NL8701049A - Inrichting voor het rooien van op regels geplaatste bol- of knolgewassen, bijvoorbeeld bloembollen. - Google Patents

Description

P & c *

. W 6568-1 Ned.dB/LdB

-1- J Korte aanduiding: Inrichting voor het rooien van op regels geplaatste bol- of knolgewassen, bijvoorbeeld bloembollen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het rooien van op regels geplaatste bol- of knolgewassen, bijvoorbeeld bloembollen, welke inrichting in de richting van de regels voortbeweegbaar is.

Dergelijke inrichtingen in de vorm van een ploeg zijn bekend. Deze 5 graaft de bollen uit en werpt ze zijwaarts af. Later worden zij met de hand opgenomen en eveneens met de hand van aanhangende grond ontdaan. Er zijn ook inrichtingen bekend waarbij het ploegijzer de bollen op een transportband afwerpt, die op een wagen achter de ploeg is aangebracht.

Op deze wagen nemen dan naast de band een aantal personen plaats die de 10 aangevoerde bollen van de grond ontdoen en in op de wagen geplaatste kisten werpen.

Dit is een arbeidsintensieve en tijdrovende wijze van werken, mede doordat behalve de bollen veel aanhangende grond en stenen worden opgenomen, speciaal bij zwaardere gronden als klei en dergelijke. Daarbij ontstaan 15 vaak onoplosbare problemen.

De uitvinding beoogt het verschaffen van een inrichting die automatisch werkt en waardoor zoveel mogelijk alleen de bollen zonder de omringende grond worden gerooid.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de inrichting is ge-20 kenmerkt door dwars op de voortbewegingsrichting, op onderlinge afstand gelijk aan de regeldwarsafstand, aangebrachte paren vertikale snijorganen, waarbij tussen elk paar tenminste een dwarsmes, in hoofdzaak dwars op de snijorganen lopend, is bevestigd, waarbij aan de inrichting organen zijn aangebracht voor het nauwkeurig uitgelijnd houden van de plaats van de snij-25 organen ten opzichte van de hartlijnen van de regels en voor het op een vaste diepte houden van de as ten opzichte van het maaiveld.

De snij-organen en dwarsmessen snijden als het ware alleen de bol, met zo weinig mogelijk aanhangende grond, uit.

Om de inrichting geschikt te maken voor verschillende soorten gewassen 30 of bollen is het gunstig wanneer de onderlinge afstand van een paar snijorganen, evenals de vertikale plaats van het dwarsmes tussen de snijorganen, instelbaar is.

Het is ook mogelijk een of meer paren snijorganen als afzonderlijke eenheden voor verschillende bolsoorten te construeren. De tussenafstand van 35 de zaagbladen kan per stel voor bijvoorbeeld irissen en crocussen ongeveer 8 cm en voor tulpen 10 of 12 cm bedragen. Deze paren snijorganen worden dan verwisselbaar op de gewenste afstand aan een aandrijfas bevestigd.

8701049 τ s -2-

Een effectieve vorm van snij organen heeft men wanneer de snijorganen elk bestaan uit een vast op een aandrijfbare dwarsas van de inrichting bevestigd cirkelzaagbladvormig mes.

Het is ook mogelijk de snij organen uit te voeren als vast in de in-5 richting gemonteerde messen, kouters of zaagbladen.

Voor de verdere behandeling van de uitgegraven bollen kan volgens de uitvinding achter elk paar snijorganen, aansluitend op de dwarsdoorsnede begrensd door dit paar en twee tegenover elkaar liggende dwarsmessen, een kokervormig, naar achteren omhoog hellend stationair opvoerorgaan zijn aan-10 gebracht.

De verdere reiniging van de bollen kan worden verkregen wanneer achter de opvoerorganen een of meer naast elkaar gelegen, cilindrische of kegelvormige en om de hartlijn ervan roterend aandrijfbare, van openingen en van een inwendig gelegen schroefgeleiding voorziene reinigingstrommels zijn 15 aangebracht.

Tenslotte kunnen de bollen verder worden gereinigd, ontdaan van aangegroeide onvolwassen kleine bollen (klisters) en/of losse ’schillen' en afgevoerd in kisten wanneer achter de reinigingstrommels horizontale staven of buizen met ronde doorsnede evenwijdig aan elkaar in de voortbewegings-20 richting van de inrichting zijn aangebracht, op onderlinge dwarsafstand die afhankelijk van de produktgrootte instelbaar, waarboven dwars er op roteerbare flexibele borstelelementen zijn gemonteerd.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de 25 uitvinding zeer schematisch is weergegeven.

Fig. 1 toont een as met twee paren cirkelzaagbladvormige snijorganen.

Fig. 2 is een vooraanzicht op een paar snijorganen met dwarsmes, in de werkstand in de grond.

Fig. 3 toont een zij-aanzicht van de inrichting met snij-organen, 30 opvoerkoker, reinigingstrommel en borstelinrichting.

Fig. 4 toont in het bovendeel een bovenaanzicht en in het onderste deel een aanzicht van rechts in fig. 3 op de reinigingsborstels.

Fig. 1 toont een deel van de aandrijfbare as 1 van de rooi-inrichting, welke bijvoorbeeld door een niet weergegeven aandrijfmotor aandrijfbaar is. 35 Op dit asdeel zijn twee paren snijorganen 2 vast aangebracht.

In de weergegeven uitvoeringsvorm bestaat elk snij-orgaan uit een cirkelzaagbladvormig mes.

Een gebruikelijke wijze van planten van bloembollen is bijvoorbeeld die waarbij bollen op langsrijen of regels worden gezet die een onderlinge 40 hartafstand van ongeveer 25 cm hebben en waarbij zes van deze regels in 8707049 » —3— Si dwarsrichting worden gescheiden van een volgend stel van zes regels door een looppad met een breedte van ongeveer 40 cm. De messen van een paar worden bijvoorbeeld op een onderlinge afstand van 10 cm geplaatst, welke afstand geschikt is voor het rooien van tulpen- en hyacintenbollen. In het 5 geschetste geval zijn dus op de as 1 zes paren van snijorganen 2 gemonteerd.

Tussen de zaagbladen 2 van een paar is tenminste dén en in het weergegeven geval zijn twee dwarsmessen 3 aangebracht. Deze dienen voor het verkruimelen van de grond boven de bollen, zodat deze grond niet aan de bollen blijft hangen bij het rooien. De dwarsmessen 3 kunnen, zoals weerge-10 geven, een enigszins gebogen, maar ook een rechte vorm hebben. Om de rooi-inrichting voor verschillende soorten gewassen te kunnen gebruiken, zijn bij voorkeur de dwarsmessen 3 radiaal verstelbaar aangebracht, hetgeen is aangeduid door de geleidingen 4 aan het linker zaagblad van het rechter paar in fig. 1. Bij voorkeur zijn in de zaagbladen op verschillende 15 radiale afstanden liggende gleuven aangebracht. Door de draaiing klemmen de dwarsmessen zich daarin vast. Tegenover schroeven en dergelijke biedt deze bevestiging het voordeel dat geen grond daaraan samenklondert.

Uit fig. 2 ziet men dat bij gebruik de inrichting door het snijden van de snij-organen 2 zodanig diep in de grond wordt gebracht, dat de as 1 iets 20 boven het maaiveld 5 komt te liggen. De bollen bevinden zich gewoonlijk op zodanige diepte in de grond, dat de onderkant van de bol op ongeveer 12 cm diepte ligt. De snijorganen of cirkelzaagbladen 2 hebben dan een straal van ongeveer 12 cm, zodat de grond ruim onder de bollen wordt weggesneden.

De onderlinge afstand van een paar bedraagt, zoals gezegd, ongeveer 10 cm.

25 De dwarsmessen 3 bevinden zich op een straal van ongeveer 8 cm(verstelbaar).

De beschreven inrichting kan als zelfstandige, op afzonderlijk aandrijf bare wielen gemonteerde eenheid worden uitgevoerd, maar ook als een aanhanginrichting voor een trekker. De inrichting is ook bruikbaar wanneer de bollen niet op regels in de grond zijn geplaatst, maar in op de grond 30 gelegde ruggen. De maten en afstanden zijn dan overeenkomstig.

Het is ook mogelijk de snijorganen uit te voeren in de vorm van vaste messen, al of niet schuin gesteld in de voortbewegingsrichting, welke messen eventueel van een zaagsnede kunnen zijn voorzien. Ook kunnen messen zijn aangebracht aan stervormig rond de as geplaatste pennen. Zij moeten van 35 hard materiaal vervaardigd zijn, zodat stenen of hout in de grond geen beletsel vormen.

Roterende messen verdienen de voorkeur, roterend met vrij hoog toerental, bijvoorbeeld 3000 toeren per minuut.

Om het rooien zo veel mogelijk te automatiseren, wordt de beschreven 40 inrichting, die dus vrijwel alleen de bollen zonder omgevende grond uit- 8701 049 -4- snijdt, gevolgd door aan de inrichting gemonteerde verdere bewerkingsorga-nen. Dit is weergegeven in fig. 3. Beschouwd in de voortbewegingsrichting, in fig. 3 naar links, is achter elk paar snij organen 2 een kokervormige opvoergoot 6 vast aangebracht, waarvan de dwarsdoorsnede ongeveer overeen-3 komt met het gedeelte van fig. 2, begrensd door het dwarsmes 3, de beide zaagbladen 2 en een lijn door de buitenranden van de snijorganen 2, in fig. 2 onder de getekende bol 7 met een stippellijn aangegeven. De onderrand van de koker moet snijdend vermogen hebben. De opvoerkokers 6 hellen geleidelijk iets van voor naar achteren omhoog.

10 Achter elke opvoerkoker 6 of achter een stel van zes naast elkaar gelegen kokers is een reinigingstrommel 8 aangebracht. Deze trommel is roteerbaar om een as 9 en bestaat in het weergegeven geval uit evenwijdig aan de as verlopende spijlen 10, welke op regelmatige afstanden over de omtrek zijn verdeeld. Binnen deze spijlen en daar tegenaan liggend, is een 15 schroeflijnvormige geleiding 11 gemonteerd waardoor, mede door de rotatie van de trommel 8, de bollen met aanhangende grond schroeflijnvormig langs de binnenomtrek van de trommel van voren naar achteren worden bewogen.

Door de aanraking met de spijlen 10 wordt de aanhangende grond afgewreven en valt door de spijlen omlaag. Het zou mogelijk zijn de trommel te laten 20 stilstaan, waarbij dan het transport door de schroefgeleiding 11 wordt uitgevoerd onder invloed van de druk op het in de opvoerkokers 6 bewegende materiaal, veroorzaakt door de achter de messen 2 opgeschepte grond. De trommel 8 kan ook kegelvormig worden uitgevoerd met de grootste diameter aan het begin of linker einde omdat gaande naar achteren steeds meer grond 25 worddt verloren. Behalve uit spijlen kunnen de trommels bestaan uit metaalplaat, dat op geschikte wijze van perforaties is voorzien. De as 9 van de trommel of trommels loopt in het verlengde van het einde van de opvoerkoker 6 en helt daarbij, van voren naar achteren gaand, eveneens omhoog, zodat het achtereinde zich op een geschikte afstand boven de grond bevindt. 30 Op de trommels 8 sluit een verdere reinigings- en transportinrichting aan, bestaande uit buizen of stangen 12, horizontaal gemonteerd in de langs-richting van de inrichting. Deze buizen of stangen hebben bij voorkeur een ronde dwarsdoorsnede en kunnen al of niet om hun hartlijn roteren. De onderlinge afstand van de rollen 12 moet aangepast zijn aan de grootte van de 35 te behandelen bollen en is bij voorkeur in dwarsrichting instelbaar. Bollen van accepteerbare afmetingen mogen niet tussen de rollen naar omlaag vallen, aanhangende kleine bolletjes of klisters en grond, resp. schillen wel.

Om daarbij het transport over de buizen naar achteren te verkrijgen, zijn boven de buizen 12 in dwarsrichting verlopende borstels 13 met lange 40 flexibele pennen of bladen en afgeronde punten geplaatst, die om hun 8701049 * ^ -5- dwarsassen roterend worden aangedreven. Deze borstels verplaatsen de bollen over de stangen 12 naar achteren, waarna zij in fusten of kisten of andere opvangbekken 14 vallen. Met pijlen 15 is in fig. 3 de naar omlaag vallende grond met klisters enzovoort aangeduid.

5 Voordat de rooimachine in werking wordt gesteld zal in de meeste geval len het loof vooraf moeten worden verwijderd. Dit kan gelijktijdig met het rooien plaatsvinden door voor de snijorganen 2 een bekende loofklapper of hakselaar aan de rooimachine te bouwen. Het loof kan natuurlijk ook vooraf als aparte bewerking met een loofklapper aan een trekker worden 10 verwijderd. Er moet echter een rest loof boven de grond uitstekend behouden blijven om de plaats van de te rooien regels voor het besturen van de inrichting te kunnen waarnemen.

Voor het goed werken van de inrichting is nauwkeurige besturing noodzakelijk. Bij aandrijving met een trekker kan dit met de trekker 15 worden gerealiseerd. Bij toepassing als zelfaangedreven rooimachine kan besturing van de plaats van de zaagbladen 2 langs mechanische of electro-nische weg of met lasertechniek worden uitgevoerd.

20 ----------------- 8701049

Claims (9)

1. Inrichting voor het rooien van op regels geplaatste bol- of knolgewassen, bijvoorbeeld bloembollen, welke inrichting in de richting van de regels voortbeweegbaar is, gekenmerkt door dwars op de voortbewegings-richting, op onderlinge afstanden gelijk aan de regeldwarsafstand aange- 5 brachte paren vertikale snijorganen (2), waarbij tussen elk paar tenminste één dwarsmes (3), in hoofdzaak dwars op de snijorganen (2) lopend is bevestigd, waarbij aan de inrichting organen zijn aangebracht voor het nauwkeurig uitgelijnd houden van de plaats van de snijorganen (2) ten opzichte van de hartlijnen van de regels en voor het op een vaste diepte 10 houden van de as (1) van de snijorganen (2) ten opzichte van het maaiveld.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand van een paar snijorganen (2), evenals de vertikale plaats van het dwarsmes (3) tusen de snijorganen (2), instelbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 15 snijorganen elk bestaan uit een vast op een aandrijfbare dwarsas (1) van de inrichting bevestigd cirkelzaagbladvormig mes (2).

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de snijorganen vast in de inrichting gemonteerde messen, kouters of zaagbladen zijn.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat achter elk paar snijorganen (2), aansluitend op de dwarsdoorsnede begrensd door dit paar en een dwarsmes, een kokervormig, naar achteren omhoog hellend stationair opvoerorgaan (6) is aangebracht.

6* Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat achter de 25 opvoerorganen (6) één of meer naast elkaar gelegen, cilindrische of kegelvormige en om de hartlijn ervan roterend aandrijfbare, van openingen en van een inwendig gelegen schroeflijngeleiding (11) voorziene reinigings-trommels (8) zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de reinigings- 30 trommels (8) bestaan uit cilinders, gevormd door volgens beschrijvende lijnen lopende staven of spijlen (8).

8. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat in de reinigingstrommels (8) naar binnen stekende, elastisch meegevende grond-fijnmaakelementen zijn bevestigd.

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat achter de reinigingstrommels (8) horizontale staven of buizen (12) met 8701043 % * « -7- ronde doorsnede evenwijdig aan elkaar in de voortbewegingsrichting van de inrichting zijn aangebracht, op onderlinge dwarsafstand, die afhankelijk van de produktgrootte instelbaar is, waarboven dwars erop roteerbare en flexibele borstelelementen (13) zijn gemonteerd. 5 8701049