NL8900662A - Schaarhefinrichting. - Google Patents

Description

Titel: Schaarhefinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een schaarhef-inrichting omvattend een schaarconstructie, een door de schaarconstructie ondersteund hefplateau en met de schaarconstructie samenwerkende aandrijforganen, die in bedrijf de benen van de schaarconstructie ten opzichte van elkaar kunnen doen scharnieren teneinde de hoogte van het hefplateau te variëren.

Dergelijke schaarhefinrichtingen zijn in diverse uitvoeringsvormen bekend. De aandrijforganen omvatten veelal één of meer hydraulische of pneumatische cilinders, die tussen de benen van een schaarconstructie zijn gemonteerd en bij bekrachtiging de hoekstand tussen de benen van de schaarconstructie kunnen wijzigen.

Een door een dergelijke schaarconstructie ondersteund hefplateau bevindt zich in beginsel in de laagste stand als de schaarconstructie geheel is ingeklapt, d.w.z. geheel plat is.

Indien de schaarhefinrichting bestemd is om te worden ingebauwd in een andere inrichting, zoals bijv. een verpleegbed< is het dikwijls van groot belang, dat de schaarhefconstructie in ingeklapte stand een zo gering mogelijke dikte heeft. Bij een verpleegbed is het bijv. dikwijls gewenst, dat de ruimte onder het bed zoveel mogelijk vrij is, zodat slangen en leidingen e.d. van medische apparatuur zonder problemen en met een zo gering mogelijke kans om achter delen van het bed te blijven haken, onder het bed door gevoerd kunnen worden. Een zo veel mogelijk vrije en daardoor goed toegankelijke ruimte onder een verpleegbed is ook om hygiënische redenen gewenst.

Bij de bekende schaarhefinrichtingen wordt de minimale dikte in beginsel bepaald door de diameter van de aandrijfcilinders. Daarbij is echter van belang, dat in de bekende schaarhefinrichtingen de schaarconstructie niet zover kan worden ingeklapt, dat de benen van de schaarconstructie geheel langs elkaar liggen. In een dergelijke stand levert bekrachtiging van een tussen de benen gemonteerde aandrijfcilinder immers slechts een kracht op, waarvan de werklijn zich in de lengterichting van de benen en door het scharnierpunt van de schaarconstructie uitstrekt.

Een component, die de benen van de schaarconstructie t.o.v. elkaar kan doen scharnieren ontbreekt dan. Derhalve is het in de praktijk niet mogelijk om de bekende schaarconstructies van schaarhefinrichtingen volledig in te klappen, tenzij extra voorzieningen, zoals bijv. oplopende drukvlakken zijn aangebracht.

Voorts dient te worden opgemerkt, dat bij de bekende schaarhefinrichtingen zeer grote krachten nodig zijn om het hefplateau vanuit de laagste stand het begin van het heftraject te doen doorlopen. Dit is een gevolg van de in het begin van het heftraject nog zeer geringe vertikale component van de door de hefcilinder(s) verschafte hefkracht. De hefcilinders dienen daarom in feite overgedimensioneerd te zijn.

De uitvinding beoogt een verbeterde schaarhef-inrichting ter beschikking te stellen, die zeer plat kan worden uitgevoerd en waarvan de schaar geheel kan worden ingeklapt, waarbij geen overgedimensioneerde aandrijforganen nodig zijn.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een schaarhef-inrichting van de beschreven soort daardoor gekenmerkt, dat de aandrijforganen ten minste één uit kokervormige segmenten opgebouwde arm omvatten, waarbij de segmenten middels scharnierassen scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en waarbij zich aan weerszijden van elke scharnieras een kantelorgaan in de t.o.v. de desbetreffende scharnieras scharnierbare segmenten uitstrekt, welk kantelorgaan t.o.v. de scharnieras kan draaien, en waarbij in de kokervormige segmenten aan ten minste één zijde van de kantelorganen ten minste één expandeerbare slang is aangebracht, die is voorzien van een aansluiting voor het toe- en afvoeren van een drukmedium.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening.

Fig. 1 toont schematisch in zij-aanzicht een voorbeeld van een schaarhefinrichting volgens de uitvinding? fig. 2 toont schematisch een voorbeeld van een aandrijforgaan voor een schaarhefinrichting volgens de uitvinding in de ruststand; fig. 3 toont schematisch het aandrijforgaan van fig. 2 in een werkstand; èn fig. 4 toont schematisch een verpleegbed voorzien van een schaarhefinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht een voorbeeld van een schaarhefinrichting volgens de uitvinding. De getoonde schaarhefinrichting 1 omvat een hefplateau 2, en een onder het hefplateau gemonteerde schaarconstructie met benen 3, 4, die bij 5 scharnierend met elkaar zijn verbonden. In een praktische schaarhef-inrichting zijn de benen 3,4 beide veelal dubbel uitgevoerd, d.w.z. dat zich in ten minste één vlak evenwijdig aan het vlak van tekening nog een met het been 3 corresponderend been uitstrekt, dat evenwijdig is met het been 3. Hetzelfde geldt voor het been 4. De extra benen hebben een met het scharnierpunt 5 overeenkomend scharnierpunt, dat veelal met hét scharnierpunt 5 is verbonden door een zich dwars op het vlak van tekening uitstrekkende as of dergelijke.

De ene einden van de benen 3 en 4 zijn bij 6 resp. 7 scharnierend verbonden met het hefplateau 2. Tenminste één van de verbindingen met het hefplateau vormt tevens een schuifverbinding, zoals in het getoonde voorbeeld het geval is bij de verbinding 7. Het hefplateau is ter plaatse voorzien van een zich in langsrichting uitstrekkende geleidingsorganen 8 voor bijv. de uiteinden van een scharnierpen 9. De geleidingsorganen kunnen bijv. op eenvoudige wijze bestaan uit een metalen strook, voorzien van een sleuf 10.

Tussen de andere einden 11,12 van de benen 3 en 4 is een aandrijforgaan 14 bevestigd, dat in het volgende nog nader zal worden toegelicht, en dat de benen 3 en 4 t.o.v. elkaar kan doen scharnieren.

Aan de uiteinden 11,12 van de benen 3 en 4 kunnen voorts wielen, rollen of glij-organen zijn voorzien.

In het getoonde voorbeeld zijn rollen 15 toegepast.

Anders dan hydraulisch of pneumatische cilinders voert een volgens de uitvinding toegepast aandrijforgaan 14 geen rechtlijnige beweging uit. Ook is in de ruststand, waarin het aandrijforgaan zich in gestrekte stand tussen de uiteinden van de benen 3,4 uitstrekt de bij bekrachtiging uitgeoefende kracht niet in de lengterichting van het aandrijforgaan en dus ook niet in de lengterichting van de benen gericht. Als gevolg hiervan is geen overdimensianering van de aandrijforganen nodig en kan de schaarconstructie zonder bezwaar tot in een geheel vlakke stand worden ingeklapt.

De figuren 2 en 3 tonen schematisch een uitvoe-ringsvoorbeeld van een aandrijforgaan voor een schaar-hefinrichting volgens de uitvinding. Een dergelijk aandrijforgaan is op zichzelf bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8700307 en wordt wel met kreeftlift kreeftarm of kreeftpoot aangeduid. Voor zover nodig voor de beschrijving van het aandrijforgaan wordt de Nederlandse octrooiaanvrage 8700307 hier geacht te zijn ingelast. Het getoonde aandrijforgaan omvat een aantal kokervormige segmenten 20 t/m 23, die bij voorkeur een rechthoekige dwarsdoorsnede hebben.

De eindsegmenten zijn in dit voorbeeld voorzien van rolorganen 24,25, die de in fig. 1 getoonde rollen 15 kunnen vormen. De kokervormige segmenten zijn scharnierend met elkaar verbonden, zoals bij 26,27 en 28 schematisch is aangegeven. De scharnierverbindingen zijn zodanig uitgevoerd, dat de segmenten vanuit de in fig. 2 weergegeven gestrekte ruststand ten opzicht van elkaar in ten minste één richting kunnen scharnieren. In het getoonde voorbeeld zijn de segmenten hiertoe aan de onderzijde afgeschuind, zoals bij 29 voor de segmenten 21 en 22 is aangegeven. Een soortgelijk effect kan ook op andere wijze worden bewerkstelligd, bijv. door de scharnierpunten aan de uiteinden van relatief lange oren aan te brengen.

De scharnierpunten 26,27 en 28 vormen tevens scharnierpunten voor kantelorganen 30,31 en 32, die aan weerszijden van de scharnierpunten in de kokervormige segmenten reiken. In het getoonde voorbeeld zijn de kantelorganen ongeveer plaatvormig, doch andere uitvoeringsvormen zijn denkbaar. Zo kunnen de kantelorganen bijv. een in hoofdzaak driehoekige dwarsdoorsnede hebben en/of zijn voorzien van verstevigingsribben.

Tussen de kantelorganen en de binnenwand van de segmenten is een met behulp van een drukmedium expandeerbare slang 33 aangebracht. In.het getoonde voorbeeld ligt de slang aan de onderzijde van de kantelorganen. De uiteinden van de geheel binnen de gezamenlijke segmenten liggende slang zijn afgesloten. Voorts is de slang voorzien van een aansluiting 34 voor toevoer van een geschikt drukmedium, bijv. perslucht, via een toevoerslang 35.

Indien een drukmedium wordt toegevoerd aan de slang, zal deze ter plaatse van de scharnierpunten niet kunnen expanderen, maar wel aan weerszijdeidaarvan doordat de kantelorganen t.o.v. de segmenten kunnen scharnieren, en de segmenten weer t.o.v. elkaar kunnen scharnieren.

Uitgaande van de in fig. 2 getoonde gestrekte ruststand neemt het gelede langwerpige aandrijforgaan 14 de in fig. 3 getoonde stand aan. De kracht waardoor deze stand wordt aangenomen is in de gestrekte uitgangspositie dwars op de lengterichting van de segmenten gericht, waardoor ook de benen van een geheel ingeklapte schaarconstructie zonder problemen t.o.v. elkaar om het scharnierpunt 5 verdraaid worden. De initiële kracht is evenwijdig aan de hefrichting gericht en niet dwars daarop, zoals het geval is bij toepassing van een tussen de benen van een schaarconstructie aangebrachte cilinder.

Het benodigde drukmedium kan bijv. door een (voet)pomp verschaft worden of door een compressor.

In de aansluiting 34 of de slang 35 kan een terugregelklep zijn voorzien. Tevens kan een ontlastventiel zijn voorzien, om de slang te ontspannen en het hefplateau te laten dalen. Een en ander is symbolisch in fig.

2 aangegeven bij 36.

In het algemeen zal het aandrijforgaan onder invloed van het gewicht van het hefplateau automatisch vanuit de in fig. 3 getoonde werkstand weer de ruststand van fig. 2 aannemen als het ontlastventiel wordt geopend. Een en ander kan desgewenst worden bevorderd door toepassing van terugstelveren, bijv. in de vorm van aan de bovenzijde van de kantelorganen aangebrachte drukveren, zoals voor het kantelorgaan 30 schematisch in fig. 2 bij 37 is aangegeven. Ook kunnen trekveren tussen de segmenten worden toegepast.

Als alternatief is het ook mogelijk boven de kantelorganen een tweede slang aan te brengen, die van drukmedium wordt voorzien als het aandrijforgaan vanuit de gebogen stand in een meer gestrekte stand dient te worden gebracht. Gelijktijdig wordt dan de eerste slang ontlast tot de gewenste stand is bereikt. Een dergelijke tweede slang is schematisch in fig. 3 bij 38 aangegeven en maakt ook bij een onbelast hefplateau een zeer nauwkeurige hoogteregeling mogelijk.

Fig. 4 toont schematisch een verpleegbed voorzien van een hefplateau volgens de uitvinding. Opgemerkt wordt, dat een verpleegbed in beginsel ook op de in fig. 1 getoonde wijze kan worden uitgevoerd, waarbij het hefplateau 2 een bed draagt of vervangen is door een bedopbouw. Een dergelijke uitvoeringsvorm verschaft echter minder vrije ruimte onder het bed dan de uitvoering van fig. 4.

Het in fig. 4 getoonde verpleegbed omvat een schematisch getoond bedframe 40. Ook is een matras 41 getoond. Het frame 40 vormt tevens het hefplateau.

Direkt onder het frame 40 is in een platte doos 42 een schaarconstructie met een of meer aandrijforganen van het in de figuren 2 en 3 getoonde type gemonteerd.

Onder de platte doos bevindt zich een schematisch getoond onderstel 47 met van wielen 44 of dergelijke voorziene poten 45.

De schaarconstructie bevindt zich derhalve tussen een onderstel van een gebruikelijk type, dat een grote vrije ruimte onder het bed toestaat, en een frame van een gebruikelijk type, doch voorzien van bevestigingsorganen, zoals de in fig. 1 getoonde organen 6 en 8 om de schaarconstructie met het bedframe te koppelen.

De doos 42 kan zeer plat zijn, doordat de segmenten van het aandrijforgaan (of van de aandrijforganen) als platte kokers met rechthoekige (of ovale) doorsnede kunnen worden uitgevoerd, zoals in fig. 2 en fig.

3 getoond, en doordat de schaararmen in de ruststand geheel ingeklapt kunnen zijn.

Opgemerkt wordt, dat de bediening van een verpleegbed volgens de uitvinding zeer licht is, zelfs indien een voetpomp wordt gebruikt/ waardoor het daadwerkelijk gebruik van de hefinrichting nauwelijks op bezwaren stuit. Bij bekende in hoogte verstelbare verpleegbedden is gebleken, dat het verplegend personeel de neiging heeft om de bedden in de hoogste stand van + 80 cm te laten staan i.p.v. het bed na de verzorging van de patiënt weer op de normale hoogte van _+ 35 a 40 cm te brengen. Als gevolg hiervan doen zich dikwijls ongelukken voor bij het uit bed stappen omdat de patiënt automatisch rekening houdt met een normale hoogte van het bed.

Opgemerkt wordt voorts dat na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen. Zo kunnen één of meer aandrijforganen worden toegepast. Het aantal segmenten en de hoek waarover de segmenten t.o.v. elkaar kunnen draaien kan afhankelijk van de beoogde toepassing gevariëerd worden. Bij toepassing van brede, relatief platte segmenten kunnen twee of meer naast elkaar liggende slangen worden toegepast.

Teneinde het volume van de slang(en) zo klein mogelijk te houden, hetgeen een snelle niveauverandering van het hefplateau mogelijk maakt, kan de ruimte voor het opnemen van de slang(en) tussen de kantelorganen en de ene wand van de kokervormige segmenten verkleind worden door bijv. de kantelorganen en/of de kokerwand' aan de desbetreffende zijde te verdikken. Ook is het mogelijk de scharnierpunten 26,27,28 t.o.v. de langshartlijn van de segmenten in één richting te verplaatsen.

Deze en soortgelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

Claims (10)

1. Schaarhefinrichting omvattend een schaarconstructie, een door de schaarconstructie ondersteund hefplateau en met de schaarconstructie samenwerkende aandrijforganen, die in bedrijf de benen van de schaarconstructie t.o.v. elkaar kunnen doen scharnieren, teneinde de hoogte van het hefplateau te variëren, met het kenmerk, dat de aandrijforganen ten minste één uit kokervormige segmenten opgebouwde arm omvatten, waarbij de segmenten middels scharnierassen scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en waarbij zich aan weerszijden van elke scharnieras een kantelorgaan in de t.o.v. de desbetreffende scharnieras scharnierbare segmenten uitstrekt, welk kantelorgaan t.o.v. de scharnieras kan draaien, en waarbij in de kokervormige segmenten aan ten minste één zijde van de kantelorganen ten minste één expandeerbare slang is aangebracht, die is voorzien van een aansluiting voor het toe-en afvoeren van een drukmedium.

2. Schaarhefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kokervormige segmenten een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede hebben.

3. Schaarhefinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kokervormige segmenten een relatief platte vorm hebben.

4. Schaarhefinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zich aan de uiteinden van de ten minste ene arm bevindende segmenten aan de vrije uiteinden zijn voorzien van rol- of glij-organen.

5. Schaarhefinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de kokervormige segmenten terugstelmiddelen zijn voorzien, die bij ontlasting van de ten minste ene expandeerbare slang de segmenten in de gestrekte ruststand van de arm dringen.

6. Schaarhefinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk» dat de terugstelmiddelen veren omvatten.

7. Schaarhefinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk» dat de veren drukveren zijn» die aan de andere zijde van de kantelorganen in de kokervormige segmenten zijn aangebracht.

8. Schaarhefinrichting volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat de terugstelmiddelen ten minste één tweede expandeerbare slang omvatten, die in de segmenten is aangebracht aan de andere zijde van de kantelorganen.

9. Verpleegbed, voorzien van een schaarhefinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ter plaatse van het hefplateau een bedframe is gemonteerd.

10. Verpleegbed volgens conclusie 9, omvattend een bedframe en een onderstel met vier poten, gekenmerkt door een tussen het onderstel en het bedframe gemonteerd doosvormig huis, dat de schaarhefinrichting bevat.