NL8903190A - Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak. Download PDF

Info

Publication number
NL8903190A
NL8903190A NL8903190A NL8903190A NL8903190A NL 8903190 A NL8903190 A NL 8903190A NL 8903190 A NL8903190 A NL 8903190A NL 8903190 A NL8903190 A NL 8903190A NL 8903190 A NL8903190 A NL 8903190A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
holder
inner bag
bag
container
clamping elements
Prior art date
Application number
NL8903190A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bosgraaf Steven
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bosgraaf Steven filed Critical Bosgraaf Steven
Priority to NL8903190A priority Critical patent/NL8903190A/nl
Publication of NL8903190A publication Critical patent/NL8903190A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B31MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31BMAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31B70/00Making flexible containers, e.g. envelopes or bags
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B31MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31BMAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31B70/00Making flexible containers, e.g. envelopes or bags
    • B31B70/008Stiffening or reinforcing
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B31MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31BMAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31B2150/00Flexible containers made from sheets or blanks, e.g. from flattened tubes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B31MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31BMAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31B2160/00Shape of flexible containers
    • B31B2160/10Shape of flexible containers rectangular and flat, i.e. without structural provision for thickness of contents
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B31MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31BMAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31B2170/00Construction of flexible containers
    • B31B2170/20Construction of flexible containers having multi-layered walls, e.g. laminated or lined
    • B31B2170/202Construction of flexible containers having multi-layered walls, e.g. laminated or lined having liners applied in already made bags, e.g. including turning the bags inside out

Landscapes

  • Supplying Of Containers To The Packaging Station (AREA)

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak, waarbij de binnenzak door een houder met een vrij uiteinde in een bepaalde vorm wordt gehouden wanneer de buitenzak vanaf het genoemde vrije uiteinde over de binnenzak wordt geschoven, van welke houder zich daarbij ten minste een het vrije uiteinde bevattend deel in de binnenzak bevindt.
Voor het verpakken van bulkgoederen, zoals poeders, korrels of pasta's, worden veelvuldig dubbelwandige zakken toegepast, die bestaan uit een binnenzak en een buitenzak. De binnenzak vormt daarbij een barrière tegen het uittreden van het te transporteren goed en tegen het binnentreden van ongewenste stoffen, zoals in veel gevallen vocht. De buitenzak verschaft de zak mechanische sterkte.
Bij een veelvuldig toegepaste dubbelwandige zak bestaat de binnenzak uit polyetheenfolie en is de buitenzak geweven uit vezels van jute of PP. Buitenzakken worden ook veelvuldig vervaardigd uit papier.
Het aanbrengen van de buitenzak over de binnenzak geschiedt tot dusverre handmatig. De binnenzak wordt over een plank geschoven, totdat het vrije uiteinde van die plank zich in de binnenzak bevindt en vervolgens wordt de buitenzak over de plank met de binnenzak geschoven.
Deze werkwijze heeft als nadeel, dat deze zeer arbeidsintensief is. Bovendien is het uitvoeren van deze werkwijze zeer eentonig.
De uitvinding heeft als doel een werkwijze te verschaffen, waarmee het aanbrengen van buitenzakken over binnenzakken automatisch kan worden uitgevoerd.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat ten minste de binnenzak en de buitenzak in opeenvolgende posities langs een baan worden geplaatst en geopend worden gehouden, de houder, de genoemde baan volgend, wordt verplaatst met het vrije uiteinde van de houder in verplaatsingsrichting gericht, waarbij de houder in de binnenzak wordt gestoken, de binnenzak meenemend naar de buitenzak wordt verplaatst en samen met de binnenzak in de buitenzak wordt gestoken.
Het geopend houden van de zakken en het verplaatsen van de houder langs een baan zijn handelingen, die een beter beheersbaar bewegingspatroon vormen dan het bekende bewegingspatroon, waarbij de zakken handmatig over de houder worden geplaatst. Het bewegingspatroon volgens de uitvinding is bovendien geschikt om machinaal te worden uitgevoerd. Het langs de baan leggen van de binnenzak en de buitenzak is een aanzienlijk eenvoudigere handeling dan het met de hand over de houder plaatsen van de zakken. Bovendien kunnen meerdere binnenzakken en buitenzakken tegelijk langs de baan worden gelegd, bijvoorbeeld in de vorm van stapels.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak, voorzien van ten minste een houder met een vrij uiteinde voor het in een bepaalde configuratie houden van de binnenzak bij het daarover aanbrengen van de buitenzak. Het is daarbij een verder doel van de uitvinding, een inrichting te verschaffen voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door erin te voorzien, dat de houder over een bepaald traject verplaatsbaar is langs een baan, met het vrije uiteinde in verplaatsingsrichting gericht, en dat langs de baan ten minste twee opeenvolgende opneemstations voor de zakken zijn aangebracht, welke opneemstations elk zijn voorzien van middelen voor het van elkaar af verplaatsen van tegenover elkaar gelegen gedeeltes van het open uiteinde van een zak.
Navolgend wordt de uitvinding nader geïllustreerd en toegelicht aan de hand van een voorbeeld van een uitwerking van de uitvinding, waarbij wordt verwezen naar de bijgaande tekening. Daarbij toont: fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een schematisch zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1, fig. 3 een nader uitgewerkt aanzicht in doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1, fig. 4 een nader uitgewerkt aanzicht in doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 1, fig. 5 een nader uitgewerkt aanzicht in doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 1, en fig. 6 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn VI-VI in fig. 5.
De figuren 1 en 2 tonen een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, welke inrichting is uitgerust met vier houders 1, 1', 1'' en 1''' die langs een baan 2 verplaatsbaar zijn opgehangen. De posities, die de houders 1. 1', 1'' en 1''' volgens de figuren 1 en 2 innemen worden bij het verplaatsen van de houders langs de baan 2 door elk van de houders 1, 1', 1'' en 1''' gepasseerd. Bij de navolgende beschrijving van de posities van de houders zal telkens uitsluitend verwezen worden naar de in die beschreven positie weergegeven houder. Opgemerkt wordt, dat in fig. 2 duidelijkheidshalve uitsluitend een de houders 1 en 1' bevattend gedeelte van de inrichting is weergegeven.
Van de houders 1 en 1' zijn vrije uiteinden 3 en 3' in met pijlen 4 resp. 4' aangeduide verplaatsingsrichtingen gericht. Langs de baan 2 zijn twee opeenvolgende opneemstations 5 en 6 voor resp. binnenzakken 7 en buitenzakken 8 aangebracht.
De opneemstations 5 en 6 zijn elk voorzien van middelen 9 en 10 voor het van elkaar af verplaatsen van tegenover elkaar gelegen gedeeltes van open uiteinden 11 resp. 12 van de zakken 7 resp, 8. De opneemstations 5 en 6 zijn bij voorkeur voorzien van stijgtafels 13, 14, die in met pijlen 15 en 15 aangeduide richtingen verplaatsbaar zijn, om de bovenste zakken 7 en 8 van zich op die stijgtafels 13 en 14 bevindende stapels zakken 7 en 8 op een met het niveau van de houders 1 en 1'' corresponderende hoogte te brengen, zodat de zakken 7 en 8 stapelsgewijs langs de baan geplaatst kunnen worden. Er kan echter ook zijn voorzien in tafels, die op een vast niveau zijn aangebracht en waarop de zakken handmatig of met machinale middelen stuksgewijs -kunnen worden geplaatst.
Wanneer de houder 1 het opneemstation 5 voor binnenzakken 7 nadert, worden tegenover elkaar gelegen gedeeltes van het open uiteinde 11 van een binnenzak 7 door de genoemde middelen 9 van elkaar getrokken. Bij verdere verplaatsing van de houder 1 wordt deze in de open gehouden binnenzak 7 gestoken en neemt deze bij verdere verplaatsing mee langs de baan 2, totdat een positie is bereikt, waarin de met 1' aangeduide houder zich bevindt. De houder 1' houdt de binnenzak 7 in een bepaalde vorm, zodat deze in de buitenzak 8 kan worden gestoken. (De zakken 7 en 8, die door de houder worden meegenomen zijn duidelijkheidshalve in fig. 1 niet en in fig. 2 middels streeppunt-lijnen weergegeven.) Wanneer de houder 1' het opneemstation 6 voor buitenzakken 8 nadert, worden tegenover elkaar gelegen gedeeltes van het open uiteinde 12 van een buitenzak 8 van elkaar getrokken, zodat de houder 1' bij verdere verplaatsing met de binnenzak 7 in de buitenzak 8 wordt gestoken en beide zakken 7 en 8 meeneemt.
De door de houder 1' meegenomen buitenzak 8 is, wanneer de zakken 7 en 8 worden meegenomen, om de binnenzak 7 aan-gebracht en de zakken 7 en 8 hoeven nog slechts tegelijk van de houder 1' te worden verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door de houder met de zakken verder te verplaatsen tot een af-neemstation, beide zakken daar vast te klemmen en vervolgens de houder tegen de oorspronkelijke verplaatsingsrichting in te verplaatsen. Volgens het getoonde voorbeeld zijn de houders echter in het gebied van een positie, waarin de houder 1'' is weergegeven, over een halve omwenteling verdraaibaar ten opzichte van de baan 2, zoals is aangeduid met een pijl 17. De houder 1'' wordt daarbij in een met streeppunt-lijnen aangeduide stand gebracht, in welke stand het vrije uiteinde 3'' tegen de verplaatsingsrichting 4'' in is gericht.
De inrichting volgens het getoonde uitvoeringsvoor-beeld is voorzien van een langs de baan 2 aangebrachte afleg- houder 18. Deze is bij voorkeur uitgerust met een daaltafel 19, die in overeenstemming met het aantal op die tafel 19 afgelegde zakken 7 en 8 daalt, zodat de bovenste zakken 7 en 8 zich voortdurend op een met het niveau van de houder 1''' corresponderend niveau bevinden. In de nabijheid van een, in een met een pijl 4''' aangeduide verplaatsingsrichting gezien, eerste rand van de tafel 19 is een aangrijpelement 20 aangebracht, dat een naar het de tafel 19 toe gerichte aandrukkracht en een in baan-richting gerichte vasthoudkracht uit kan oefenen.
De houders kunnen in een met een pijl 4'' aangeduide richting worden verplaatst van de getoonde positie van de houder 1'' tot de getoonde positie van de houder 1''' . De zakken 7 en 8 kunnen van de houders verwijderd worden door deze met het aangrijpelement 20, bij voorkeur tegen de tafel 19 geklemd, vast te houden en de houders, uitgaand van de positie van de houder 1'' ', verder te verplaatsen in de met de pijl 4''' aangeduide richting. Het vrije uiteinde 3'f' van de houder 1''' is tegen de verplaatsingsrichting in gericht, zodat deze bij het verder verplaatsen uit de zakken 7 en 8 wordt getrokken, terwijl de zakken 7 en 8 beide worden vastgehouden op de tafel 19 van de afleghouder 18.
Nadat de zakken 7 en 8 van de houders zijn verwij-derd, kunnen deze verder langs de baan 2 worden verplaatst, totdat deze de met een streeppunt-lijn weergegeven positie van de houder 1 bereiken. In het gebied van de getoonde positie van de houder 1 kan de houder 1 over een halve omwenteling ten opzichte van de baan 2 worden geroteerd, zoals met een pijl 21 is aangeduid. Na het voltooien van de laatstgenoemde rotatie is de houder 1 gereed voor het meenemen van een volgende binnenzak 7.
Het toepassen van de omlopende baan 7 biedt het voordeel, de houders voortdurend langs de baan kunnen worden verplaatst. De baan 2 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een omlopende kabel of rail. Het aantal houders, dat op de baan 2 geplaatst kan worden is slechts gelimiteerd door de voor elke houder vereiste ruimte in verplaatsingsrichting.
Indien het bijvoorbeeld gewenst is naar behoefte in een willekeurige volgorde meerdere typen binnenzakken en/of buitenzakken te verwerken, kan men meerdere opneemstations langs een baan van dienovereenkomstige lengte plaatsen en de opneemstations en/of de houders zodanig bedienen, dat vanuit de juiste opneemstations zakken worden meegenomen.
De inrichting volgens de getoonde uitvoeringsvorm is voorzien van middelen 22 voor het omslaan van ten minste een op het open uiteinde 11 van een binnenzak 7 aansluitende rand (zie ook figuren 5 en 6). Deze middelen 22 zijn bij voorkeur uitgevoerd als twee paar langs de baan 2 in de verplaatsingsrichting 4''' stroomafwaarts van de opneemstations 5 en 6 opgestelde klemelementen 23 met vrije uiteinden 24 . Van elk paar klem-elementen 23 zijn de vrije uiteinden 24 naar elkaar toe en terug verplaatsbaar', zoals is aangeduid met pijlen 25. Elk paar van de genoemde paren klemelementen 23 is over een halve omwenteling verdraaibaar, zoals is aangeduid met pijlen 26.
De zakken 7 en 8 worden door de houder 1, 1', 1'', 1''' bij voorkeur meegenomen in een in hoofdzaak vlakke toestand. De houder 1, 1', 1'', 1''' strekt zich hiertoe volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld in hoofdzaak in een vlak 31 uit (zie ook figuren 3-6).
Gebruik makend van de twee paar klemelementen 23 met de vrije uiteinden 24 worden randgedeeltes van de binnenzak 7, die aansluiten op het open uiteinde 11 en die zijn gelegen in een gebied van een op dat open uiteinde 11 aansluitende zijrand van die binnenzak 7, elk ingeklemd tussen een paar van de klemelementen 23. Van elk paar klemelementen 23 wordt daarbij door één klemelement 23 vanaf de binnenzijde van de binnenzak 7 een klemkracht uitgeoefend terwijl door het andere klemelement 23 vanaf de buitenzijde van de binnenzak 7 een klemkracht wordt uitgeoefend. De klemelementen 23 bevinden zich daarbij in de met streeppunt-lijnen weergegeven posities. Beide paren klemelementen 23 worden ten opzichte van de open uiteinden 11, 12 van de zakken 7 en 8 over een halve omwenteling gedraaid, zodat de op het open uiteinde 11 van de binnenzak 7 aansluitende ge deelte van de binnenzak in het gebied van de zijranden van de binnenzak 7 wordt oxngeslagen. Doordat de zakken 7 en 8 in een in hoofdzaak platte toestand worden vastgehouden, worden daarbij tevens de overige op het open uiteinde 11 van de binnenzak 7 aansluitende gedeeltes van die binnenzak 7 omgeslagen.
Ingeval men niet alleen de op het open uiteinde 11 aansluitende randgedeeltes van de binnenzak 7, doch ook de op het open uiteinde 12 aansluitende randgedeeltes van de buitenzak 8 wil omslaan, dient de buitenzak 8 ten opzichte van de binnenzak 7 een zodanige lengte te hebben, dat het open uiteinde 12 van de buitenzak 8 zich, nadat deze over de binnenzak 7 is aangebracht, op een zodanig geringe afstand van het open uiteinde 11 van de binnenzak 7 bevindt, dat de klemelementen zowel op randgedeeltes aansluitend op het open uiteinde 11 van de binnenzak 7 als op randgedeeltes aansluitend op het open uiteinde 12 van de buitenzak aangrijpen. Bij het draaien van de klemelementen 23 over de genoemde halve omwenteling worden dan zowel het genoemde randgedeelte van de binnenzak 7, als het genoemde randgedeelte van de buitenzak 8 omgeslagen.
Ingeval de houders, zoals hiervoor beschreven, ter plaatse van de getoonde positie van de houder 1'' over een halve omwenteling ten opzichte van de baan 2 verdraaid worden, kunnen de klemelementen 23 op eenvoudige wijze in aangrijping worden gebracht met de op de op open uiteinden 11, 12 aansluitende randgedeeltes van de binnenzak 7 en de buitenzak 8. Het vrije uiteinde 3'' van de houder 1'' is bij het verplaatsen van die houder tegen de met de pijl 4'' aangeduide verplaatsings-richting in gericht. De open uiteinden van de door de houder 1'' meegenomen zakken 7 en 8 vormen derhalve bij het verplaatsen de voorlopende randen van die zakken. Bij het naderen van de houder 1'' worden de vrije uiteinden 24 van de klemelementen 23 tegen de verplaatsingsrichting van de houder 1'' in gericht gehouden in het gebied van een baan die de vast te klemmen gedeeltes van ten minste de binnenzak 7 bij het verplaatsen beschrijft, totdat de vast te klemmen gedeeltes elk tussen een paar van de klemelementen 23 zijn gebracht en de houder de ge- toonde positie van de houder 1''' heeft bereikt. De klemelemen-ten 23 van elk paar worden vervolgens naar elkaar toe worden verplaatst voor het uitoefenen van de klemkracht. Vervolgens wordt de rotatie van de paren klemelementen 23 ten opzichte van de open uiteinden 11 en 12 van de zakken 7 en 8 uitgevoerd, zodat de randgedeeltes van de zakken 7 en 8 waarop de klemelementen 23 hebben aangegrepen worden omgeslagen.
Nadat de genoemde randgedeeltes zijn omgeslagen zijn de vrije uiteinden 24 van de klemelementen 23 in de met een pijl 4''' aangeduide verplaatsingsrichting gericht. De omgeslagen gedeeltes van de zakken 7 en 8 kunnen daardoor uit het bereik van de paren klemelementen 23 worden verplaatst door de houder 1' ' ' met de zakken in de verplaatsingsrichting verder te verplaatsen.
Voor het aanpassen van de positie van de klemelementen 23 aan de banen van vast te klemmen gedeeltes van zakken 7 en 8 van verschillend formaat, is bij voorkeur de onderlinge afstand tussen de paren klemelementen 23 verstelbaar.
.Bij voorkeur is de breedte van ten minste een tegenover het vrije uiteinde 3, 3', 3'' en 3"' van de houder 1, 1', 1'', 1''' gelegen gedeelte van de houder varieerbaar. Dit maakt het mogelijk, op het open uiteinde 11, 12 aansluitende gedeeltes van de binnenzak 7 en de buitenzak 8 op te spannen nadat elk van de zakken 7 en 8 is meegenomen door de houder 1, 1'. Hierdoor wordt een goede positionering van de zakken 7 en 8 ten opzichte van de houder 1, 1' en ten opzichte van elkaar verkregen.
Voor het variëren van de breedte kan de houder zijn uitgevoerd in de vorm van twee in hoofdzaak evenwijdige stangen, waarvan de vrije uiteinden het vrije uiteinde van de houder vormen.
Een stabiel geconstrueerde houder 1, 1', 1'', 1''' met een relatief geringe massa kan worden verkregen door de houder uit te voeren als een een veerkrachtige beugel, waarvan een teruggebogen gedeelte het vrije uiteinde 3, 3', 3'', 3''' van de houder vormt en waarvan de uiteinden 27 ten op2ichte van elkaar verplaatsbaar zijn.
Door het teruggebogen uiteinde van de beugel te voorzien van een naar het tegenovergelegen uiteinde doorgebogen inham 28, wordt een uitsparing verschaft, waardoor het aangrijpe-lement 20 op de zakken 7 en 8 aan kan grijpen, zonder de houder 1''' vast te klemmen en zonder dat een verdere verplaatsing van de houder 1''' in de met een pijl 4''' aangeduide richting wordt verhinderd. De houder \< ’ · reikt daarbij tot ver in de hoeken van de zakken 7 en 8, zodat deze betrouwbaar en nauwkeurig worden gepositioneerd ten opzichte van de houder en de binnenzak 7 nauwkeurig in vorm wordt gehouden wanneer de houder 1' met die binnenzak 7 in de buitenzak 8 wordt gestoken.
Volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn de · uiteinden 27 van de beugel verbonden met armen 28, die ten opzichte van een ophangelement 29 zwenkbaar zijn om assen 30, die in hoofdzaak evenwijdig aan, alsmede op afstand van het vlak 31 van de houder 1, 1', 1'', 1''' verlopen, waarbij de opneemsta-tions 5 en 6 en de assen 30 zich bevinden aan tegenovergestelde zijden van het vlak 31 van de houder 1, 1', 1'', 1'''. Hiermee wordt een voordeelbiedend bewegingspatroon van de houder 1 verschaft. Op het moment dat de houder 1 in de binnenzak 7 wordt gestoken zijn de armen 28 naar elkaar toe gezwenkt en bevinden de uiteinden van de beugel zich in de dicht bij elkaar gelegen positie (zie weergave met streeppunt-lijnen in fig. 3). Wanneer de houder 1 volledig in de binnenzak 7 is gestoken en deze dient te worden meegenomen, worden de armen 28 van elkaar af gezwenkt waardoor de binnenzak 7 zowel wordt opgespannen over de houder 1, als wordt opgelicht van de stapel binnenzakken 7. Door het opspannen wordt bovendien ook het middengedeelte van de binnenzak 7 opgelicht. Deze bewegingsgeometrie verschaft een betrouwbare scheiding van de mee te nemen binnenzak 7 van de stapel.
In fig. 3 zijn de van elkaar af gezwenkte armen 28 afgebeeld achter de middelen 9 voor het van elkaar af verplaatsen van tegenover elkaar gelegen gedeeltes van open uiteinden 11 van de binnenzakken 7. In bedrijf dienen de armen 28 echter pas van elkaar af gezwenkt te worden wanneer de genoemde middelen 9 zijn opgeklapt, zoals in fig. 3 met streeppunt-lijnen is weergegeven.
Wanneer de houders de positie bereikt, waarin de houder 1' is getoond worden de armen 28 weer naar elkaar toe geklapt, zodat de beugel gemakkelijk in de buitenzak 8 kan worden gestoken. Bij het meenemen van de buitenzak kan het hiervoor, in samenhang met het meenemen van de binnenzak beschreven bewegingspatroon worden herhaald, zodat ook de buitenzak 8 betrouwbaar van de stapel wordt meegenomen.
De middelen 9 en 10 voor het van elkaar af verplaatsen van tegenover elkaar gelegen gedeeltes van het open uiteinde 11, 12 van een zak 7, 8 zijn bij voorkeur uitgevoerd als middelen, die op een wand van een zak 7, 8 aan kunnen grijpen en deze op kunnen lichten. Eventueel kan het openen van de zakken worden ondersteund door middel van een blaasinrichting.
Volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is het, in de met de pijl 4' aangeduide verplaatsingsrichting gezien, eerste opneemstation 5 van de opeenvolgende opneemstations 5 en 6 voorzien van ten minste een dwars ten opzichte van de tafel 13 van dat opneemstation 5 verplaatsbare zuignap 32, waarop een onderdrukleiding (niet getoond) is aangesloten. De zuignappen 32 kunnen eenvoudig aangrijpen op de naar de zuignap 32 toe gekeerde wand van een in hoofdzaak luchtdichte zak.
Een tweede opneemstation 6 van de opneemstations 5 en 6 is voorzien van ten minste twee dwars ten opzichte van het oppervlak van de tafel 14 van dat opneemstation 6 alsmede dwars ten opzichte van tegenover elkaar gelegen zijranden van de tafel verplaatsbare tandvormige aangrijporganen 33 nabij de in de met de pijl· 4' aangeduide verplaatsingsrichting gezien, stroomopwaarts gelegen rand van de tafel 14. De aangrijporganen 33 kunnen in een schuin van elkaar af, naar het oppervlak van de tafel 33 toe gerichte positie worden gebracht. Dergelijke aangrijporganen zijn beschreven in aanvraagsters Nederlandse octrooiaanvrage 87 02189 getiteld: 'Inrichting voor het automa- tisch één voor één afnemen van zakken van en stapel'. Dergelijke aangrijporganen blijken ook zeer geschikt te zijn voor het aangrijpen op één wand van een zak uit gevlochten materiaal, voor het van een tegenovergelegen wand af verplaatsen van die wand.
De aangrijporganen 33 kunnen in aanraking worden gebracht met de wand van een buitenzak 8. Door de aangrijporganen vervolgens van elkaar af te verplaatsen haken deze in het weefsel van de buitenzak 8 en trekken dit strak. Het tussen de aangrijporganen opgespannen weefsel kan nu dwars op zijn vlak worden verplaatst. Door de lengte van de aangrijporganen 33 zodanig te kiezen, dat deze juist op één wand van de buitenzak 8 aangrijpen wordt voorkomen, dat deze op beide tegenover elkaar gelegen wanden van de buitenzak 8 aangrijpen.
De aangrijporganen 33 zijn bij voorkeur opgehangen middels parallellogramvormige stangenstelsels 34, die zich in hun uitgangspositie vanaf de aangrijporganen 33 schuin van elkaar en van de tafel 14 af uitstrekken. Hiermee wordt bewerkstelligt, dat door het uitoefenen van tegengestelde van elkaar af gerichte krachten op tegenover de aangrijporganen 33 gelegen uiteinden van de stangenstelsels 34, op de aangrijporganen 33 een van de tafel 14 af gerichte kracht wordt uitgeoefend, zodat met één beweging zowel het aangrijpen van de aangrijporganen 33 als het van de tafel 14 af verplaatsen van de naar de aangrijporganen 33 toe gekeerde wand van de buitenzak 8 kan worden bediend. Doordat het genoemde stangenstelsel 34 parallellogramvormig is uitgevoerd, treedt bij het verplaatsen van de aangrijporganen 33 ten opzichte van de tafel 14 geen verdraaiing op van die aangrijporganen 33, waardoor de aangrijping van de aangrijporganen 33 op de wand van de buitenzak 8 verloren zou kunnen gaan.

Claims (19)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak, waarbij de binnenzak door een houder met een vrij uiteinde in een bepaalde vorm wordt gehouden wanneer de buitenzak vanaf het genoemde vrije uiteinde over de binnenzak wordt geschoven, van welke houder zich daarbij ten minste een het vrije uiteinde bevattend deel in de binnenzak bevindt, met het kenmerk, dat ten minste de binnenzak en de buitenzak in opeenvolgende posities langs een baan worden geplaatst en geopend worden gehouden, de houder, de genoemde baan volgend, wordt verplaatst met het vrije uiteinde van de houder in ver-plaatsingsrichting gericht, waarbij de houder in de binnenzak wordt gestoken, de binnenzak meenemend naar de buitenzak wordt verplaatst en samen met de binnenzak in de buitenzak wordt gestoken.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de binnenzak en de buitenzak terwijl deze door de houder worden meegenomen in een in hoofdzaak vlakke toestand worden gehouden, dat gebruik makend van twee paar klemelementen met vrije uiteinden, gedeeltes van de binnenzak elk gelegen in het gebied van het open uiteinde daarvan en van een op dat open uiteinde aansluitende zijrand van die binnenzak, elk worden ingeklemd tussen een paar van de klemelementen, waarbij van elk paar klemelementen door één klemelement vanaf de binnenzijde van de binnenzak een klemkracht wordt uitgeoefend en door het andere klemelement vanaf de buitenzijde van ten minste de binnenzak een klemkracht wordt uitgeoefend en waarbij beide paren klemelementen ten opzichte van de open uiteinden van de zakken over een halve omwenteling worden gedraaid.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder na samen met de binnenzak in de buitenzak gestoken te zijn, samen met de binnenzak en de buitenzak, met het vrije uiteinde in de verplaatsingsrichting gericht, over een bepaald traject wordt verplaatst, ten opzichte van de baan een halve slag wordt gedraaid en met het vrije uiteinde tegen de verplaatsingsrichting in gericht, wordt verplaatst naar een positie waar de buitenzak en de zich daarin bevindende binnenzak van de houder af worden genomen.
4. Werkwijze volgens conclusies 2 en 3, met het kenmerk, dat de paren klemelementen met de genoemde rand in aan-grijping worden gebracht door de verplaatsing van de houder langs de baan, waarbij de binnenzak en de buitenzak door de houder worden meegenomen, waarbij het vrije uiteinde van de houder tegen de verplaatsingsrichting in gericht wordt gehouden en door elk van de paren klemelementen gepositioneerd te houden met de vrije uiteinden daarvan tegen de verplaatsingsrichting van de houder in gericht en in het gebied van een baan die de vast te klemmen gedeeltes van ten minste de binnenzak bij het verplaatsen beschrijven, totdat de vast te klemmen gedeeltes elk tussen een paar van de klemelementen zijn gebracht, waarna de klemelementen van elk paar naar elkaar toe worden verplaatst voor het uitoefenen van de klemkracht, waarna de verdraaiing van de paren klemelementen ten opzichte van de open uiteinden van de zakken wordt uitgevoerd, de klemelementen van elk paar van elkaar af worden verplaatst en de houder met de zakken in de verplaatsingsrichting verder wordt verplaatst.
5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste op het open uiteinde aansluitende gedeeltes van de binnenzak en de buitenzak worden opgespannen nadat elk van de zakken is meegenomen door de houder.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat voor het opspannen van de binnenzak en de buitenzak, de breedte wordt vergroot van ten minste een gedeelte van de houder, dat is gelegen tegenover het vrije uiteinde daarvan.
7. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de binnenzak en de buitenzak door de houder elk vanaf een stapel worden meegenomen en de houder daarbij wordt verplaatst met een verplaatsingscomponent in stapelrichting, die van de stapel af gericht is.
8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het verwijderen van de zakken van de houder, de zakken nabij het tegenover het open uiteinde gelegen uiteinde daarvan vast worden gehouden en de houder met het vrije uiteinde daarvan tegen dé verplaatsingsrichting in gericht, wordt verplaatst.
9. Inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak, voorzien van ten minste een houder met een vrij uiteinde voor het in een bepaalde configuratie houden van de binnenzak bij het daarover aanbrengen van de buitenzak, met het kenmerk, dat de houder over een bepaald traject verplaatsbaar is langs een baan, met het vrije uiteinde in verplaatsingsrichting gericht, en dat langs de baan ten minste twee opeenvolgende opneemstations voor de zakken zijn aangebracht, welke opneemstations elk zijn voorzien van middelen voor het van elkaar af verplaatsen van tegenover elkaar gelegen gedeeltes van het open uiteinde van een zak.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat langs de genoemde baan in de verplaatsingsrichting stroomafwaarts van de opneemstations twee paar klemelementen met vrije uiteinden zijn opgesteld, waarbij van elk paar klemelementen ten minste de vrije uiteinden naar elkaar toe en terug verplaatsbaar zijn en waarbij elk van de genoemde paren klemelementen ten opzichte van de baan over een halve omwenteling verdraaibaar is.
11. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de houder in een ten opzichte van de opneemstations in de verplaatsingsrichting gelegen gebied van de baan, ten opzichte van de baan over een halve slag draaibaar is om een as dwars op de baan.
12. Inrichting volgens conclusie 10 en 11, met het kenmerk, dat de houder zich in hoofdzaak in een vlak uitstrekt en dat de paren klemelementen ten opzichte van de positie van dat vlak in een toestand waarin de houder zich voor de klemelementen bevindt, 'in het gebied van dat vlak zijn opgehangen, waarbij de vrije uiteinden van de klemelementen evenwijdig aan de baan in de richting van het vrije uiteinde van de houder zijn gericht en de afstand tussen de paren klemelementen instelbaar is.
13 Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de houder zich in hoofdzaak in een vlak uitstrekt en dat de breedte van ten minste een tegenover het vrije uiteinde van de houder gelegen gedeelte van de houder varieerbaar is.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de houder een veerkrachtige beugel omvat, waarvan een teruggebogen gedeelte het vrije uiteinde van de houder vormt en waarvan de uiteinden ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het teruggebogen uiteinde van de beugel een naar het tegenovergelegen uiteinde doorgebogen inham vertoont.
16. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de uiteinden van de beugel zijn verbonden met armen, die ten opzichte van een ophangelement zwenkbaar zijn om assen, die in hoofdzaak evenwijdig aan, alsmede op afstand van het vlak van de houder verlopen, waarbij de opneemstations en de assen zich bevinden aan tegenovergestelde zijden van het vlak van de houder.
17. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de middelen voor het van elkaar af verplaatsen van tegenover elkaar gelegen gedeeltes van het open uiteinde van een zak, zijn uitgevoerd als aangrijporganen, die op een wand van een zak een kracht dwars op de wand van die zak uit kunnen oefenen.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de opneemstations elk zijn voorzien van een tafel voor het ondersteunen van tenminste een zak, waarbij de aangrijporganen van de, in de verplaatsingsrichting gezien, eerste van de opeenvolgende opneemstations zijn uitgevoerd als ten minste een dwars ten opzichte van de tafel van dat opneemstation verplaatsbare zuignap, waarop een onderdrukleiding is aangesloten en dat de aangrijporganen van een tweede van de opneemstations zijn uitgevoerd als ten minste twee dwars ten opzichte van ta- fel van dat opneemstation alsmede dwars ten opzichte van tegenover elkaar gelegen zijranden van de tafel verplaatsbare tand-vormige aangrijporganen nabij de in de verplaatsingsrichting gezien, stroomopwaarts gelegen rand van die tafel, welke aan-grijporganen in een schuin van elkaar af, naar de tafel toe gerichte positie kunnen worden gebracht.
19. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat langs de baan een afleghouder voor ten minste een binnenzak met een daaromheen aangebrachte buitenzak is aangebracht, welke afleghouder is voorzien van een tafel voor voornoemde zakken en een klemelement, dat een naar de tafel toe gerichte aandruk-kracht en een in baanrichting gerichte vasthoudkracht uit kan oefenen.
NL8903190A 1989-12-29 1989-12-29 Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak. NL8903190A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8903190A NL8903190A (nl) 1989-12-29 1989-12-29 Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8903190 1989-12-29
NL8903190A NL8903190A (nl) 1989-12-29 1989-12-29 Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8903190A true NL8903190A (nl) 1991-07-16

Family

ID=19855847

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8903190A NL8903190A (nl) 1989-12-29 1989-12-29 Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8903190A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2886319A1 (en) * 2013-12-20 2015-06-24 Vitra Ind. e Comercio de Maquinario Para Rafia LTDA Device and method for the introduction of an inner bag in a rafia bag

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2886319A1 (en) * 2013-12-20 2015-06-24 Vitra Ind. e Comercio de Maquinario Para Rafia LTDA Device and method for the introduction of an inner bag in a rafia bag

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3122477B1 (fr) Dispositif d&#39;alimentation en articles plats pour un carrousel à godets
GB1590734A (en) Baghanging machine and method
US5237801A (en) Automated utensil packaging system
US3822008A (en) Transfer apparatus for packaging machine
JPH05505376A (ja) 袋を自動的に準備する方法および袋装着装置
EP0360310A1 (en) Method and apparatus for arranging articles
PL198203B1 (pl) Urządzenie do obróbki toreb elastycznych
NL8602739A (nl) Werkwijze en inrichting voor het afleggen van kontinu naar een stapelplaats getransporteerde vellen.
CA2892015C (en) Automated bag handling
CN111094134B (zh) 包装系统和包装物体的方法
US2941676A (en) Apparatus for handling flexible walled bags
AU609274B2 (en) Method and equipment for opening-out the closure flaps of a carton
NO153768B (no) Analogifremgangsmaate for fremstilling av 2-2(2-benzyl-3-merkapto-propionylamino)-derivater av 1-alkanoler og av 4-metyltiosmoersyre.
NL9402112A (nl) Inrichting voor het per stuk in zakken verpakken van op een transportband aangeleverde producten.
JP3423771B2 (ja) 袋詰めし、詰めた袋を閉じる装置
NL8903190A (nl) Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een buitenzak over een binnenzak.
US4224781A (en) Apparatus for handling of unsealed slit boxes
AU613088B2 (en) Film folding device, method, and product
NL8002495A (nl) Zakkenbundel.
US5172537A (en) Bag opening means for bagging machine
NL2020908B1 (en) Method and system for automatic placement of a lid on a box
NL2023945B1 (nl) Hemdtas plaats-inrichting en werkwijze voor het openen, spreiden en plaatsen van een hemdtas in een houder
FI66566C (fi) Anordning foer att mottaga och sidledes foerflytta tillplattade fyllningsaendar av paofyllda storsaeckar foer anordnande av saeckarnas tillslutning med sik-sakvikning
NL1017872C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van gelijkmatige stapels van ongelijkmatige, in hoofdzaak vlakke voorwerpen.
NL9101576A (nl) Inrichting voor het vullen van zakken.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed