NL8702260A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een kabelboom. - Google Patents

Description

* w -1- 26630/CV/tl

Korte Aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een kabelboom

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaar-5 digen van een kabelboom,waarbij een aantal door isolatiemateriaal omhulde stroomgeleiders naast elkaar op een ondersteuning worden gelegd,waarna op de draden een band wordt gelegd,die is vervaardigd uit een met het voornoemde isolatiemateriaal door warmte samen te lassen materiaal.

10 Bij de tot nu toe gebruikelijke werkwijzen worden de aan elkaar te lassen materialen verhit met verwarmde lucht. Hierbij gaat veel energie verloren,terwijl de optredende luchtstromen hinderlijk zijn voor de omgeving.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een werkwijze te ver-15 krijgen waarbij de aan de tot nu toe toegepaste werkwijzen klevende nadelen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat op de band voor de duur van het hechtingsproces een afdekking uit teflon worden geplaatst, en vervolgens over. deze afdekking een verwarmde slof wordt geschoven.

20 Door het aanbrengen van de teflonlaag kan gebruik worden ge maakt van een verwarmde slof voor het aan elkaar lassen van de band bijv. uit polyvinylchloride en het de stroomgeleiders omgevende isolatiemateriaal, zonder dat daarbij het gevaar ontstaat,dat de verwarmde slof aan het te verwerken materiaal blijft kleven.

25 Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een kabelboom voorzien van een ondersteuning waarop door isolatiemateriaal omhulde stroomgeleiders kunnen worden gelegd,terwijl nabij de uiteinden van de ondersteuning vastzetorganen zijn aangebracht voor het vastzetten van de stroomgelei- 30 ders.

Volgens de uitvinding zijn middelen aangebracht met behulp waarvan de vastzetorganen relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn voor het vergroten en verkleinen van de afstand tussen de vastzetorganen.

35 Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kunnen de stroomgeleiders voor het bevestigen van de stroomgeleiders aan een 8702 26 0 ψ 4» * « -2- 26630/CV/tl de stroomgeleiders onderling in de kabelboom verbindende band worden strakgetrokken,waardoor het op de juiste wijze bevestigen van de stroomgeleiders aan de band wordt vergemakkelijkt.

De uitvinding, zal hieronder nader worden uiteengezet aan de 5 hand van in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch een zijaanzicht op het gestel van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een zijaanzicht op fig.1 met een in fig.3 weergegeven 10 wagentje.

Fig. 3 toont het de te verwarmen slof ondersteunend wagentje .

Fig. 4 toont een vooraanzicht op fig-3 .

Fig. 5 toont op grotere schaal een deel van het gestel van de inrichting, met vastzet-en spanmiddelen gedeeltelijk in doorsnede en ge-15 deeltelijk in aanzicht.

Fig. 6 _ toont enige onderdelen van de vastzet-en spanmiddelen volgens de uitvinding op afstand van elkaar weergegeven.

Fig. 7 toont een bovenaanzicht op een deel van de ondersteuning voor de stroomgeleiders , ter plaatse van een aftakking.

20 Het in de fig.1 en 2 weergegeven gestel van de inrichting omvat een aantal door dwarsbalken 1 verbonden verticaal staande kolommen 2, welke een tweetal zich in de lengterichting van het gestel uitstrekkende horizontaal verlopende balken 3 ondersteunen. Op de balken 3 rusten holle kokervormige balken 4 ,die aan hun bovenzijde zijn bedekt met 2^ een rubber laag 5.

Nabij beide uiteinden van iedere balk 4 is een in het verlengde van het bovenvlak van de balk 4 gelegen tafel 6 opgesteld,die uit de in fig.1 weergegeven stand om een horizontale as 7 opklapbaar is.

Zoals verder in het bijzonder uit de fig.5 en 6 blijkt is nabij ieder uiteinde van een balk 4 een zich vanaf de bovenzijde naar de onderzijde van de balk 4 schuin omlaag uitstrekkende plaat 8 aangebracht.Met deze plaat 8 is een verbindingsblok 9 verbonden, waaraan geleidingspennen 10 zijn bevestigd. De geleidingspennen 10 zijn in de lengterichting van de balk 4 verschuifbaar in aan de balk 4 beves-tigde geleidingsbussen 11.

