NL8902739A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een uit gelamineerd soepel materiaal vervaardigde buis. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een uit gelamineerd soepel materiaal vervaardigde buis

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een uit gelamineerd soepel materiaal vervaardigde buis, die door spiraalsgewijs op elkaar wikkelen van tenminste twee bandstroken van dat soepele materiaal wordt verkregen, waarbij althans één versterkingsdraad tussen de lagen wordt meegewikkeld.

Buizen van dit materiaal worden gewoonlijk gebruikt voor het transport van gasvormige stoffen, waarbij de buis desgewenst in de juiste vorm wordt gebracht door een aparte ondersteuning, bijvoorbeeld een schroeflijnvormige steundraad. Met een dergelijke constructie is het mogelijk de buizen in de gewenste vorm voor de eindmontage te brengen, dat wil zeggen buigen en torderen is relatief eenvoudig. Het nadeel van het soepele materiaal is dat dit gemakkelijk inscheurt, ondanks de toevoeging van een extra versterkingsdraad tussen de lagen. Scheurt het materiaal eenmaal in, dan zet zich dit schroeflijnvormig snel door de wikkelingen voort.

De uitvinding beoogt het laminaat zodanig te versterken dat de eenvoudige werkwijze voor het vervaardigen van de buizen wordt gehandhaafd, maar niettemin de beschadigingen aan het buismateriaal worden verhinderd dan wel beperkt tot lokale delen.

De werkwijze volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat tijdens het wikkelen althans een draad dwars op de wikkelrichting wordt bewogen ter verkrijging van een regelmatig weerkerend, zich over de breedte van de bandstrook uitstrekkend draadstuk.

Dankzij het feit dat de versterkingsdraad niet alleen met de lengterichting van de bandstrook meeloopt, maar dat daarbij althans een draad zich dwars daarop uitstrekt, zal het inscheuren van het laminaat ook in de lengterichting van de bandstrook worden beperkt door die dwarsdraad.

In een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt de of elke spiraalsgewijs tussen de bandstroken meegewikkelde draad tijdens het wikkelen in een heen en weer gaande beweging gebracht. Dankzij deze heen en weer gaande beweging zal die draad zich regelmatig weerkerend dwars op de bandstrooklengte uitstrekken, waardoor het bovengenoemde doel, namelijk het beperken van inscheuren respectievelijk het opnemen van trekkrachten in langsrichting worden bereikt.

In een verdere ontwikkeling kan het de voorkeur verdienen om de slag van de heen en weer gaande beweging groter te doen zijn dan de spoed van de wikkeling van de bandstroken, waardoor de draad in de opeenvolgende wikkelingen bij de grootste uitslaggedeelten zichzelf zou kruisen. Hierdoor ontstaat een maasvormige figuur, welke in staat is om relatief grote trek- en buigkrachten van het buismateriaal te kunnen weerstaan.

Volgens een andere uitvoering van de werkwijze kan de of elke draad in een richting dwars op de wikkelrichting gestrekt worden meegetrokken. Hierdoor ligt de draad in axiale zin van de uiteindelijke buis tussen de lagen spiraalsgewijs gewikkelde bandstroken in, hetgeen een optimaal trek-krachtvermogen met zich meebrengt.

Vanzelfsprekend zijn combinaties van de bovengenoemde draadconfiguraties mogelijk.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van bovengenoemde werkwijze, welke inrichting is voorzien van een roterend aangedreven doorn en tenminste een spoel voor de ene onderliggende bandstrook en tenminste een spoel voor de andere bovenliggende bandstrook, welke inrichting zich onderscheidt door een draadgeleider, die parallel aan de doornas heen en weer beweegbaar is aangedreven .

De heen en weer gaande beweging van de draadgeleider kan willekeurig zijn, maar ook zijn afgeleid van de rotatie van de doorn.

Voor het verkrijgen van de andere uitvoeringsvorm van de werkwijze kan de doorn zijn voorzien van middelen voor het in de asrichting daarvan geleiden van een of meer draden. Hiermee kan de of elke draad dwars op de wikkelrichting in het laminaat worden meegetrokken en in omtrekszin van de doorn meedraaien, dus ten opzichte van de doorn stilstaan.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuur-beschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een wikkelin-richting voor het vervaardigen van een gelamineerde buis volgens de uitvinding, fig. 2 een zijaanzicht van de inrichting uit fig. 1 met een schematische weergave van de mogelijke spoelen voor de versterkingsdraden, fig. 3 een aanzicht van de gelamineerde buis met een eerste uitvoeringsvorm van een als netwerk gevormde versterkingsdraad, fig. 4 een met fig. 3 overeenkomend aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een netwerkconfiguratie met meer dan een versterkingsdraad, fig. 5 een met fig. 3 overeenkomend aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een netwerkconfiguratie met meer dan een versterkingsdraad.

