NL8902589A - Koppelverbinding hetewindleidingen. - Google Patents

Description

KOPPELVEKBINDING HETEWINDLEIDINGEN

Door aanvraagster worden als uitvinders genoemd:

Herman THOMASSEN te HAARLEM

Ronald Johannes Maria STOKMAN te HILLEGOM

De uitvinding heeft betrekking op een koppelverbinding van tenminste een eerste en een tweede in hoofdzaak cirkelsymmetrische en in hoofdzaak horizontaal verlopende hetewindleiding geschikt voor toepassing bij een hoogoven voor aanvoer van hete wind, welke beide hetewindleidingen ieder een stalen mantel omvatten welke aan de binnenzijde is voorzien van een vuurvaste bemetseling, welke bemetseling ten dele aan de mantel is opgehangen.

Een dergelijke koppelverbinding is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3 853 307 van aanvraagster, en wordt toegepast bij de hetewindleidingen van een hoogoven. Bekend is om in de koppel-verbinding een driehoekig stuk vlak gewelf toe te passen welke speciale stenen omvat die door middel van roestvast stalen hang-ankers aan een vlakke staalplaat worden opgehangen. Deze vlakke staalplaat is daar aangebracht waar de eerste en de tweede hete-windleiding in elkaar overlopen. Verder is de koppelverbinding nog -voorzien van tussenstukken welke de verbinding completeren tussen de respectievelijke cirkelsymmetrische stalen mantels van de hetewindleidingen en de driehoekige vlakke plaat. Deze tussenstukken verlopen gewelfd, waarbij de mate van welving afhankelijk is van de diameters van de met elkaar te koppelen hetewindleidingen. Bij gelijke diameters van de te koppelen hetewindleidingen is deze welving cirkelvormig, bij verschillende diameters echter hebben de tussenstukken de vorm van een sectie van een kegelsnede. Ten aanzien van de staalconstructie geldt voorts dat deze dient te zijn voorzien van verstijvingen om te zorgen dat het gewelf aan de binnenzijde van de hetewindleidingen vlak blijft.

Met de uitvinding wordt beoogd deze bijzondere constructie te vereenvoudigen en in het bijzonder het aanbrengen van een nieuwe koppelverbinding in een hetewindleiding door de nagestreefde grotere eenvoud goedkoper te maken. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de mantel van de eerste en van de tweede hetewindleiding direct met elkaar gekoppeld zijn onder vermijding van een of meer overgangsstukken tussen de eerste en de tweede hetewindleiding en dat de bemetseling aan de bovenzijde van de beide hetewindleidingen is opgebouwd uit vormstenen welke aan de cirkelvormig verlopende mantels van eerste en tweede hetewindleiding zijn opgehangen.

De koppelverbinding volgens de uitvinding heeft het voordeel dat de stalen mantel van de aan elkaar te koppelen hetewindleidingen niet vervangen hoeft te worden door een constructie van een vlak bovenstuk met gecompliceerd gevormde tussenstukken, maar dat volstaan kan worden met een ophanging van de respectievelijke vormstenen van het gewelf aan roestvast stalen hangers welke opgehangen zijn aan de mantels van de beide hetewindleidingen. Met deze constructie blijkt een goede stabiliteit en een goede vlakheid aan de binnenzijde van de leiding van het gewelf realiseerbaar te zijn.

Voor de vormstenen dienen onderling verschillende typen te worden gebruikt teneinde te compenseren voor de verschillende afstanden die met de roestvast stalen hangers dienen te worden overbrugd tengevolge van het cirkelvormige verloop van de hetewindleidingen.

De koppelverbinding volgens de uitvinding heeft ten opzichte van die volgens de bekende stand van de techniek voorts nog het voordeel dat bij onderling verschillende diameter van de eerste en de tweede hetewindleiding de bovenkant van de mantels van de eerste en van de tweede hetewindleiding niet op gelijke hoogte hoeft te zijn uitgevoerd. Bij de koppelverbinding volgens de bekende stand van de techniek is dit wel vereist. De uitvinding biedt daarom een belangrijke verruiming van de ontwerpmogelijkheden van dit soort verbindingen, waardoor bijzondere kostenvoordelen gerealiseerd kunnen worden. Te denken valt aan minder werktuigbouwkundige aanpassingen aan bestaande leidingen.

Het is wenselijk dat de vormstenen zijn voorzien van een onderlinge hol en dol verbinding ter borging tegen verticale verplaatsing.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening van een niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 toont de koppelverbinding volgens de bekende stand van de techniek in bovenaanzicht.

Fig. 2 toont de koppelverbinding volgens de uitvinding in bovenaanzicht.

Fig. 3 toont een detail van de koppelverbinding volgens de uitvinding in doorsnede.

In fig. 1 is een aanvoerleiding 1 getoond welke gekoppeld is met een afvoerleiding 2 met behulp van een koppelverbinding 3 welke bestaat uit een vlakke driehoekige bovenplaat 4 en gewelfde tussenstukken 5 welke dienen als overgangsstukken voor de aanvoerleiding 1, de afvoerleiding 2 en de vlakke bovenplaat 4.

Deze tussenstukken 5 verlopen gewelfd, waarbij de mate van welving afhankelijk is van de diameters van de met elkaar te koppelen hetewindleidingen 1 en 2. Bij gelijke diameters van de te koppelen hetewindleidingen 1 en 2 is deze welving cirkelvormig, bij verschillende diameters echter hebben de tussenstukken 5 de vorm van een sectie van een kegelsnede.

In fig. 2, welke de koppelverbinding volgens de uitvinding toont, ontbreken genoemde vlakke driehoekige bovenplaat 4 alsmede de gewelfde tussenstukken 5 en sluiten de aanvoerleiding 1 en de afvoerleiding 2 direct op elkaar aan.

Fig. 3 toont een doorsnede van de koppelverbinding volgens de uitvinding ter plaatse van het verbindingsstuk van aanvoerleiding 1 en afvoerleiding 2. Getoond is hier de doorsnede gezien in de richting van de aanvoerleiding 1. Deze omvat een stalen buitenmantel 6 waarbinnen een vuurvaste bekleding 7 is aangebracht. De vuurvaste stenen aan de bovenzijde van de leiding zijn gepositioneerd met behulp van roestvast stalen hangers 8. Deze hangers 8 zijn gekoppeld met de stalen mantel 6 en dragen verschillende vormstenen 9a, b, 10a, b en 11a, b. Genoemde vormstencn zijn voorzien van een hol en dol constructie 12 ter borging tegen verticale verplaatsing onder invloed van thermische expansie. De aansluiting van de vormstenen van een aanvoerleiding 1 en een afvoerleiding 2 van verschillende diameter kan bijvoorbeeld geschieden door de aanvoerleiding en de afvoerleiding aan de bovenkant van de mantels van beide leidingen op gelijke hoogte uit te voeren (niet getekend). Dit is echter geen vereiste voor de uitvinding. De koppelverbinding van een aanvoerleiding 1 en een afvoerleiding 2 volgens de uitvinding stelt geen eisen aan de onderlinge positionering van de leidingen 1, 2. Dit is een belangrijk voordeel van de koppelverbinding volgens de uitvinding boven die volgens de bekende stand van de techniek.

Claims (2)

1. Koppelverbinding van tenminste een eerste en een tweede in hoofdzaak cirkelsymmetrische en in hoofdzaak horizontaal verlopende hetewindleiding geschikt voor toepassing bij een hoogoven voor aanvoer van hete wind, welke beide hetewind-leidingen ieder een stalen mantel omvatten welke aan de binnenzijde is voorzien van een vuurvaste bemetseling, welke bemetseling ten dele aan de mantel is opgehangen, met het kenmerk, dat de mantel van de eerste en van de tweede hetewindleiding direct met elkaar gekoppeld zijn onder vermijding van een of meer overgangsstukken tussen de eerste en de tweede hetewindleiding en dat de bemetseling aan de bovenzijde van de beide hetewinaleidingen is opgebouwd uit vormstenen welke aan de cirkelvormig verlopende mantels van eerste en tweede hetewindleiding zijn opgehangen.

2. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vormstenen zijn voorzien van een onderlinge hol en dol verbinding ter borging tegen verticale verplaatsing.