NL8803130A - Bevestigingsinrichting voor pijpen. - Google Patents

Bevestigingsinrichting voor pijpen. Download PDF

Info

Publication number
NL8803130A
NL8803130A NL8803130A NL8803130A NL8803130A NL 8803130 A NL8803130 A NL 8803130A NL 8803130 A NL8803130 A NL 8803130A NL 8803130 A NL8803130 A NL 8803130A NL 8803130 A NL8803130 A NL 8803130A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pin
bracket
wall
diameter
pipe
Prior art date
Application number
NL8803130A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Wit J H En Zonen De
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wit J H En Zonen De filed Critical Wit J H En Zonen De
Priority to NL8803130A priority Critical patent/NL8803130A/nl
Priority to EP89202955A priority patent/EP0377236A1/de
Publication of NL8803130A publication Critical patent/NL8803130A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L3/00Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets
    • F16L3/08Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets substantially surrounding the pipe, cable or protective tubing
    • F16L3/12Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets substantially surrounding the pipe, cable or protective tubing comprising a member substantially surrounding the pipe, cable or protective tubing
    • F16L3/133Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets substantially surrounding the pipe, cable or protective tubing comprising a member substantially surrounding the pipe, cable or protective tubing and hanging from a pendant

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Dowels (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)

Description

Bevestigingsinrichting voor pijpen.
De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsinrichting voor pijpen en dergelijke, bestaande uit: - een, de te bevestigen pijp of dergelijke, opnemende beugel waarvan de beide omgezette einden in de vorm van schaalvormige tongen zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar in radiale richting ten opzichte van de beugel uitstrekken, waarbij het einde van elke tong voorzien is van één opsluitmiddel, - een met zijn ene einde in de basisconstructie, zoals een wand of plafond, bevestigbare stift, waarvan het andere einde voorzien is van schroefdraad en van een met de opsluitmiddelen aan de tongen samenwerkende verdikking, en - een in hoofdzaak cilindrische klembus welke over de met hun opsluitmiddel tegen de verdikking aanliggende tongen met enige speling plaatsbaar is.
Inrichtingen van het bovenbeschreven type zijn bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.306.696. De in deze publikatie beschreven bevestigingsinrichting voor pijpen maakt gebruik van een verschuifbare klembus welke als los onderdeel wordt toegepast. Tezamen met verschillende andere bekende inrichtingen heeft ook de beschreven inrichting het nadeel dat tijdens montage, waarbij de monteur beide handen nodig heeft om de beugel om de pijp te plaatsen, de klembus van de stift af kan raken, kan vallen en zelfs zoek kan raken. Dit geldt vooral bij bevestiging van de pijpen tegen een plafond. Het is bekend dat, teneinde de wanden van een ruimte vrij te houden voor andere inrichtingen of apparaten, pijpen en dergelijke bij voorkeur aan plafonds opgehangen worden. Een soortgelijke constructie is bekend uit het Duitse "Offenlegungs-schrift" 2.746.562. Uit fig. 2 van die publikatie is een veel toegepaste klembeugel bekend, welke met zijn aan de binnenzijde van schroefdraad voorziene schaalvormige tongen over het draadeinde van de stift geplaatst wordt en vervolgens wederom met een losse, enigszins kegelvormige klembus op de stift vastklembaar is. Ook hier doet zich het nadeel voor dat de klembus een los onderdeel is, waardoor de montage aanmerkelijk wordt bemoeilijkt.
Een verder nadeel van de bekende inrichtingen komt vooral tot uiting in de bouwnijverheid, alwaar dit soort inrichtingen in hoofdzaak wordt toegepast. De fabrikant van de betrokken bevestigingsinrichtingen mag dan wel de beugel tezamen met de stift en de klembus los voorgemonteerd in verpakkingen leveren; tijdens de montage in het bouwwerk moet deze voormontage wederom uit elkaar genomen worden en vormt daarbij ten minste drie losse onderdelen. Laten vallen, zoekraken van delen en incomplete bevestigingsinrichtingen zijn dan het gevolg en vragen om relatief veel tijd voor correctie en herstel.
De uitvinding beoogt beide bovengenoemde nadelen te voorkomen. Daartoe wordt de in de aanhef omschreven bevestigingsinrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, - dat de stift tussen het in de wand bevestigbare deel en het andere van schroefdraad voorziene einde, een cilindrisch middendeel heeft met een diameter (B) welke gelijk is aan of kleiner is dan de kerndiameter van de schroefdraad, - dat de verdikking aan het schroefdraadzijdige einde van de stift gevormd wordt door een met de stift integrale kop, welke met enige speling past tussen de beide schaalvormige tongen, - dat de klembus wandzijdig een gesloten einde heeft met een centrale boring waarin met het draadeinde van de stift corresponderende schroefdraad is aangebracht, en - dat het opsluitmiddel aan het einde van elke tong uit een naar de andere tong toegekeerde, in een vlak loodrecht op de hartlijn van de gehele inrichting gelegen, omgezette lip bestaat, van welke de uitwendige omtrek een weinig kleiner is dan de inwendige diameter van de klembus, en in welke een zodanig slobgat is aangebracht, dat het middelpunt van het deel met de grotere diameter (c) samenvalt met de hartlijn en een diameter (C) heeft welke een weinig groter is dan de uitwendige diameter (A) van de schroefdraad, en waarbij voor de breedte van de slob-opening (D) geldt B<D<A en dat deze slob-opening van de bijbehorende tong afgericht verloopt.
Dank zij de bovenbeschreven kenmerken is het enerzijds mogelijk om de klembus van het van schroefdraad voorziene einde af te schroeven tot deze het cilindrische middengedeelte van de stift heeft bereikt, zodat bij het aanbrengen van de stift in de wand de klembus de montagewerk-zaamheden niet in de weg zit en verder niet van de stift af kan vallen en verloren kan gaan. Een aantrekkelijke aanvulling hierbij is beschreven in conclusie 5. Anderzijds is de beugel met de slobgaten in de lippen aan de einden van de schaalvormige tongen zodanig van vorm, dat hij, na montage om de pijp, tijdens sluiten over het cilindrische middendeel van de stift aangebracht kan worden om vervolgens met zijn lippen naar de kop van de stift geschoven te worden, zodat de beugel in die stand op de stift in gesloten positie gedwongen wordt te blijven dank zij de slobgaten welke met hun slob-opening achter de schroefdraad op de stift vastgehouden worden. In die positie kan de monteur in ieder geval de beugel en veelal ook de pijp loslaten, zodat hij gemakkelijk de gelegenheid heeft om de klembus welke zich reeds op de stift bevindt, vast te schroeven op de schroefdraad in de richting van de kop. Aldoende omsluit de klembus de beide tongen van de beugel, waardoor de beugel wordt vastgezet aan de stift. Uit het bovenstaande volgt dat de montage aanzienlijk vergemakkelijkt is tegenover de bekende bevestigingsinrichtingen, omdat er geen andere losse onderdelen zijn dan de stift met toebehoren en de beugel. (N.B.: Ter vereenvoudiging wordt de basisconstructie steeds wand genoemd).
Ook voor de fabrikant van de bevestigingsinrichtingen en de leverancier aan het bouwwerk is het een veel eenvoudiger toelevering geworden, omdat elke te leveren bevestigingsinrichting slechts uit twee losse onderdelen bestaat, te weten de stift met klembus en de beugel. Volgens voorkeursuitvoeringsvormen kan de voormontage van de aan te leveren stift verder nog voorzien zijn van een plug wanneer de stift in een voorgeboord gat in bijvoorbeeld een betonnen wand bevestigd moet worden. Het spreekt vanzelf dat de beugel op bekende wijze voorzien kan zijn van een bijvoorbeeld rubberen bekleding ter bescherming van de pijp en vooral ten behoeve van thermische en geluidsisolatie.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de stift bestaat daaruit dat deze van het slagtype is, waarvan het inslageinde van een zaagtandvormige schroefdraad is voorzien met een tandtopdiameter van ten hoogste de kerndiameter van de schroefdraad en dat de kop geschikt is voor inslaan en verder van een kruiskopvormige holte of dergelijke is voorzien. Voor snelle montage kan aldus de stift in een houten balk of in een plug in een stenen muur ingeslagen worden, bij benadering tot de gewenste diepte. Dit is mogelijk dank zij de zaagtandvorm aan het inslageinde van de stift. Omdat de zaagtandvorm tot een schroefdraad behoort, is het mogelijk om de stift ook in of uit te schroeven met behulp van de kruiskopvormige holte of dergelijke aan de inslagzijde van de kop. Correcties van de inslagdiepte na het inslaan kunnen aldus gemakkelijk worden uitgevoerd.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm bestaat daaruit, dat in de beugel, radiaal tegenover de stift, een verzwakking, zoals sleuven of een scharnier, is aangebracht om als eenduidige buigplaats te dienen tijdens het monteren van de beugel om de pijp. Daarmee wordt bereikt dat, na het openbuigen van de beugel, het aanbrengen om de pijp en het weer sluiten van de beugel, de beide omgezette lippen aan het einde van de tongen weer op de juiste plaats komen ten opzichte van elkaar, zodat ft de beugel via de slobgaten gemakkelijk plaatsbaar is om de stift en de schroefdraad nabij de kop van de stift.
Andere voorkeursuitvoeringsvormen worden beschreven en toegelicht in de figuurbeschrijving en de volgconclusies.
Zoals reeds boven is gememoreerd, geeft de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding aan de fabrikant van de bevestigingsinrichting en de toeleverancier de gelegenheid om zodanige voormontages te leveren, dat deze op de bouw niet alleen gemakkelijk verwerkbaar zijn, maar ook het hanteren, het bewaken en het voorkomen van zoekraken van losse onderdelen aanzienlijk vereenvoudigen. In alle gevallen zijn er slechts twee delen, te weten de beugel en de stift. De laatste is steeds voorzien van de voorgemonteerde klembus en kan van een willekeurig bevesti-gingseinde voorzien zijn, zoals bijvoorbeeld van een slagschroefdraad.
Verder kan de stift voorzien zijn van een reeds gedeeltelijk voorgemon-teerde spreidplug voor montage in een voorgeboord gat in bijvoorbeeld een stenen constructie.
Ten slotte kan er nog gewezen worden op de mogelijkheid om, bij geheel gemonteerde pijp, de afstand tot de wand te verstellen. Daarvoor wordt de klembus enigszins gelost en met een tang of soortgelijk gereedschap de slagstift via zijn cilindrische middendeel verdraaid, waarna de klembus weer wordt vastgezet. Op bekende wijze zou de stift daartoe van een afzonderlijk zeskant kunnen zijn voorzien, mits dit geen grotere overhoekse diameter heeft dan de uitwendige diameter van het cilindrische middendeel van de stift.
Doordat met behulp van de klembus de lippen aan het einde van de tongen van de beugel tegen de achterzijde van de kop van de stift aangeschroefd worden, is de axiale opsluiting van de beugel ten opzichte van de stift eenduidig en spelingvrij vastgelegd.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren.
Fig. la en 1b tonen een bevestigingsinrichting voor pijpen volgens de uitvinding, gedeeltelijk in doorsnede en onderverdeeld in twee voormontages .
Fig. 2 toont een onderaanzicht van de beugels volgens de pijl II uit fig. 1b.
Fig. 3 toont een doorsnede door de stift en een aanzicht van de beide lippen van de beugel in een onderlinge positie vlak voor montage van de beugel om de stift of na demontage van de stift.
Fig. 4 toont een aanzicht van de inslagzijde van de stift gezien tegen de kop.
Fig, 5 toont de bevestigingsinrichting tijdens montage aan een stenen wand.
Fig. 6 toont, gedeeltelijk in doorsnede, de definitief vastgezette bevestigingsinrichting.
In de fig. la respectievelijk lb zijn de stift 3 van de bevestigingsinrichting en de klembus 4 respectievelijk de beugel 1 afgebeeld. De afgebeelde stift 3 is van het inslagtype en daartoe is het wandzijdi-ge einde voorzien van een punt 36 en een zaagtandvormige inslagschroef-draad 31. Verder wordt de stift gevormd door een middendeel 32 met cilindrische doorsnede dat in de in fig. la afgebeelde uitvoeringsvorm glad uitgevoerd is. Nabij de aansluiting van het middendeel in het wand-deel, is het middendeel voorzien van enige schroefgangen 35. Aan het andere einde is de stift 3 voorzien van een kop 34 en een schroefdraad 33. Deze laatste strekt zich bij voorkeur uit over een lengte van circa twee- tot driemaal de diameter van de stift. De schroefdraden 33 en 35 zijn geheel gelijk aan elkaar, afgezien van ieders lengte.
Verder is in fig. la afgebeeld een spreidplug 21 welke net zover over het puntige deel van de stift geschoven is dat de spreidplug nog niet geëxpandeerd is, doch wel verliesvast op de stift 3 is bevestigd. Opgemerkt zij dat de afgebeelde slagstift ook zonder spreidplug bruikbaar is wanneer hij bijvoorbeeld in een houden wand moet worden bevestigd. Toepassing van een spreidplug is bij uitstek geschikt voor toepassing in stenen wanden waarin een gat is voorgeboord met een diameter ongeveer gelijk aan de uitwendige diameter van de spreidplug 21.
Verder is in fig. la een klembus 4 in doorsnede afgebeeld, welke uit een in hoofdzaak cilindrisch gedeelte 41 bestaat. Dit wordt gesloten door een bodem 42 waarin een centrale boring is aangebracht, voorzien van inwendige schroefdraad 43. Deze schroefdraad is bestemd en geschikt voor samenwerking met de schroefdraden 33 en 35 op de stift 3. Naar de open zijde van de klembus toe gaat het cilindrische deel 41 over in een uitwendig zeskant 44 en de klembus eindigt met een kegelvormig uitge-kraagde rand 45. De klembus 4 wordt in de in fig. la weergegeven positie toegepast ten opzichte van de stift 3. Verderop zal worden toegelicht waarom de klembus 4 in fig. la is afgebeeld in een op de schroefdraad 35 vastgeschroefde positie.
De kop 34 van de stift is ervoor geschikt om met een hamer of soortgelijk gereedschap in een wand ingeslagen te worden. Dankzij de zaagtandvormige inslagschroefdraad 31 is een blijvende bevestiging gewaarborgd. Doordat echter de zaagtanden 31 schroeflijnvormig verlopen, is het roogelijk om de stif zonodig ook in en uit de wand of de plug 21 te schroeven. Dit kan in het bijzonder met voordeel worden toegepast wanneer de stift bij benadering tot de juiste diepte in de wand is ingeslagen en dan nauwkeurig op diepte gesteld kan worden door met behulp van de schroefdraad 31 de stift wat verder in of enigszins uit te schroeven. Daartoe is volgens fig. 4 de slagzijde van de kop voorzien van een geprofileerde verdieping geschikt voor het doen aangrijpen van schroefgereedschap. Afgebeeld is daartoe een bekende stervormige inkame-ring van het Philips- of Pozydrivetype. Uiteraard kunnen ook andere mee-neemopeningen worden toegepast, zoals een imbuszeskant.
Opdat de klembus 4 op de stift opgebracht moet kunnen worden, dient de topdiameter van de zaagtandvormige schroefdraad 31 gelijk aan of iets geringer te zijn dan de inwendige topdiameter van de schroefdraad 43 in de klembus 4. Verder zal de klembus over het gladde cilindrische middendeel 32 van de stift verschoven moeten kunnen worden, hetgeen beduidt dat de uitwendige diameter B van het gladde middendeel 32 van de stift gelijk aan of iets kleiner moet zijn dan de kerndiameter van de schroefgangen 33 en 35.
Er zij op gewezen dat, in tegenstelling tot veel bekende bevesti-gingsinrichtingen voor pijpen, de stiften volgens de uitvinding een vast ermee verbonden integrale kop 34 hebben. Deze kan niet zoekraken, niet losraken en kan bovendien aanmerkelijk kleiner van afmetingen zijn dan op een of andere wijze te bevestigen losse koppen.
Ten slotte kan nog worden opgemerkt dat de stift indien gewenst op het cilindrische gladde middengedeelte 32 kan zijn voorzien van bijvoorbeeld een zeskant waarop een sleutel kan aangrijpen om de stift in of uit te schroeven. Dit kan van belang zijn indien de bevestigingsinrich-tir.e na montage van de pijp nog in- of uitgeschroefd moet worden. De overhoekse diameter van dat zeskant mag niet groter zijn dan de uitwendige diameter B van het gladde middendeel van de stift 32. Indien eventueel in- of uitschroeven van de stift na de montage van de pijp slechts bij uitzondering zal voorkomen, kan uiteraard worden volstaan met een glad middendeel 32 van de stift, dat dan met een geschikte tang verdraaid kan worden.
In fig. lb is de in zijn geheel met 1 aangeduide beugel in doorsnede weergegeven. Deze bestaat uit de eigenlijke metalen beugel 11, welke in de gebruiksstand cirkelvormig gebogen is, zoals de fig. 5 en 6 tonen, om een pijp 5. Met 16 is een bekleding van de beugel weergegeven, welke bijvoorbeeld van zacht rubber vervaardigd kan zijn en vooral aan de binnenzijde van ribben kan zijn voorzien om een elastische, veerkrachtige omsluiting van de pijp mogelijk te maken. De bekleding 16 dient vooral voor geluidsisolatie van het door het stromende medium in de pijp 5 opgewekte geluid, opdat dit niet via de beugel en de stift door kan dringen in het bouwwerk waarvan de wand deel uitmaakt. De bekleding 16 kan verder ook een thermische isolatiefunctie vervullen. Op bekende wijze is de bekleding 16 met niet nader omschreven lippen om de randen van de beugel vastgezet, zoals ook fig. 2 toont. Bij het open einde van de beugel is deze op bekende wijze omgezet om twee schaalvor-mige tongen 12 te vormen, welke in de gemonteerde toestand volgens de fig. 5 en 6 evenwijdig aan elkaar lopen en ook evenwijdig aan de hartlijn van de gehele bevestigingsinrichting. Elke schaalvormige tong 12 is aan zijn vrije einde voorzien van een haaks omgezette lip 13, waarbij deze lippen in gemonteerde toestand in vlakken verlopen, loodrecht op de hartlijn van de inrichting.
In fig. lb is de beugel afgebeeld in zover geopende positie, dat hij om de pijp 5 (in de fig. 5 en 6) gemonteerd zou kunnen worden, om daarna wederom te worden dichtgebogen om de pijp 5. Daartoe is in het gebied van de pijl 19 (zie ook fig. 2) de beugel afgebeeld met plaatselijk een veel grotere kromtestraal dan overeenkomt met de overige gedeelten van de beugel. Dit wordt bereikt doordat, zoals fig. 2 toont, ter plaatse verzwakkingen zijn aangebracht, zoals bijvoorbeeld twee sleuven 18, welke als eenduidige buigtrajecten dienst doen. Het is ook mogelijk om op die plaats een op zichzelf bekend scharnier in de beugel aan te brengen. Deze constructie beoogt het openen van de beugel, het aanbrengen van de beugel om de pijp en het daarna weer sluiten van de beugel niet alleen te vergemakkelijken, maar vooral ook tot een eenduidige handeling te maken, opdat na het verrichten van de genoemde handelingen de beide lippen weer correct over elkaar en boven elkaar komen te liggen. Dit is duidelijk te zien in de fig. 5 en 6. In fig. 3, in combinatie met fig. lb, is een detail weergegeven van het (in de figuren) bovenaanzicht van de beide lippen 13 van de beugel 1. Deze zijn in een onderlinge positie afgebeeld, kort voor volledig sluiten van de beugel, waarbij de beide lippen 13 precies boven elkaar gelegen zijn. Zoals uit de fig. 5 en 6 blijkt, dienen de lippen van weerskanten om de stift te worden aangebracht. Daartoe is een doorsnede van de stift in fig. 3 eveneens afgebeeld. Elke lip is daartoe voorzien van een slobgat 14, 15, waarvan het cirkelvormige gedeelte 14 in de richting van de stift 3 geopend is met een opening 15. Daarbij moeten de openingen 15 om het gladde cilindrische gedeelte 32 van de stift kunnen worden aangebracht, zodat de breedte D van de openingen 15 ten minste gelijk is aan de diameter B van het gladde cilindrische gedeelte 32 van de stift. Nadat de beugel geheel gesloten is, vallen de beide openingen 14 precies boven elkaar en liggen met hun middelpunt op de hartlijn van de stift, zodat het vervolgens mogelijk is, de beugel (in de figuren) omlaag te verplaatsen, zodat het gedeelte van de stift met de schroefdraad 33 in de slobgaten 14 valt. Daarbij kan de beugel zover worden opgeschoven, totdat de binnenzijde van de lippen 13 tegen de achterzijde van de kop 34 aan komt te liggen. Om dit mogelijk te maken moet de diameter C van de slobgaten 14 ten minste gelijk zijn aan de uitwendige diameter A van de schroefdraad 33. Doordat echter de openingen 15 een geringere breedte D hebben, kan het schroefdraadgedeelte 33 niet meer door de openingen 15 passeren. Daardoor is de beugel in de gesloten stand opgesloten ter plaatse van de schroefdraad 33 aan het einde van de stift 3. In deze positie kan de beugel worden losgelaten door de monteur, omdat hij tijdelijk vergrendeld is op de stift. Zoals uit de fig. 5 en 6 duidelijk blijkt, is de ene schaalvormige tong 12 juist zoveel langer dan de andere, dat de ene lip 13 precies boven respectievelijk onder de andere valt in de dichtgeknepen positie van de beugel.
Uit het voorgaande blijkt dat ten behoeve van de samenwerking tussen de stift en de beugel het noodzakelijk is dat de diameter F van de kop 34 van de stift 3 een zodanige diameter niet te boven gaat dat hij met enige speling past tussen de beide schaalvormige tongen 12 van de beugel wanneer deze zich in de gemonteerde positie bevinden, zoals in het bijzonder uit fig. 6 blijkt.
In fig. 5 is de hierboven beschreven situatie afgebeeld, waarbij de beugel om de pijp 5 gemonteerd is en ook reeds vergrendeld is op de schroefdraad 33 van de stift 3. De lengte van de schaalvormige tongen 12 van de beugel dient daarbij zodanig te zijn, dat de afstand L tussen het binnenvlak van de binnenste lip 13 en het dichtstbijzijnde vlak van de pijp 5 groter is dan de afstand H tussen het slagvlak van de kop 34 en het wandzijdige einde van de schroefdraad 33. De beugel is met zijn lippen 13, 14 alleen dan monteerbaar op de stift op de beschreven vdjze, indien aan genoemde voorwaarde L>H voldaan is. Vervolgens kan de klem-bus 4 worden losgeschroefd van de draadgangen 35 waar hij voorlopig gemonteerd is en vervolgens naar de beugel toe verplaatst worden om op de schroefdraad 33 te worden geschroefd. Daarbij raakt het kegelvormig uit-gekraagde randgedeelte 45 van de klembus 4 bolvormige verhogingen 17, welke zijn aangebracht in het midden van de schaalvormige tongen nabij hun overgang in de eigenlijke beugel 11. De beide bolvormige verhogingen 17 zijn bij gemonteerde beugel op eenzelfde radius verwijderd van het middelpunt van de beugel. Daardoor zal de klembus bij het verder op schroeven gelijktijdig de beide bolvormige verhogingen 17 raken en deze naar elkaar toedrukken en eventueel ook omlaagdrukken totdat de lippen 13 spelingsvrij aan komen te liggen tegen de achterzijde van de kop 34 van de stift. Bij vastschroeven van de klembus zal deze de verhogingen 17 stevig naar elkaar toedrukken, zodat de beugel daardoor in hoofdzaak onbeweeglijk bevestigd is ten opzichte van de stift. Het verdient aanbeveling de inwendige afmetingen van de klembus zodanig uit te voeren, dat de uitgekraagde kegelvormige rand 45 in ieder geval de beide verhogingen 17 stevig aandrukt voordat eventueel de binnenzijde van het gesloten eindvlak 42 van de klembus tegen de lip van de langste tong aan komt te liggen.
Blijkt het noodzakelijk te zijn om na de bovenbeschreven montage en bevestiging van de beugel de afstand tussen de pijp en de wand te moeten wijzigen, dan kan dit eenvoudig gebeuren door de klembus een weinig los te draaien en vervolgens met bijvoorbeeld een tang via het cilindrische gladde middendeel 32 van de stift, deze naar wens in of uit te schroeven. Vervolgens kan de klembus weer worden vastgezet.
In uitzonderingsgevallen kan het zinvol zijn, bijvoorbeeld ter vergemakkelijking van de montage van de beugel om de pijp, dat het metalen gedeelte 11 van de beugel uit twee losse delen bestaat. De beide losse helften zouden daarbij met elkaar verbonden kunnen blijven door de elastische bekleding 16. Het zal duidelijk zijn dat ook in dit geval dank zij de opsluiting van de lippen om de stift en het aandrukken van de beide beugelhelften via de verhogingen 17 door de klembus 4 niettemin een stevige ophanging van de pijp 5 mogelijk is.
Verder zal het duidelijk zijn dat binnen het kader van de uitvinding ook inrichtingen vallen waarbij de stift aan zijn 'bevestigingseinde aan de drager bijvoorbeeld glad is of van een conische houtschroefdraad is voorzien, en dergelijke.
Met het oog op een gemakkelijke aanlevering op het bouwwerk en verwerking ter plaatse, is het van voordeel om voormontages te leveren zoals deze zijn afgebeeld in de fig. la en lb. Daarbij kan de klembus 4 reeds gemonteerd zijn op de schroefgangen 35 en kan een spreidplug juist vastgezet zijn op het inslageinde van de stift. De beugel met bekleding vormt het andere deel, zodat de monteur slechts met twee delen te maken heeft en er geen andere losse onderdelen voorkomen en dus ook niet verloren kunnen gaan.

Claims (13)

1. Bevestigingsinrichting voor pijpen en dergelijke, bestaande uit: - een, de te bevestigen pijp (5) of dergelijke, opnemende beugel (1) waarvan de beide omgezette einden in de vorm van schaalvormige tongen (12) zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar in radiale richting ten opzichte van de beugel uitstrekken, waarbij het einde van elke tong voorzien is van één opsluitmiddel (13, 14), - een met zijn ene einde in de wand (of het plafond) bevestigbare stift (3), waarvan het andere einde voorzien is van schroefdraad (33) en van een met de opsluitmiddelen aan de tongen samenwerkende verdikking (34), en - een in hoofdzaak cilindrische klembus (4) welke over de met hun opsluitmiddel tegen de verdikking aanliggende tongen (12) met enige speling plaatsbaar is, aet het kenmerk, - dat de stift (3) tussen het in de wand bevestigbare deel (31) en het andere van schroefdraad (33) voorziene einde, een cilindrisch midden-* deel (32) heeft met een diameter welke gelijk is aan of kleiner is dan de kerndiameter (b) van de schroefdraad, - dat de verdikking aan het schroefdraadzijdige einde van de stift gevormd wordt door een met de stift integrale kop (34), welke met enige speling past tussen de beide schaalvormige tongen (12), - dat de klembus (4) wandzijdig een gesloten einde (42) heeft met een centrale boring waarin met het draadeinde (33) van de stift corresponderende schroefdraad (43) is aangebracht, en - dat het opsluitmiddel aan het einde van elke tong (12) uit een naar de andere tong toegekeerde, in een vlak loodrecht op de hartlijn van de gehele inrichting gelegen, omgezette lip (13) bestaat, van welke de uitwendige omtrek een weinig kleiner is dan de inwendige diameter van de klembus (4), en in welke een zodanig slobgat (14, 15) is aangebracht, dat het middelpunt van het deel (14) met de grotere diameter (c) samenvalt met de hartlijn en een diameter (C) heeft welke een weinig groter is dan de uitwendige diameter (A) van de schroefdraad (33), en waarbij voor de breedte (D) van de slobopening (15) geldt B«dD<A en dat deze slob-opening (15) van de bijbehorende tong afgericht verloopt.
2. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, «et het kenmerk, dat de kop (34) van de stift een diameter (F) heeft die groter is dan de diameter (C) van de slobgaten (F?C).
3. Bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, eet het kemerk, dat de lengte van de ene tong (12) zoveel langer is dan die van de andere tong, dat de ene omgezette lip (13) juist over de andere valt.
4. Bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, eet het kemerk, dat de lengte (L) tussen het pijpzijdige vlak van de binnenste omgezette lip en de pijp (5) groter is dan de afstand (H) tussen het vrije einde van de kop (34) en het einde van de schroefdraad (33) op de stift (L>H)..
5. Bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kemerk, dat er tevens aan het wandzijdige einde van het middendeel (32) van de stift (3) een kort stuk voorzien is van eenzelfde schroefdraad (35) als aan het kopzijdige einde van de stift, teneinde tijdens aanbrengen van de stift in de wand en tijdens het monteren van de beugel om de pijp en aan de stift, de klembus tijdelijk op deze vaste verwijderde plaats bergbaar is (fig. la, 5). f
6. Bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, eet het kenmerk, dat de stift (3) van het slag-type is, dat het inslageinde van een zaagtandvormige schroefdraad (31) is voorzien met een tandtopdiameter van ten hoogste de kerndiameter (B) van de schroefdraad, en dat de kop (34) geschikt is voor inslaan en van een kruiskopvormige holte (37) of dergelijke is voorzien, teneinde de stift, na het inslaan, door verdraaien nauwkeurig op diepte in de wand instelbaar te maken.
7. Bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klembus (4) op het in hoofdzaak cilindrische deel (41) van een uitwendig zeskant (44) is voorzien.
8. Bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het open einde van de klembus kegelvormig (45) is uitgekraagd, en dat op elk van de schaalvormige tongen in een vlak door het midden van de beugel en loodrecht ten opzichte van de hartlijn van de pijp, nabij de overgang van de tongen in de eigenlijke beugel, een bolvormige verhoging (17) is aangebracht op gelijke afstand van het middelpunt van de beugel, geschikt voor samenwerking met het uitgekraagde inwendige eindvlak (45) van de klembus (4), één en ander zodanig, dat met dit eindvlak van de klembus tijdens vastschroeven ervan, de tongen via de verhogingen stevig naar elkaar toe drukbaar zijn, alvorens het gesloten einde (42) van de klembus tegen de omgezette lippen (13) zou vastlopen. t
9. Bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kemerk, dat in de beugel, radiaal tegenover de stift, een verzwakking, zoals sleuven (18) of een scharnier, is aangebracht om als eenduidige buigplaats (19) te dienen tijdens het monteren van de beugel om de pijp, opdat nadien de beide omgezette lippen aan het einde van de tongen weer op de juiste plaats ten opzichte van elkaar brengbaar zijn.
10. Voormontage van een complete bevestigingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze slechts uit de twee volgende losse delen (1, 2) bestaat: - de beugel (1); - de slagstift (2) met op de schroefgangen nabij het wandzijdige einde van de stift (3) gemonteerde klembus (4).
11. Voormontage volgens conclusie 10 en geschikt voor montage in een voorgeboord gat, met het kenmerk, dat van de twee losse delen (1, 2) waaruit deze bestaat, de slagstift (3) tevens een op het inslag-einde over slechts een gering deel van (Ie totale inslagdiepte opgeschoven spreidplug (21) omvat.
12. Voormontage (2) van een stift geschikt voor een bevestigingsinrichting voor pijpen volgens één of meer der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat deze gevormd wordt door de stift (3) met de op de nabij de muurzijde aanwezige schroefgangen (35) gemonteerde klembus (4).
13. Voormontage (2) volgens conclusie 12 en geschikt voor montage in een voorgeboord gat in een wand, met het kenmerk, dat tevens op het wandzijdige einde van de stift (3) over slechts een gering deel van de totale montagediepte een spreidplug (21) opgeschoven is.
NL8803130A 1988-12-21 1988-12-21 Bevestigingsinrichting voor pijpen. NL8803130A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8803130A NL8803130A (nl) 1988-12-21 1988-12-21 Bevestigingsinrichting voor pijpen.
EP89202955A EP0377236A1 (de) 1988-12-21 1989-11-21 Befestigungsvorrichtung für Rohre

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8803130A NL8803130A (nl) 1988-12-21 1988-12-21 Bevestigingsinrichting voor pijpen.
NL8803130 1988-12-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8803130A true NL8803130A (nl) 1990-07-16

Family

ID=19853415

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8803130A NL8803130A (nl) 1988-12-21 1988-12-21 Bevestigingsinrichting voor pijpen.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0377236A1 (nl)
NL (1) NL8803130A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4313350A1 (de) * 1993-04-23 1994-10-27 Sikla Gmbh & Co Kg Halterung mit einer Rohrschelle oder dergleichen
IT250169Y1 (it) * 2000-07-26 2003-07-24 Gia Srl Dispositivo per l'ancoraggio di tubi e di condotte in genere
US6763172B2 (en) * 2002-05-16 2004-07-13 3M Innovative Properties Company Support clip for use with light fiber
CN117781042A (zh) * 2024-02-28 2024-03-29 中建安装集团有限公司 一种机电管线套管减振支撑装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7411759A (nl) * 1974-09-04 1976-03-08 Flamco Bv Ophanginrichting voor een buis, staaf of derge- lijke.
DE2746562A1 (de) * 1977-10-17 1979-04-26 Hilti Ag Abstandsbefestigung
US4306696A (en) * 1980-04-21 1981-12-22 Flamco B.V. Disconnectible suspension bow
GB8701563D0 (en) * 1987-01-24 1987-02-25 Greenaway & Son Ltd M Support device

Also Published As

Publication number Publication date
EP0377236A1 (de) 1990-07-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6007284A (en) Nut and connector
CA1142781A (en) Hollow wall fastener
US4104000A (en) Arrangement for supporting a railing and the like
US7207757B2 (en) Panel fastener
US4690597A (en) Positive arrangement for fastening a dowel
EP1610004B1 (en) Element for fastening accessories to metal windows and doors
US7004702B2 (en) System for connecting elements
EP1939507B1 (en) Pipe clip
CA2502008A1 (en) Anchor with toggle for hollow walls
RU2002124440A (ru) Дистанционирующий элемент для закрепления предмета на стене, имеющей слой изоляции
US20210140459A1 (en) Substrate anchoring device
US20060280550A1 (en) Profile connecting system
US4943195A (en) Expansible anchoring plug assembly
NL8803130A (nl) Bevestigingsinrichting voor pijpen.
EP0294926A1 (en) Fixing device
US20070160418A1 (en) Quick assembly bolt jacket
US5174703A (en) Two-part adjustable connector assembly
KR950033136A (ko) 삽입체 너트 및 패스너
NL8701931A (nl) Verbindingselement voor een buis aan een constructiedeel.
KR20080105665A (ko) 앵커볼트
KR200352238Y1 (ko) 셋트 앵커볼트
KR101491085B1 (ko) 가구 체결용 앵커볼트
IT8922848A1 (it) Supporto per persiane
KR20190002896U (ko) 천장용 세트앵커
KR101820438B1 (ko) 처짐 방지용 앵커볼트

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed