NL8902993A - Combinatie van een graafmachine en een graafbak. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Combinatie van een graafmachine en een graafbak.

De uitvinding heeft betrekking op een combinatie van een graafmachine en een graafbak , waarbij de graafmachine is voorzien van een arm aan een uiteinde waarvan de graafbak scharnierend kan worden gekoppeld alsmede van een verstelcylinder voor het ten opzichte van de arm verzwenken van de graafbak , terwijl de graafbak^is voorzien van een bovenwand , van zijwanden en van een zich tussen begrenzings-randen van de zijwanden uitstrekkende achterwand , waarbij aan de bovenwand aankoppelorganen zijn bevestigd met behulp waarvan de graafbak scharnierend kan worden gekoppeld met de arm van de graafmachine alsmede met de verstelcylinder met behulp waarvan de graafbak ten opzichte van de arm van de graafmachine kan worden verzwenkt.

Een dergelijke combinatie van graafmachine met graafbak wordt algemeen gebruikt voor bijvoorbeeld het uitgraven en/of verplaatsen van grond of ander stortmateriaal. In de praktijk is gebleken, dat er in vele gevallen problemen ontstaan , doordat bij het leegstorten van de bak het opgenomen materiaal ertoe neigt om in de bak te blijven hangen.

Met de uitvinding wordt beoogd een combinatie

X

van bovengenoemde soort te verkrijgen , waarbij dit nadeel kan worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat in de door de wanden van de bak begrensde ruimte een duworgaan is gelegen , dat nabij de bovenwand van de bak om een zich tussen de zijwanden uitstrekkende scharnieras scharnierend met de bak is gekoppeld en zich in een ruststand althans in hoofdzaak langs de achterwand van de graafbak uitstrekt , terwijl het duworgaan is gekoppeld met een scharnierend met de bak gekoppelde , en nabij de aankoppelorganen opgestelde bedieningsarm , geschikt voor samenwerking met een scharnierend tussen de bak en de verstelcylinder aangebracht verstelorgaan , een en ander zodanig , dat bij verzwenken van de graafbak ten opzichte van de arm in een voor het lossen van de graafbak geschikte stand de bedieningsarm en het verstelorgaan met elkaar in aanraking komen en via de bedienings- arm het duworgaan uit zijn ruststand wordt gezwenkt in een van de achterwand afgekeerde richting.

Doordat het duworgaan voor het uitwerpen van het materiaal in werking wordt gesteld met behulp van een tussen de verstelcylinder en de bak scharnierend aangebracht verstelorgaan kan door juiste keuze van vormgeving van het verstelorgaan en de daarmee samenwerkende bedieningsarm op eenvoudige wijze worden bewerkstelligd, dat het duworgaan dan in werking wordt gesteld , indien de graafbak ten opzichte van de arm in een gewenste hoekstand is verzwenkt om een optimaal lossen van de graafbak te kunnen realiseren.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een bak volgens de uitvinding , gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede.

Figuur 2 toont een zijaanzicht op een deel van de in figuur 1 weergegeven bak.

Figuur 3 toont een deel van de in figuur 1 weergegeven bak , gezien volgens de lijn III-III in fig. 1.

Figuur 4-6 tonen verschillende standen welke de bak tijdens bedrijf ten opzichte van een de bak dragende arm van een graafmachine kan innemen.

De in figuur 1 weergegeven bak omvat een tweetal op afstand van elkaar opgestelde en evenwijdig aan elkaar verlopende zijwanden of zijschotten 1 , die , gezien in figuur 1 nabij de bovenzijden van de bak zijn verbonden door een bovenplaat of bovenwand 2.

De zich tussen de , gezien in figuur 1 rechter begrenzingsranden van de zijwanden 1 uitstrekkende achterwand van de bak is voorzien van een de ondereinden van de zijwanden 1 met elkaar verbindend mes 3 waarop een zich omhoog uitstrekkénde plaat 4 aansluit.Aan zijn rugzijde is deze plaat 4 voorzien van slijtstrippen 5.Nabij hun boveneinden zijn de zijwanden 1 nog onderling verbonden door een deel van de achterwand uitmakende , zich tussen de zijwanden uitstrekkende strip 6.Het zal duidelijk zijn , dat door deze ophouw van de achterwand de achterwand is voorzien van een zich tussen de bovenste strip 5 en de strip 6 uitstrekkend gat 7.

Op de bovenwand 2 is een in doorsnede L-vormige verstijvingsbalk 8 bevestigd , welke zich uitstrekt tussen zich boven de bovenwand 2 uitstrekkende delen van de zijwanden 1.

Aan de versterkingsbalk 8 en de bovenzijde van de bovenwand 2 zijn een tweetal zich loodrecht op de bovenwand en loodrecht op de lengterichting van de balk 8 uitstrekkende aankoppelplaten 9 bevestigd.Aan ieder van deze platen zijn bussen 10 en 11 bevestigd , welke gaten 12 resp. 13 begrenzen , waardoorheen pennen kunnen worden gestoken om de bak op op zichzelf bekende wijze te koppelen met een graafmachine.

Aan de onderzijde van de wand 2 zijn op enige afstand van de voorrand van de plaat 2 oren 14 gelast , waarin een zich tussen de zijwanden 1 uitstrekkende as 15 is gelegen , welke zich evenwijdig üitstrekt aan de hartlijnen van de boringen 12 en 13.De tussen de oren 14 gelegen gedeelten van de as 15 zijn omgeven door bussen 16 waaraan staven 17 zijn bevestigd , welke staven zich in de in figuur 1 weergegeven stand evenwijdig aan de bovenwand en vanaf de as 15 in een naar de achterwand toegekeerde richting uitstrekken.

Aan de van de bussen 16 afgekeerde uiteinde^n van de staven 17 zijn bussen 18 bevestigd waarin een zich evenwijdig aan de as 15 uitstrekkende as 19 is gelegen.

Tussen de bussen 18 zijn op de as 19 verdere bussen aangebracht , terwijl aan deze verdere bussen de bovenrand van een plaat 20 is bevestigd.Zoals uit figuur 1 duidelijk zal zijn is deze plaat 20 enigzins gekromd uitgevoerd in overeenstemming met de kromming van de achterwand van de bak , terwijl daarbij in in de figuur 1 weergegeven stand deze plaat 20 de opening 7 van de bak afstuit.

Aan het ondereinde van de plaat 20 is een zich è evenwijdig aan de as 19 uitstrekkende stang 21 bevestigd.De uiteinden van deze stang 21 zijn gelegen in de zijwanden 1 aangebrachte sle'uf-gaten 22 , welke zich vanaf een nabij het ondereinde van de opening 7 gelegen punt langs de achterwand van de bak uitstrekken tot een nabij de bovenrand van het mes 3 gelegen punt.

Aan de bovenzijde van de buitenste stangen 17 zijn aan de nabij de as 15 gelegen uiteinden van deze stangen zich omhoog uitstrekkende oren 23 bevestigd.Deze oren 23 steken door in de bovenwand 2 aangebrachte gaten 24.Met behulp van evenwijdig aan de as 15 verlopende pennen 25 zijn aan de oren 23 koppelstangen 26 ,die zich vanaf de oren 23 omhoog uitstrekken , scharnierend gekoppeld.

De boveneinden van de koppelstangen 26 zijn met behulp van evenwijdig aan de pennen 25 verlopende pennen 27 gekoppeld met de uiteinden van armen 28 die zijn bevestigd aan een as 29 .De as 29 is boven de bovenwand 2 nabij de aansluiting tussen de bovenwand en de achterwand gelegerd, in aan de bovenwand 2 bevestigde steunen 30. Verder zijn aan de as 29 enige bedieningsarmen 31 bevestigd , die ieder zijn voorzien van een uitstekende neus 32.

Zoals in de figuren 4-6 weergegeven kan een dergelijke bak op gebruikelijke wijze met behulp van een door de gaten 12 gestoken pen 33 worden gekoppeld aan het uiteinde van een veelal gelede, arm 34 van een gebruikelijke graafmachine.Zoals bekend is een dergelijke graafmachine uitgerust met een met de arm gekoppelde verstelcylinder , welke in figuur 4 slechts met een streep-stiplijn 35 is aangeduid.

Met behulp van een door de in de platen 9 aangebrachte gaten 13 gestoken pen 36 is een koppelstuk 37 scharnierend met de bak gekoppeld.De verstelcylinder 35 is aan het van de pen 36 afgekeerde uiteinde met behulp van een zich evenwijdig aan de pen 36 uitstrekkende pen 38 met het koppelstuk 37 verbonden.

Tussen de arm 34 en de pen 38' en.een met een streep-stiplijn aangeduide koppelstang 39 scharnierend aangebracht.

Aan het koppelstuk 37 zijn verder nog zich evenwijdig aan de plaat 9 uitstrekkende platen40 bevestigd , die in hetzelfde vlak liggen als de van uitstekende neuzen 32 voorziene armen 31.

De boven beschreven combinatie van graafmachine en bak kan op de gebruikelijke wijze in werking worden gesteld voor het verladen van materiaal zoals grond.Tijdens het opnemen resp. uitgraven van materiaal zal daarbij de een duworgaan vormende plaat 20 de in de figuren 1 en 4 weergegeven stand innemen waarin het duworgaan min of meer deel uitmaakt van de achterwand van de bak.In deze stand kan het op te nemen materiaal via de open voorzijde tussen de zijwanden 1 in de bak worden ingeschoven .

Voor het verwijderen van het opgenomen materiaal uit de bak zal de bak op gebruikelijke wijze met behulp van de verstel-cylinder 35 relatief ten opzichte van de arm 34 worden verzwenkt.Zoals uit een vergelijking van de figuren 4 en 5 duidelijk zal zijn kan daarbij de bak 4 over een verhoudingsgewijs grote hoek om de pen 33 ten opzichte van de arm 34 worden verzwenkt , voordat de verstelorganen vormende platen 40 in kontakt komen met de deel van de bedieningsarmen 31 uitmakende uitstekende neuzen 32.

Indien de graafbak met behulp van de verstel-cylinder 35 ten opzichte van de arm 34 wordt verzwenkt vanuit de in figuur 5 weergegeven stand naar de in figuur 6 weergegeven stand zal door het kontakt tussen de verstelorganen vormende platen 40 en de van neuzen 32 voorziene bedieningsarmen 31 , die aan de as 29 zijn vastgezet , een verdraaiing van deze as 29 met de daaraan bevestigde armen 28 worden bewerkstelligd.Dit heeft ook een verdraaiing van de stangen 17 ten opzichte van de bak om de as 16 tot gevolg , waardoor ook de het boveneinde van de plaat 20 dragende as 19 om de as 16 wordt verzwenkt in de richting van de open voorzijde van de bak.De aan de onderzijde van de plaat 20 bevestigde stang 21 wordt daarbij gedwongen door de sleufgaten 22 in de richting van het mes 3 te bewegen.

Het zal duidelijk zijn , dat bij deze verplaatsing van de plaat 20 de plaat als een duworgaan zal werken , welk duworgaan zich eventueel in de bak bevindend materiaal voor zich uit uit de bak zal duwen.

Door de keuze van de vormgeving van de verstelorganen vormende platen 40 en/of van de bedieningsarmen 31 met de daaraan bevestigde neuzen 32 kan het tijdstip'worden bepaald , waarop deze organen met elkaar in kontakt komen en dus het duworgaan in werking wordt gesteld.Bij voorkeur zal dit in het algemeen plaatsvinden bij het einde van de beweging waarover de bak ten opzichte van de arm 34 wordt verzwenkt voor het lossen van de bak.

Uiteraard zal het mogelijk zijn om de bak met een geheel gesloten achterwand uit te voeren.Daar echter de plaat 20 zich gedurende de periode dat met behulp van de bak materiaal wordt opgenomen/ zich voor het bovenste gedeelte van de achterwand van de bak uitstrekt kan zonder het gevaar , dat hier materiaal uit de bak uitvalt , in de achterwand van de bak een uitsparing of opening 7 worden aangebracht, hetgeen zal bijdragen aan een lichtere uitvoering van de bak dan bij een uitvoering met geheel gesloten achterwand.

Claims (8)

1. Combinatie van een graafmachine en een graafbak, waarbij de graafmachine is voorzien van een arm aan een uiteinde waarvan de graafbak scharnierend kan worden gekoppeld alsmede van een verstel-cylinder voor het ten opzichte van de arm verzwenken van de graafbak, terwijl de graafbak is voorzien van een bovenwand , van zijwanden en van een zich tussen begrenzingsranden van de zijwanden uitstrekkende achterwand , waarbij aan de bovenwand aankoppelorganen zijn bevestigd met behulp waarvan de graafbak scharnierend kan worden gekoppeld met de arm van de graafmachine alsmede met de verstelcylinder met behulp waarvan de graafbak ten opzichte van de arm van de graafmachine kan worden verzwenkt , met het kenmerk, dat in de door de wanden van de bak begrensde ruimte een duworgaan is gelegen , dat nabij de bovenwand van de bak om een zich tussen de zijwanden uitstrekkende scharnieras scharnierend met de bak is gekoppeld en zich in een ruststand althans in hoofdzaak langs de achterwand van de graafbak uitstrekt terwijl het duworgaan is gekoppeld met een scharnierend met de bak gekoppelde en nabij de aankoppelorganen opgestelde bedieningsarm , die geschikt is voor samenwerking met een scharnierend tussen de bak en de verstelcylinder a^n-gebracht verstelorgaan , een en ander zodanig , dat bij verzwenken van de graafbak ten opzichte van de arm in een voor het lossen van de graafbak geschikte stand de bedieningsarm en het verstelorgaan met elkaar in aanraking komen en via de bedieningsarm het duworgaan uit zijn ruststand wordt verzwenkt in een van de achterwand afgekeerde richting.

2. Combinatie volgens conclusie 1 , met het kenmerk, dat de bedieningsarm en verstelorgaan zodanig zijn uitgevoerd , dat het duworgaan eerst in' beweging wordt gebracht bij het einde van de verzwenk-beweging van de graafbak ten opzichte van de arm bij het verzwenken van de graafbak naar een voor het lossen van de graafbak geschikte stand.

3. Combinatie volgens conclusie 1 of 2 , met het kenmerk, dat het duworgaan aan zijn boveneinde met behulp van een eerste scharnieras scharnierend is gekoppeld met een drager , die met behulp van een zich evenwijdig aan de eerste scharnieras uitstrekkende tweede scharnieras in een op enige afstand achter de voorrand van de bovenwand gelegen punt met de bak is gekoppeld waarbij de scharnier-assen zich evenwijdig uitstrekken aan de as waarom de bak ten opzichte van de arm van de graafmachine verzwenkbaar is.

4. Combinatie volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat het duworgaan nabij zijn onderzijde is voorzien van uitstekende delen , die zijn geleid in zich langs de achterwand van de bak uitstrekkende sleufgaten.

5. Combinatie volgens conclusie 3 of 4k , met het kenmerk, dat de drager met behulp van een koppelstang scharnierend is gekoppeld met het uiteinde van een arm , die is bevestigd aan een door de bak ondersteunde zwenkas , die zich evenwijdig aan de beide scharnierassen uitstrekt , terwijl aan de zwenkas de bedieningsarm is bevestigd.

6. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk , dat de verstelcylinder met de bak is gekoppeld met behulp van een tussen de verstelcylinder en de bak verzwenkbaar aangebracht koppelstuk waaraan het met de bedieningsarm samenwerkende ver-stelorgaan is bevestigd.

7. Combinatie volgens conclusie 6 ,met het kenmerk, dat het verstelorgaan wordt gevormd door een plaat , die tijdens bedrijf samenwerkt met een uitstekende neus van de bedieningsarm.

8. Graafbak kennelijk bestemd voor gebruik bij een combinatie volgens een der voorgaande conclusies.