NL9002695A - Inrichting voor het onthuiden van de beide door het staartgedeelte met elkaar verbonden filets van een vis. - Google Patents

Description

Inrichting voor het onthuiden van de beide door het staartqedeelte metelkaar verbonden filets van een vis.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor hetonthuiden van de beide door het staartgedeelte met elkaar verbonden filetsvan een vis, zoals een haring, voorzien van een eindloze bandtransporteurdie reikt over omkeerrollen en draagrollen, een tussen de omkeerrollenboven de transporteur opgestelde trommel met geruwde omtrek en met eengroef in de omtrek en een de huiden van de filets afsnijdend mes tussende van elkaar af beweegbare delen van de trommel en de transporteurs, waarbijde trommel en de transporteurs synchroon aandrijfbaar zijn.

Bekend is om bij vis, bijvoorbeeld bij haring, de kop, de buik,de ingewanden, de graten en de rugvin te verwijderen, zodat twee met hetstaartgedeelte met elkaar verbonden filets ontstaan. Deze filets zijn elkechter nog voorzien van een huid die met de hand wordt verwijderd om devis voor consumptie gereed te maken.

Het met de hand verwijderen van huiden vereist veel werkkrachten tijd. Daarom beoogt de uitvinding een inrichting waarmee de huiden methoge snelheid machinaal verwijderd kunnen worden.

Hiertoe is de uitgevonden inrichting gekenmerkt doordat detransporteur bestaat uit twee evenwijdige eindloze transportbanden metdaartussen een spleet, waarbij het mes aan de naar de transportbandengekeerde zijde voorzien is van een aan de transportbanden evenwijdige tunnelboven de spleet tussen de transportbanden en waarbij een aandrukorgaanverend reikt door de spleet tot nabij de tunnel en/of de groef in de trommel.

De uitgevonden inrichting kan ongeveer 100 haringen per minuutverwerken. De staart van de vis hangt in de spleet tussen de beide transportbanden bij aanvoer naar de trommel en wordt door het aandrukorgaanin de tunnel in de onderkant van het mes en/of de groef in de trommelgedrukt. Doordat de staart in de groef in de trommel en/of de tunnel inde onderkant van het mes wordt gedrukt, blijft de staart vrij van de snedevan het mes, waardoor de staart verbonden blijft met de beide filets, terwijlde snede van het mes de huiden van de beide filets afsnijdt omdat de beidefilets elk op één van de transportbanden ligt. De afgesneden huiden wordendoor de trommel langs de bovenkant van het mes omhoog gevoerd, terwijlde beide filets elk liggend op een transportband onderlangs het mes wordenafgevoerd door de transportbanden, waarbij de staart in de spleet tussende transportbanden hangt.

Om te zorgen dat de staart in de groef in de trommel en/ofde tunnel in het mes terecht komt, kan bij een eerste uitvoeringsvorm vande uitgevonden inrichting het aandrukorgaan in hoofdzaak wielvormig zijn.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichtingis het aandrukorgaan wielvormig of een flens op een rol, waarbij hetwielvormige orgaan of flens voorzien is van een groef in de omtrek en waarbijeen eindloze snaar als aandrukelement door de groef reikt alsmede waarbijdie snaar onderlangs tenminste een deel van de spleet tussen de naar detrommel voerende delen van de beide transportbanden reikt en synchroonmet de beide transportbanden voortbeweegbaar is.

Andere belangrijke uitvoeringsvormen van de uitgevondeninrichting staan in de bijgaande volgconclusies aangegeven, waarbij deconclusies 2 en 5 hierboven reeds besproken zijn.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht in de volgendebeschrijving van enkele uitvoeringsvoorbeelden die zijn aangegeven in debijgaande tekening. In deze tekening toont: figuur 1 een ruimtelijke weergave van de meeste delen van deuitgevonden inrichting, figuur 2 een schematisch zij-aanzicht van de uitgevondeninrichting in de uitvoeringsvorm met een eindloze snaar als aandrukorgaan,figuur 3 een schematisch zij-aanzicht van het uitgevondenaandrukorgaan in de vorm van een flens op een verend bevestigde draagrol,figuur 4 een schematisch zij-aanzicht van het uitgevondenaandrukorgaan in de vorm van een snaar die reikt over een flens op eenverend bevestigde draagrol, figuur 5 een schematisch zij-aanzicht van een omkeerrol voor de beide eindloze transportbanden en eventueel de snaar.

De uitgevonden inrichting omvat volgens figuur 1 en 2 tweeeindloze transportbanden 20 en 8 die synchroon voortbewogen worden overomkeerrollen 9 en 21. Elke transportband steunt op een steunrol 10. Debeide transportbanden 20 en 8 reiken onderlangs een trommel 6 met een geruwdomtrek en een in de bewegingsrichting van de transportbanden op de trommelvolgend mes 5.

De beide transportbanden 20 en 8 reiken evenwijdig aan elkaarmet daartussen een spleet van ongeveer 10 mm breed. Boven de spleet enaangrenzende delen van de beide transportbanden 20 en 8 reikt eenneerdrukorgaan 12 om de aangevoerde filets elk plat op de bijbehorendetransportband 20 of 8 te drukken, terwijl de staart die de beide filetsmet elkaar verbindt, in de spleet hangt. Dit neerdrukorgaan heeft bijvoorkeur de vorm van een eindloze neerdrukband 12 die reikt over omkeerrollen2 en 3 die synchroon met de beide transportbanden 20 en 8 wordt aangedreven.

In stroomafwaartse richting van de transportbanden volgt nade neerdrukband 12 een trommel 6. De beide transportbanden 20 en 8 reikenonderlangs die trommel 6, die voorzien is van een geruwde omtrek en vaneen groef 13 in de omtrek, waarbij die groef boven de spleet tussen debeide transportbanden 20 en 8 is gelegen. De trommel wordt synchroon metde beide transportbanden aangedreven.

In stroomafwaartse richting van de beide transportbanden 20en 8 is naar de trommel 6 een mes 5 boven de beide transportbanden opgesteld.Het mes is duidelijkheidshalve in figuur 1 nogmaals in uit de inrichtingverwijderde stand getekend. Het mes heeft een gebogen oppervlak 14 datop een afstand gelijk aan nagenoeg de dikte van de afgesneden huid vaneen vis een deel van de omtrek van de trommel 6 volgt. De snijranden 15van het mes zijn bij voorkeur evenwijdig aan de hartlijn van de trommel 6. Het mes is voorzien van een tunnel 16 die boven de spleet tussen debeide transportbanden 8 en 20 reikt.

Boven het mes 5 is bij voorkeur een aanzuigkap 17 opgesteld,waarbij de ingang van deze aanzuigkap zoveel mogelijk aansluit op de omtrekvan de trommel 6 zonder de rotatie van de trommel te hinderen. De aanzuigkap17 sluit aan op een afvoerleiding 18 voor lucht en huiden naar eeninstallatie voor aanzuigen van lucht en afgeven van huiden. Deze installatievormt geen onderdeel van de uitvinding en is daarom hier niet getekenden besproken.

Onder het mes 5 reiken de transportbanden 20 en 8 en daaronderis een aandrukorgaan 11 opgesteld. Dit aandrukorgaan kan volgens deuitvinding verschillende vormen bezitten. Een eerste uitvoeringsvorm isin figuur 3 aangegeven en omvat een flens 25 op een aandrukrol 11, waarbijde flens steekt door de spleet tussen de beide transportbanden 20 en 8tot tenminste bij de tunnel 16 in het mes 5 en/of de groef 13 in de trommel 6. De aandrukrol 11 is gelagerd in een beugel 27 die via een veer 28 steuntin een onderdeel 35 van het frame van de inrichting, zodat de aandrukrol11 ten opzichte van het frame en dus het mes 5 en de trommel verticaalop en neer kan veren. De aandrukrol 11 is synchroon met de beidetransportbanden 20 en 8 aandrijfbaar.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de flens25 voorzien zijn van een elastische band rondom de omtrek van de flens.Deze uitvoeringsvorm is dermate eenvoudig dat een tekening overbodig is.

Bij weer een andere uitvinding is de flens 24 op de rol 11volgens figuur 4 voorzien van een groef 37 in de omtrek, waarbij een snaar7 door de groef reikt. Deze snaar is ook in figuur 2 aangegeven en reiktonderlangs de spleet tussen de beide transportbanden 20 en 8. De snaar7 reikt ook tot tenminste bij de groef 13 in de trommel 6 en tenminstebij de tunnel 16 in het mes 5. Zonodig kan de snaar zelfs met zijn bovenkantin die groef 13 en die tunnel 16 reiken.

De beide omkeerrollen 9 en 21 zijn voorzien van groeven zoalsde groef 36 in figuur 5 voor de omkeerrol 9 voor het geleiden van de snaar 7. Verder zijn volgens figuur 2 geleidingen 22 en 23 aanwezig om de snaar7 de gewenste baan ten opzichte van de transportbanden 20 en 8 te latenvolgen. De snaar 7 beweegt synchroon met de transportbanden 20 en 8 voorten ook de aandrukrol 11 roteert synchroon met deze transportbanden.

Bij voorkeur is elke transportband 20 en 8 voorzien van eengeleidingsribbe 29 respectievelijk 33 volgens figuur 5. De ribbe 33 grijptin een groef 26 in de omkeerrol 9 volgens figuur 5 en in een soortgelijkegroef in de soortgelijke omkeerrol 21 en tevens in een groef 31 in deaandrukrol 11 volgens figuur 3 of 4, zodat de transportband 8 een nauwkeurigbepaalde baan volgt.

