en) Lightweight and compact subsea intervention package and method
US20110274496A1 (en) Undersea leak remediation device and method
NO833291L (no) Nedsenkbar beholder for broennhodeutstyr samt fremgangsmaate for anbringelse av beholderen
US9080411B1 (en) Subsea diverter system for use with a blowout preventer
US20110315395A1 (en) Method and apparatus for containing a defective blowout preventer (bop) stack using bopstopper assemblies having remotely controlled valves and heating elements
US9038728B1 (en) System and method for diverting fluids from a wellhead by using a modified horizontal christmas tree
US9033051B1 (en) System for diversion of fluid flow from a wellhead
US4685833A (en) Offshore structure for deepsea production
BR112014006069B1 (pt) dispositivo para coleta e armazenagem temporária de fluidos de uma fonte submersa
WO1982001387A1 (en) Equipment for the recovery of oil flowing out of sub-water ground
NO342692B1 (no) Undervannsinstallasjon og fremgangsmåte for fjerning av denne
GB2499804A (en) Collapsible fluid receptacle weighted to overcome buoyancy of contents
WO2011154733A1 (en) Apparatus and method for containment of underwater hydrocarbon and other emissions
US20120045285A1 (en) Offshore structure
US2965174A (en) Off-shore well installation and method
US9109430B2 (en) Blow-out preventer, and oil spill recovery management system
RU2412328C2 (ru) Герметизированное соединительное устройство для труб, предназначенное для установки для бурения, расположенной на дне моря
US9850729B2 (en) Blow-out preventer, and oil spill recovery management system
US20220282576A1 (en) Apparatus and method for removing soil from a conduit

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed