NL8902653A - Ventilatie-inrichting. - Google Patents

Description

Ventilatie-inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting, bestaande uit een op een dak van een gebouw gemonteerde kokervormige kast en een aan de bovenrand van de kast aangebrachte openklapbare afdekking, waarbij ten minste één openklapbare zijdelingse ventilatie-opening is gevormd voor het verschaffen van toegang tot het inwendige van de kast, met name indien de afdekking zich in een gesloten toestand bevindt, zoals wanneer er neerslag valt.

Bij een bekende ventilatie-inrichting van dit type zijn de ventilatie-openingen langs ten minste één zijde van de kast aangebracht. Tevens bevindt zich op enige afstand buiten deze zijdelingse ventilatie-openingen een beplating die deze openingen zijdelings afschermt, doch die een ventilatie via deze openingen mogelijk maakt. Hiertoe strekt zich een ventilatiekanaal tussen de buitenzijde van de kokervormige kast en de binnenzijde van deze afdekking uit. Teneinde het mogelijk te maken de genoemde ventilatieopeningen af te sluiten bevindt zich tussen de beplating en de kast telkens een klepvormig orgaan dat het gevormde ventilatiekanaal naar keuze kan afsluiten of vrijgeven.

Deze bekende ventilatie-inrichting is gecompliceerd wat zijn ontwerp betreft. De vormgeving van de beplating moet zodanig zijn, dat de bovenrand van deze beplating nagenoeg vertikaal boven de bovenrand van de kast is gelegen zodat neerslag niet in de ventilatiekanalen kan dringen. Immers slechts dan is het mogelijk om, wanneer er neerslag valt en de afdekking zich in een gesloten toestand bevindt de ventilatie-openingen open te klappen zonder dat neerslag in de ventilatie-inrichting binnendringt. Naast de speciale vormgeving van de beplating vormt het feit op zich, dat deze beplating moet worden toegepast reeds een extra constructieve complicatie. Tevens bezit de ventilatie-inrichting hierdoor grote afmetingen, terwijl tevens een hoog constructief gewicht wordt verkregen.

De uitvinding beoogt een ventilatie-inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij deze nadelen op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze zijn opgeheven.

Hiertoe bezit de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de ventilatie-opening is gevormd in ten minste een der vertikale zijwanden van de kast en afsluitbaar respektievelijk vrijgeefbaar is door een klep.

Voor de vorming van de ventilatie-openingen is bij de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding op handige wijze gebruik gemaakt van de zijwanden van de kokervormige kast. In sommige gevallen is het slechts vereist, dat deze zijwanden met een grotere hoogte worden uitgevoerd dan standaard gebruikelijk is, teneinde voldoende ruimte te bieden voor het aanbrengen van de ventilatie-openingen. Aangezien deze ventilatie-openingen zich in de vertikale zijwanden van de kast bevinden bestaat nagenoeg geen gevaar, dat neerslag via deze ventilatie-openingen in de ventilatie-inrichting binnendringt. De belangrijkste afmeting van de ventilatie-inrichting, te weten het grondoppervlak, neemt niet toe ten opzichte van een overeenkomstige ventilatie-inrichting zonder zijdelingse ventilatie-openingen. Tevens zal het constructieve gewicht van de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding niet noemenswaardig verschillen van het gewicht van een conventionele ventilatie-inrichting.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding bezit deze het kenmerk, dat de ventilatie-opening zich uitstrekt over nagenoeg de gehele lengte van de betreffende zijwand.

Op deze wijze wordt ook wanneer de afdekking zich in een gesloten toestand bevindt, zoals wanneer er neerslag valt, een voldoende grote ventilatie-opening gevormd voor de toevoer van verse lucht. Verder geniet het de voorkeur, wanneer overeenkomstig een andere uitvoeringsvorm van de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding twee ventilatieopeningen zijn gevormd in twee tegenover elkaar gelegen zijwanden van de kast. Bij een dergelijke vormgeving wordt het effectieve ventilatie-oppervlak, namelijk het oppervlak van de beide ventilatie-openingen, verder verhoogd.

Daarnaast is het gunstig, wanneer de een ventilatie-opening afsluitende respectievelijk vrijgevende klep scharnierbaar is bevestigd aan de het dichtst bij de bovenrand van de kast gelegen ventilatie-openingrand. De klep vormt aldus in de geopende stand van de betreffende ventilatie-opening een extra bescherming tegen het binnendringen van neerslag, zodat ook onder extreem slechte weersomstandigheden kan worden gegarandeerd dat enerzijds voldoende ventilatie optreedt en anderzijds wordt voorkomen dat neerslag binnendringt in de ventilatie-inrichting.

Tenslotte voorziet een verdere handige uitvoeringsvorm van de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding in het feit, dat elke klep door een bewegingsorgaan, zoals een cilinder-zuigersamenstel of dergelijke, bekrachtigbaar is en veerbelast is in de richting van zijn afsluitstand.

Bij de toepassing van twee, in twee tegenover elkaar gelegen zijwanden van de kast gevormde, ventilatieopeningen kan het cilinder-zuigersamenstel of dergelijke zijn aangebracht tussen de kleppen van de beide ventilatieopeningen in. Voor het verkrijgen van de vereiste veer-belasting kan zich eveneens tussen deze twee kleppen in een veerorgaan, zoals een trekveer of dergelijke, uitstrekken. Doordat het veerorgaan de beide kleppen in de richting van hun afsluitstand bekrachtigt is het voldoende, wanneer het cilinder-zuigersamenstel slechts in één richting, namelijk in de richting van het openen van deze kleppen, bekrachtigbaar is.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de enige tekening waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding perspectivisch is weergegeven.

De in de figuur weergegeven ventilatie-inrichting bestaat uit een op een dak van een gebouw gemonteerde kokervormige kast 1 en een aan de bovenrand van deze kast 1 aangebrachte openklapbare afdekking 2. De afdekking 2 is gevormd uit een aantal jaloezie-vormige kleppen 3, die door een slechts schematisch aangeduid bedieningselement 4 beweegbaar zijn tussen de in de figuur getoonde geopende stand en een niet getoonde gesloten stand, waarbij de jaloezievormige kleppen 3 dakpansgewijs over elkaar liggen en de kokervormige kast 1 aan de bovenzijde afsluiten.

Wanneer de ventilatie-inrichting een ventilerende werking dient uit te oefenen bevinden de jaloezie-vormige kleppen 3 zich in de in de figuur getoonde stand. In deze stand is het inwendige van de kokervormige kast 1 vanaf de bovenzijde toegankelijk.

In twee tegenover elkaar gelegen zijwanden 5, 6 bevinden zich twee ventilatie-openingen 7, 8. Deze ventila-tie-openingen 7, 8 strekken zich, zoals duidelijk zichtbaar is, over nagenoeg de gehele lengte van de betreffende zijwand 5 respectievelijk 6 uit.

Elke ventilatie-opening 7, 8 bezit een klep 9, 10, die beweegbaar is tussen een de betreffende ventilatieopening afsluitende stand (doorgetrokken lijnen) en een de betreffende ventilatie-opening vrijgevende stand (gestippeld weergegeven). Elke klep 9, 10 is scharnierbaar bevestigd aan de het dichtst bij de bovenrand van de kast 1 gelegen ventilatie-opening rand.

Aan hun uiteinden bezitten de kleppen 9, 10 loodrecht op hun vlak staande, zich binnen de afmetingen van de betreffende ventilatie-openingen 7, 8 uitstrekkende einddelen, waarvan in de figuur met name het einddeel 11 van de klep 9 duidelijk zichtbaar is. In de geopende stand van de kleppen vormen deze einddelen 11 een extra bescherming tegen het binnendringen van neerslag in de betreffende ventilatieopening 7 respectievelijk 8. Alhoewel in de figuur is weergegeven, dat het einddeel 11 op de klep 9 is bevestigd, is het tevens mogelijk dat dit einddeel 11 een integraal deel hiervan uitmaakt, bijvoorbeeld door het omzetten van de betreffende rand van de klep.

Tussen twee overeenkomstige einddelen 11 van de twee tegenover elkaar gelegen kleppen 9, 10 bevindt zich een veerorgaan 12 dat de kleppen in de richting van een gesloten stand belast. Tevens is tussen de beide kleppen 9, 10 een cilinder-zuigersamenstel 13 aangebracht dat, indien bekrachtigd, zorgt voor het bewegen van de kleppen 9, 10 naar hun geopende stand.

In het algemeen zullen de kleppen 3 zorgen voor de vereiste ventilatie via de ventilatie-inrichting. In geval van neerslag kunnen de kleppen 3 echter worden gesloten, waarna met behulp van het cilinder-zuigersamenstel 13 de beide kleppen 9, 10 worden geopend en de ventilatie-openingen 7, 8 worden vrijgegeven. Aldus vindt een ventilatie via de ventilatie-inrichting plaats zonder dat neerslag kan binnendringen in deze ventilatie-inrichting.

Een extra voordeel van de toepassing van de ventilatie-openingen 7, 8, die zich over althans nagenoeg de gehele lengte van de betreffende zijwanden 5, 6 van de kast uitstrekken, is, dat via deze ventilatie-openingen eenvoudig op zichzelf bekende filterroosters in de ventilatie-inrichting aanbrengbaar zijn. Dergelijke filterroosters strekken zich in het algemeen nabij de basis van de kast 1 uit.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd.

Claims (5)

1. Ventilatie-inrichting, bestaande uit een op een dak van een gebouw gemonteerde kokervormige kast (1) en een aan de bovenrand van de kast aangebrachte openklapbare afdekking (2), waarbij ten minste één openklapbare zijdelingse ventilatie-opening (7, 8) is gevormd voor het verschaffen van toegang tot het inwendige van de kast, met name indien de afdekking zich in een gesloten toestand bevindt, zoals wanneer er neerslag valt, met het kenmerk, dat de ventilatie-opening (7, 8) is gevormd in ten minste een der vertikale zijwanden (5, 6) van de kast en afsluitbaar respektievelijk vrijgeefbaar is door een klep (9, 10).

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ventilatie-opening (7, 8) zich uitstrekt over nagenoeg de gehele lengte van de betreffende zijwand (5, 6).

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat twee ventilatie-openingen (7, 8) zijn gevormd in twee tegenover elkaar gelegen zijwanden (5, 6) van de kast (1).

4. Ventilatie-inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de een ventilatieopening (7, 8) afsluitende respektievelijk vrijgevende klep (9, 10) scharnierbaar is bevestigd aan de het dichtst bij de bovenrand van de kast (1) gelegen ventilatie-openingrand.

5. Ventilatie-inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat elke klep (9, 10) door een bewegingsorgaan (13), zoals een cilinder-zuiger-samenstel of dergelijke, bekrachtigbaar is en veerbelast (12) is in de richting van zijn afsluitstand.