NL8800250A - Inrichting voor het schillen van uien of andere bol- of knolgewassen. - Google Patents

Description

4.- N O 34880

Korte aanduiding: Inrichting voor het schillen van uien of andere bol- of knolgewassen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het schillen van uien of andere bol- of knolgewassen, omvattende een houder met één of meer messen voor het aanbrengen van een omtreksnede in de uien en één of meer mondstukken voor het toevoeren van perslucht 5 of een ander onder druk staand medium om de schillen te verwijderen.

Een dergelijke inrichting is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 83.00221 en het Franse octrooischrift 2.200.775.

Uien die bestemd zijn om te worden verwerkt tot 10 ringen, blokjes en dergelijke stukken, worden geschild, dat wil zeggen dat de bruine rokken en de buitenste vlezige rok worden verwijderd en de kop en staart er vanaf worden gesneden. Een schilverlies van circa 30 % wordt acceptabel geacht. Voor een droogproces bestemde uien behoeven niet geheel schoon te zijn, dat wil zeggen dat slechts de 15 bruine rokken en de kop en de staart verwijderd hoeven te worden, waardoor het schilverlies tot circa 10 a 15 % beperkt kan blijven. Het afpellen van de rokken en het afsnijden van kop en staart wordt nog steeds in handwerk uitgevoerd. Er bestaan snijmachines waarbij op pennen gestoken uien langs roterende messen worden gevoerd om de kop en 20 de staart eraf te snijden. De door de pennen beschadigde uien vertonen in het algemeen een verminderde houdbaarheid. Voorts zijn er machines in de handel om de rokken er door carborundum houdende organen af te slijpen of door messen af te schillen. De behandeling met deze machines leidt tot sterk beschadigde uien en hoge schilverliezen. Het geschilde 25 product heeft lang niet de hoge kwaliteit en het fraaie uiterlijk van met de hand geschilde uien. Voorts is het bekend uien aan een loog- of stoombehandeling te onderwerpen om de buitenste rokken los te maken.

Het schillen met loog leidt tot een afvalwaterprobleem en het uiterlijk van het geschilde product is minder aantrekkelijk. Stoomschillen heeft 30 als nadeel dat een deel van het product bij plotselinge expansie van het stoomvat openbarst en dat de uien er een onregelmatig uiterlijk van krijgen. Er zijn nogal wat schilsystemen die beogen handwerk tot een minimum te beperken en die leiden tot te veel misproduct (kop en staart op de verkeerde plaats verwijderd, rok niet geheel verwijderd en 35 dergelijke) en te veel andere nadelen (onder andere hoog schilverlies, slechts toepasbaar voor bepaalde grootte, geringe capaciteit aan . 880 0250 t» 2 geschild product per persoon per uur, minder goede uitwendige kwaliteit, beperkte houdbaarheid, afvalwaterprobleem en dergelijke). Hand-schillen is daarentegen duur en houd het gevaar voor microbiologische besmetting in. Er bestaat dan ook behoefte aan een niet-handmatige 5 schilmethode voor uien die bovengenoemde bezwaren niet heeft.

De inrichtingen volgens de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage en het genoemde Franse octrooischrift, die werken volgens het principe van inkerven volgens een omtreksnede en het wegblazen van de rokken, leiden weliswaar tot weinig beschadigde uien en 10 een laag schilverlies echter in de praktijk blijkt dat de te verwijderen schillen vaak niet of in te geringe mate door het persmedium worden weggeblazen.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen en hiertoe is de in de aanhef genoemde inrichting gekenmerkt doordat het 15 mondstuk voor het toevoeren van perslucht in of op de messenhouder op kleine afstand van een mes is aangebracht.

Verrassenderwijs blijkt dat door deze eenvoudige maatregel een veel groter percentage van de te verwijderen schillen worden weggeblazen en het schilrendement zonder beschadiging van de 20 uien aanzienlijk kan worden verbeterd.

Indien de inrichting op zichzelf bekende richt-middelen heeft om de lijn door kop en staart van de uien in een bepaalde richting te brengen, omvat de inrichting bij voorkeur twee roterend aan te drijven evenwijdige klemplaten voor het inklemmen van 25 een ui, middelen om de klemplaten naar en van elkaar te verplaatsen, overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van een ui van de richt-middelen naar een positie tussen de klemplaten, en middelen om de messenhouder te verplaatsen in de richting van een centraal tussen de klemplaten gelegen positie en terug.

30 Door de messenhouder te voorzien van een ongeveer half-cirkelvormige uitsparing en een aantal messen langs de omtrek van die uitsparing aan te brengen kunnen de uien zeer goed gecentreerd worden tussen de klemplaten.