Ook de ribbe 29 van de transportband 20 grijpt volgens figuur5 in een groef 30 in de omkeerrol 9 en in een soortgelijke groef in desoortgelijke omkeerrol 21. Ook grijpt deze ribbe in een groef 32 in deaandrukrol 11 volgens figuur 3 of 4, zodat de transportband 20 een nauwkeurig bepaalde baan ten opzichte van de transportband 8 volgt, waardoor de spleettussen de beide transportbanden 20 en 8 nauwkeurig bepaald is.

De werking van de hier besproken en getekende inrichting isals volgt. Een door verwijderen van de kop, de ingewanden, de buik, degraten en de rugvin voorbereide vis vormt een dubbelfilet waarvan de beidefilets door de staart van de vis nog met elkaar verbonden zijn. Elke filetwordt met de huid van de transportband afgekeerd op één van de beidetransportbanden 8 respectievelijk 20 gelegd, waarbij de staart in de spleettussen de beide transportbanden komt te hangen. Door de transportbanden20 en 8 worden de filets onderlangs de neerdrukband 12 gevoerd, waardoorde neerdrukband de filets plat op de transportbanden neerdrukt.

Vervolgens transporteren de transportbanden 20 en 8 de beidefilets naar het mes 5 waar de sneden 15 juist onder de huiden van de beidefilets snijden. De filets worden door de transportbanden 20 en 8voortbewogen, waardoor de huiden progressief worden losgesneden van defilets. De losgesneden huiden worden door het geruwde oppervlak van detrommel 6 omhoog getrokken en komen in de afzuigkap 17 terecht. De filetsworden door de transportbanden 20 en 8 onderlangs het mes 5 afgevoerd.De staart wordt door de aandrukflens 25 in de groef 13 van de trommel 6en/of in de tunnel 16 van het mes 5 gedrukt, waardoor de staart vrijblijftvan de sneden 15 van het mes 5 en dus in takt blijft, zodat de beide filetsvia de staart met elkaar verbonden blijven.

Bij de uitvoeringsvorm met de snaar 7 steunt deze snaar dedoor de spleet tussen de beide transportbanden 20 en 8 hangende staartwelke de beide filets van de via met elkaar verbindt. Dit steunen van destaart door de snaar 7 kan reeds bij de neerdrukband 12 plaatsvinden eneventueel tot voorbij het mes 5 voortgezet worden. De snaar 7 drukt destaart in de groef 13 van de trommel 13 en daarna in de tunnel 16 van hetmes 5, waardoor de staart vrijblijft van de sneden 15 van het mes en dusin takt blijft, zodat de beide filets via de staart met elkaar verbondenblijven.

Claims (10)

1. Inrichting voor het onthuiden van de beide door hetstaartgedeelte met elkaar verbonden filets van een vis, zoals een haring,voorzien van een eindloze bandtransportband die reikt over omkeerrollenen draagrollen, een tussen de omkeerrollen boven de transporteur opgesteldetrommel met geruwde omtrek en met een groef in de omtrek en een de huidenvan de filets afsnijdend mes tussen de van elkaar af beweegbare delen vande trommel en de transporteur, waarbij de trommel en de transporteursynchroon aandrijfbaar zijn, gekenmerkt doordat de transporteur bestaatuit twee evenwijdige eindloze transportbanden met daartussen een spleet,waarbij het mes aan de naar de transportbanden gekeerde zijde voorzienis van een aan de transportbanden evenwijdige tunnel boven de spleet tussende transportbanden en waarbij een aandrukorgaan verend reikt door de spleettot nabij de tunnel in het mes en/of de groef in de trommel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat hetaandrukorgaan een wielvormig orgaan is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat hetwielvormige orgaan een flens of een rol is, dat synchroon met detransportbanden aandrijfbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt door eenelastische band rond de omtrek van het wielvormige orgaan of flens.

5. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt doordathet wielvormige orgaan of flens voorzien is van een groef in de omtrek,waarbij een eindloze snaar als aandrukelement door de groef reikt en waarbijdie snaar onderlangs tenminste een deel van de spleet tussen de naar detrommel voerende delen van de beide transportbanden reikt en synchroonmet de transportbanden voortbeweegbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de snaartot tenminste voorbij het mes reikt onderlangs de spleet tussen de beidetransportbanden.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerktdoordat tussen de trommel en het daarbij gelegen deel van het mes een aanzuigkap zodanig gevormd en opgesteld is, dat de af gesneden huiden dooronderdruk tot in de aanzuigkap worden gezogen voor verder transport dooreen op de aanzuigkap aansluitende afvoerleiding voor lucht en huiden.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerktdoor een neerdrukorgaan boven de aan de trommel voorafgaande delen vande beide transportbanden, waarbij het neerdrukorgaan zodanig boven detransportbanden is opgesteld dat het neerdrukorgaan de filets tegen debeide transportbanden drukt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat hetneerdrukorgaan een eindloze band is, die synchroon met de beidetransportbanden voortbeweegt.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerktdoordat de snede van het mes recht is en evenwijdig aan de as van de trommelen de transporterende vlakken van de transportbanden reikt.