NL8900208A

NL8900208A - Virus-contamination preventing syringe - has needle placed in clamped closed container attached to cylindrical part of syringe after use to prevent re-use

Info

Publication number: NL8900208A
Application number: NL8900208A
Authority: NL
Original assignee: Hendrikus Gerrit Van Den Brink
Priority date: 1989-01-27
Filing date: 1989-01-27
Publication date: 1990-08-16

Abstract

The syringe has an injection needle possibly used as an extraction need is packed in a virus-contamination proof packaging by an apparently conventional or packaging simply familiarised by the user. The needles and the syringe are unsuitable for reuse once already used and an 'infected' syringe can not be reused. Others are not contaminated since they cannot be cut or injured on sharp contaminated projections. The needle is placed after use in a rigidly clamped closed container attached to the cylindrical point of the syringe. During insertion, atmospheric contact is caused between the chamber under the plunger and/or the pressure compartment of the syringe bounded by the cylindrical housing and the plunger.

Description

VIRUS-BESHETTINGS-PREVENTIEVE INJECTIESPUITVIRUS CONTAMINATION PREVENTIVE INJECTION SYRINGE

De uitvinding betreft een injectiespuit, welke tijdens gebruik voorziet in de verpakking c.q. opberging van zowel eventueel een te gebruiken opzuignaald als de injectienaald in de spuit zelf, of een hieraan verbonden inrichting.The invention relates to a syringe, which during use provides the packaging or storage of both a suction needle to be used optionally and the injection needle in the syringe itself, or an associated device.

Tijdens het aanbrengen van de naalden en het 'verpakken' van deze naalden tijdens het gebruik van de spuit wordt de spuit tevens onklaar gemaakt voor hergebruik. Hiermee wordt er in voorzien dat het onmogelijk is na gebruik van injectie- of opzuignaalden in contact te komen met de scherpe, verontreinigde en mogelijk 'besmette' naalden. De conventionele injectiespuiten zijn voorzien van een opzetcone waarop een conisch koppelstuk waarin de naald is bevestigd op kan worden gemonteerd middels klemming. Na gebruik van de spuit is het de taak van de gebruiker deze spuit steriel te verpakken, alvorens te 'dumpen', waarbij het losnemen van de naald(en) tot een vereiste handeling behoort. Gebruikers van drugs, welke de drugs in vloeibare vorm toevoegen aan het biochemische-systeem van het menselijke lichaam zijn over het algemeen niet meer in staat, gezien de verwekte toestand, medisch verantwoord met de gebruikte injectiespuit om te gaan, met besmettingsgevaar van alle mogelijke virussen, als. b.v. het 'aids'-virus, voor een ieder die in contact komt met de naald(en) van een gebruikte injectiespuit, door verwonding hieraan.During the application of the needles and the 'packaging' of these needles during the use of the syringe, the syringe is also disabled for reuse. This ensures that it is impossible to come into contact with sharp, contaminated and possibly 'contaminated' needles after using injection or aspiration signals. The conventional syringes have a cone on which a conical connector in which the needle is attached can be mounted by clamping. After use of the syringe, it is the responsibility of the user to pack this syringe sterile before "dumping", whereby the removal of the needle (s) is a required action. Users of drugs, which add the drugs in liquid form to the biochemical system of the human body, are generally no longer able to handle the used syringe, medically justified, in view of the infected state, with the risk of infection from all possible viruses , if. e.g. the 'AIDS' virus, for anyone who comes into contact with the needle (s) of a used syringe, by injury from it.

Er is een vinding van een naaldvernietiger bekend. Deze naaldvernieti-ger vereist dat de gebruiker van een injectiespuit de naald losneemt van de spuit en de naald invoert in de machine die de naald vergruist en het vergruisde materiaal onder hogere temperaturen desinfecteert. Een vinding die duur is in aanschaf en geen praktische toepassing geniet voor de in groepsverband of individuele drugsgebruiker, alsmede geen praktische toepassing kent op andere locaties dan die, welke speciaal zijn ingericht om toediening van een medicament, middels een injectiespuit, te voorzien in alle benodigde hygieftische gemakken, alsmede dat netspanning voorhande moet zijn.A needle shredder invention is known. This needle shredder requires the user of a syringe to disconnect the needle from the syringe and insert the needle into the machine that grinds the needle and disinfects the crushed material at higher temperatures. An invention that is expensive to purchase and has no practical application for the group or individual drug user, as well as no practical application in locations other than those specially designed to provide administration of a medicament by means of a syringe, with all necessary hygienic conveniences, as well as that mains voltage must be available in advance.

Het doel van de vinding is om de injectiespuit te kunnen voorzien van een opzuignaald indien nodig, welke opzuignaald zo is geconstrueerd dat tijdens conventioneel gelijkend te verrichten handelingen, of eenvoudig aan te leren gebruikershandelingen, deze opzuignaald in principe terecht komt in het cilinderhuis van de injectiespuit of in de plunjer-zuiger, of in een apart aan het cilinderhuis verbonden voorziening welke slechts alleen voorziet om hierin een naald(en) te bergen en het niet meer mogelijk is om deze naald(en) uit deze berging te nemen of te verwijderen zonder de goede werking van de injectiespuit teniet te doen. Dit kan mede worden bereikt door een speciale constructie van de cilinder en/of plunjer-zuiger. Zo ook verdwijnt de injectienaald, door hiervoor speciaal genconstrueerde technische voorzieningen aan of in het cilinderhuis van de injectiespuit en/of zui-ger-plunjer. De uitvinding zal aan de hand van enkele van de mogelijke uitvoeringen, als voorbeeld, nader worden toegelicht. Figuren 1 t/m 7, voorstellend uitvoeringsvoorbeeld 1, geven een mogelijke uitvoering van een injectiespuit weer met voorgaande doelstelling, waarbij zowel de opzuignaald als de injectienaald bij gebruik van de injectiespuit in de zuigerplunjer verdwijnen en de injectiespuit in ongerede raakt voor hergebruik.The aim of the invention is to be able to provide the syringe with a suction needle if necessary, which suction needle is constructed in such a way that during conventionally similar operations, or easy to learn user actions, this suction needle in principle ends up in the cylinder housing of the syringe or in the plunger-piston, or in a separate device connected to the cylinder housing, which only provides for storing a needle (s) herein and it is no longer possible to remove or remove this needle (s) from this storage without destroy the proper functioning of the syringe. This can also be achieved by a special construction of the cylinder and / or plunger piston. Likewise, the injection needle disappears by means of specially constructed technical provisions on or in the cylinder housing of the syringe and / or piston plunger. The invention will be explained in more detail with reference to some of the possible embodiments, for example. Figures 1 to 7, illustrative embodiment 1, illustrate a possible embodiment of a syringe with a previous objective, in which both the suction needle and the injection needle disappear into the piston plunger when the syringe is used and the syringe becomes unworn for reuse.

Figuren 8, voorstellend uitvoeringsvoorbeeld 2, geven een mogelijke uitvoering van een injectiespuit weer met voorgaande doelstelling bereikt middels een aan het cilinderhuis verbonden naaldcontainer waarbij eveneens de injectiespuit tijdens gebruik in het ongerede raakt voor hergebruik, en derhalve slechts eenmaal is te gebruiken.Figures 8, illustrative embodiment 2, illustrates a possible embodiment of a syringe with the above objective achieved by means of a needle container connected to the cylinder housing, wherein the syringe also falls into disrepair for reuse during use, and therefore can only be used once.

Figuur 9, voorstellend uitvoeringsvoorbeeld 3, geeft een mogelijke uitvoering van een injectiespuit weer met voogaande doelstelling, bereikt middels het in de plunjer/zuigerschachtkanalen automatisch opbergen van zowel opzuignaald als injectienaald op een zeker handelingsmoment .Figure 9, illustrative exemplary embodiment 3, shows a possible embodiment of a syringe with the intended purpose, achieved by automatically storing both the suction needle and the injection needle in the plunger / piston shaft channels at a certain moment of action.

Figuren 10 t/m 15, voorstellend uitvoeringsvoorbeeld 4, geven een mogelijke uitvoering weer, waarbij gebruik wordt gemaakt van een 'disposable unit', welke in een voor hergebruik geschikte houder, voorzien van een plunjer/zuigerstang met geleiding, kan worden aangebracht en waarin de naalden tijdens gebruik dusdanig worden geborgen dat de 'unit' niet meer geschikt is voor hergebruik. Uitvoeringsvoorbeeld 1 zal aan de hand van de figuren 1 t/m 7 nader worden toegelicht.Figures 10 to 15, illustrative embodiment 4, show a possible embodiment, in which use is made of a 'disposable unit', which can be placed in a reusable container provided with a plunger / piston rod with guide and in which the needles are stored in such a way that the 'unit' is no longer suitable for reuse. Embodiment Example 1 will be explained in more detail with reference to Figures 1 to 7.

Figuur 1 geeft een injectiespuit weer waarbij de plunjer/zuiger (2) tegen de weerstand van een duwveer (4) geheel is ingedrukt in het ci-linderhuis (1). Op de topzijde van het cilinderhuis (1) is een koppelstuk (5) opgedraaid middels een aan dit koppelsuk bevestigd schroefdraad (12) met een doorboord kanaal (20), welk kanaal aan de zijde van draadeind 10 is voorzien van een afdichting in de vorm van b.v. een rubber propje of een breekplaatje (18). De bovenzijde (23) van het cilinderhuis (1) is voorzien van een draadgat (21) waarin dit deels doorboorde draadeind (12) kan worden gemonteerd. De andere zijde van het koppelstuk (5) is eveneens voozien van een draadeind (10) van de zelfde diameter en spoed. Dit draadeind is geheel doorboord, waarin tot een zekere mate (conisch) klemmend een opzuignaald (1) in is aangebracht. Het boorgat in draadeind (12) is middels een kanaal verbonden met het boorgat in draadeind (10). De plunjer/zuiger is aan bovenzijde voorzien van een afdichting (3), welke er voor zorgt dat de werkkamer (22) boven de zuiger/plunjer-top (16) niet in verbinding staat met de kamer onder de afdichting (3). Aan onderzijde van de injectiespuit is een geleidingsmof (9) in het cilinderhuis aangebracht voor geleiding van de plunjer/zuigerschacht (2), welke in zekere mate voorziet in een verbinding met de atmosfeer en de kamer onder de afdichting (3), zijnde de ruimte rond de zuiger/plunjerschacht (2). Bij het wegnemen van de uitgeoefende druk tegen de onderzijde van de plunjer/zuiger zal de zuiger/plunjer-top (16) van het koppelstuk (5) afbewegen ten gevolge van de gespannen drukveer (4) waardoor in de werkkamer boven de plunjer/zuiger-top (16) een vacuüm ontstaat, waardoor de te injecteren vloeistof wordt opgezogen uit de vloeistofcontainer (14), en de ruimte in de werkkamer zich vult met de vloeistof. De nu bereikte situatie is weergegeven in figuur 2. Afdichting (3) vindt een aanslag tegen de geleidingsmof (9). In deze situatie wordt het koppelstuk (5) in zijn geheel losgedraaid van het cilinderhuis (1) en omgekeerd met de opzuignaald (6) door het draadeind (12) gestoken. De opzuignaald (6) vindt met zijn eind juist een aanslag tegen de zuigertop (16), wanneer draadeind (12) nog niet in het draadgat aan bovenzijde van het cilinderhuis (1) is ingeschroefd. Bij het inschroeven van het draadeind (12) in de top van het cilinderhuis (1), dringt het einde van de opzuignaald (6) zich in de zuigertop (16). De aldus bereikte situatie van de opzuignaald is weergegeven in figuur 4. De injectienaald (6) wordt nu aangebracht op het koppelstuk.Figure 1 shows a syringe in which the plunger / plunger (2) against the resistance of a compression spring (4) is fully compressed in the cylinder housing (1). On the top side of the cylinder housing (1) a coupling piece (5) is screwed up by means of a screw thread (12) attached to this coupling piece with a pierced channel (20), which channel on the side of threaded end 10 is provided with a seal in the form from e.g. a rubber wad or a rupture disc (18). The top (23) of the cylinder housing (1) is provided with a threaded hole (21) in which this partially pierced threaded end (12) can be mounted. The other side of the coupling piece (5) is also provided with a threaded end (10) of the same diameter and pitch. This threaded end is completely pierced, in which a suction needle (1) is arranged to a certain degree (conical) in a clamping manner. The borehole in threaded end (12) is connected to the borehole in threaded end (10) by means of a channel. The plunger / piston has a seal at the top (3), which ensures that the working chamber (22) above the piston / plunger tip (16) is not in communication with the chamber below the seal (3). At the bottom of the syringe, a guide sleeve (9) is provided in the cylinder housing for guiding the plunger / piston shaft (2), which provides some connection to the atmosphere and the chamber under the seal (3), being the space around the piston / plunger shaft (2). When the applied pressure against the underside of the plunger / piston is released, the piston / plunger tip (16) will move away from the coupling piece (5) as a result of the tensioned compression spring (4) leaving the working chamber above the plunger / piston -top (16) creates a vacuum, so that the liquid to be injected is sucked from the liquid container (14), and the space in the working chamber fills with the liquid. The situation now reached is shown in figure 2. Seal (3) finds a stop against the guide sleeve (9). In this situation the coupling piece (5) is completely unscrewed from the cylinder housing (1) and vice versa with the suction needle (6) inserted through the threaded end (12). The suction needle (6) just has a stop against the piston tip (16) when the threaded end (12) has not yet been screwed into the threaded hole at the top of the cylinder housing (1). When the threaded end (12) is screwed into the top of the cylinder housing (1), the end of the suction needle (6) penetrates into the piston tip (16). The situation of the suction needle thus achieved is shown in figure 4. The injection needle (6) is now mounted on the coupling piece.

Injectienaald (7) is aan onderzijde voorzien van een prikhaak (8) en is ter plaatse van de wartel (11) voorzien van een conische klemming die in een zekere mate voorkomt dat de injectienaald (7) ten opzichte van de wartel (11) kan verschuiven en vindt de wartel (11) tevens tegen deze conische klemming een aanslag die voorkomt dat de wartel (11) kan verschuiven naar onderzijde van de injectienaald (7).Injection needle (7) is provided with a pricking hook (8) at the bottom and has a conical clamp at the location of the swivel (11) which prevents the injection needle (7) from reaching the swivel (11) to a certain extent. the swivel (11) also finds a stop against this conical clamping which prevents the swivel (11) from sliding towards the bottom of the injection needle (7).

De injectienaald (7) wordt nu door het draadeind (12) gestoken, waarbij voornoemd breekplaatje of rubberpropje wordt uitgestoten, waarna de wartel (11) op het draadeind (12) wordt geschroefd. Tijdens het aanschroeven van deze wartel (11) kan de opzuignaald (6) verder, of pas nu, in de zuigertop worden geduwd, daar de onderzijde (15) van de opzuignaald (6) een aanslag vindt tegen de watel (11), welke wartel (11) tijdens aandraaien de opzuignaald (6) los uit de vatting in draadeind (1Ö) drukt. Deze situatie is weergegeven in figuur 4. Bij het nu indrukken van de zuiger/plunjer wordt de vloeistof in de werkkamer door de injectienaald naar buiten toe weg geperst door de oplopende druk in de werkkamer en schuift de opzuignaald (6) grotendeels geheel in de plunjer/zuiger. Wanneer de zuigertop (16) een deel van zijn weg (b.v. 80%) heeft afgelegd dringt de prikhaak (8) zich door de zuigertop (16).The injection needle (7) is now inserted through the threaded end (12), whereby the above-mentioned rupture disc or rubber plug is ejected, after which the swivel (11) is screwed onto the threaded end (12). When screwing on this swivel (11), the suction needle (6) can be pushed further, or only now, into the piston tip, since the bottom (15) of the suction needle (6) has a stop against the cotton wool (11), which swivel (11) while loosening, press the suction needle (6) out of the mount into the threaded rod (1Ö). This situation is shown in figure 4. When the piston / plunger is now pressed, the liquid in the working chamber is forced out through the injection needle by the increasing pressure in the working chamber and the suction needle (6) largely slides completely into the plunger /piston. When the piston tip (16) has traveled part of its way (e.g. 80%), the lancing hook (8) penetrates through the piston tip (16).

De prikhaak (8) is zo van vormgeving geconstrueerd dat de wel met weinig kracht in de zuigertop kan indringen doch niet zonder een grotere kracht uit kan worden genomen. Om geen verliezen van de vloeistof te krijgen zal de plunjer/zuiger zover mogelijk naar de top van het ci-linderhuis worden toegeschoven, waarbij de prikhaak, zijnde in feite een koppelingsmechanisme tussen injectienaald-uiteinde en de zuigertop, een goede doorboring maakt van de zuigertop (16). Wanneer zoveel mogelijk vloeistof uit de werkkamer is verdrongen, geperst, middels het uitoefenen van kracht aan de onderzijde van de zuiger/plunjer, wordt deze kracht weggenomen en zal de drukveer (4) de zuiger/plunjer weer verschiuven in het cilinderhuis, waarbij de drukveer (4) over een kracht bezit in ingedrukte toestand om de injectienaald (7) los te trekken uit zijn klemming in de wartel (11). Tijdens de verschuiving van de plunjer/zuiger wordt nu de injectienaald (7) meegevoerd naar de binnenzijde van het cilinderhuis, werkkamer. De injectiespuit kan nu worden gedumpt.The lancing hook (8) is designed in such a way that it can penetrate the piston tip with little force, but cannot be removed without a greater force. In order not to lose the liquid, the plunger / piston will be pushed as far as possible to the top of the cylinder housing, whereby the lancing hook, which is in fact a coupling mechanism between the injection needle tip and the piston tip, makes a good piercing of the piston tip (16). When as much liquid as possible has been displaced from the working chamber, squeezed, by applying force to the bottom of the piston / plunger, this force is removed and the compression spring (4) shifts the piston / plunger back into the cylinder housing, whereby the compression spring (4) has a force in the depressed state to pull the injection needle (7) out of its clamping in the swivel (11). During the displacement of the plunger / piston, the injection needle (7) is now carried along to the inside of the cylinder housing, working chamber. The syringe can now be dumped.

Opgemerkt dient te worden dat de montage van de draadeinden (10) en (12) aan het koppelstuk (5) aan het cilinderhuis (1) en de montage van de injectienaald (7) op het koppelstuk (5), middels wartel (11) ook uitgevoerd kan worden door een klemming.It should be noted that the mounting of the threaded rods (10) and (12) on the coupling piece (5) on the cylinder housing (1) and the mounting of the injection needle (7) on the coupling piece (5), by means of swivel (11) can also be performed by a clamping.

Uitvoeringsvoorbeeld 2 zal aan de hand van figuur 8 nader worden toegelicht .Embodiment example 2 will be further elucidated with reference to figure 8.

Figuur 8 geeft een injectiespuit (13) weer met een daaraan verbonden opzuignaaldcontainer (8). De plunjer/zuiger (22) met daaraan verbonden de plunjerstang (20) zit opgesloten in de cilinder (13) door de uitsluitend montabele plunjerstanggeleiding (11), welke voorzien is van meervoudige ribbenvertanding welke ingrijpt op een corresponderende ribbenvertanding aan onderzijde in de cilinderwand (21), en eventueel nog is vastgelast. In het begin wordt de opzuignaald (7), nadat deze uit de steriele verpakking is verwijderd op het conische uiteinde (17) aan de bovenzijde van de injectiespuit (13/17) klemmend vastgedrukt middels de conische klemhuls (23) waarin de naald (7) vastzit. De plunjer (22) bevindt zich in bovenste positie waarna het vloeibare medicament wordt aangezogen via het kanaal in de opzuignaald (7), welke naald zich met het uiteinde in het medicament bevindt, middels het naar onderen bewegen van de plunjer.(22). De perskamer (18) vult zich nu met het vloeibare medicament. De hierbij ontstane overdruk onder de plunjer (22) in kamer (19) kan zich via de speciale afdichting (12) decomprimeren, door ontsnapping van lucht langs deze speciale afdichting. De plunjer (22) bevindt zich nu in de onderste stand. De opzuignaald (7) wordt nu van de spuitcilinder losgenomen en het puntvormige uiteinde eerst in de container (8) geplaatst. Hierbij wordt een afdichting ter plaatse van (9) doorboord en komt kamer (19) onder de plunjer (22) in verbinding met de atmosfeer via kanaal (10) en het kanaal in de opzuignaald (7). De opzuignaald (7) wordt klemmend vastgehouden in de container (8) door de scherpe kammen (6), welke verhinderen dat de opzuignaald (7) nog uit de container (8) kan worden verwijderd. Na de injectienaald (1) uit de steriele verpakking is verwijderd wordt deze op de injectiespuit conisch klemmend op de bovenzijde (17) van de spuitcilinder (13/17) aangebracht, gelijk als bij de opzuignaald het geval was, met als wijziging dat de injectienaald (1) zwaar klemmend vast zit in de conische klemhuls (2).Figure 8 shows a syringe (13) with an attached suction needle container (8). The plunger / piston (22) with the plunger rod (20) connected thereto is enclosed in the cylinder (13) by the exclusively mountable plunger rod guide (11), which is provided with multiple rib teeth which engage a corresponding rib toothing in the bottom of the cylinder wall ( 21), and possibly still welded. Initially, after removing the needle (7) from the sterile package, the conical end (17) on the top of the syringe (13/17) is clamped by means of the conical clamping sleeve (23) in which the needle (7 ) stuck. The plunger (22) is in the top position, after which the liquid medicament is drawn through the channel into the suction needle (7), which needle is with the end in the medicament, by moving the plunger downwards (22). The bale chamber (18) now fills with the liquid medicament. The resulting overpressure under the plunger (22) in chamber (19) can decompress via the special seal (12), due to the escape of air along this special seal. The plunger (22) is now in the lowest position. The suction needle (7) is now detached from the syringe barrel and the pointed end is first placed in the container (8). Hereby a seal is pierced at (9) and chamber (19) below the plunger (22) communicates with the atmosphere via channel (10) and the channel in the suction needle (7). The suction needle (7) is clamped in the container (8) by the sharp combs (6), which prevent the suction needle (7) from being removed from the container (8). After the injection needle (1) has been removed from the sterile package, it is attached to the syringe (13/17) conically on the syringe, conically clamped on the top (17), as was the case with the suction needle, with the change that the injection needle (1) firmly clamped in the conical clamping sleeve (2).

De injectienaald (1) wordt ingebracht in het te injecteren medium, waarna de plunjer naar de bovenzijde van de spuitcilinder (13) wordt bewogen waarbij de vloeistof via het kanaal in de injectienaald (1) in het medium wordt gestuwd. Tevens wordt tijdens deze opwaartse beweging van de plunjer (22) de opzuignaald (7) leeggezogen door de hierbij veroorzaakte onderdruk onder de plunjer (22). Aan de injectienaald (1) zit een weerhaak (5) welke zich in een in de plunjerkop (14) bevindend verankeringsmechanisme dringt, waar het ondereinde (5) van de injectienaald niet meer uit los komt* De plunjer (22) wordt nu weer in de onderste stand bewogen* Hierbij wordt de injectienaald (1) uit de conische huls (2) getrokken, waarin de injectienaald (1) zwaarklemmend en lekdicht was gemonteerd, en in de spuitciilnder (13) getrokken.The injection needle (1) is inserted into the medium to be injected, after which the plunger is moved to the top of the syringe barrel (13), pushing the liquid into the medium through the channel into the injection needle (1). Also, during this upward movement of the plunger (22), the suction needle (7) is sucked empty by the resulting underpressure under the plunger (22). The injection needle (1) has a barb (5) which penetrates into an anchoring mechanism located in the plunger head (14), from which the lower end (5) of the injection needle no longer comes loose * The plunger (22) is now moved to the lower position * The injection needle (1) is pulled out of the conical sleeve (2), in which the injection needle (1) was mounted in a clamping and leak-proof manner, and pulled into the syringe barrel (13).

De plunjer (22) wordt zover omlaag bewogen dat de injectienaald (1) geheel in de spuitcilinder (13) terecht komt. Lippen (3) voorkomen dat de injectienaald (1) uit de cilinder (13) kan worden gehaald. Afbreken van de plunjerstang ter plaatse van (15) voorkomt verder extra hergebruik en vermindert het aantal uitstekende delen.The plunger (22) is lowered until the injection needle (1) is fully inserted into the syringe barrel (13). Lips (3) prevent the injection needle (1) from being taken out of the cylinder (13). Breaking the plunger rod at (15) further prevents additional reuse and reduces the number of protruding parts.

Uitvoeringsvoorbeeld 3 zal aan de hand van figuur 9 nader worden toegelicht .Embodiment Example 3 will be explained in more detail with reference to Figure 9.

Figuur 9 geeft een injectiespuit weer waarbij de zuiger (15) is doorboord met doorvoeringskanalen (7) en (17) welke kanalen respectievelijk kamer (13) doorverbindt met kamer (18) en kamer (6) met kamer (20). Kamer (13) is een kanaalkamer in de plunjerstang (22) waarin een naald kan worden geborgen. Hetzelfde geldt voor kanaalkamer (20). Op het einde (3 en 21) van deze kanaalkamers (13 en 20) kan een naald worden aangebracht onder veerspanning (ten gevolge van veer 4) tegen een niet in tekening aangegeven uitschakelbare aanslag. De zuiger bevindt zich in de cilinder (12) en is afgesloten met de slechts monta-bele plunjerstang-geleidingsflenzen (9) en (24), bereikt door een co-nisch-cilindrische ribbenvertanding aan zowel de flenzen als de cilinder welke ingrijpen ter plaatse van (10 en 25), eventueel vastgelast. Geleidingsflens (24) heeft een afdichting (19) tegen de plunjerstang (12). De zuiger is voorzien van seals (16). De kanalen (7) en (17) in de zuiger (15) kunnen respectievelijk worden gedicht en geopend door de proppen (8) en (14). Op de spuit wordt aan bovenzijde (3) van het plunjerstangkanaal (13) de opzuignaald (1), welke zich licht klemmend in het koppelstuk (2) bevindt gemonteerd.Figure 9 shows a syringe in which the plunger (15) is pierced with feedthrough channels (7) and (17), which channels respectively connect chamber (13) to chamber (18) and chamber (6) to chamber (20). Chamber (13) is a channel chamber in the plunger rod (22) in which a needle can be stored. The same applies to channel room (20). At the end (3 and 21) of these channel chambers (13 and 20) a needle can be arranged under spring tension (due to spring 4) against a switchable stop not shown in the drawing. The piston is located in the cylinder (12) and is closed with the only assembled piston rod guide flanges (9) and (24), achieved by a conical-cylindrical rib toothing on both the flanges and the cylinder which intervene on site of (10 and 25), possibly welded. Guide flange (24) has a seal (19) against the plunger rod (12). The piston is fitted with seals (16). The channels (7) and (17) in the piston (15) can be closed and opened by the plugs (8) and (14), respectively. The suction needle (1), which is slightly clamped in the coupling piece (2), is mounted on the syringe at the top (3) of the plunger rod channel (13).

De zuiger wordt in de onderste stand geplaast waarna de opzuignaald (1) in de vloeistof wordt gestoken. Bij het nu omhoog brengen van de zuiger (15) komt de vloeistof via de opzuignaald (1), kanaalkamer (13) en doorvoeringskanaal (7) in kamer (18). Wanneer de zuiger (15) in de bovenste stand terecht komt gegen flens (9) zullen de proppen in de zuiger (15) worden gedrukt waarbij kanaal (7) zal worden geblokkeerd en kanaal (17) open gaat, alsmede dat de opzuignaald (1) in de kanaal-kamer (13) schiet onder veerspanning, doordat een niet in tekening aangegeven aanslag tegen opzuignaald-uiteinde (5) wordt opgeheven. Nu wordt een injectienaald aangebracht aan de andere zijde van de plun-jerstang ter plaatse van (21). De zuiger (15) wordt nu naar onderen bewogen en zodra deze nagenoeg aan het einde van zijn slag is gekomen zal de injectienaald in kanaalkamer (20) worden geschoten doordat de niet in tekening aangegeven aanslag wordt opgeheven. De tijdens de zuiger-(15)bewegingen ontstane over- en onderdrukken in kamer (6) worden opgeheven door de atmosferische verbinding via de niet sluitende geleiding (23).The piston is placed in the lowest position, after which the suction needle (1) is inserted into the liquid. When the piston (15) is now raised, the liquid enters chamber (18) via the suction needle (1), channel chamber (13) and lead-through channel (7). When the piston (15) comes into the upper position against the flange (9), the plugs will be pressed into the piston (15), whereby channel (7) will be blocked and channel (17) will open, as well as the suction needle (1 ) in the channel chamber (13) shoots under spring tension, by lifting a stop not shown in the drawing against the suction needle end (5). An injection needle is now inserted on the other side of the plunger rod at (21). The piston (15) is now moved downwards and as soon as it has almost reached the end of its stroke, the injection needle will be shot into channel chamber (20) by lifting the stop not shown in the drawing. The over and under pressures in chamber (6) that have arisen during piston (15) movements are canceled by the atmospheric connection via the non-closing guide (23).

Uitvoeringsvoorbeeld 4 zal aan de hand van de figuren 10 t/m 15 nader worden toegelicht.Embodiment 4 will be explained in more detail with reference to Figures 10 to 15.

In een meervoudig te gebruiken houder fig. XI kan een enkelvoudig te gebruiken cilinder hierna te nomen capsule, fig. XII, worden geplaatst. In de capsule bevindt zich een zuiger (13), voorzien van een koppelingsmechnisme (1), in tekening aangegeven als schroefdraad, met de plunjerstang (26) worden verbonden, welk koppelingsmechanisme aangrijpt op het uiteinde (29) van de plunjerstang (26). De zuiger (13) is voorzien van een groef (33) waarin een nok (32), welke vastzit aan de bovenzijde van een cilinderflens (15), klemmend in vast kan grijpen, wanneer de zuiger (13) zich in de bovenste stand bevindt. De capsule kan zijdelings in de houder worden geplaatst wanneer de plunjerstang (26) geheel is uitgetrokken, de plaatsing van de capsule is zodanig dat deze voldoende wrijving ondervindt om verdraaiing van de capsule tussen de vleugelgreep (28), houderflens (31) en de wanden (3) tegen te gaan, waarna de plunjerstang (26) aan de zuiger (13) wordt gekoppeld, hier middels draaiing van de zuigerstang (26), waarvoor een gekartelde duwgreep (24) aan het boveneinde van de plunjerstang is gemonteerd. De plunjerstang wordt nu geheel omlaag bewogen.In a multi-use container Fig. XI, a single-use cylinder, the capsule to be taken hereinafter, Fig. XII, can be placed. Inside the capsule is a piston (13), provided with a coupling mechanism (1), shown in the drawing as threads, to be connected to the plunger rod (26), which coupling mechanism engages the end (29) of the plunger rod (26). The piston (13) is provided with a groove (33) in which a cam (32) attached to the top of a cylinder flange (15) can engage when the piston (13) is in the top position . The capsule can be placed laterally in the holder when the plunger rod (26) is fully extended, the placement of the capsule is such that it experiences sufficient friction to allow rotation of the capsule between the wing grip (28), holder flange (31) and the walls (3), after which the plunger rod (26) is coupled to the piston (13), here by rotating the piston rod (26), for which a knurled push handle (24) is mounted at the top of the plunger rod. The plunger rod is now lowered completely.

Een speciaal mondstuk fig. XIII wordt nu conisch klemmend in een conisch gat (17) in de onderste cilinderflens (16) aangebracht, waarbij de conische schacht (36) vrij door gat (30) in de houderflens (31) valt. Op een vloeistofcontainer zit een speciale afsluiting, fig.A special nozzle Fig. XIII is now conically clamped in a conical hole (17) in the lower cylinder flange (16), the conical shaft (36) falling freely through hole (30) in the holder flange (31). There is a special seal on a liquid container, fig.

XIV., waarin het mondstuk, fig. XIII, sluitend past waarbij het doorvoering skanaal in de speciale afsluiting zich opend. De vloeistofcontainer wordt nu zo gepositioneerd dat de vloeistof tegen de sluitkogel (34) aanligt. Bij het uittrekken van de plunjestang (26) wordt de vloeistof aangezogen en stroomt in de kamer (35) door het mondstuk, fig. XIII. Het mondstuk wordt nu verwijderd en de injectienaald (12) aangebracht, waarbij de conische schacht (10) vrij door het gat (30) in de houderflens (31) valt. De injectienaald (1) wordt nu in het te injecteren medium gebracht. Door de plunjerstang (26) en daarmee zuiger (13) naar onder te bewegen wordt de vloeistof uit kamer (35), door de injectienaald (12) geperst. Wanneer de zuiger zich bijna in de onderste stand bevindt zullen de klemhaken (7) om het uiteinde (8) van de injectienaald (1) grijpen en deze vastklemmen. Om geen verliezen te krijgen zal de zuiger (13) nog verder naar onderen worden bewogen, waarbij het injectienaalduiteinde (9 en 8) in kamer (6) aan de zuiger-top wegvallen onder behoud van de koppelingsklemming. De capsule kan niet worden verwijderd zolang de zuiger (13) niet terug wordt gebracht in de bovenste stand, en de plunjerstang (26) is losgekoppled van de zuiger (13), waarvoor de groef (33) om nok (32) moet grijpen om te verhinderen dat de zuiger (13) gaat draaien. Tijdens dit naar boven brengen van de zuiger (13) wordt de injectienaald (1) meegevoerd in de cilinder/capsule, hetgeen mogelijk is doordat de injectienaald (1) slechts kleumend vast zit in de conische schacht (10) en de montage-greep (11).XIV., In which the mouthpiece, fig. XIII, fits tightly, whereby the lead-through channel in the special seal opens. The fluid container is now positioned so that the fluid rests against the closing ball (34). When the plunger rod (26) is pulled out, the liquid is drawn in and flows into the chamber (35) through the nozzle, Fig. XIII. The nozzle is now removed and the injection needle (12) is inserted, with the conical shaft (10) falling freely through the hole (30) in the holder flange (31). The injection needle (1) is now inserted into the medium to be injected. By moving the plunger rod (26) and thus the piston (13) downwards, the liquid is forced out of chamber (35) through the injection needle (12). When the plunger is almost in its lower position, the clamping hooks (7) will grip the end (8) of the injection needle (1) and clamp it. To avoid losses, the plunger (13) will be moved even further downward, with the injection needle tip (9 and 8) in chamber (6) at the plunger tip dropping while retaining the coupling clamp. The capsule cannot be removed until the piston (13) is returned to its top position, and the plunger rod (26) is disengaged from the piston (13), which requires the groove (33) to engage the cam (32) to prevent the piston (13) from rotating. During this raising of the piston (13), the injection needle (1) is entrained in the cylinder / capsule, which is possible because the injection needle (1) is only stuck in the conical shaft (10) and the mounting handle ( 11).

Kleinere capsules kunnen ook in de houder, fig. XI, worden geplaatst, doch dient de houder dan te worden uitgevoerd met een klemming, b.v. een veer, gemonteerd aan onderzijde van de vleugelgreep (28), of aan de wanden (3), welke klemming voorkomt dat de capsule kan verdraaien tijdens koppeling van de zuiger en plunjerstang. De kanalen (27) voorkomen eventuele over- of onderdrukken aan bovenzijde van de zuiger.Smaller capsules can also be placed in the container, fig. XI, but the container must then be made with a clamp, e.g. a spring, mounted on the underside of the wing grip (28), or on the walls (3), which prevents the capsule from twisting during coupling of the piston and plunger rod. The channels (27) prevent any over- or underpressure at the top of the piston.

Claims

1. A syringe in which the injection needle as well as a suction needle, which can be used if necessary, are stored virus-contamination-safe in a purpose-specific construction, by means of conventional resembling operations or by means of user actions that are easy to learn. specific technique, whether or not applied, in which the needles and the syringe also become inoperative during use for reuse, and a possibly "contaminated" syringe can in principle not be reused by another person, so that the other remains free from contamination by the contaminated syringe, partly because any alleged re-users or third parties cannot injure themselves on contaminated sharp protruding parts, and thus become infected.

A syringe according to claim 1, wherein the suction needle to be used, if any, is to be placed in a container connected to the cylinder housing of the syringe after use, the needle in the container being clamped in the container, whereby during this insertion atmospheric contact is caused with the chamber under the plunger and / or the baling chamber of the syringe, delimited by the cylinder housing and the plunger, because part of the syringe or container is pushed away or a partition in a channel which on the one hand communicates with the atmosphere, on the other hand, is pierced with the space below the plunger and / or the baling chamber, whereby atmospheric contact occurs via the container space with a cylinder chamber (s), i.e. the space above or below the piston enclosed by the cylinder wall.

A syringe according to claim 1, wherein a special coupling piece can be fitted on the top of a syringe # with a suction needle attached to this coupling piece, and a injection needle can be connected to it clampingly, after the pressing chamber of the syringe has been filled via this suction needle with liquid, the coupling piece can be detached and placed in reverse on the syringe with the suction needle inserted into the cylinder and disappearing into the plunger / piston during the pressing movement of the plunger / piston, which plunger / piston is provided with a coupling mechanism to which the hypodermic needle with a part that sticks into the cylinder when the piston / plunger is almost in the upper position, in such a way that it in principle does not loosen the coupling and the plunger / piston thus enters this injection needle into the cylinder when the plunger / piston is moved away from the cylinder top again, being the suction movement.

A syringe according to claim 1, wherein the syringe consists of a plunger / plunger with lead-through channels which during use by displacing plugs in the plunger may or may not block these channels and thus may or may not form a lead-through with the plunger / plunger axially / symmetrically connected plunger rods, which are also provided with a feed-through channel which is shaped in such a way that a needle can be stored therein and on which a needle can be fitted at the ends under spring tension, and only one of the feed-throughs in the plunger with the Needle storage / penetrations in the plunger rods occur depending on the plunger position, with an inserted needle automatically disappearing near the end of the plunger stroke in a needle storage / plunger rod passage channel during use of the syringe.

A syringe according to claim 1, consisting of a reusable container for a basically disposable cylinder in which a plunger / piston provided with a connecting mechanism with a plunger rod, which plunger rod is attached to the holder, this cylinder can be clamped in the holder and the piston located in the cylinder can be coupled to the plunger rod, so a liquid can be drawn using a sharp tapered nozzle which can be applied at the end of the syringe barrel and can be leak-proof be coupled to an appropriate fitting on a liquid container with a conduit opening at the coupling of the nozzle, which nozzle is removed after the fluid has been drawn up by pulling out the plunger rod, after which a hypodermic needle can be placed on the end of the cylinder be applied to allow the liquid to enter through this injection needle a medium can be injected by pushing the plunger rod, the plunger / piston near the end of the piston stroke making a basically indestructible coupling with that end of the injection needle which is inside the cylinder and provided with a coupling mechanism which engages on a coupling mechanism provided in the piston tip, and the cylinder can only be removed from the holder if the plunger rod is extended to such an extent that the injection needle, which is clamped in a coupling sleeve for connection to the cylinder, is fully inserted into the cylinder, this coupling and decoupling between piston and plunger rod can be performed fully automatically depending on the chosen techniques.

6. This storage method of the needles to be used on several technically achievable methods can be achieved, of which only four technical embodiments, claims 2 to 5, are mentioned in the patent application as exemplary embodiments.

In principle, a syringe according to the aforementioned claims cannot be used more than once.

A syringe according to the aforementioned claims, in principle any risk of virus contamination is greatly reduced.

Syringes according to the preceding claims are all suitable for registration, since they are in principle only suitable for one-time use and as such only have one user, so that a 'contaminated' syringe can be related to the in principle only registered user.