NL8701388A - Afmeersysteem. - Google Patents

Description

τ NO 34393 *

Afmeersysteem.

De uitvinding heeft betrekking op een afmeersysteem, bestaande uit een drijvende inrichting, zoals een schip, een beweegbaar door middel 5 van ankerkettingen met de waterbodem verankerd lichaam, zoals een boei, welk lichaam bij verplaatsing weg van de neutrale stand een met de verplaatsing toenemende terugstelkracht kan leveren, alsmede uit een stijve arm tussen de drijvende inrichting en het lichaam, welke arm met de drijvende inrichting is verbonden door middel van een scharnier, dat 10 een horizontale scharnieras heeft, die loodrecht staat op de langsas van de drijvende inrichting.

Een dergelijk afmeersysteem is bekend bijvoorbeeld uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 8200358. Een op deze wijze met behulp van ankerkettingen afgemeerd schip wordt op zijn plaats gehouden 15 door de krachten in de ankerkettingen. Deze worden bij verplaatsing, althans aan de kant die afgekeerd is van de verplaatsingsrichting, strakker getrokken. De krachten in deze kettingen nemen dan toe en zorgen zo voor de terugstelling.

Ankerkettingen worden echter ook belast door de verticale bewegin-20 gen van het schip. Gaat de boeg naar beneden dan dalen de kettingen en daalt ook de spanning in deze kettingen. Gaat de boeg omhoog dan gaan de kettingen mee en stijgt de spanning. Onder normale weersomstandigheden is dat geen probleem. Bij slecht weer, in het bijzonder bij zelden voorkomende zware stormen, bewegen de kettingen over grote afstanden mee.

25 Bij een verticale verplaatsing van de boeg van bijvoorbeeld 20 meter betekent dit dat de maximale verplaatsing van de kettingen zelfs het dubbele kan bedragen, gemeten tussen de laagste stand waarbij de kettingen slap hangen en de strak getrokken stand. Daarbij treden in een kort tijdsbestek van bijvoorbeeld 15 tot 20 seconden in de kettingen zeer 30 hoge krachten op, die groter kunnen zijn dan de krachten, die optreden wanneer een ketting strak wordt getrokken.

Het gaat hierbij om de in de kettingen optredende dynamische krachten, zoals de bij versnelling optredende krachten of kettingen, die niet alleen massa hebben, maar ook weerstand ondervinden tegen bewegen 35 in het water.

De uitvinding beoogt nu hiervoor een oplossing te verschaffen en dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat de arm één geheel vormt met een hefboom, die zich bevindt aan de van de ankerkettingen afgekeerde zijden van het horizontale scharnier, welke hefboom 8701388 r 2 door een naar beneden gerichte kracht wordt gehouden tegen een aanslag, welke kracht een zodanige omvang heeft, dat hij deze hefboom vast tegen de aanslag houdt zolang de inde ankerkettingen optredende krachten voortvloeiende uit de verticale bewegingen van het schip een bepaalde 5 waarde niet overschrijden.

Zodra zich omstandigheden voordoen, die deze extra zware belastingen van de kettingen teweeg kunnen brengen, wordt de kracht overwonnen, die de hefboom en daarmede de arm, vasthield. De arm kan nu wel scharnieren waardoor de in de kettingen optredende krachten worden gerela-10 teerd aan de kracht, die op de hefboom werkt. Deze kracht limiteert daarmee de spanningen, die in de kettingen kunnen optreden.

Dit heeft o.a. tot consequentie, dat lichtere kettingen kunnen worden toegepast.

Opgemerkt wordt, dat een afmeer inrichting met aan de boeg van het 15 schip een stijve arm, die via een draaitafel is gekoppeld met ankerkettingen op zichzelf bekend is bijvoorbeeld uit het Europese octrooi-schrift 0 059 499. Hierbij doet zich het aan de uitvinding ten grondslag liggende probleem echter nog in sterkere mate voor.

Bij voorkeur wordt de kracht geleverd door een gewicht op de 20 hefboom, in het bijzonder een gewicht ter plaatse van de aanslag.

De kracht kan echter ook op andere wijze worden geleverd en de aanslag kan zich ook op een andere plaats bevinden dan de plaats waar de kracht aangrijpt.

Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan de kracht 25 wegneembaar zijn, bijvoorbeeld door een afneembaar gewicht toe te passen resp. het gewicht te laten bestaan uit waterballast. Ter plaatse van het gewicht bevindt zich dan een reservoir dat met water is gevuld en is voorzien van middelen voor het laten leeglopen van het reservoir resp. het vullen.

30 Heft men de kracht op dan is koppeling met een op het water drijvende boei zeer eenvoudig te verwezenlijken.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht een eerste uitvoeringsvorm 35 van het afmeersysteem volgens de uitvinding.

Fig. 2. toont schematisch in zijaanzicht een tweede uitvoeringsvorm.

Fig. 3 is een bovenaanzicht van fig. 2.

Fig. 1 toont een drijvende inrichtingt in de vorm van een tanker 1, 8701388 3 die samen met de als kolom uitgevoerde boei 2 en de verbindingsarm 3 het afmeersysteem vormt. De boei 2 heeft aan het ondereinde een krans 4 met kettingstoppers voor ankerkettingen 5, die lopen nar ankers, die grijpen in de zeebodem. Tussen het boveneinde van de boei 2 en de arm 3 5 bevindt zich een universeel scharnier 6. De arm 3 is met de tanker 1 verbonden via een horizontaal scharnier 7.

De arm 3 heeft nu overeenkomstig de uitvinding een verlenging 8, waarin een gewicht 9 is aangebracht.

De romp van de tanker is bij 10 voorzien van een aanslag die kan 10 zijn bekleed met elastisch materiaal.

In de getoonde uitgangsstand rust de verlenging 8 van de arm met het gewicht 9 op de aansslag 10.

Vindt een verplaatsing plaats in opwaartse richting, zoals aangegeven met de pijl K, al of niet in combinatie met een verplaatsing 15 naar rechts in fig. 1, dan zullen de ankerkettingen 5 strakker worden getrokken als aangegeven met de lijn 5'. Vindt een verplaatsing in dalende richting plaats dan dalen de kettingen naar de stand aangegeven met 5".

Tijdens normale golfbewegingen zijn de kettingen in staat deze 20 bewegingen te volgen en gedraagt de arm 3 met verlenging 8 zich als een stijve arm doordat de verlenging 8 door het gewicht 9 tegen de aanslag 10 wordt gehouden.

Wordt een van te voren bepaalde grenswaarde echter overschreden, bijvoorbeeld doordat als gevolg van een zware storm zeer hoge golven 25 optreden, dan zal de door het gewicht 9 geleverde kracht worden overwonnen en kantelt de arm naar de schematisch met 3' aangegeven stand in welk geval de spanning in de ankerkettingen 5 afhankelijk van het koppel dat door het gewicht 9 over het scharnier 7 wordt uitgëoefend.

De uitvoeringsvorm van fig. 2 verschilt van die van fig. 1 alleen 30 doordat de verankering uitsluitend wordt gevormd door ankerkettingen 11, die hangen aan een draaitafel 12, die draaibaar om een verticale as 13 eventueel ontkoppelbaar is bevestigd aan de arm 3, die weer scharniert om het scharnier 7 en een verlenging 8 heeft met gewicht 9, dat rust op de aanslag 10. Ook bij deze uitvoeringsvorm gedraagt de arm 3 zich als 35 een stijve arm totdat de spanning in de ankerketting 11 een waarde heeft bereikt, die tot gevolg heeft, dat de arm om het scharnier 7 gaat zwaaien.

Het in fig. 3 getoonde bovenaanzicht dient alleen om aan te geven, dat de arm 3 kan zijn uitgevoerd als vork met de voorbij het scharnier 7 8701388 ‘ 4 naar achteren gerichte verlengingen 8 ter weerszijden van de boeg van het schip en met de aanslagen 10 ter weerszijden van de boeg via een horizontaal scharnier 7.

De arm 3 heeft nu overeenkomstig de uitvinding een verlenging 8, 5 waarin een gewicht 9 is aangebracht.

De romp van de tanker is bij 10 voorzien van een aanslag die kan zijn bekleed met elastisch materiaal.

In de getoonde uitgangsstand rust de verlenging 8 van de arm met het gewicht 9 op de aansslag 10.

10 Vindt een verplaatsing plaats in opwaartse richting, zoals aangege ven met de pijl K, al of niet in combinatie met een verplaatsing naar rechts in fig. 1, dan zullen de ankerkettingen 5 strakker worden getrokken als aangegeven met de lijn 5'. Vindt een verplaatsing in dalende richting plaats dan dalen de kettingen naar de stand aangegeven met 5M. 15 Tijdens normale golfbewegingen zijn de kettingen in staat deze bewegingen te volgen en gedraagt de arm 3 met verlenging 8 zich als een stijve arm doordat de verlenging 8 door het gewicht 9 tegen de aanslag 10 wordt gehouden.

Wordt een van te voren bepaalde grenswaarde echter overschreden, 20 bijvoorbeeld doordat als gevolg van een zware storm zeer hoge golven optreden, dan zal de door het gewicht 9 geleverde kracht worden overwonnen en kantelt de arm naar de schematisch met 3' aangegeven stand in welk geval de spanning in de ankerkettingen 5 afhankelijk van het koppel dat door het gewicht 9 over het scharnier 7 wordt uitgeoefend.

25 De uitvoeringsvorm van fig. 2 verschilt van die van fig. 1 alleen doordat de verankering uitsluitend wordt gevormd door ankerkettingen 11, die hangen aan een draaitafel 12, die draaibaar om een verticale as 13 eventueel ontkoppelbaar is bevestigd aan de arm 3, die weer scharniert om het scharnier 7 en een verlenging 8 heeft met gewicht 9, dat rust op 30 de aanslag 10. Ook bij deze uitvoeringsvorm gedraagt de arm 3 zich als een stijve arm totdat de spanning in de ankerketting 11 een waarde heeft bereikt, die tot gevolg heeft, dat de arm om het scharnier 7 gaat zwaaien.

Het in fig, 3 getoonde bovenaanzicht dient alleen om aan te geven, 35 dat de arm 3 kan zijn uitgevoerd als vork met de voorbij het scharnier 7 naar achteren gerichte verlengingen 8 ter weerszijden van de boeg van het schip en met de aanslagen 10 ter weerszijden van de boeg.

Het gewicht 9 kan bestaan uit een met water gevuld reservoir.

Laat men dit leeglopen dan zwaait de arm naar beneden en maakt koppeling met een drijvend lichaam 2 resp, 12 mogelijk.

8701388

Claims (5)

1. Afmeersysteem, bestaande uit een drijvende inrichting, zoals een schip, een beweegbaar door middel van ankerkettingen met de waterbodem verankerd lichaam, zoals een boei, welk lichaam bij verplaatsing weg van de neutrale stand een met de verplaatsing toenemende terugstelkracht kan 5 leveren, alsmede uit een stijve arm tussen de drijvende inrichting en het lichaam, welke arm met de drijvende inrichting is verbonden door middel van een scharnier, dat een horizontale scharnieras heeft, die loodrecht staat op de langsas van de drijvende inrichting, met het kenmerk, dat de arm één geheel vormt met een hefboom, dat zich bevindt aan 10 de van de ankerkettingen afgekeerde zijden van het horizontale scharnier, welke hefboom door een naar beneden gerichte kracht wordt gehouden tegen een aanslag, welke kracht een zodanige omvang heeft, dat hij deze hefboom vast tegen de aanslag houdt zolang de in de ankerkettingen optredende krachten voortvloeiende uit de verticale bewegingen van 15 het schip een bepaalde waarde niet overschrijden.

2. Afmeersysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kracht wordt geleverd door een gewicht op de hefboom.

3. Afmeersysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kracht ophefbaar is.

4. Afmeersysteem volgens conclusies 2 en 3, met het kenmerk, dat het gewicht wegneembaar is.

5. Afmeersysteem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het gewicht wordt gevormd door waterballast. 8701388