NL8900857A - Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas. - Google Patents
Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8900857A NL8900857A NL8900857A NL8900857A NL8900857A NL 8900857 A NL8900857 A NL 8900857A NL 8900857 A NL8900857 A NL 8900857A NL 8900857 A NL8900857 A NL 8900857A NL 8900857 A NL8900857 A NL 8900857A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- valve
- housing
- float
- gas
- opening
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16K—VALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
- F16K24/00—Devices, e.g. valves, for venting or aerating enclosures
- F16K24/04—Devices, e.g. valves, for venting or aerating enclosures for venting only
- F16K24/042—Devices, e.g. valves, for venting or aerating enclosures for venting only actuated by a float
- F16K24/048—Devices, e.g. valves, for venting or aerating enclosures for venting only actuated by a float a transmission element, e.g. arm, being interposed between the float and the valve element, the transmission element following a non-translational, e.g. pivoting or rocking, movement when actuated
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01D—SEPARATION
- B01D19/00—Degasification of liquids
- B01D19/0063—Regulation, control including valves and floats
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T137/00—Fluid handling
- Y10T137/2931—Diverse fluid containing pressure systems
- Y10T137/3003—Fluid separating traps or vents
- Y10T137/3084—Discriminating outlet for gas
- Y10T137/309—Fluid sensing valve
- Y10T137/3099—Float responsive
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Gas Separation By Absorption (AREA)
- Self-Closing Valves And Venting Or Aerating Valves (AREA)
- Degasification And Air Bubble Elimination (AREA)
- Vaporization, Distillation, Condensation, Sublimation, And Cold Traps (AREA)
- Separating Particles In Gases By Inertia (AREA)
- Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)
- Physical Water Treatments (AREA)
Description
Korte aanduiding: Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof, in het bijzonder het afscheiden van lucht uit water, en ingericht om in een vloeistofcirculatiesyteem te worden geplaatst waardoorheen gas bevattende vloeistof stroomt, omvattende een huis met een toevoeropening en een afvoeropening voor de te ontgassen vloeistof en aan de bovenzijde een opening voor het afvoeren van het vrijgekomen gas.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het afvoeren van gas uit een gesloten, vloeistof en gas bevattend systeem, in het bijzonder het afvoeren van lucht uit een gesloten, met water en lucht gevuld systeem, omvattende een huis dat aan de onderzijde kan worden aangesloten op het vloeistof en gas bevattende systeem, en een in de wand van het huis aangebrachte, door een drijver bediende klep via welke gas kan worden afgevoerd.
Dergelijke inrichtingen zijn bekend. Zij hebben echter het nadeel, dat de ontgassingscapaciteit vaak onvoldoende is, zodat te veel gas in de vloeistof achterblijft, hetgeen schadelijke gevolgen kan hebben voor bepaalde onderdelen van het systeem waar de vloeistof doorheen stroomt, zoals pompen. Verder laat de bedrijfszekerheid van de in de inrichting aanwezige ontgassingsklep vaak te wensen over, doordat de klep aan vervuiling onderhevig is.
De onderhavige uitvinding beoogt nu inrichtingen van het bovengenoemde type te verschaffen, waarmee de genoemde nadelen worden ondervangen.
Dit oogmerk wordt enerzijds bereikt door een inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof, zoals boven aangegeven, welke tot kenmerk heeft dat de inwendige ruimte van het huis tenminste gedeeltelijk is gevuld met open vullichamen die ten opzichte van het ingenomen volume een groot oppervlak bezitten.
Het genoemde oogmerk wordt verder bereikt door een inrichting voor het afvoeren van gas uit een gesloten, een vloeistof en gas bevattend systeem, zoals boven aangegeven, welke tot kenmerk heeft dat de drijver een drijverlichaam en een zich coaxiaal door het drijverlichaam uitstrekkende, in de bedrijfsstand vertikaal staande drijverstang omvat, de drijver in axiale richting vrij beweegbaar wordt geleid door drijverstanggeleidingsorganen en verder is voorzien van een klepbedieningsorgaan dat in de niet-werkzame stand vrij ligt van een met de klep verbonden klepopeningsorgaan en voor het openen van de klep kan samenwerken met dit klepopeningsorgaan.
Door het toepassen van open vullichamen in de gasaf-scheider, welke vullichamen in de procesindustrie op zich bekend zijn, maar daar voor andere doeleinden worden toegepast, wordt een zeer goede gasafscheiding bereikt, hetgeen het gevolg is van het z.g. coalescentie-effect, dat wil zeggen het effect dat in de vloeistof aanwezig gas zich hecht op het oppervlak van de vullichamen en daar kleine bellen vormt, die groter worden totdat ze voldoende drijfvermogen hebben om zich van de vullichamen los te maken en in de vloeistof op te stijgen.
Door de constructie van de gasafvoerklep en het drijversysteem dat de gasafvoerklep bedient, wordt een zeer bedrijfszeker gasafvoersysteem bereikt, waarbij de kans op vervuiling van de klep gering is en de kans op lekken tot een minimum is beperkt.
Praktische uitvoeringsvormen van de inrichtingen volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies en beschreven in het hiernavolgende uitvoeringsvoorbeeld aan de hand van de tekening, waarin: figuur 1 een zij-aanzicht is van een bepaalde uitvoeringsvorm van een gecombineerde inrichting voor het afscheiden van een gas uit een vloeistof en het afvoeren van het vrijge- komen gas, figuur 2 een doorsnede is van de inrichting van figuur lr figuur 3 een bepaalde uitvoeringsvorm van de in de gasafschelder van figuur 1 en 2 toegepaste vullichamen op vergrote schaal weergeeft, figuur 4 de bij de inrichting van figuur 1 en 2 toegepaste drijver op vergrote schaal en gedeeltelijk in doorsnede weergeeft, figuur 5 de bij de inrichting van figuur 1 en 2 toegepaste gasafvoerklep op vergrote schaal en gedeeltelijk in doorsnede weergeeft, figuur 6 het bij de klep van figuur 5 toegepaste klepopeningsorgaan in bovenaanzicht en gedeeltelijk in doorsnede (figuur 6a), in zij-aanzicht (figuur 6b), in vooraanzicht (figuur 6c) en in achteraanzicht weergeeft, figuur 7 een inzetstuk voor het fixeren van de klep van figuur 5 in de inrichting van figuur 1 en 2 gedeeltelijk in doorsnede weergeeft, figuur 8 een zij-aanzicht is van een afzonderlijk toegepaste inrichting voor het afvoeren van gas, uit een met vloeistof en gas gevuld systeem, figuur 9 een doorsnede is van de inrichting van figuur 8, figuur 10 een andere uitvoeringsvorm weergeeft van een inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas, en figuur 11 een bij de inrichting van figuur 10 toegepaste inrichting voor het afvoeren van vrijgekomen gas in doorsnede weergeeft.
In figuur 1 en 2 is een bepaalde uitvoeringsvorm van een gecombineerde inrichting voor het afscheiden van lucht uit water en het afvoeren van de uit het water afgescheiden lucht weergegeven. Een dergelijke inrichting kan bijvoorbeeld worden toegepast in centrale verwarmingsinstallaties.
De inrichting bestaat uit een luchtafscheider 1 en een daarbovenop gemonteerde ontluchter 2. De luchtafscheider 1 omvat een huis 3 met een toevoeropening 4 en een afvoeropening 5 voor het te ontluchten water. De inwendige - ruimte 6 van het huis 3 is nagenoeg geheel gevuld met open vullichamen 7, waarvan er hier voor de duidelijkheid slechts één is getekend. Deze vullichamen 7 hebben ten opzichte van het ingenomen volume een groot oppervlak en bieden aan door het huis 6 stromende vloeistof slechts een geringe weerstand. Dit is enerzijds het gevolg van de open structuur van de vullichamen 7 en anderzijds van het feit dat het huis 3 dwars op de stromingsrichting een aanzienlijk groter dwarsdoorsnede-oppervlak heeft dan de toe- en afvoeropening 4 resp. 5, waardoor in het huis 3 de stroomsnelheid betrekkelijk klein is en een zeer rustige stroming optreedt. Wanneer water met daarin aanwezige lucht door het huis 6 stroomt, zal door coalescentie de in het water aanwezige lucht zich op het oppervlak van de vullichamen 7 hechten en daar kleine bellen vormen. De kleine bellen zullen aangroeien tot grotere bellen totdat deze voldoende drijfvermogen hebben om zich van de vullichamen los te maken en naar het wateroppervlak op te stijgen.
De vullichamen zijn op zich bekend en worden in de procesindustrie toegepast in installaties voor het reinigen van gassen, bijvoorbeeld het uit lucht halen van water. De vullichamen worden als losgestorte pakking toegepast. Voorbeelden van dergelijke vullichamen zijn de z.g. Raschig-ringen en Pall-ringen. In het hier weergegeven uitvoerings-voorbeeld zijn vullichamen 7 toegepast die in figuur 3a, b in zij-aanzicht resp. in vooraanzicht zijn weergegeven en die de vorm hebben van op zich bekende holle cilindrische lichamen bestaande uit een cilindrische wand 8 die voorzien is van openingen 9, en zich vanaf de wand 8 naar binnen toe uitstrekkende uitsteeksels 10. Het zal duidelijk zijn dat ook elk ander type open vullichaam met een ten opzichte van het ingenomen volume groot oppervlak kan worden toegepast.
Om te voorkomen dat de vullichamen via de toevoer-opening 4 en/of de afvoeropening 5 uit het huis 3 verdwijnen, zijn voor deze beide openingen roosters 11 en 12 aangebracht, die bijvoorbeeld tussen het rondom de openingen 4 en 5 gelegen wandgebied van het huis 3 en aan weerszijden van de openingen 4 en 5 aangebrachte en vanaf de wand van het huis 3 naar binnen uitstekende nokken 13 en 14 zijn geklemd. De openingen in deze roosters 11 en 12 hebben afmetingen die kleiner zijn dan de afmetingen van de vullichamen 7.
De ontluchter 2 omvat een aan de onderzijde open huis 15 dat op het huis 3 van de luchtafscheider 1 isgeschroefd.
Om het huis 15 bij het op het huis 3 schroeven goed vast te kunnen grijpen, is het huis 15 voorzien van een uitstékende nok 15a. De schroefverbinding wordt afgedicht door middel van een afdichtingsring 15b. Aan de bovenzijde is het huis 15 voorzien van een uitsteeksel 15c met een boring 16, waarin een klep 17 is gemonteerd voor het afvoeren van lucht die zich boven in het huis 15 heeft verzameld. De klep 17 wordt bediend door een in het huis 15 ondergebrachte drijver 18.
De drijver 18 bestaat uit een drijverlichaam 19 en een zich coaxiaal door het drijverlichaam 19 uitstrekkende vertikale drijverstang 20. De drijverstang 20 is in axiale richting vrij beweegbaar. In zijwaartse richting wordt de drijverstang op zijn plaats gehouden door een in de bovenwand 21 van het huis 15 bevestigde en zich naar binnen toe uitstrekkende geleidepen 22, die met speling in een axiale boring 23 in het bovenste eindgedeelte van de drijverstang 20 steekt, en door tweede geleidepen 24 die met speling in een axiale boring in het onderste eindgedeelte van de drijverstang 20 steekt en die is bevestigd op een geleideplaat 25 die zich over de open onderzijde van het huis 15 uitstrekt en aan de omtreksrand vast verbonden is met de openingsrand 26 van het huis 15. De geleideplaat 25 is voorzien van grote openingen (niet aangegeven) voor het doorlaten van water en lucht vanuit de lucht-afscheider 1 naar de ontluchter 2. De drijverstang 20 is aan de bovenzijde voorzien van een klepbedieningsorgaan 27 in de vorm van een vast met de drijverstang 20 verbonden, zich naar buiten toe uitstrekkende kraag.
In figuur 4 is de drijver 18 afzonderlijk op vergrote schaal en gedeeltelijk in langsdoorsnede weergegeven. In het rechter deel van figuur 4 is de in het onderste eindgedeelte van de drijverstang 20 aangebrachte axiale boring 28 te zien. Tevens is te zien op welke wijze de drijverstang 20 in het drijverlichaam 19 is bevestigd. Het onderste eindgedeelte van de drijverstang 20 steekt door een centrale boring 30 in het drijverlichaam 19. Aan de boven- en onderzijde is de diameter van de boring 30 vergroot, waardoor twee aanslagen 31 en 32 ontstaan. Een kraag 33 op de drijverstang 20 ligt tegen de aanslag 31 aan, terwijl aan de onderzijde een om het onderste einde van de drijverstang 20 geklemde 0-ring 34 tegen de onderste aanslag 32 aanligt. Op deze wijze is de drijverstang 20 in axiale richting gefixeerd ten opzichte van het drijverlichaam 19.
Het klepbedieningsorgaan 27 op de drijverstang 20 ligt in de niet werkzame stand van de ontluchter vrij van een met de klep 17 verbonden klepopeningsorgaan 35. Voor het openen van de klep 17 kan het klepbedieningsorgaan 27 samenwerken met dit klepopeningsorgaan 35.
In figuur 5 is de in de boring 16 in het huis 15 van de ontluchter 2 gemonteerde klep 17 nader weergegeven. De klep 17 omvat een in de boring 16 passende klepzitting 36 met een centrale boring 37, waardoorheen bij geopende klep lucht kan ontsnappen. De klepzitting 36 is aan de buitenzijde voorzien van een ringvormige groef 39 waarin een O-ring 40 kan worden geplaatst die afdicht tegen de binnenwand van de boring 16. De klep 17 omvat verder een met de klepzitting 36 samenwerkend kleplichaam 41 en het klepopeningsorgaan 35.
Het kleplichaam 41 bestaat uit een kleprubber 42, dat direkt samenwerkt met de klepzitting 36 en een kleprubberhouder 43.
Het klepopeningsorgaan 35 dat in figuur 6a, b, c en d op vergrote schaal in bovenaanzicht (gedeeltelijk in doorsnede), zij-aanzicht, vooraanzicht resp. achteraanzicht is weergegeven, omvat een busvormig deel 44 waarin het klep-lichaam 41 in axiale richting beweegbaar is opgnomen. Aan het aan de zijde van de klepzitting gelegen einde is het busvormige deel 44 scharnierend verbonden met de klepzitting 36. De scharnierverbinding wordt gevormd door twee diametraal tegenover elkaar liggende, vanaf het busvormige deel 44 dwars uitstekende tappen 45 en 46 met een halfcircelvormige dwarsdoorsnede, en een vast met de zitting 36 verbonden U-vormig gebogen plaatdeel 47 met in de benen van de ü aangebrachte, diametraal tegenover elkaar liggende openingen 48 waarin de tappen 45 en 46 draaibaar zijn opgenomen.
Aan het van de klepzitting afgelegen einde is het busvormige deel 44 voorzien van een zich in lengterichting van het busvormige deel 44 uitstrekkende hefboom 49, waarvan het vrije uiteinde 50 kan samenwerken met het klepbedienings-orgaan 27 op de drijverstang 20. Zoals in figuur 6a te zien is, heeft de hefboom 49 de vorm van een gaffel die om de drijverstang 20 grijpt en bestaat uit twee vast met het busvormige deel verbonden gaffelarmen 51 en 52. Aan de vrije uiteinden zijn de gaffelarmen 51 en 52 voorzien van loodrecht op het vlak van de gaffelvormige hefboom 49 staande dwarsstukken 53 en 54, die kunnen samenwerken met het klepbedieningsorgaan 27 op de drijverstang 20.
Tussen het kleplichaam 41 en een aan de zijde van de hefboom 49 gelegen axiale eindwand 55 van het busvormige deel 44 is een drukveer 56 aangebracht die het kleplichaam 41 in de richting van de klepzitting 36 en het klepopeningsorgaan 35 in de ruststand duwt. Het kleplichaam 41 is verder nog voorzien van een axiale stift 57 die met enige speling door een centrale boring 58 in de eindwand 55 van het busvormige deel 44 steekt.
De klep 17 wordt in axiale richting in de boring 16 in het huis 15 van de ontluchter 2 gefixeerd doordat een deel 59 van de klepzitting 36 met vergrote diameter is opgesloten tussen een ringvormige aanslag 60 in de boring 16 en een inzetstuk 61 dat in de boring 16 is vastgezet door middel van een klemring 62. Het inzetstuk 61 is in figuur 7 ' afzonderlijk weergegeven. Het inzetstuk 61 omvat een gedeelte 63 met verkleinde diameter dat past in een uitsparing 64 in de klepzitting 36. Een gedeelte 65 met grotere diameter is voorzien van een omtreksgroef 66 waarin een O-ring 66a kan worden geplaatst die afdicht tegen de wand van de boring 16 waarin het inzetstuk 61 is aangebracht. Het inzetstuk 61 is voorzien van een centrale boring 67 die aansluit op de boring 37 in de klepzitting 36 en die een van binnenschroefdraad voorzien gedeelte 68 met grotere diameter heeft, waarin een puntschroef 69 is geschroefd. Het puntvormige gedeelte 70 werkt samen met de aan de zijde van de puntschroef gelegen rand 71 van de boring 67, voor de regeling van de doorlaat-opening voor de uit de ontluchter 2 via de boring 37 in de klepzitting 36 en de boring 67 in het inzetstuk 61 ontsnappende lucht.
De werking van de hiervoor beschréven gecombineerde luchtafscheider/ontluchter is als volgt. Via de toevoerope-ning 4 toegevoerd water met daarin aanwezige lucht stroomt langs de vullichamen 7 in het huis 3 van de luchtafscheider 1 naar de afvoeropening 5. Aanvankelijk zal het huis 3 van de luchtafscheider 1 geheel en het huis 15 van de luchtafscheider 2 grotendeels met water zijn gevuld. De drijver 18 zal door de opwaartse druk naar boven worden gedrukt, waarbij het klepbedieningsorgaan 27 tegen de bovenwand 21 van het huis 15 van de ontluchter 2 aanligt. Het klepbedieningsorgaan 27 ligt daarbij geheel vrij van het klepopeningsor-gaan 35. De in het water aanwezige lucht zal zich op het oppervlak van de vullichamen 7 hechten en daar kleine bellen vormen. Deze bellen zullen groter worden totdat ze voldoende drijfvermogen hebben om zich van de vullichamen los te maken en in het water op te stijgen. De luchtbellen gaan door de grote openingen in de plaat 25 en stijgen verder op naar het wateroppervlak 72 in de ontluchter 2. Naarmate er meer lucht in de ontluchter komt, zal het wateroppervlak 72 dalen. Op een gegeven moment is dit wateroppervlak 72 zo ver gedaald, dat de opwaartse kracht op de drijver gelijk wordt aan het gewicht ervan. Op dat moment zal de drijver 18 met het wateroppervlak 72 gaan zakken en zal het klepbedieningsorgaan zich in de richting van het klepopeningsorgaan 35 bewegen.
Bij het verder zakken van de drijver 18 zal het klepbedieningsorgaan 27 het klepopeningsorgaan 35 naar beneden bewegen, waarbij het scharniert om de door de tappen 45 en 46 van het klepbedieningsorgaan 35 en de openingen 48 in het met de klepzitting 36 verbonden U-vormige deel 47 gevormde scharnier. Het in het busvormige deel 44 opgenomen kleplichaam 41 wordt scheef gedrukt, waardoor het kleprubber 42 gedeeltelijk vrij komt te liggen van de klepzitting 36 en een opening ontstaat waardoorheen binnenin de ontluchter 2 aanwezige lucht via de boring 37 in de klepzitting 36 en de boring 67 in het inzet-stuk 61 uit de ontluchter 2 kan ontsnappen. Het wateroppervlak 72 zal daardoor weer gaan stijgen, en de klep 17 zal zich weer sluiten, doordat het klepopeningsorgaan 35 door de werking van de veer 56 weer in de ruststand wordt gedrukt. Wanneer er weer lucht uit het water wordt afgescheiden, zal het wateroppervlak 72 opnieuw gaan dalen en zal het ontluchtingsproces zich herhalen.
Het is niet noodzakelijk dat de ontluchter 2 op een luchtafscheider 1 is gemonteerd. De ontluchter 2 kan ook afzonderlijk worden toegepast en wordt dan, zoals in figuur 8 en 9 is weergegeven, op een voetstuk 73 gemonteerd, op dezelfde wijze als op de luchtafschelder 1. Het voetstuk 73 is aan de onderzijde voorzien van een van binnenschroefdraad voorziene boring 74 door middel waarvan de ontluchter op een systeem geschroefd kan worden, dat met water gevuld wordt en waaruit lucht moet worden afgevoerd.
In figuur 10 is een luchtafscheider 75 met grote capa- citeit en een daarop gemonteerde ontluchter 76 weergegeven. De luchtafscheider 75 bestaat uit een vat 77 dat voorzien is van eventueel van flenzen voorziene aansluitstompen 78 en 79 voor de toe- en afvoer van water. Het vat 77 is evenals de luchtafscheider 1 van figuur 2 tot een bepaald niveau 80 gevuld met vullichamen 7 voor het afscheiden van lucht uit door het vat 77 stromend water. De uitvoeringsvorm van de ontluchter 76, die in figuur 11 meer in detail is weergegeven, wijkt enigszins af van de in figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm van de i ontluchter 2. Het verschil is in hoofdzaak gelegen in de uitvoeringsvormen de geleiding van de drijver 81. In het bijzonder is de stang 82 van de drijver 81 zo lang uitgevoerd dat het drijverlichaam 83 buiten het huis 84 van de ontluchter 76 is gelegen. De drijverstang 82 is evenals de drijverstang 20 bij de ontluchter 2 in vertikale richting vrij beweegbaar. Aan de bovenzijde wordt de drijverstang 18 op dezelfde wijze geleid als de drijverstang 20. De drijverstang 82 wordt anderzijds in dwarsrichting gepositioneerd doordat de drijverstang 82 met speling door een centrale opening 85a in een geleideplaat 85 steekt, die verder op dezelfde wijze is uitgevoerd en aan het huis 84 van de ontluchter 76 is bevestigd als de geleideplaat 25 van de ontluchter 2. Ter begrenzing van de neerwaartse beweging van de drijver 81 is de drijverstang 82 voorzien van een kraag 86. Het drijverlichaam 83 is op de drijverstang 82 in axiale richting gefixeerd door middel van twee om de drijverstang geklemde 0-ringen 87 en 88.
