NL9000684A - Drijvend tankdak van kunststofmateriaal. - Google Patents

Description

"Drijvend tankdak van kunststofmateriaal11

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze om in een gesloten opslagtank voor vloeistof een drijvende tankdakkonstruktie aan te brengen en voorts heeft de uitvinding betrekking op een zodanige drijvende tankdakconstructie.

In verband met de steeds hoger wordende eisen die de milieuwet- en regelgeving stelt aan de opslag van vluchtige vloeibare produkten moet er naar worden gestreefd dat er onder een drijvend tankdak geen vloeistofspiegel ontstaat hetgeen anders tot aanzienlijke milieuproblemen aanleiding kan geven. Opslagtanks voor vloeibare produkten kunnen een diameter van b.v. 8 tot wel 88 meter hebben zodat in het laatste geval bij het ontstaan van vloeistofdamp enorme hoeveelheden in de buitenlucht moeten worden afgeblazen. Dit stuit uiteraard op omvangrijke milieuproblemen omdat veelal dergelijke opgeslagen vluchtige vloeistoffen een schadelijke inwerking hebben op de inademing door mens of dier. Er bestaan drijvende tankdaken van metaal welke tengevolge van vloeistofbewegingen en/of lekkage kunnen zinken waarna zich dan erboven weer een vloeistofspiegel vormt. Ook zijn er uitvoeringen bedacht met een aluminiumfolie afdekking aan de onderzijde van het drijvende dak waardoor toch weer op bepaalde plaatsen vloeistofspiegels ontstaan met als gevolg de eerder genoemde nadelen. Bovendien moet er rekening worden gehouden met het feit dat een drijvende tankdakkonstruktie als zodanig voldoende sterk moet zijn om bovendien als een betrouwbare werkvloer bij het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden te dienen.

Volgens de uitvinding kan nu in een gesloten tank voor vloeistofopslag een drijvende dakkonstruktie, tevens werkvloer, aangebracht worden welke is samengesteld uit een aantal kunststofmodulen die onderling met elkaar verbonden worden, waarbij daartoe de volgende handelingen worden uitgevoerd: a. langwerpige geheel gesloten sandwichmoduulplaten van gewapende kunststof, met een kern van hardschuim en plaatselijk voorzien van inzetstukken van schroefbaar materiaal, worden in hun lengterichting naast elkaar neergelegd en vormen zo een aaneengesloten vlakke werkvloeroppervlakte die, door het aanbrengen van overeenkomstige afrondingen voor de tankwand, in vorm en grootte met het aan te brengen drijvend dak overeenstemt, en waarbij deze werkvloer tenminste voor een belangrijk deel rust op een tijdelijke en voorafgemonteerde vlakke horizontale dakondersteuning-steigerkonstruktie die zich daaronder op enige hoogte van de tankbodem af bevindt; b. aan de bovenzijde van de aldus gelegde werkvloer worden in een richting loodrecht op de langsrichting van de sandwichmoduulplaten een aantal langwerpige dwarsspantprofielen geplaatst welke door middel van bevestigingselementen met de sandwichmoduulplaten verbonden worden tot een stijve integrale dakkonstruktie; c. vervolgens worden in de dakkonstruktie operationele voorzieningen aangebracht zoals: i. een mangat teneinde onder de dakkonstruktie werkzaamheden te kunnen verrichten; ii. naar keuze een aantal al of niet verstelbare steunpoten voor de dakkonstruktie voor de laagste stand ervan; iii. een aantal kabeldoorvoeren voor het gebruik van antirotatiekabels ter voorkoming van ongewenste draaiing van de dakkonstruktie; iv. naar keuze een aantal afvoeren voor condensvloeistof; v. naar keuze een aantal be- en ontluchtingsorganen; waarna de horizontale dakondersteuning-steigerkonstruktie gedemonteerd en uit de tank wordt verwijderd en de drijvende dakkonstruktie hetzij op zijn eigen steunpoten komt te rusten, hetzij op een aantal vooraf op de tankbodem aangebrachte vaste steunpoten; d. de langs- en dwarsnaden tussen aangrenzende modulen van de gevormde werkvloer voor de dakkonstruktie worden met behulp van zelfklevend band aan de onderzijde van de dakkonstruktie tot een geheel glad oppervlak afgedicht waarna ter voorkoming van gas- of luchtinsluitingen de spleet verder met kunststofmateriaal van de huid van het sandwichmoduul wordt opgevuld en na uitharding het zelfklevend band al of niet verwijderd wordt; e. aan de omtreksrand van de dakkonstruktie wordt vervolgens de flexibele tankwandafdichting gemonteerd.

De drijvende dakkonstruktie is volgens volgens een voorkeursuitvoering opgebouwd uit sandwichmoduulplaten en dwarsspantprofielen en wel zodanig, dat een dwarsspantprofiel in vertikale dwarsdoorsnede polygonaal is en is samengesteld uit een tweetal bovenop elkaar geplaatste, bij voorkeur rechthoekige buisprofielen, in het bijzonder een onderste vierkant buisprofiel en daarop een bovenste rechthoekig buisprofiel dat op zijn korte rechthoekszijde staat. Het is doelmatig om de opbouw van de tankdakkonstruktie volgens de uitvinding uit te voeren met aantal afgekorte profielen die telkens een lengte hebben die met minstens tweemaal de breedte van een sandwichmoduul overeenstemt, zodanig dat de uiteinden van de onderste vierkante buisprofielen evenals de uiteinden van de bovenste rechthoekige buisprofielen zich steeds in het midden van een sandwichmoduul bevinden.

Het blijkt dat voor een gemakkelijke hanteerbaarheid bij voorkeur een profiellengte van een afgekort profiel 1.000 mm bedraagt bij een samengestelde spantdoorsnede van de som van 50 x 50 mm en 50 x 30 mm.

De stijfheid van de opgebouwde tankdakkonstruktie kan doelmatig verkregen worden door gebruikmaking van een standaard sandwichmoduul dat bij een breedte van 500 mm een lengte heeft van 6.000 mm en een dikte van 50 mm. Teneinde aan een sandwichmoduul voldoende eigen stijfheid te verlenen zijn daarin dwars op zijn Iangsrichting op regelmatige afstanden integraal inzetstukken van schroefbaar materiaal, bij voorkeur van hard schroefbaar multiplex, opgenomen in het kernschuimmateriaal ter bevestiging van schroeven e.d. bevestigingsorganen in resp. aan het sandwichmoduul.

Aan de onderzijde is de tankdakkonstruktie, behoudens de onvermijdelijke omrandingen voor mangat en diverse doorvoeren (kabels, be- en ontluchtingen, steunpoten) geheel glad is uitgevoerd waardoor het vrijwel is uitgesloten dat er ruimtes ontstaan met vloeistofspiegels. De drijvende tankdakkonstruktie is enerzijds licht genoeg om op het vioeistofspiegeloppervlak te kunnen drijven en kan anderzijds beslist niet zinken, terwijl de uitgevoerde konstruktie een dermate grote stijfheid heeft dat er zich geen hoeveelheden vloeistof bovenop het tankdak kunnen verzamelen en dus geen ontoelaatbare dampvorming zal plaatsvinden. Door gebruikmaking van een aantal in hoogte al of niet instelbare steunpoten welke aan de onderkant van het drijvende tankdak zijn aangebracht, en die het gehele gewicht van de tankdakkonstruktie op verscheidene punten t.o.v. de tankbodem gelijkmatig kunnen ondersteunen, zijn alle voorzieningen aanwezig om van het operationele gebruik van de tankdakkonstruktie te profiteren en voorts alle nadelen uit te sluiten welke tot dusver inherent aan bestaande drijvende tankdakkonstrukties kleefden.

Met het oog op een goede be- en ontluchting voor de tankdakkonstruktie wordt volgens de uitvinding voorts voorzien in een be- en ontluchtingsorgaan met een uit verschillende delen bestaande potvormige houder die voorzien is van minstens één bevestigingsflens voor opname in een opening in een sandwichmoduul en een schotelvormig deksel voor de houder voorzien van een aantal be- en ontluchtingsopeningen welke door een flexibele terugslagklep zijn afgedekt en voorts centraal in het deksel een vertikaal beweegbare stang is opgenomen welke aan de dekselbovenzijde een draagoog of dergelijke ter verbinding met een kabel draagt en aan de dekselonderzijde binnen de pot voorzien is van een aantal, in een richting dwars op de stang verlopende gesloten schijven, waarvan de buitenomtreksrand naar beneden toe komvormig verloopt en voorts aan de binnenzijde van de pot op enige afstand van de genoemde buitenomtreksrand eenzelfde aantal trechtervormig omlaaggerichte concentrische schotten is aangebracht, zodanig dat ontsnappende damp op zijn weg door de ontluchter een labyrinthafdichting doorloopt.

Volgens de uitvinding wordt ook voorzien in een permanentmagneetbevestiging ten gebruike voor het vastzetten van de drijvende dakkonstruktie d.m.v. antirotatiekabels aan de tankbodem welke wordt gekenmerkt door een vlakke permanente magneet welke in horizontale richting naar minstens twee onderling loodrecht op elkaar staande richtingen en van het midden van de magneet af gerekend, voorzien is van een aantal anti-kantelorganen, een en ander zodanig, dat een eventueel kantelpunt of eventuele kantellijn voor de magneet op een aanzienlijk grote afstand buitenwaarts ligt t.o.v. de uiterste begrenzingslijn van de omtreksrand van de permanente magneet die aan de tankbodem hecht.

De uitvinding zal hierna met behulp van de tekening nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld waarbij verschillende schaalvergrotingen zijn toegepast.

Fig. 1 toont schematisch een drijvende tankdakkonstruktie volgens de uitvinding in bovenaanzicht;

Fig. 2 toont schematisch en in dwarsdoorsnede de plaatsing van de tankdakkonstruktie welke ondersteund wordt op de tankbodem door middel van een groot aantal steunpoten;

Fig. 3 toont een afzonderlijk kunststofmoduul als onderdeel van het platte oppervlak van het tankdak;

Fig. 4 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een voorkeursuitvoering voor een tankdakkonstruktie ter plaatse van de afdichting tegen de tankwand;

Fig. 5 is eveneens een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een andere voorkeursuitvoering van een tankdakkonstruktie als in Fig. 4;

Fig 6 is een dwarsdoorsnede door de dwarsspantprofielen welke worden toegepast voor het verkrijgen van de vereiste stijfheid en sterkte van de tankdakkonstruktie;

Fig. 7 toont een speciale verankeringskonstruktie om de positie van het drijvende tankdak te fixeren;

Fig. 8 is een dwarsdoorsnede van een doorvoerkonstruktie in het tankdak voor een peilpijp resp. voor anti-rotatie-kabeldoorvoeren;

Fig. 9 is een dwarsdoorsnede van een bemonsteringsinrichting die in het tankdak is opgenomen, voorzien van een stervormige flexibele terugslagklep;

Fig. 10 is een vloeistofdamp-overdruk doorlaatklep die voorzien is van een labyrint zodat geen vloeistof op het tankdak kan komen;

Fig. 11 is een dwarsdoorsnede van de mangatkonstruktie voor het tankdak.

De werkwijze volgens de uitvinding bestaat in principe uit het samenstellen van een kompleet drijvend tankdak 1 dat in de fig. 1 en 2 bestaat uit een vlakke kunststofbeplating 2 met drijvende eigenschappen. De sterkte en stijfheid van de kunststofbeplating 2 wordt verkregen door en groot aantal sandwichmodulen 3 onderling te verbinden tot een plat oppervlak onder gebruikmaking van dwarsspantprofielen 4, zelf weer samengesteld uit een aantal buisvormige, bij voorkeur rechthoekige profielen 5, die op een speciale wijze in dwarsrichting t.o.v. de sandwichmodulen 3 gekoppeld zijn.

Indien aan de binnenzijde van een opslagtank 6 een drijvend tankdak 1 moet worden opgebouwd dan wordt op de tankbodem 7 op een werkhoogte van b.v. 80 cm eerst een ondersteuningssteiger gebouwd met een plat bovenvlak ( hier niet getekend) waar bovenop de sandwichmodulen 3 geplaatst kunnen worden. Deze steiger moet na voltooiing van de tankdakkonstruktie natuurlijk gedemonteerd worden en uiteindelijk via het mangat 8 verwijderd kunnen worden. Op de vlakke ondersteuning worden alle sandwichmodulen 3 eerst volgens het schema in fig. 1 horizontaal geplaatst en ter plaatse van de tankwand 9 worden de sandwichmodulen 3 aan de ronde vorm aangepast. De sandwichmodulen 3 zijn, zie fig 3, inwendig voorzien van kernschuimmateriaal 10 waarvan de samenstelling b.v. uit een platte kern van hardschuim bestaat die aan weerszijden voorzien is van met glasvezel versterkte huiden 11. Het spreekt vanzelf dat het sandwichmoduul 3 geheel ongevoelig is voor aantasting door de in de tank 6 opgeslagen vloeistof; dit laatste is natuurlijk van belang indien er mechanische beschadigingen zouden ontstaan in de tankdakkonstruktie. De dikte van het sandwichmoduul 3 is b.v. 50 mm terwijl de uitwendige afmeting van een enkelvoudig, bij voorkeur rechthoekig, in de figuren vierkant getekend profiel 5 in het uitvoeringsvoorbeeld 50 x 50 mm bedraagt. Uit de fig. 4 en 5 is de wijze van aanbrenging van de dwarsspantprofielen 4 zichtbaar in een richting die loodrecht staat op de lengterichting van het langwerpige sandwichmoduul 3. Een in dwarsdoorsnede rechthoekig buisprofiel 5, met een totale lengte van b.v. 100 cm wordt in "steensverband" geplaatst op een eerste onderste rij buisprofielen 5, zie fig. 6, en het is doeltreffend om de langsnaad 12 tussen de sandwichmodulen 3 samen te doen vallen met een aanstootvoeg 12’ tussen de vierkante profielen 5. Ter verkrijging van een grotere weerstand tegen doorbuiging is het gunstig om een dwarsspantprofiel 4 samen te stellen uit een onderste vierkant buisprofiel waarop een rechtstandig een smaller rechthoekig buisprofiel wordt geplaatst. Het dwarsspantprofiel wordt dan een samengesteld T-profiel dat op zijn kop staat; afmetingen 50 x 50 mm resp. 50 x 30 mm. Enerzijds ontstaat daardoor het voordeel dat met korte standaardlengtes kan worden gewerkt, anderzijds wordt daardoor een snelle montage en demontage vereenvoudigd,. In het harde kernschuimmateriaal van een sandwichmoduul 3 bevindt zich telkens op regelmatige afstanden, integraal daarin opgenomen, een inzetstuk 13 van hard schroefbaar materiaal, zoals multiplex, hetwelk bestand is tegen het vastzetten van bevestigingsorganen, zoals schroeven 14.

Nadat alle voorbereidingen getroffen zijn en de tankdakkonstruktie voltooid is, moeten aiie langs- en dwarsnaden 12 tussen de aangrenzende sandwichmodulen 3 tegen vloeistof afgedicht worden. Daartoe worden de naden 12 eerst aan de onderzijde van de dakkonstruktie met zelfklevend band volledig afgedicht waarna de naden van bovenaf vervolgens worden opgevuld met hetzelfde materiaal als waarvan de huidbeplating 11 bestaat. Na uitharding daarvan ontstaat een integraal dak dat aan alle gewenste eigenschappen voldoet ten aanzien van het eigen drijfvermogen. Het zelfklevende band kan na uitharding van de voegnaad worden verwijderd, beslist noodzakelijk is dat echter niet altijd,

Nadat de konstruktie van het tankdak 1 aldus is voltooid moeten de afdichtingen 15 aangebracht worden waarvan de konstruktie hier slechts globaal toegelicht behoeft te worden. In fig. 4 is een eindloze afdichtingslip 16 d.m.v. een flexibele kraag 17 vloeistofdicht verbonden met de rand van het tankdak 1 en wordt de positie van dit tankdak 1 mede bepaald door een verend element 18 waarvan het ene uiteinde 19 verbonden is met de afdichtingslip 16 terwijl het andere uiteinde 20 via een veerlus 21 aan het tankdak 1 bevestigd is. In fig. 5 is een andere wandafdichting in dwarsdoorsnede getoond, bestaande uit een flexibele "bumper" 16’welke d.m.v. een afstandshouder 18’ aan het tankdak 1 is bevestigd.

In fig. 7 is een doorvoer 22 weergegeven door een sandwichmoduul 3 voor een verankeringskabel 23. Deze verankeringskabel 23 is boven aan het vaste dak van de opslagtank 6 bevestigd en het ondereinde 24 ervan is d.m.v. een trekveer 25 verbonden met de bovenzijde van een permanente magneet 26. Doel daarvan is om de magneet 26 op de tankbodem 7 te verankeren zodat de aanwezigheid van een aantal anti-rotatiekabels 23 er voor zorg draagt dat de positie van het drijvende tankdak 1 geen wijziging ondergaat. Door de onderkant van de magneet 26 te voorzien van uitsteeksels 27, b.v. in de vorm van stripmateriaal dat aan het magneetlichaam door vastklemmen of anderszins wordt bevestigd, kan het kantelpunt ervan ver buiten het permanente magneetoppervlak gebracht worden, waardoor de blijvende positie van de permanente magneet 26 op de tankbodem 7 gegarandeerd is. Het extra voordeel van deze onverbrekelijk met de tankdakkonstruktie verbonden faciliteit is, dat zgn. heet konstruktielaswerk aan de tankbodem 7 totaal vermeden wordt.

In fig. 8 is een andere doorvoer 28 getoond voor een vaststaande peilpijp ( niet getekend). Een flexibele kraag of manchet 29 is vastgeklemd tussen een vaste flens 30 die vastgeschroefd is met bouten 14’ rondom een opening in het tankdak 1 en een losse flens 31 en het tankdak 1 kan zich aldus omhoog en omlaag bewegen t.o.v. de vaste peilpijp. Het gehele tankdak 1 mag zo nodig tot zijn halve hoogte in de vloeistof worden ondergedompeld zonder dat dit afbreuk doet aan zijn doeltreffendheid.

Voor het nemen van monsters uit de tank is voorts voorzien in een bemonsteringsinrichting, fig. 9, bestaande uit een trechtervormige monding 33 voor het opvangen en centreren van een flesvormige houder (niet getekend) die d.m.v. een stervormig uitgesneden flexibel kleporgaan 34 neergelaten kan worden voor het onttrekken van monstervioeistof aan de tankinhoud. De ringvormige uitstekende rand 35 aan de onderzijde van de trechtermond 33 rust resp. wordt geleid door een buisvormige doorlaat 36, voorzien van een flens 37 en een contraflens 38 ter bevestiging in een opening in het tankdak 1. Ter hoogte van de flens 37 bevinden zich in het buisvormige verwijde deel een aantal luchtopeningen. Het kleporgaan is d.m.v. een scharnier 39 in de keelopening van de trechtermond 33 bevestigd en d.m.v. een kabel 40 te openen. Het andere uiteinde van de kabel is aan een haak 41 bevestigd die instelbaar in hoogte in het tankdak 1 is aangebracht. Het kleporgaan 34 wordt automatisch geopend indien het verlengde ondereinde van de haak 41 (hier niet volledig getekend) tegen een aanslag, b.v. de tankbodem 1 oploopt.

Voor het geval zich tengevolge van weersinvloeden e.d. vloeistofdamp onder het tankdak 1 ophoopt en moet worden "afgeblazen" is er een aantal ontluchters 32 op openingen in het tankdak 1 aangebracht, zie fig. 10. Een ontluchter 32 bestaat uit een potvormige houder 42 welke naar beneden toe opgenomen is in een buisvormig van bevestigingsflenzen 43 en 44 voorzien doorlaatstuk 45 dat is bevestigd in het tankdak 1. Het doorlaatstuk 45 is van luchtopeningen 46 voorzien en divergeert naar beneden toe als een trechter 47. De houder 42 wordt door een komvormig deksel 48 afgesloten dat voorzien is van doorlaatopeningen 49 die d.m.v. een flexibele terugslagklep 50 worden afgesloten. Een centrale stang 51 met een draagoog 53 kan d.m.v. kabelbediening, 23’ van bovenaf, gelicht of gesloten worden. Aan de stang 51 en in de houder 42 bevinden zich samenwerkende iabyrinthschotten en schijven 54 resp. 55 waardoor ontsnapping van damp bemoeilijkt wordt. Voor een snelle ontluchting of beluchting wordt echter steeds het deksel 48 d.m.v. de kabel 23’bediend.

In fig. 11 is een mangat 8 nader weergegeven. Het mangatdeksel 56 rust op een verhoogde buisvormige flens 57 die de omranding van het mangat 8 vormt. De bevestiging van de flens geschiedt met schroeven 14" in het harde muitiplexmateriaai dat zich in het sandwichmoduuul 3 bevindt. Centraal op het mangatdeksel 56 bevindt zich een doorlaatopening waarin een ontluchter 32, zie fig. 2, kan worden aangebracht en verder zijn er handgrepen aan weerszijden onder en boven op het mangatdeksel 56 voorzien.

In fig. 2 zijn schematisch de instelbare steunpoten 60 weergegeven die in het tankdak 1 geleid resp. bevestigd zijn met behulp van buisgeleidingen 61. Naar keuze kunnen deze steunpoten een vaste lengte hebben en d.m.v. een buisgeleiding 61 in het tankdak zijn bevestigd, of de steunpoten 60 resp. hun geleidingen 61 zijn voorzien van op zichzelf bekende instelbare vergrendeiorganen.

Het drijvend tankdak 1 is zeer licht van konstruktie en heeft een hoog drijvend vermogen en is door zijn enorme eigen stijfheid, onder gebruikmaking van de sandwichmodulen en lage dwarsspantprofielen, ook een ideale werkvloer voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden. Het gladde oppervlak aan de onderzijde voorkomt alle bestaande nadelen bij de bestaande tankdaken. Bij de zeer geringe hoogte van het drijvend tankdak 1, b.v. 50 mm van het sandwichmoduul plus tweemaal 50 mm voor de samenstellende buisprofielen 5 van het dwarsspantprofiel 4, is dat niet meer dan 15 cm totaal (!) ter plaatse van die dwarsspantprofielen 4. In fig. 1 is de eenvoudige en systematische opbouw van de nieuwe werkwijze voor de dakkonstruktie zichtbaar. De modulaire opbouw maakt het mogelijk om tankdaken van willekeurige afmetingen met eenzelfde gunstig opdrijvend vermogen samen te stellen. Door de sandwichkonstruktie met een harde buitenhuid vormen eventuele beschadigingen en hun snelle reparatie evenmin een probleem.

Doordat met betrekkelijk eenvoudig te hanteren sandwichmodulen gewerkt kan worden terwijl tevens de handelbaarheid van de buisprofielen door hun geringe lengte zowel bij montage als demontage zeer gunstig is, biedt deze nieuwe werkwijze grote voordelen en extra veiligheid voor het milieu omdat zelfs bij zeer grote tanks een slechts een minimum aan verdamping van vloeistof optreedt en zo onder controle kan blijven. Daarnaast heet een dergelijk drijvend dak met kunststofmodulen ook een bijzondere warmte-isolerende funktie voor de vloeistof die in de tank wordt opgeslagen.

Conclusies:

Claims (10)

1. Werkwijze om in een gesloten tank voor vloeistofopslag een drijvende dakkonstruktie aan te brengen, welke is samengesteld uit een aantal kunststofmodulen die onderling met elkaar verbonden zijn, waarbij de volgende handelingen worden uitgevoerd: a. langwerpige geheel gesloten sandwichmoduulplaten van gewapende kunststof, met een kern van hardschuim en plaatselijk voorzien van inzetstukken van schroefbaar materiaal, worden in hun lengterichting naast elkaar neergelegd en vormen zo een aaneengesloten vlakke werkvloeroppervlakte die, door het aanbrengen van overeenkomstige afrondingen voor de tankwand, in vorm en grootte met het aan te brengen drijvend dak overeenstemt, en waarbij deze werkvloer tenminste voor een belangrijk deel rust op een tijdelijke en voorafgemonteerde vlakke horizontale dakondersteuning-steigerkonstruktie die zich daaronder op enige hoogte van de tankbodem af bevindt; b. aan de bovenzijde van de aldus gelegde werkvloer worden in een richting loodrecht op de langsrichting van de sandwichmoduulplaten een aantal langwerpige dwarsspantprofielen geplaatst welke door middel van bevestigingselementen met de sandwichmoduulplaten verbonden worden tot een stijve integrale dakkonstruktie; c. vervolgens worden in de dakkonstruktie operationele voorzieningen aangebracht zoals: i. een mangat teneinde onder de dakkonstruktie werkzaamheden te kunnen verrichten; ii. naar keuze een aantal al of niet verstelbare steunpoten voor de dakkonstruktie voor de laagste stand ervan; iii. een aantal kabeldoorvoeren voor het gebruik van antirotatiekabels ter voorkoming van ongewenste draaiing van de dakkonstruktie; iv. naar keuze een aantal afvoeren voor condensvloeistof; v. naar keuze een aantal be- en ontluchtingsorganen; waarna de horizontale dakondersteuning-steigerkonstruktie gedemonteerd en uit de tank wordt verwijderd en de drijvende dakkonstruktie hetzij op zijn eigen steunpoten komt te rusten, hetzij op een aantal vooraf op de tankbodem aangebrachte vaste steunpoten; d. de langs- en dwarsnaden tussen aangrenzende modulen van de gevormde werkvloer voor de dakkonstruktie worden met behulp van zelfklevend band aan de onderzijde van de dakkonstruktie tot een geheel glad oppervlak afgedicht waarna ter voorkoming van gas- of luchtinsluitingen de spleet verder met kunststofmateriaal van de huid van het sandwichmoduul wordt opgevuld en na uitharding het zelfklevend band al of niet verwijderd wordt; e. aan de omtreksrand van de dakkonstruktie wordt vervolgens de flexibele tankwandafdichting gemonteerd.

