NL8902494A - Inrichting en werkwijze voor het wassen van gevogelte. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het wassen van gevogelte.

De uitvinding heeft betrekking op een wasser volgens de aanhef van conclusie 1.

Bij het slachten van gevogelte wordt het gevogelte achtereenvolgens verdoofd, van bloed ontdaan, gebroeid (onderdompeling in warm water gedurende enkele minuten), geplukt en uitgehaald (verwijdering van de ingewanden), waarna het gevogelte met een reinigingsvloeistof wordt besproeid, niet alleen aan de buitenzijde, maar ook aan de binnenzijde, teneinde het karkas en het vlees schoon te spoelen.

Een wasser voor het inwendig reinigen van gevogelte omvat in het algemeen een sproeielement, waarin openingen zijn aangebracht voor een nagenoeg alzijdige besproeiing, welk sproeielement is aangebracht op een einde van een buis waardoor reinigingsvloeistof naar het sproeielement kan worden gevoerd.

Als het gevogelte wordt verwerkt in een gemechaniseerde slachterij, waarin het aan de poten hangend langs diverse bewerkingsstations wordt gevoerd, wordt bij het wassen de wasser door de bij het uithalen gevormde opening tussen de poten vertikaal naar beneden bewogen. Wanneer het sproeielement zich in het gevogelte bevindt, wordt daaraan reinigingsvloeistof toegevoerd, waardoor de binnenzijde van het gevogelte wordt gewassen. De op deze wijze in het gevogelte gebrachte vloeistof verlaat de lichaamsholte door de bij voorgaande bewerkingen verkregen halsopening.

Een oorzaak van problemen bij het reinigen vormen na het uithalen achtergebleven membranen, dat wil zeggen luchtzakken en andere vliezen. De luchtzakken, die deel uitmaken van het aderahalingssysteem, liggen normaal tegen de binnenwand van de lichaamsholte aan. Na het uithalen hangen de membranen (bij de eerder aangeduide, verticale stand van het gevogelte) in het gebied van de hals en zij kunnen daarmee de afvoer van vervuilde reinigingsvloeistof belemmeren. Verder bestaat de kans dat de membranen zich tijdens het wassen vullen met vervuilde reinigingsvloeistof die dan gedurende langere tijd de lichaamsholte verontreinigt en meegevoerd wordt naar verdere bewerkingsstations en daar verontreiniging kan veroorzaken.

De uitvinding beoogt voornoemde problemen te ondervangen door ervoor te zorgen dat alle bij het wassen inwendig gebruikte reinigingsvloeistof het gevogelte kan verlaten. Daartoe is de wasser volgens de uitvinding gekenmerkt, zoals omschreven in conclusie 1.

Voordelige uitvoeringsvormen worden beschreven in conclusies 2 tot en met 5.

Een voordelige werkwijze voor het bedrijven van de wasser volgens de uitvinding wordt beschreven in conclusie 6.

De zich nabij het sproeielement bevindende scherpe uitsteeksels perforeren en/of scheuren de in het halsgebied hangende membranen bij het voldoende ver in het gevogelte brengen van het sproeielement.

Eventueel in de membranen terecht gekomen reinigingsvloeistof kan daardoor niet in de membranen achterblijven en verlaat deze door de gevormde openingen. De uitstekende delen fungeren hierbij als afstandhouders, waardoor openingen voor de afvoer van reinigingsvloeistof opengehouden worden.

Teneinde beschadiging van het vlees of het karkas te voorkomen, zorgt men er bij voorkeur voor, dat de scherpe uitsteeksels in de langsrichting van de wasser verlopen.

Om dezelfde reden is het voordelig, de uitstekende delen plaatvormig uit te voeren en de radiale afmetingen daarvan in de langsrichting gezien vanuit een centraal gedeelte naar de beiden einden toe af te laten nemen. Bij voorkeur worden daar bij het sproeielement en de uitstekende delen, waarop zich de scherpe uitsteeksels bevinden, in de tijdens het uithalen nabij de anus gevormde opening ingebracht, en bewogen in de richting van en door het halsgedeelte, waardoor losgescheurde membranen die haken aan de scherpe uitsteeksels uit het gevogelte verwijderd worden.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een wasser volgens de uitvinding in een in langsdoorsnede getekende vogel.

Fig. 2 toont op vergrote schaal een zijaanzicht volgens pijl II van de wasser van fig. 1.

Fig. 3 toont een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de wasser volgens de uitvinding.

Fig. 4 toont een onderaanzicht van de wasser van fig. 3.

Fig. 5 toont een onderaanzicht van een wasser volgens de uitvinding in een in dwarsdoorsnede schematisch getekende vogel.

Fig. 1 toont een vogel 2 die met de poten 4 is opgehangen aan haken 6. Uit de vogel 2 zijn de ingewanden verwijderd, waarna membranen 8 in de lichaamsholte 10 zijn achtergebleven. Tussen de poten wordt in de richting van pijl 12 een wasser in de lichaamsholte 10 van de vogel 2 gebracht, welke wasser een sproeielement 14 omvat dat is bevestigd aan een holle buis 16, waardoor reinigingsvloeistof naar het sproeielement 14 kan worden gevoerd. De buis 16 is voorzien van twee, hier gelijke, plaatvormige uitstekende delen 18 waarin in de vorm van treden scherpe uitsteeksels 20 zijn gevormd, zoals in fig. 2 wordt getoond. Voor de reiniging van de lichaamsholte wordt door openingen 22 in het sproeielement 14 reinigingsvloeistof gesproeid. Tegelijkertijd wordt de wasser in de richting van pijl 12 door de lichaamsholte 10 en het halsgedeelte 24 bewogen, waarbij de de membranen 8 blijven haken aan de scherpe uitsteeksels 20 en daarbij losgescheurd worden van de binnenwand van de lichaamsholte 10, of tenminste van zodanige openingen worden voorzien, dat reinigingsvloeistof zich daarin niet kan ophopen.

Fig. 3 en 4 tonen een soortgelijke wasser als fig. 1 en 2, echter met een gewijzigde vormgeving van de uitstekende delen. Rondom de buis 16 zijn vier plaatvormige uitstekende delen 26 aangebracht, elk met twee scherpe uitsteeksels 28, verkregen door het vormen van insnijdingen 30 in de plaatvormige delen 26. Deze uitsteeksels 28 vervullen dezelfde functie als die, welke aan de hand van de uitsteeksels 20 in fig. 1 en 2 is beschreven.

Fig. 5 toont een holle buis 16, waarvan het bijbehorende sproeielement niet is getekend. De plaatvormige, uitstekende delen 18 hebben in langsrichting gezien een gelijksoortige vorm als die van de uitstekende delen in fig. 2. De plaats van de delen 18 en de afmetingen daarvan zijn zodanig gekozen, dat de membranen zoveel mogelijk geraakt worden en een goede geleiding in de lichaamsholte 10 wordt verkregen door gebruik te maken van de ruimten voor het passeren van de werveklolom 32, de schouder/vleugelgewrichten 34, het V-been 36 en het borstbeen 38. De scherpe uitsteeksels dienen daarbij binnen de radiale begrenzingen van de uitstekende delen 18 gehouden te worden, waardoor de wasser zonder gevaar voor beschadigingen langs het vlees, met name de M. caracobrachialis internus, en langs het kielbeen (aan de binnenkant van de borstkap) in de lichaamsholte kan worden gebracht.

Claims (7)

1. Langwerpige wasser voor het reinigen van de binnenzijde van geslacht, van ingewanden ontdaan gevogelte, omvattende een sproeielement waaraan reinigingsvloeistof kan worden toegevoerd, met het kenmerk, dat nabij het sproeielement (14) hoofdzakelijk in de langsrichting verlopende, radiaal uitstekende delen (18; 26) zijn aangebracht, welke zijn voorzien van scherpe uitsteeksels (20; 28).

2. Wasser volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de scherpe uitsteeksels (20; 28) in de langsrichting verlopen.

3. Wasser volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de uitstekende delen (18; 26) plaatvormig zijn en de radiale afmetingen daarvan in de langsrichting gezien vanuit een centraal gedeelte naar de beide einden toe afnemen.

4. Wasser volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de uitstekende delen (18) aan de bij het inbrengen van de wasser in het gevogelte (2) voorliggende, in radiale richting kleiner wordende zijde daarvan een of meer trede-vormige scherpe uitsteeksels (20) bezitten.

5. Wasser volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de uitstekende delen (26) aan de bij het inbrengen van de wasser in het gevogelte (2) voorliggende, in radiale richting kleiner wordende zijde daarvan een of meer hoofdzakelijk rechthoekige insnijdingen (30) bezitten, die onder een scherpe hoek ten opzichte van de langsas van de wasser zijn gericht en scherpe uitsteeksels (28) in de uitstekende delen (26) vormen.

6. Wasser volgens een van de conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de wasser vijf uitstekende delen (18; 26) omvat, waarbij het eerste uitstekende deel bestemd is om langs het borstbeen te bewegen, het tweede en derde uitstekende deel diametraal tegenover het eerste uitstekende deel staan en bestemd zijn om aan weerskanten langs de wervelkolom te bewegen, en het vierde en vijfde uitstekende deel hoofdzakelijk dwars op voornoemde uitstekende delen staan en bestemd zijn om langs de schouder/vleugelgewrichten te bewegen.

7. Werkwijze voor het reinigen van gevogelte met behulp van de wasser volgens één van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het sproeielement (14) en de uitstekende delen (18; 26) via een opening nabij de anus van het gevogelte (2) worden ingebracht en worden bewogen in de richting van en door het halsgedeelte (24).