8702.260 <4 ψ -3- 2663O/CV/tl

Met behulp van een in de balk A opgenomen verstelcilinder 12 is zo de plaat 8 in de lengterichting van de balk A ten opzichte van de balk A heen en weer verschuifbaar. Opgemerkt wordt,dat in fig.6 de plaat 8 met de verstelcilinder 12 in gedeeltelijk gedemonteerde 5 toestand 'is weergegeven.

Nabij het ondereinde van de plaat 8 is een blokvormig vastzet-orgaan 13 aangebracht,dat is voorzien van een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende rijen tanden 1A,die naar beneden toe nauwer wordende doortochten tussen de tanden begrenzen.

10 Zoals verder nog uit fig.6 blijkt is aan de plaat verder een klemarm 15 verzwenkbaar bevestigd en met behulp van een klembeugel 16 vast te klemmen tegen een op de plaat 8 aangebracht kussen 17. Met elkaar te verbinden draden 18 kunnen naast elkaar in de lengterichting van de balk A op de door de balk A ondersteunde rubberlaag 5 worden 15 gevlijd met hun uiteinden in de door de tanden 1A van de vastzetor- ganen begrensde groeven worden geschoven om daarin te worden vastgezet, en als extra beveiliging nog met behulp van de klemarm 15 tegen het kussen 17 worden vastgeklemd.

Indien zo de in een kabelboom op te nemen draden zijn neerge-20 legd en vastgeklemd kunnen de draden nog worden strakgetrokken door de platen 8 met behulp van de verstelcilinders 12 in een van elkaar afgekeerde richting te bewegen.

Zoals verder in het bijzonder uit fig.7 blijkt wordt de rubberlaag 5 ondersteund door een op de balk A rustende houten plaat 19, 25 die is voorzien van opstaande randen 20. In deze randen zijn op gewenste plaatsen onderbrekingen 21 gevormd. Ter plaatse van deze onderbrekingen zijn op de houten plaat 19 opstaande pennen 22 aangebracht. Verder zijn ter plaatse van deze onderbrekingen aan de zijkant van de balk A met het vastzetorgaan 13 overeenkomende vastzetor-30 gaan 23 bevestigd.

Zoals hier voor enige stroomgeleiders 18 is weergegeven kunnen ter plaatse van de uitsparingen 21 aftakkingen in de kabelboom worden gevormd door deze stroomgeleiders op de in fig. 7 weergegeven wijze naar buiten te geleiden en voor de vervaardiging van de kabel-35 boom in de vastzetorganen 23 vast te zetten.

87 0H60 -4- 26630/CVtl <*

De bovenste dwarsbalken van het gestel van de inrichting (Fig.2) ondersteunen een zich evenwijdig aan de gestelbalken 3 uitstrekkende gestelbalk 25 waarlangs een wagentje 26 verrijdbaar is,dat meer in het bijzonder in fig. 2 is weergegeven. Het wagentje wordt daarbij 5 geleid met met de balk 25 samenwerkende rollen 27.

Het wagentje is tevens voorzien van een motor 28 ,welke via een verticale as het rondsel 29 kan aandrijven. Dit rondsel is in ingrijping met een niet nader weergegeven aan de gestelbalk 25 bevestigde tandheugel, zodat door aandrijving van het rondsel 29 het 10 wagentje 26 in de lengterichting van de inrichting evenwijdig aan de balken 4 heen en weer verrijdbaar is.

Een tweetal armen 30 zijn ten opzichte van het wagentje verzwenk-baar met behulp van in eikaars verlengde gelegen tappen 31,die draaibaar zijn gelegerd in aan het wagentje bevestigde legers 32. Daarbij 15 liggen de hartlijnen van de tappen 31 in een verticaal vlak,waarin ook de hartlijn van de gestelbalk 25 is gelegen,zodat dus de tappen 31 midden tussen de beide zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende balken 4 en evenwijdig aan deze balken 4 verlopen.

Aan de vrije uiteinden van de armen 30 is met behulp van een zich 20 tussen deze armen en evenwijdig aan de tappen 31 uitstrekkende stang 33 een tussen de armen 30 opgestelde slof 34 scharnierend gekoppeld.Deze slof 34 kan met behulp van niet nader weergegeven weerstandselementen worden verwarmd.

Met de slof zijn verder de uiteinden van koppelstangen 35 schar-25 nierend gekoppeld,terwijl de andere uiteinden van deze koppelstangen 35 scharnierend met het wagentje zijn gekoppeld,één en ander zodanig, dat de scharnierpunten van de koppelstangen 35 met de tappen 31 en de as 33 in de hoekpunten van een parallellogram zijn gelegen. Dientengevolge zal bij verzwenking van de armen 30 de onderzijde van de slof 34 30 steeds een horizontale stand blijven innemen.

De armen 30 zijn verzwenkbaar met tussen de armen 30 en het gestel van het wagentje 26 aangebrachte verstelcilinders 36. Met het scharnierend met het gestel van het wagentje gekoppelde boveneinden van de verstelcilinder 36 is de zuigerstang van een verdere verstelcilinder 35 37 gekoppeld,terwijl het andere uiteinde van de verstelcilinder 37 met het gestel van het wagentje 26 is gekoppeld.

8701260 * -5- 26630/CV/tl

Zoals verder nog schematisch in fig.1 is weergegeven staat onder de tafel 6 een blok 38 opgesteld,dat een haspel 39 omvat waarop een teflonband 40 is gewikkeld. Deze teflonband 40 is geleid over een eveneens in het blok opgenomen geleidingsrol 41 en met een uiteinde 5 bevestigd aan het gestel.

Na opklappen van de beide tafels 6 kan het blok van uit de in fig.1 weergegeven linker stand worden bewogen naar de in fig.1 weergegeven rechter stand 38’,waardoor de teflonband 40 over de desbetreffende balk 4 wordt gelegd. Na het zo verplaatsen van het blok 10 38 kunnen de tafels 6 weer worden teruggeklapt. Voor het opwikkelen van de teflonband gaat men in omgekeerde volgorde te werk.

Voor het vervaardigen van een kabelboom zal eerst het gewenste aantal snoer en op de boven omschreven wijze op de rubber plaat worden gelegd, in de vastzetorganen worden vastgezet en door verplaatsing 15 van de platen 8 worden strakgetrokken. Daarna zal een uit polyvinyl chloride bestaande band van de vereiste breedte over de zo in positie gebrachte snoeren of stroomgeleiders worden gespannen.Vervolgens zal over de uit polyvinylchloride bestaande strook de teflonlaag 40 worden getrokken zoals hierboven beschreven.

20 Vervolgens kan de verwarm* slof 34 ter hoogte van een tafel 6 naar beneden worden bewogen tot hij op de tafel 6 komt te rusten,waarna de wagen 26 in de lengterichting van het gestel van de inrichting zal worden verplaatst , waarbij de slof 34 over de te vervaardigen kabelboom bedekkende teflonlaag 40 zal schui-25 ven. De daarbij door de slof 34 op deze onderdelen van de kabelboom uitgeoefende druk kan worden geregeld met behulp van de verstelcilin-der 36. Daarbij zal een eventueel verschil in dikte tussen de snoeren worden gecompenseerd ,doordat door het aandrukken van de snoeren met behulp van de slof deze enigszins in de rubber laag 5 zullen worden 30 gedrukt,totdat gewaarborgd zal zijn,dat ook bij stroomgeleiders van verschillende doorsneden toch een goede aandrukking van de polyvi-nylchloridebaan tegen het isolatiemateriaal van deze stroomgeleiders zal worden verkregen. Door de via de verwarmde, slof 34 meegedeelde warmte zal daarbij de polyvinylchloridelaag tijdens het verschuiven 35 van de slof aan de isolatie van de bijbehorende stroomgeleiders worden vastgelast.

8702260 •i % -6- 26630/CV/tl

Een vastplakken van materiaal aan de verwarmde slof 34 wordt daarbij verhinderd door de teflonlaag 40.

Nadat zo het wagentje 26 met de slof vanaf de ene tafel 6 naar de andere tafel 6 is verplaatst kan de slof weer worden opgetild en, de 5 teflonlaag 40 weer worden opgerold door het uit de stand 38' naar de oorspronkelijke stand bewegen van het haspel 39 dragende blok 38.

Vervolgens kan de kabelboom door het losmaken van de vastgezette uiteinden van de stroomgeleiders uit de inrichting worden verwijderd.

Indoen het wagentje 26 met de slof 34 na het uitvoeren van een 10 lashandeling bij een uiteinde van het gestel is aangekomen kan de slof met behulp van de verstelcilinder 36 zo ver mogelijk omhoog worden getrokken,waarna deze verstelcilinder 36 met behulp van de verstelcilinder 37 ten opzichte van het gestel kan worden verzwenkt, een en ander zodanig,dat gezien in fig.3 de slof aan de rechter 15 zijde van het wagentje 26 komt te liggen. Zodoende, is het mogelijk om de door het wagentje 26 ondersteunde slof zowel langs de gezien in fig.2 linker als langs de rechter balk 4 te verplaatsen.

8702260

Claims (12)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een kabelboom,waarbij een aantal door isolatiemateriaal omhulde stroomgeleiders naast elkaar op een ondersteuning worden gelegd,waarna op de draden een band wordt gelegd ,die is vervaardigd uit een met voornoemde is'olatie- 5 materiaal door warmte samen te lassen materiaal,met het kenmerk,dat op de band voor de duur van het hechtingsproces een afdekking uit teflon wordt geplaatst en vervolgens over deze afdekking een verwarmde slof wordt geschoven

2. Inrichting voor het vervaardigen van een kabelboom , voorzien van een ondersteuning waarop door isolatiemateriaal omhulde stroom- 10 geleiders kunnen worden gelegd,terwijl nabij de uiteinden van de ondersteuning vastzetorganen zijn aangebracht voor het vastzetten van de stroomgeleideis,met het kenmerk,dat middelen zijn aangebracht met behulp waarvan de vastzetorganen relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn voor het vergroten en verkleinen van de 15 afstand tussen de vastzetorganen.

3. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de vastzetorganen zijn aangebracht aan de uiteinden van de ondersteuning en in de lengterichting van deze ondersteuning heen en weer beweegbaar zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat de onder steuning wordt gevormd door een holle balk waarin verstelcilinders zijn opgenomen voor het verstellen van de vastzetorganen.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2- 4,met het kenmerk,dat de vastzetorganen zijn aangebracht op platen,die zijn 25 aangebracht nabij de uiteinden van een de ondersteuning vormende balk ,waarbij deze platen zich vanaf de bovenzijde van de balk schuin omlaag in een van elkaar afgekeerde richting uitstrekken.

6. Inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat op een plaat kamvormige organen zijn bevestigd voor het opnemen van de uiteinden 30 van de stroomgeleiders,terwijl de plaat verder is voorzien van een verzwenkbare klemarm en een tegenover deze klemarm opgesteld kussen voor het tussen de klemarm en het kussen vastklemmen van stroomgeleiders.

7. Inrichting voor het vervaardigen van een kabelboom voorzien 35 van een gestel met een ondersteuning waarop door isolatiemateriaal omhulde stroomgeleiders kunnen worden gelegd,met het kenmerk,dat de 8702260 -8- 26630/CV/tl <r r inrichting verder is voorzien van een langs de ondersteuning verrijdbaar wagentje waarmede een verwarmbare slof in hoogterichting ver-stelbaar is verbonden.

8. Inrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat de slof 5 met behulp van een parallelogrammechanisme met zich evenwijdig aan de ondersteuning uitstrekkende scharnierassen scharnierend met het wagentje is verbonden.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8,met het kenmerk,dat gezien in de verplaatsingsrichting van het wagentje aan weerszijden van het 10 wagentje een ondersteuning voor in een kabelboom op te nemen stroom^e-leiders is aangebracht en de slof van de ene zijkant van het wagentj® naar de andere zijkant van het wagentje verzwenkbaar is.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2- 9 ,met. het kenmerk,dat een ondersteuning aan zijn bovenzijde is voorzien van 15 een veerkrachtige afdeklaag.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2-9,met het kenmerk, dat een of meerdere aftakkingen in de samen te stellen kabelboom kunnen worden aangebracht door een aantal van tot deze kabelboom behorende stroomgeleiders om in de ondersteuning aangebrachte geleide- 20 pennen te leiden naar buiten de ondersteuning aangebrachte vastzetor-ganen.

12. Inrichting volgens conclusie 11,met het kenmerk,dat de vastzet-organen worden gevormd door kamvormige organen. 8702.2 60