2. Drijvende dakkonstruktie welke volgens conclusie 1 is opgebouwd uit sandwichmoduulplaten en dwarsspantprofielen, met het kenmerk, dat een dwarsspantprofiel in vertikale dwarsdoorsnede polygonaal is en is samengesteld uit een tweetal bovenop elkaar geplaatste, bij voorkeur rechthoekige buisprofielen, in het bijzonder een onderste vierkant buisprofiel en daarop een bovenste rechthoekig buisprofiel dat op zijn korte rechthoekszijde staat.

3. Dakkonstruktie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een aantal afgekorte profielen telkens ter lengte van minstens tweemaal de breedte van een sandwichmoduul wordt toegepast, zodanig dat de uiteinden van de onderste vierkante buisprofielen evenals de uiteinden van de bovenste rechthoekige buisprofielen zich steeds in het midden van een sandwichmoduul bevinden.

4. Dakkonstruktie volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de profiellengte van een afgekort profiel ca. 1.000 mm bedraagt bij een samengestelde spantdoorsnede van de som van 50 x 50 mm en 50 x 30 mm.

5. Dakkonstruktie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een sandwichmoduul bij voorkeur een breedte heeft van 500 mm bij een lengte van 6.000 mm en een dikte van 50 mm.

6. Sandwichmoduul voor een dakkonstruktie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat plaatselijk, dwars op zijn langsrichting op regelmatige afstanden integraal inzetstukken van schroefbaar materiaal, bij voorkeur van hard schroefbaar multiplex, zijn opgenomen in het kernschuimmateriaal ter bevestiging van schroeven e.d. bevestigingsorganen in resp. aan het sandwichmoduul.

7. Dakkonstruktie volgens conclusies 2 t/m 5, met het kenmerk, dat de onderzijde ervan behoudens de noodzakelijke omrandingen voor mangat en diverse doorvoeren (kabels, be- en ontluchtingen, steunpoten) geheel glad is uitgevoerd.

8. Dakkonstruktie volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een aantal al of niet in hoogte instelbare steunpoten in de drijvende dakkonstruktie is aangebracht die de gehele dakkonstruktie op verscheidene punten t.o.v. de tankbodem gelijkmatig ondersteunen.

9. Be- en ontluchtingsorgaan voor een dakkonstruktie volgens een der voorgaande conclusies 2-5 en 7-8, met het kenmerk, dat een uit verschillende delen bestaande potvormige houder voorzien is van minstens één bevestigingsflens voor opname in een opening in een sandwichmoduui en een schotelvormig deksel voor de houder voorzien is van een aantal be- en ontluchtingsopeningen welke door een flexibele terugslagklep zijn afgedekt en voorts centraal in het deksel een vertikaal beweegbare stang is opgenomen welke aan de dekselbovenzijde een draagoog of dergelijke ter verbinding met een kabel draagt en aan de dekselonderzijde binnen de pot voorzien is van een aantal, in een richting dwars op de stang verlopende gesloten schijven, waarvan de buitenomtreksrand naar beneden toe komvormig verloopt en voorts aan de binnenzijde van de pot op enige afstand van de genoemde buitenomtreksrand eenzelfde aantal trechtervormig omlaaggerichte concentrische schotten is aangebracht, zodanig dat ontsnappende damp op zijn weg door de ontluchter een labyrinthafdichting doorloopt.

10. Permanentmagneetbevestiging ten gebruike voor het vastzetten van de drijvende dakkonstruktie volgens een der voorgaande conclusies 2-5 en 7-8 en d.m.v. antirotatiekabels aan de tankbodem, gekenmerkt door een vlakke permanente magneet welke in horizontale richting naar minstens twee onderling loodrecht op elkaar staande richtingen en van het midden van de magneet af gerekend, voorzien is van een aantal anti-kantelorganen, een en ander zodanig, dat een eventueel kantelpunt of eventuele kantellijn voor de magneet op een aanzienlijk grote afstand buitenwaarts ligt t.o.v. de uiterste begrenzingslijn van de omtreksrand van de permanente magneet die aan de tankbodem hecht.