De klemplaten kunnen tevens worden gebruikt om kop en 35 staart van de uien te verwijderen; in dat geval zijn ze uitgevoerd als cirkelmessen.

Om de cirkelmessen op eenvoudige wijze de gewenste onderlinge stand voor het verwijderen van kop en staart te doen innemen en tevens de cirkelmessen naar elkaar te kunnen duwen voor het . 8800250 3 tijdelijk inklemmen van de uien, zijn zij gelagerd op wagens die over beperkte afstand verplaatsbaar zijn op stangen, die op hun beurt door genoemde middelen voor het naar en van elkaar verplaatsen van de klem-platen kunnen worden verplaatst, welke wagens door veermiddelen naar 5 elkaar worden getrokken of geduwd.

Bij voorkeur zijn de wagens voorzien van zoekorganen voor het aanpassen van de afstand tussen de cirkelmessen aan de lengte van de uien.

Voor het overbrengen van de uien van de richtmiddelen 10 naar de schilmiddelen zijn allerlei mechanismen denkbaar. In de praktijk is een mechanisme zeer betrouwbaar en goed regelbaar gebleken dat een tang met twee scharnierarmen omvat waarbij stuurmiddelen aanwezig zijn om de tang naar de richtmiddelen te verplaatsen, de armen van de tang naar elkaar te bewegen voor het oppakken van een ui, de 15 tang tot tussen de klemmiddelen te scharnieren, de armen van de tang van elkaar te bewegen, de tang van de klemmiddelen af te verplaatsen en naar de uitgangspositie boven de richtmiddelen terug te brengen.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, nader wórden 20 toegelicht.

Figuur 1 toont een perspectivisch overzicht van een deel van de schilmaehine.

De figuren 2 tot en met 5 tonen een dwarsdoorsnede van de machine waarbij het overbrengingsmechanisme voor het overbrengen 25 van uien van richtmiddelen naar schilmiddelen verschillende posities inneemt.

Figuur 6 toont een zij-aanzicht van de ene helft van de messenhouder.

Figuur 7 toont een vooraanzicht van een gedeelte van 30 de messenhouder.

De weergegeven schilmaehine is bestemd voor het verwijderen van de buitenste rokken of schillen van uien of andere bol-of knolgewassen. De machine omvat een op zichzelf bekend, uit de Europese octrooiaanvrage 0.174.697 bekend richtmechanisme dat uien 35 richt in een stand waarin de lijn door kop en staart een bepaalde positie inneemt, bij voorkeur een positie waarbij die lijn loodrecht op het vlak van nader te beschrijven messen voor het verwijderen van kop en start staat. Dit richtmechanisme omvat een rol 1 waarin een spiraalvormige groef 2 is gesneden, en een rol 3 die op kleine afstand naast .8800250 • 4 de rol 1 en evenwijdig daaraan is aangebracht. Deze rollen 1 en 3 worden via een snaar 4 en snaarschijven 5 resp. 6 door een niet weergegeven motor aangedreven. De omtreksnelheid van de rol 3 is iets groter dan die van de rol 1. Dit is bevorderlijk voor het zodanig 5 oriënteren van de toegevoerde uien dat de lijn door kop en staart van de uien zich in axiale richting van de rollen uitstrekt.

Een overbrengingsmechanisme 7 van nog te beschrijven constructie kan de geörienteerde uien overbrengen van de richtmiddelen naar de schilmiddelen.

10 Deze schilmiddelen omvatten twee cirkelmessen 8a, 8b die roteerbaar zijn gemonteerd op wagens 9a resp. 9b welke door middel van wielen 10 over een vaste rail 11 kunnen rijden. De wagens worden door een veer 12 naar elkaar getrokken. Om de afstand tussen de wagens 9a en 9b en dus tussen de messen 8a en 8b niet onder een minimum te 15 laten zakken bevindt zich tussen de wagens een afstandhouder 13. Aan elk van de wagens is door middel van een console 14a, 14b een stang 15a, 15b bevestigd, die over een beperkte afstand vrij heen en weer kan schuiven. Door middel van cilinders 16a, 16b waarin zich een door perslucht te belasten zuiger bevindt, kunnen de wagens 9a, 9b naar elkaar 20 worden geduwd. Aan elk van de wagens is voorts een zoeker 17a, 17b bevestigd. Deze zoekers zijn in hoogte en in onderlinge afstand instelbaar. De functie ervan is de afstand tussen de cirkelmessen 8a, 8b zo aan te passen aan de lengte van elk door het mechanisme 7 aangevoerde ui dat de kop en staart door de roterende messen op de gewenste plaats 25 wordt afgesneden. De messen kunnen door middel van de stangen 15a, 15b over zekere afstand vrij heen en weer bewegen waarbij zij slechts door de kracht van de veer 12 naar elkaar worden geduwd. Zodra een ui door het mechanisme 7 ongeveer in het midden van de messen 8a, 8b is gebracht (waarbij kop en staart zijn verwijderd) wordt een signaal 30 gegeven aan de persluchttoevoerklep van de cilinders 16a, 16b, waarbij de messen 8a, 8b naar elkaar worden geduwd ter inklemming van de ui, die zich nu in een positie bevindt om te worden geschild.

Het schillen geschiedt door in de ingeklemde ui een omtreksnede aan te brengen en de buitenste rokken met perslucht weg te 35 blazen. Voor het aanbrengen van de omtreksnede wordt gebruik gemaakt van een door een pneumatische cilinder 18 heen en weer te verplaatsen messenhouder 19, die van een half-cirkelvormige uitsparing is voorzien op de omtrek waarvan de punten van een aantal messen 20 uitsteken. In figuur 6 is de geopende messenhouder 19 met de messen 20 te zien.

.8800250 5

Figuur 5 toont een messenhouder in de snijstand. Als gevolg van de halve cirkelvorm van de uitsparingsbegrenzing zal de ui worden gecentreerd indien de als klemplaten functionerende messen 8a, 8b worden geroteerd. In de ui ontstaat een omtreksnede waarvan de diepte overeen-5 komt met de afstand waarover de mesjes 20 uitsteken. Voor het roteren van een van de messen 8a, 8b wordt gebruik gemaakt van een afzonderlijke Bowdenkabel 41 die is verbonden met een niet weergegeven motor.

In plaats van een Bowdenkabel kan gebruik worden gemaakt van telescopische assen die door kruiskoppelingen met elkaar zijn verbonden.

10 Wezenlijk voor de uitvinding is dat in de messen houder, vlak naast een mesje 20 één of meer mondstukken 21 zijn aangebracht welke zijn aangesloten op een persluchtbron. In het weergegeven voorbeeld zijn er twee mondstukken 21 die uitmonden in een gebogen leiding 22 die op zijn beurt in verbinding staat met een holle 15 geleidingsbuis 23 die via een slang 24 met de bron is verbonden. De andere geleidingsbuis 25 speelt geen rol bij het toevoeren van perslucht. Beide buizen 23, 25 steken door bussen en hebben tot functie de beweging van de messenhouder te geleiden.

Omdat de perslucht steeds direct in de aangebrachte 20 omtreksnede wordt geblazen op zeer kleine afstand van een mespunt, is het rendement van het schillen zeer hoog. Met andere woorden wordt op zeer eenvoudige wijze veel meer schil verwijderd dan bij een constructie waarbij de mondstukken 21 niet in de messenhouder zijn geïncorporeerd. De zuigerstang van de cilinder 18 is met 26 aangeduid.

25 De overbrengingsmiddelen 7 omvatten een tang met een voorste arm 27 en een achterste arm 28. Deze laatste is ten opzichte van een vast blok 29 van de voorste arm scharnierbaar. Het scharnierpunt heeft het verwijzingscijfer 40 gekregen. De voorste arm 27 kan bediend worden door een cilinder 30 en de achterste arm 28 door een 30 cilinder 31.

Het blok 29 heeft een nok 32 die in aanraking kan komen met een bovenste aanslagschroef 33 en een onderste aanslagschroef 34. Beide schroeven 33, 34 maken deel uit van een op het machinegestel gemonteerde scharnierarm 35 die tevens van een aanslag 39 is voorzien.

35 Tussen de armen 27 en 28 van de tang is een twee- armige schaar 36 aangebracht. De positie van het gemeenschappelijke scharnierpunt 37 van deze schaar kan door een sensor 38 worden vastgesteld indien dat scharnierpunt 37 de sensorkop passeert (figuur 4).

Het overbrengingsmechanisme 7 werkt als volgt: In .8800250 6 * < figuur 2 bevindt de tang 2 zich in een lage stand en staat op het punt een ui van de richtinrichting 1, 2, 3 af te nemen. In de dubbelwerkende luchtcilinder 30 staat aan de stangzijde een voordruk van circa 2 bar. Door bekrachtiging van de luchtcilinder 31 wordt de arm 28 naar voren 5 gebracht, wordt de ui tussen de armen 28 en 27 ingeklemd en worden beide armen met ui naar voren bewogen naar de stand volgens figuur 3. Tijdens deze beweging worden kop en staart door de messen 8a, 8b verwijderd.

De in figuur 3 getoonde stand van de tangarmen 27, 28 10 wordt vastgesteld door de sensor 38 die reageert op het langskomende scharnierpunt 37. In deze stand bevindt de ui zich in het centrum van de messen 8a, 8b. Na een signaal van de sensor 38 worden nu de volgende, elkaar gedeeltelijk overlappende, acties ondernomen: 1) Perslucht wordt naar de cilinders 16a, 16b gevoerd 15 waardoor de cirkelmessen 8a, 8b naar elkaar worden geduwd en de tussen- geplaatste ui wordt ingeklemd.

2) De luchtcilinder 30 wordt bekrachtigd zodat de tangarm 27 naar voren beweegt tot de nok 32 in aanraking komt met de aanslag 33.

20 3) Perslucht wordt onder de zuiger van de cilinder 31 gevoerd waarbij de tangarm 28 van de tangarm 27 af scharniert totdat het deel 28a van de arm 28 in aanraking komt met de aanslag 39 op de scharnierarm 35 (fig. 4).

4) Door verdere opwaartse verplaatsing van de zuiger 25 van de cilinder 31 wordt de gehele tang omhoog verplaatst naar de stand volgens figuur 5. Tijdens deze beweging is de zuiger van de cilinder 30 geblokkeerd en draaien beide armen om het scharnierpunt 40 van de tang.

Door het respectievelijk intrekken van de zuigerstang 30 van de cilinder 30 en het intrekken van de zuigerstang van de cilinder 31 wordt de uitgangspositie volgens figuur 2 bereikt, waarna een volgende ui kan worden opgepakt en aan een schilbehandeling kan worden onderworpen.

Voor het overbrengen van de uien van de richtmiddelen 35 naar de insnij- en wegblaasmiddelen zijn ook andere mechanismen denkbaar. Het verdient sterk de voorkeur dat tijdens de verplaatsing van een ui van de richtmiddelen naar de schilmiddelen kop en staart worden verwijderd waarbij de daarvoor bestemd cirkelmessen tevens als klem-middelen dienen voor het vastklemmen van de ui in een positie waarin .8800250 7 een inkerving volgens de omtrek van de ui kan worden aangebracht en door middel van één of meer mondstukken die in het messenbord vlak naast de messen zijn gelegen de losgemaakte schillen kunnen worden weggeblazen.

.8800250

Claims (7)

1. Inrichting voor het schillen van uien of andere bol- of knolgewassen, omvattende een houder met één of meer messen voor het aanbrengen van een omtreksnede in de uien en één of meer mondstukken voor het toevoeren van perslucht of een ander onder druk staand 5 medium om de schillen te verwijderen, met het kenmerk, dat het mondstuk (21) voor het toevoeren van perslucht in of op de messenhouder (19) op kleine afstand van een mes (20) is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, voorzien van richtmiddelen om de lijn door kop en staart van de uien in een bepaalde 10 richting te brengen, gekenmerk door twee roterend aan te drijven evenwijdige klemplaten (8a, 8b) voor het inklemmen van een ui, middelen (16a, 16b) om de klemplaten naar en van elkaar te verplaatsen, overbrengingsmiddelen (7) voor het overbrengen van een ui van de richtmiddelen (1, 2, 3) naar een positie tussen de klemplaten (8a, 8b) 15 en middelen om de messenhouder (19) te verplaatsen in de richting van een centraal tussen de klemplaten gelegen positie en terug.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de messenhouder (19) een ongeveer half-cirkelvormige uitsparing heeft en een aantal messen (20) langs de omtrek van die 20 uitsparing is aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3,met het kenmerk, dat de klemplaten (8a, 8b) cirkelmessen zijn voor het verwijderen van kop en staart van de uien.

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het 25 kenmerk, dat de cirkelmessen zijn gelagerd op wagens (9a, 9b) die over beperkte afstand verplaatsbaar zijn op stangen (15a, 15b), die op hun beurt door genoemde middelen (16a, 16b) voor het naar en van elkaar verplaatsen van de klemplaten (8a, 8b) kunnen worden verplaatst, welke wagens door veermiddelen (12) naar elkaar worden getrokken of geduwd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de wagens zijn voorzien van zoekorganen (17a, 17b) voor het aanpassen van de afstand tussen de cirkelmessen (8a, 8b) aan de lengte van de uien.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen (7) een tang met twee scharnierarmen (27, 28) omvatten, waarbij stuur-middelen (30 tot en met 40) aanwezig zijn om de tang naar de richt- .8800250 *· middelen te verplaatsen de armen van de tang naar elkaar te bewegen voor het oppakken van een ui, de tang tot tussen de klemmiddelen te scharnieren, de armen van elkaar te bewegen, de tang van de klëm-middelen af te verplaatsen en naar de uitgangspositie boven de richt-5 middelen terug te brengen. i .8800250