De in fig. 1 getoonde inrichting bestaat uit een gestel 1, waarin de verder niet in detail aangegeven aandrijving is ondergebracht voor het doen roteren van een doorn 2 in de richting van de pijl P1. Terzijde van het gestel 1 is een eerste spoel 3 voor een onderste bandstrook 4 en een tweede wikkelspoel 5 voor een bovenste bandstrook 6 aangebracht. Tenslotte is een klos 7 voor een versterkingsdraad 8 aangebracht, welke versterkingsdraad door een gat 9 in een doorn 10 is geleid. De wikkeldraad wordt tussen de bandstroken 4, 6 gevoerd. De naar elkaar toegekeerde zijden van de bandstroken 4, 6 zijn voorzien van hechtmiddel, teneinde bij het op elkaar wikkelen van de stroken een hechting tussen beide lagen tot stand te brengen. In deze hechtlaag wordt tevens de draad 8 vastgehouden.

Het vervaardigen van een buis 11 uit de bandstroken 4, 6 gaat als volgt. De onderste bandstrook 4 wordt vanaf de wikkel 3 op de omtrek van de doorn 2 gelegd, en onder een bepaalde hoek van de draaiingsas of hartlijn A-A van de doorn 2. Door het doen roteren van de doorn 2 zal de onderste bandstrook 4 als een spiraal daaromheen worden gelegd, en zal bij het naar links trekken volgens pijl P2 van de spiraalvormige constructie een buis ontstaan met een binnendiameter welke overeenkomt met de buitendiameter van de doorn 2. De vorming van de buis 'is derhalve oneindig en de buis wordt op bepaalde lengtes door niet getoonde snijmiddelen gekort. Voor het verkrijgen van een gelamineerde wandconstructie van de buis dient de bovenste bandstrook 6, welke op de hierboven beschreven wijze volgens de bandstrook 4 eveneens wordt mee-gewikkeld vanaf de wikkel 5. Dankzij het hechtmiddel aan de onder- respectievelijk bovenzijde van de bovenste respectievelijk onderste bandstrook 6, 4 zal tijdens het wikkelen een hechting tussen de bandstroken plaatsvinden, waardoor een laminaat ontstaat. Vanzelfsprekend kunnen binnen het kader van de uitvinding meer bandstroken dan de getoonde 4, 6 zijn aangebracht, waardoor een meerlagig laminaat wordt verkregen.

Volgens de uitvinding wordt tijdens de wikkeling van de bandstroken 4, 6 op elkaar rond de doorn 2 gelijktijdig een draad 8 ingevoerd, welke volgens een hoofdkenmerk van de uitvinding volgens een bepaald zig-zag patroon wordt aangebracht. Het zig-zag patroon komt tot stand door het heen en weer bewegen van de doorn 10 in de richting van de pijl P3 zodat de draad 8 zig-zag vormig in de kneep tussen de twee bandstroken 4,6 wordt neergelegd. Dankzij het hechtmiddel blijft de eenmaal ingenomen positie gehandhaafd.

Opgemerkt wordt dat voor de duidelijkheid de doorn 10 op afstand van de kneep tussen de bandstroken 4, 6 is aangebracht, maar in praktijk zal de doorn 10 zo dicht mogelijk bij de kneep zijn aangebracht.

In fig. 2 zijn dezelfde onderdelen met dezelfde referen-tiecijfers weergegeven, en de uitvoering daarin is in zoverre afwijkend van die in fig. 1, dat hier een drietal draden 8' van een drietal klossen 7' worden afgetrokken ter verkrijging van een drietal parallelle draden welke door een gemeenschap pelijke doorn 10 in de zig-zag vorm wordt neergelegd tussen de bandstroken 4, 6. Het aanbrengen vindt op dezelfde wijze als hierboven beschreven aan de hand van fig. 1 plaats.

Een verdere uitbreiding wordt gevormd doordat ook ver-sterkingsdraden 12 in asrichting van de doorn 2 kunnen worden aangebracht tussen de bovenste en onderste bandstrook 4, 6 respectievelijk tussen de lagen van de buis 11. Dergelijke versterkingsdraden, waarvan er drie zijn getoond, worden afzonderlijk van een drietal klossen 13 afgewikkeld, welke draad via een centraal in een doorvoerruimte in het gestel 1 tot in de holle doorn 2 leidt. Deze centrale leiding 14 zorgt ervoor dat de draden nabij doorvoergaten 15 in de mantel van de doorn 2 uitkomen en via deze gaten 15 naar de bandstroken 4, 6 kunnen worden geleid. De draden worden bij het vormen van de buis 11 automatisch van de klossen 13 losgetrokken via de geleiding 14 en de doorgaande gaten 15 langs de buitenzijde van de doorn 2 aangevoerd.

Op deze wijze ontstaat een versterkingsdraad welke zich in de lengte richting van de doorn 2 respectievelijk buis 11 uitstrekt.

De verkregen netwerkconfiguraties van de versterkingsdraden zijn nader toegelicht aan de hand van de figuren 3 en 4.

De draad 8 wordt met een zodanige slag S heen en weer ·** ~ bewogen, dat deze bij voorkeur groter is dan de spoed s van de bandstroken 4 respectievelijk 6, waardoor de draad zich bij de toppen van meandervormige gestalte zichzelf zal kruisen. Hierdoor ontstaat een netwerkachtige constructie, waarbij telkens weerkerend een gedeelte van de draad 8 zich dwars op de bandstrook 4 respectievelijk 6 uitstrekt. Het zal duidelijk zijn dat het inscheuren van de bandstrook 4 door deze dwarsliggende versterkingsdraaddelen wordt verhinderd. Ook een axiale kracht welke op de buis 11 wordt uitgeoefend, wordt opgenomen door de zich in langsrichting van de buis uitstrekkende draaddelen waardoor de sterkte van een dergelijke buis aanzienlijk wordt verbeterd.

Fig. 4 laat zien dat een drietal draden 8' parallel aan elkaar tussen de bandstroken 4, 6 kunnen worden aangebracht, hetgeen de sterkte in axiale zin verhoogt.

De draden 12 die via de doorgaande gaten of ogen 15 tussen de bandstroken 4, 6 worden doorgevoerd, liggen in axiale zin en strekken zich dwars op de bandstroken 4, 6 uit, met name in de axiale zin van de verkregen buis 11. Een dergelijke draadconfiguratie maakt de buis 11 aanzienlijk sterker dan de configuratie uit fig. 3.

Fig. 5 toont een uitvoering, waarbij in aanvulling op de zig-zag versterkingsdraad .8 in fig. 3 een tweetal rechte draden 16 worden meegewikkeld ter verkrijging van een netwerk. Deze draden 16 kunnen tussen de bandstroken 4 en 6 worden ingevoerd en liggen dan in direct contact met draad 8. In de getoonde uitvoering liggen de draden echter op de bovenste bandstrook 6 en worden door een extra bandstrook 17 vastgeklemd. Dit leidt tot een drielaags materiaal voor de buiswand.

Als alternatief kan een van de rechte draden of beide onder bandstrook 4 zijn aangebracht, wat een verplaatsing van de invoer van bandstrook 17 op doorn 2 noodzakelijk maakt.

De rechte draden 4 worden ingevoerd respectievelijk geleid door een vaste draadgeleider, overeenkomstig draadge-leider 10, die op de geschikte plaats rond de doorn 2 is aangebracht .

Als draad 8 respectievelijk 12 kunnen willekeurige materialen worden gekozen. Zo kan de draad uit glasvezel bestaan, nylon of metaaldraad, zowel platte als ronde draad, die gemakkelijk buigbaar is. De materialen van de bandstroken 4, 6 kunnen bijvoorbeeld zijn gevormd door aluminiumfolie, kunststoffolie van zeer geringe dikte en zeer grote soepelheid, welke afhankelijk van de toepassing kunnen dienen als bescherming voor isolatie rond een transportbuis als transportbuis zelf voor gasvormige stoffen, enzovoort.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo behoeft de langsdraad 12 niet te worden gecombineerd mét de zig-zag-draad 8, maar alleen met draad of draden 16. Voorts is de inrichting niet beperkt tot een roterende doorn, maar kan ook de inrichting zijn voorzien van een subgestel waarin de spoelen 3f 5 alsmede de klos 7 rond de doorn draaiend zijn opgesteld. Een soortgelijke constructie is denkbaar voor de ophanging van de klossen 13 voor de langsdraden 12, die niet centraal in de doorn 2 worden gevoerd, maar buitenaf via op de doorn 2 aanwezige ogen.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een uit gelamineerd soepel materiaal vervaardigde buis, die door spiraalsgewijs op elkaar wikkelen van tenminste twee bandstroken van dat soepele materiaal wordt verkregen, waarbij althans een versterkingsdraad tussen de lagen wordt meegewikkeld, met het kenmerk, dat tijdens het wikkelen althans één draad (8, 12) dwars op de wikkelrichting wordt bewogen ter verkrijging van een regelmatig wederkerend zich over de breedte van de bandstrook (4, 6) uitstrekkend draadstuk.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de of elke spiraalsgewijs tussen de bandstroken meegewikkelde draad (8) tijdens het wikkelen in een heen en weer gaande beweging wordt gebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de slag (S) van de heen en weer gaande beweging groter is dan de spoed (s) van de wikkeling van de bandstroken (4, 6 ) .

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de of elke draad (12) in een richting dwars op de wikkelrichting gestrekt wordt meegetrokken.

5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de voorgaande conclusies, welke inrichting is voorzien van een roterend aangedreven doorn met tenminste één spoel voor de ene onderliggende bandstrook (4), en tenminste één spoel voor de andere bovenliggende bandstrook (6), g e -kenmerkt door een draadgeleider (10), die parallel aan de doornas A-A heen en weer beweegbaar is aangedreven.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de doorn (2) is voorzien van middelen voor het in asrichting A-A daarvan geleiden van een of meer draden (12) .

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen bestaan uit een bij of in de doorn-omtrekswand gelegen oog (15) voor elke draad (12).