Zoals in figuur 10 is te zien, steekt het drijverlichaam 83 in het vat 77 van de luchtafscheider 75. Het drijver lichaam 81 wordt omgeven door een op de ontluchter 76 aansluitend huis 89 waarvan de zijwand in hoofdzaak gesloten is en dat aan de onderzijde een van openingen voorziene eind-wand 90 bezit. Door middel van dit huis 89 wordt voorkomen dat op het wateroppervlak 92 in de luchtafscheider 75 drijvend vuil in de ontluchter 76 kan komen. In de zijwand van huis 89 is aan de bovenzijde een kleine opening 92 aangebracht, waar doorheen lucht kan stromen, zodat de druk van de lucht in het huis 89 en in de ontluchter 76 steeds gelijk is aan de druk van de lucht bovenin de luchtafscheider 75 boven het wateroppervlak 91. De luchtafscheider 75 kan verder nog voorzien zijn van hier niet weergegeven middelen voor het verwijderen van op het wateroppervlak drijvend vuil. Aan de onderzijde is het vat 77 voorzien van een aftap 93.
Bij alle weergegeven en beschreven uitvoeringsvormen van de ontluchter, nemen de inwendige dwarsafmetingen van het huis van de ontluchter vanaf de open onderzijde van het huis naar de bovenzijde af en is de luchtafvoerklep bovenin het huis aangebracht. In het bijzonder heeft het huis van de ontluchter in hoofdzaak de vorm van een afgeknotte kegel. Hierdoor wordt bereikt dat bij een verhoging van de druk van het water in het systeem waarop de ontluchter is aangesloten, het waterniveau in de ontluchter minder stijgt dan in het geval dat de inwendige dwarsafmetingen van het huis van de ontluchter over de hoogte gezien hetzelfde zijn. De luchtafvoerklep blijft daardoor verder van het wateroppervlak verwijderd, hetgeen de kans op vervuiling van de klep verminderd.
De bewegende onderdelen van de ontluchter zijn bij voorkeur uit licht en corrosiebestendig materiaal vervaardigd. Zo zijn bijv. de drijver en de drijverstang vervaardigd uit kunststof, in het bijzonder polypropeen, en is het klepope-ningsorgaan eveneens vervaardigd uit kunststof, in het bijzonder polyacetal (POM). Deze kunststofonderdelen kunnen betrekkelijk eenvoudig door spuitgieten worden vervaardigd.
Binnen het kader van de uitvinding zijn uiteraard verschillende andere uitvoeringsvormen van luchtafscheider en ontluchter mogelijk. Zo kunnen bijv. de luchtafvoerklep en de drijver anders zijn uitgevoerd. De luchtafvoerklep zou eventueel ook in de bovenwand van de ontluchter kunnen zijn aangebracht.
De toepassing van de beschreven luchtafscheider en ontluchter is niet beperkt tot het ontluchten van systemen waarin zich water en lucht bevindt, zoals bijv. centrale verwarmingssystemen. De weergegeven inrichting is algemeen toepasbaar als inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas.
De gasafscheider volgens de uitvinding met de in het huis aanwezige open vullichamen heeft het voordeel dat een zeer goede gasafscheiding wordt bereikt en bovendien is de weerstand die de door de gasafscheider stromende vloeistof van de vullichamen ondervindt zeer gering.
De voordelen van de gasafvoerinrichting volgens de uitvinding kunnen als volgt worden samengevat.
De inrichting is bedrijfszeker. Doordat er alleen op het moment dat de klep moet worden geopend voor het afvoeren van gas kontakt is tussen de drijver en het klepope-ningsorgaan, vindt er gedurende de rest van de tijd geen beïnvloeiding van de klep door de drijver plaats. Bij voortdurend kontakt van de drijver met het openingsorgaan, zou door de beweging van het water de klep voortdurend enigszins worden geopend, zodat er een konstante afvoer van gas zou plaatsvinden. Daardoor zou het vloeistofniveau tot aan de klep kunnen stijgen, waardoor er een grote kans is op vervuiling van de klep, die daardoor zou kunnen gaan lekken: In de gasafvoerinrichting is het niveau van het vloeistofoppervlak nagenoeg konstant, zodat de afstand van de klep tot het vloeistofoppervlak eveneens nagenoeg konstant is waardoor de kans op vervuiling van de klep dus gering is.
Claims (11)
1. Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof, in het bijzonder het afscheiden van lucht uit water, en ingericht om in een vloeistofcirculatiesysteem te worden geplaatst waardoorheen gas bevattende vloeistof stroomt, omvattende een huis met een toevoeropening en een afvoeropening voor de te ontgassen vloeistof en aan de bovenzijde een opening voor het afvoeren van het vrijgekomen gas, met het kenmerk, dat de inwendige ruimte van het huis (3) tenminste gedeeltelijk is gevuld met open vullichamen (7) die ten opzichte van het ingenomen volume een groot oppervlak bezitten.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vullichamen (7) de vorm hebben van óp zich bekende holle cilindrische lichamen, bestaande uit een van openingen voorziene cilindrische wand (8) en zich vanaf de wand naar binnen toe uitstrekkende uitsteeksels (10).
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat binnenin het huis (3) voor de toevoeropening (4) en de afvoeropening (5) een rooster (11,12) is aangebracht waarvan de openingen afmetingen bezitten die kleiner zijn dan de afmetingen van de vullichamen (7).
4. Inrichting voor het afvoeren van gas uit een gesloten, vloeistof en gas bevattend systeem, in het bijzonder het afvoeren van lucht uit een gesloten, met water en lucht gevuld systeem, omvattende een huis dat aan de onderzijde kan worden aangesloten op het vloeistof en gas bevattende systeem, en een in de wand van het huis aangebrachte, door een drijver bediende klep via welke gas kan worden afgevoerd, met het kenmerk, dat de drijver (18;81) een drijverlichaam (19;83) en een zich coaxiaal door het drijverlichaam uitstrekkende, in de bedrijfs-stand vertikaal staande drijverstang (20;82) omvat, de drijver (18; 81) in axiale richting vrij beweegbaar wordt geleid door drijverstanggeleidingsorganen (21,24,25;85 ) en verder is voor zien van een klepbedieningsorgaan (27) dat in de niet-werkzame stand vrij ligt van een met de klep (17) verbonden klepopeningsorgaan (35) en voor het openen van de klep (17) kan samenwerken met dit klepopeningsorgaan (35).
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de stanggeleidingsorganen een zich vanaf de bovenwand (21) van het huis (15?84) naar binnen toe uitstrekkende geleidepen (22) omvatten, die met speling in een axiale boring (23) in het in de bedrijfsstand bovenste eindgedeelte van de drijverstang (20?82) steekt, alsmede een aan de open onderzijde van het huis (15) aangebrachte, van openingen voorziene geleideplaat (25?85), die zich over de open onderzijde van het huis (15?84) uitstrekt en aan de omtreksrand verbonden is met de openingsrand (26) van het huis (15?84).
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het drijverlichaam (19) zich binnenin het huis (15) bevindt en de geleideplaat (25) is voorzien van een zich naar het inwendige van het huis (15) uitstrekkende tweede geleidepen (24), die met speling in een axiale boring (28) in het in de bedrijfsstand onderste gedeelte van de drijverstang (20) steekt.
7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het drijverlichaam (83) zich buiten het huis (84) bevindt en de geleideplaat (85) is voorzien van een opening (85a) waar de drijverstang (82) met speling doorheen steekt.
8. Inrichting volgens één der conclusies 4-7, waarbij de klep een in de wand van het huis gemonteerde klepzitting met een centrale boring omvat, alsmede een met de klepzitting samenwerkend kleplichaam, met het kenmerk, dat het klepopeningsorgaan (35) een busvormig deel (44) omvat waarin het kleplichaam (41) in axiale richting beweegbaar is opgenomen en dat aan het aan de zijde van de klepzitting (36) gelegen einde scharnierend is verbonden met de klepzitting (36) en aan het andere einde is voorzien van een zich in lengterichting van het busvormige deel (44) uitstrekkende hefboom (49), waarvan het vrije uiteinde (50) kan samenwerken met het klepbedieningsorgaan (27) op de drijverstang (20;82) en dat tussen het kleplichaam (41) en een aan de zijde van de hefboom (49) gelegen axiale eindwand (55) van het busvormige deel (44) een veer (56) is aangebracht, die het kleplichaam (41) in de richting van de klepzitting (36) duwt.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de hefboom (49) de vorm heeft van een gaffel die om de drijverstang (20; 8-2) grijpt en het klepbedieningsorgaan bestaat uit een boven de gaffel op de drijverstang aangebrachte, in dwarsrichting uitstekende kraag (27), die met de uiteinden (53,54) van de gaffelarmen (51,52) kan samenwerken,
10. Inrichting voor het afvoeren van gas uit een gesloten, vloeistof en gas bevattend systeem, in het bijzonder het afvoeren van lucht uit een gesloten, met water en lucht gevuld systeem, omvattende een huis dat aan de onderzijde kan worden aangesloten op het vloeistof en gas bevattende systeem, en een in de wand van het huis aangebrachte, door een drijver bediende klep via welke gas kan worden afgevoerd, met het kenmerk, dat de inwendige dwarsafmetingen van het huis (15;84) vanaf de open onderzijde van het huis naar de bovenzijde ervan afnemen en dat de klep (17) boven in het huis is aangebracht.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het huis (15;84) in hoofdzaak de vorm heeft van een afgeknotte kegel.
Priority Applications (10)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8900857A NL8900857A (nl) | 1989-04-06 | 1989-04-06 | Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas. |
DE9001647U DE9001647U1 (de) | 1989-04-06 | 1990-02-13 | Vorrichtung zum Abscheiden von Gas aus einer Flüssigkeit und zum Abführen des freigesetzten Gases |
NO901448A NO178753C (no) | 1989-04-06 | 1990-03-29 | Innretning til separasjon av gass fra væske |
ES90200791T ES2090087T3 (es) | 1989-04-06 | 1990-04-02 | Dispositivo para separar gases de liquidos y descargar el gas separado. |
DE69027699T DE69027699T2 (de) | 1989-04-06 | 1990-04-02 | Vorrichtung zur Trennung von Gas aus Flüssigkeiten und zur Entladung des ausgeschiedenen Gases |
FI901647A FI98130C (fi) | 1989-04-06 | 1990-04-02 | Laite kaasun erottamiseksi nesteestä ja erotetun kaasun poistamiseksi |
EP90200791A EP0391484B1 (en) | 1989-04-06 | 1990-04-02 | Device for separating gas from liquid and discharging the separated gas |
AT90200791T ATE140161T1 (de) | 1989-04-06 | 1990-04-02 | Vorrichtung zur trennung von gas aus flüssigkeiten und zur entladung des ausgeschiedenen gases |
DK90200791.3T DK0391484T3 (da) | 1989-04-06 | 1990-04-02 | Apparat til separering af gas fra væske og til udledning af den separerede gas |
US07/588,353 US5123938A (en) | 1989-04-06 | 1990-09-26 | Device for separating gas from liquid and discharging the separated gas |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8900857 | 1989-04-06 | ||
NL8900857A NL8900857A (nl) | 1989-04-06 | 1989-04-06 | Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8900857A true NL8900857A (nl) | 1990-11-01 |
Family
ID=19854428
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8900857A NL8900857A (nl) | 1989-04-06 | 1989-04-06 | Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas. |
Country Status (9)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5123938A (nl) |
EP (1) | EP0391484B1 (nl) |
AT (1) | ATE140161T1 (nl) |
DE (2) | DE9001647U1 (nl) |
DK (1) | DK0391484T3 (nl) |
ES (1) | ES2090087T3 (nl) |
FI (1) | FI98130C (nl) |
NL (1) | NL8900857A (nl) |
NO (1) | NO178753C (nl) |
Families Citing this family (18)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE59604256D1 (de) * | 1995-09-11 | 2000-02-24 | Stuecklin & Cie Ag Fuellinsdor | Wasserkonditionierungsvorrichtung zur entgasung und/oder entschlammung von wasser in leitungen |
US5664599A (en) * | 1996-06-14 | 1997-09-09 | Met One, Inc. | Flow controller for a particle sensor |
US6129523A (en) * | 1997-04-11 | 2000-10-10 | Ruhnke; John | Air purging circulator |
KR100250158B1 (ko) * | 1997-12-30 | 2000-04-01 | 곽원복 | 에어벤트가 부설된 공기 분리장치 |
US6431461B1 (en) | 2000-05-08 | 2002-08-13 | John Ruhnke | Tapered air purging circulator |
US6893485B2 (en) * | 2002-05-31 | 2005-05-17 | Swabey, Ogilvy, Renault | Method and kit for use with standard pipe couplings to construct a de-aerator |
US7481238B2 (en) * | 2005-08-09 | 2009-01-27 | Roger Ramoth | Automatic degassing valve |
NL1031068C2 (nl) * | 2006-02-03 | 2007-08-06 | Flamco Bv | Werkwijze voor het ontgassen van vloeistof alsmede ontgassingsinrichting. |
ITMI20071700A1 (it) * | 2007-08-29 | 2009-02-28 | Stel S N C Dell Ing Ermete Riv | Valvola unidirezionale a gravita' per l'espulsione automatica delle bolle gassose da un liquido circolante in tubi capillari |
DE202008009940U1 (de) | 2008-07-23 | 2008-09-25 | Kraus, Martin | Gasabscheider |
SE533836C2 (sv) * | 2009-06-01 | 2011-02-01 | Tetra Laval Holdings & Finance | Bubbeleliminator för vätska |
EP2266676A1 (en) | 2009-06-26 | 2010-12-29 | Universiteit Antwerpen | Phase separator |
EP2445603B1 (en) | 2009-06-26 | 2016-03-02 | Universiteit Antwerpen | Phase separator |
US8419842B2 (en) * | 2009-11-06 | 2013-04-16 | Watts Regulator Company | Hydronic system air eliminator |
US10819944B2 (en) | 2016-12-16 | 2020-10-27 | Seagate Technology Llc | Mobile wireless drive storage for mobile phone used as car dashboard camera |
CN108126372B (zh) * | 2017-12-21 | 2019-07-02 | 梁志全 | 一种用于工业热油管路的气泡分离系统 |
US20200376722A1 (en) * | 2019-05-27 | 2020-12-03 | Viettel Group | Air eliminator valve for composite manufacturing |
DE102021201712A1 (de) | 2021-02-23 | 2022-08-25 | Glen Dimplex Deutschland Gmbh | Wärmepumpenanlage sowie Verfahren zum Betreiben einer Wärmepumpenanlage |
Family Cites Families (28)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1332997A (en) * | 1920-03-09 | Canada | ||
BE342940A (nl) * | ||||
DE560410C (de) * | 1932-10-01 | Adolf Ramsauer Ing | Schwimmerventil | |
US1116931A (en) * | 1912-05-31 | 1914-11-10 | Bishop Babcock Becker Company | Separating-tank. |
US1620155A (en) * | 1922-03-25 | 1927-03-08 | Gen Electric | Attachment for oil switches |
US1775362A (en) * | 1927-09-03 | 1930-09-09 | Marcus R T De | Separator |
US2577606A (en) * | 1950-02-15 | 1951-12-04 | American Optical Corp | Filtering means for air supply devices |
US2713973A (en) * | 1951-06-20 | 1955-07-26 | Taco Heaters Inc | Heating systems |
DE953652C (de) * | 1951-10-31 | 1956-12-06 | Axel Nore Alexander Axlander | Selbsttaetige Entlueftungsvorrichtung, besonders fuer Warmwasserheizungsanlagen |
US3079942A (en) * | 1958-02-20 | 1963-03-05 | Nelson Roydon | Float valves |
US2909322A (en) * | 1958-03-17 | 1959-10-20 | Benjamin J Blumberg | Air-escape valve |
US3018787A (en) * | 1960-10-25 | 1962-01-30 | Jr Chester Howard Kirk | Air relief device |
FR1335096A (fr) * | 1962-07-04 | 1963-08-16 | Const Aero Navales | Dispositif autonome de contrôle et de commande du remplissage des réservoirs |
DE1193379C2 (de) * | 1964-08-21 | 1978-08-24 | Alfons Schwarte Gmbh, 4730 Ahlen | Verfahren zur uebernahme von milch aus milchbehaeltern in einen milchsammelbehaelter und vorrichtungen zur durchfuehrung des verfahrens |
US3335549A (en) * | 1965-02-17 | 1967-08-15 | Atlantic Richfield Co | Well effluent separation apparatus |
US3336732A (en) * | 1966-01-17 | 1967-08-22 | Albert P Carroll | Gas and air separator |
US3359708A (en) * | 1966-07-15 | 1967-12-26 | Neptune Meter Co | Gas and liquid separating apparatus |
FR2110780A5 (nl) * | 1970-10-30 | 1972-06-02 | Progil | |
NL7107942A (nl) * | 1971-06-10 | 1972-12-12 | ||
JPS5038015Y2 (nl) * | 1971-08-27 | 1975-11-05 | ||
FR2173932B1 (nl) * | 1972-01-08 | 1977-09-02 | Spiro Research Nv | |
DE2200904C3 (de) * | 1972-01-08 | 1978-06-15 | N.V. Spiro Research, Helmond (Niederlande) | Vorrichtung zum Entlüften von Wasserumlauf-Systemen |
GB1483596A (en) * | 1973-10-03 | 1977-08-24 | Dresser Europe Sa | Air eliminator valve |
US3960525A (en) * | 1975-05-09 | 1976-06-01 | Combustion Engineering, Inc. | Oil-gas separator having defoaming structure |
DE3012078A1 (de) * | 1980-03-28 | 1981-10-08 | Spiro Research B.V., Helmond | Vorrichtung zum entlueften von leitungssystemen |
DE3208998A1 (de) * | 1981-03-17 | 1982-09-30 | Spiro Research B.V., Helmond | Vorrichtung zum entlueften von leitungssystemen |
DE3207321A1 (de) * | 1982-03-01 | 1983-09-08 | Gebr. Tuxhorn KG, 4800 Bielefeld | Vorrichtung zum entlueften von leitungssystemen mit geschlossenem wasserkreislauf |
DE3515936A1 (de) * | 1985-05-03 | 1986-11-06 | Deutsche Vortex GmbH, 4050 Mönchengladbach | Entlueftungsvorrichtung |
-
1989
- 1989-04-06 NL NL8900857A patent/NL8900857A/nl not_active Application Discontinuation
-
1990
- 1990-02-13 DE DE9001647U patent/DE9001647U1/de not_active Expired - Lifetime
- 1990-03-29 NO NO901448A patent/NO178753C/no not_active IP Right Cessation
- 1990-04-02 FI FI901647A patent/FI98130C/fi not_active IP Right Cessation
- 1990-04-02 DE DE69027699T patent/DE69027699T2/de not_active Expired - Lifetime
- 1990-04-02 DK DK90200791.3T patent/DK0391484T3/da active
- 1990-04-02 AT AT90200791T patent/ATE140161T1/de not_active IP Right Cessation
- 1990-04-02 ES ES90200791T patent/ES2090087T3/es not_active Expired - Lifetime
- 1990-04-02 EP EP90200791A patent/EP0391484B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1990-09-26 US US07/588,353 patent/US5123938A/en not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DK0391484T3 (da) | 1996-11-18 |
FI98130C (fi) | 1997-04-25 |
NO901448L (no) | 1990-10-08 |
DE9001647U1 (de) | 1990-04-19 |
US5123938A (en) | 1992-06-23 |
FI98130B (fi) | 1997-01-15 |
DE69027699D1 (de) | 1996-08-14 |
EP0391484B1 (en) | 1996-07-10 |
FI901647A0 (fi) | 1990-04-02 |
EP0391484A1 (en) | 1990-10-10 |
DE69027699T2 (de) | 1997-08-21 |
NO901448D0 (no) | 1990-03-29 |
NO178753B (no) | 1996-02-19 |
NO178753C (no) | 1996-05-29 |
ES2090087T3 (es) | 1996-10-16 |
ATE140161T1 (de) | 1996-07-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8900857A (nl) | Inrichting voor het afscheiden van gas uit vloeistof en het afvoeren van het vrijgekomen gas. | |
AU599435B2 (en) | Liquid dispensing system | |
US6378742B1 (en) | Fluid dispensing closure | |
US5944044A (en) | Tank venting control system | |
US5566705A (en) | Snap-closure float valve assembly | |
US8083107B2 (en) | Closed loop dispensing system with mechanical venting means | |
EP0402535A1 (en) | Device for preventing liquid from dripping from filling nozzle of liquid filling machine | |
AU592701B2 (en) | Adjustable vacuum breaker fill valve | |
DK147655B (da) | Udleveringspumpe af trykakkumuleringstypen | |
US1119980A (en) | Automatic air-relief valve for liquid systems. | |
GB2219350A (en) | Fuel delivery system | |
EP4003568B1 (en) | Separator for separating a lower density liquid from a fluid stream | |
WO1999023925A1 (en) | Dispenser for liquids | |
US4010101A (en) | Liquid trap | |
US4430222A (en) | Water shedding device | |
US5804082A (en) | Container for separating and dispensing fluids | |
FI110489B (fi) | Pesupullot | |
US4047503A (en) | Drinking stations for poultry and the like | |
JPH06505217A (ja) | 燃料流出制御装置 | |
US5308386A (en) | Air relief valve for a pressure vessel | |
NL1022985C2 (nl) | Expansievat met klep. | |
JPH0214955B2 (nl) | ||
EP2862810A1 (en) | Drink-through lid | |
NL8301040A (nl) | Systeem voor het vullen van een vloeistofreservoir. | |
EP0102668A1 (en) | Liquid filling nozzle having rectangular end portion |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
A1Y | An additional search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |