NL8802672A - Inrichting voor het afsluiten van een luik in een lichaam en een sleutel voor het bedienen van de inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het afsluiten van een luik in een lichaam en een sleutel voor het bedienen van de inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afsluiten van een luik in een lichaam, omvattende een sluitstift met een stiftkop en door de sluitstift bediende vergrendelingsmiddelen.

Een inrichting van de genoemde soort is algemeen bekend en wordt bijvoorbeeld in lichtmasten toegepast. Het luik van de lichtmast is voorzien van een opneemorgaan voor het geheel opnemen van de stiftkop. Hiertoe kan het opneemorgaan zijn voorzien van een longitudinale cilindrische uitsparing. De stiftkop heeft hetzij een rechthoekige, in het bijzonder vierkante, hetzij driehoekige dwarsdoorsnede. Om de stiftkop is derhalve in het opneemorgaan een lege ruimte aanwezig. Daardoor is het mogelijk met een eenvoudig stuk gereedschap, bijvoorbeeld een waterpomptang, de stiftkop te grijpen en het luik onrechtmatig te openen. Vooral in grote steden is het een bekend probleem dat op deze manier apparatuur, zoals ballasten, condensatoren, zekeringmateriaal en andere voorschakelapparatuur uit de lichtmast wordt verwijderd. Ook worden de luiken, dat wil zeggen inspectieluiken, van de lichtmast ontvreemd.

Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn om de inspectieluiken van cilinderslotên te voorzien. Cilindersloten zijn echter kostbaar en bin-nendringing van vreemd materiaal, zoals zand, zout, kauwgom, luciferhoutje?, maakt het cilinderslot onwerkzaam, aangezien de bijbehorende sleutel niet in het cilinderslot kan worden gestoken, waardoor dit niet kan worden bediend.

De uitvinding beoogt te voorzien in een oplossing voor het geschetste probleem dat zich met name bij lichtmasten voordoet. In principe is echter het toepassingsgebied van de uitvinding veel ruimer aangezien ze kan worden toegepast bij een luik in een lichaam, waarbij het luik is voorzien van een sluitstift, waarbij valt te denken aan inspectieluiken in het interieur van treinen.

De uitvinding voorziet hiertoe in een inrichting van de in de aanhef genoemde soort, die het kenmerk heeft, dat de stiftkop cilindrisch is en is voorzien van een excentrische longitudinale uitsparing.

Door de genoemde maatregelen is het moei lijker en, wanneer is voorzien in het bekende opneemorgaan en de ruimte tussen de cilindrische stiftkop en de Longitudinale cilindrische uitsparing in het opneemorgaan betrekkelijk gering is, zelfs ónmogelijk de stiftkop met een hulpmiddel vast te grijpen. Voorts is voor het bedienen van de sluitstift een speciale sleutel nodig, die niet standaard in de handel verkrijgbaar is of met eenvoudige middelen is te kopiëren. Wordt tenslotte in de genoemde tussenruimte kauwgom aangebracht, dan is dit betrekkelijk gemakkelijk te verwijderen, in het bijzonder in vergelijking met cilindersloten.

Hoewel de uitsparing in de stiftkop niet is beperkt tot een bepaalde dwarsdoorsnedeconfiguratie, ze kan bijvoorbeeld konisch zijn, verdient in verband met het bedieningsgemak en/of tolerantievereisten het de voorkeur dat de uitsparing cilindrisch is, d.w.z. met cirkelvormige dwarsdoorsnede.

De uitvinding heeft ook betrekking op een sleutel voor het bedienen van de voorgestelde inrichting, waarbij in een einde van de sleutel een uitsparing voor het opnemen van de stiftkop is aangebracht.

Een dergelijke sleutel is ook algemeen bekend en behoeft bovendien hier geen verdere toelichting.

Welnu, de onderhavige uitvinding beoogt de bekende sleutel zodanig te modificeren, dat deze geschikt is voor bediening van de voorgestelde inrichting.

Hiertoe heeft de sleutel van de genoemde soort het kenmerk, dat de uitsparing cilindrisch is en in de uitsparing een excentrisch longitudinaal uitsteeksel is aangebracht dat kan worden opgenomen in de uitsparing in de stiftkop.

Ook het uitsteeksel is bij voorkeur cilindrisch.

Uit het hiervoor beschrevene zal het duidelijk zijn dat toepassing van de uitvinding in principe alleen een gewijzigde stiftkop en een gewijzigd sleuteleinde noodzakelijk maakt. Deze oplossing geeft dus geen inbouwprob lemen in bestaande Lichtmasten, terwijl de kosten in principe niet hoeven te verschillen. De stift kan zijn vervaardigd uit geschikt roestvast staal.

De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van tekening, waarin: figuur 1A-D respectievelijk vooraanzichten zijn van een sectie van een lichtmast zonder luik, het luik, de sluitstift en dezelfde sectie van de lichtmast met luik en stift; figuur 2A-D respectievelijk met figuur 1A-D overeenkomende bovenaanzichten zijn; figuur 3 een einde van de sleutel volgens de uitvinding illustreert; en figuur 4 de bij de sleutel van figuur 3 passende stiftkop laat zien.

Ofschoon de uitvinding niet tot toepassing op lichtmasten is beperkt, maar daarin wel met bijzonder voordeel kan worden toegepast, zal de uitvinding nu nader worden beschreven aan de hand van de toepassing ervan op lichtmasten.

In figuur IA is met het verwijzingscijfer 1 een sectie van een lichtmast aangegeven, waarin een Luikuitsparing 2 is aangebracht, terwijl zichtbaar door de luikuitsparing 2 een intern aan de lichtmastsectie 1 bevestigde sluitplaat met het verwijzingscijfer 3 is aangegeven. In de sluitplaat 3 is een doorlopend gat 4 aangebracht, dat is voorzien van (niet-getoonde) inwendige schroefdraad. In figuur 2A is te zien dat de sluitplaat 3 door bevestigingsmateriaal 5 aan het inwendige van de lichtmastsectie 1 is bevestigd.

In figuur 1B en 2B is het inspectieluik 6 getoond, dat is voorzien van twee uitsteeksels 7, die voorzien in bevestigings- en schar-nierwerking voor het inspectieluik 6 in de luikuitsparing 2. Voorts is het inspectieluik 6 voorzien van een opneemorgaan 8 voor het geheel opnemen van de kop van een later te bespreken sluitstift. Het opneemorgaan 8 is in feite een aan de voorzijde open cilindrisch huis met aan de achterzijde een centrale doorgaande opening 9.

In figuur 1C en 2C is de sluitstift met het verwijzingsgetal 10 aangegeven. De sluitstift heeft een cilindrische kop 11 en een cilindrische pen 13 met kleinere diameter die is voorzien van uitwendig schroefdraad 14 voor samenwerking met de doorgaande opening 4 in de sluitplaat 3. De sluitstift 10 zal aan de hand van figuur 4 nader worden beschreven. Figuur 1C laat nog de bij voorkeur cilindrische uitsparing 12 in de stiftkop 11 zien.

Figuur 1D en 2D laten het inspectieluik 6 in afgesloten toestand op de lichtmastsectie 1 zien. De afsluiting heeft daarbij plaatsgevonden door het in de afsluitplaat 3 schroeven van de afsluitstift 10.

Wat betreft de in de conclusies gebezigde terminologie wordt de lichtmastsectie 1 een lichaam genoemd, terwijl de afsluitplaat 3 en de pen 13 met schroefdraad 14 van de sluitstift 10 de vergrendelingsmiddelen vormen. In dit verband dient nog te worden benadrukt dat de in figuur 1 en 2 getoonde vergrendelingsmiddelen, in het bijzonder de schroefsluiting, slechts een mogelijke uitvoeringsvorm is, zo kan bijvoorbeeld een knevel-sluiting worden toegepast. Er wordt aan herinnerd dat het in feite gaat om de kop 11 van de sluitstift 10.

In figuur 1D is nog de tussenruimte 15 te zien, die tot stand is gebracht tussen de buitenomtrek van de stiftkop 11 en de binnenom-trekswand van het opneemorgaan 8. Deze tussenruimte 15 kan zo klein worden gekozen dat het grijpen met een tang van de stiftkop 11 onmogelijk wordt, maar moet natuurlijk zo groot zijn, dat het geschikte einde van de aan de hand van figuur 3 nader te bespreken sleutel over de stiftkop 11 kan worden aangebracht om in ingrijping te worden gebracht met de longitudinale cilindrische uitsparing 12 in de stiftkop 11.

In figuur 4 is de sluitstift 10 gedetailleerder getoond, waarbij de uitwendige schroefdraad op de pen 13 ervan niet is getoond, omdat deze niet noodzakelijk is en afhangt van de toegepaste vergrendelings-middelen. Het einde 16 van de pen 13 kan bijvoorbeeld zijn verbonden met een vergrendelingsorgaan (dat niet is getoond). In figuur 4 is voorts de cilindrische stiftkop 11 getoond, die is voorzien van een excentrische longitudinale cilindrische uitsparing 12 die natuurlijk een diepte heeft, die geringer is dan de hoogte van de stiftkop 11. Het is voor het bedieningsgemak de voorkeur hebbend de uitsparing 12 dicht bij de omtrekswand 1? van de stiftkop 11 aan te brengen, dat wil zeggen zo excentrisch mogelijk.

In figuur 3 is de bij de sLuitstift van figuur 4 behorende sleutel, althans het van toepassing zijnde einde 20 ervan gedetailleerder weergegeven, en wel in doorsnede. Het genoemde einde 20 van de (niet nader getoonde) sleutel is voorzien van een cilindrische uitsparing 21 voor opneming van bij voorkeur de gehele cilindrische stiftkop 11. In de cilindrische uitsparing 21 van het sleuteleinde 20 is een excentrisch longitudinaal cilindrisch uitsteeksel aangebracht dat qua positionering overeenkomt met de cilindrische uitsparing 12 in de stiftkop 11. Verder is het uitsteeksel 22 zodanig bemeten dat dit bij voorkeur geheel in de uitsparing 12 van de stift wordt opgenomen, wanneer de stiftkop 11 in de uitsparing 21 van het sleuteleinde 20 wordt opgenomen. Wordt het sleuteleinde 20 zo op de sluitstift 10 gestoken dat het uitsteeksel 22 van het sleuteleinde 20 in ingrijping met de uitsparing 12 in stiftkop 11 is, dan zal het draaien van het sleuteleinde het draaien van de stiftkop 11 en daardoor de stift 10 tot gevolg hebben, waarbij de draaiing van de stift 10 het vergrendelen, danwel ontgrendelen van het luik 6 op het lichaam 1 tot gevolg heeft.

Claims (6)

1. Inrichting voor het afsluiten van een Luik in een lichaam, omvattende een sluitstift met een stiftkop en door de sluitstift bediende vergrendelingsmiddelen, met het kenmerk, dat de stiftkop cilindrisch is en is voorzien van een excentrische longitudinale uitsparing.

2. Sleutel voor het bedienen van de inrichting volgens conclusie 1, waarbij in één einde een longitudinale uitsparing voor het opnemen van de stiftkop is aangebracht, met het kenmerk, dat de uitsparing cilindrisch is en in de uitsparing een excentrisch longitudinaal uitsteeksel is aangebracht, dat in de uitsparing in' de stiftkop kan worden opgenomen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de excentrische longitudinale uitsparing in de stiftkop cilindrisch is.

4. Sleutel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het excentrische longitudinale uitsteeksel in de uitsparing in het ene einde van de sleutel cilindrisch is.

5. Inrichting volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat het lichaam deel uitmaakt van een lichtmast.

6. Sluitstift volgens conclusie 1 of 3. Eindhoven, oktober 1988.