NL8603043A - MOWER. - Google Patents

MOWER. Download PDF

Info

Publication number
NL8603043A
NL8603043A NL8603043A NL8603043A NL8603043A NL 8603043 A NL8603043 A NL 8603043A NL 8603043 A NL8603043 A NL 8603043A NL 8603043 A NL8603043 A NL 8603043A NL 8603043 A NL8603043 A NL 8603043A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
shaft
drive shaft
gearbox
mowing
pin
Prior art date
Application number
NL8603043A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL7305887A external-priority patent/NL7305887A/xx
Priority claimed from NL8201507A external-priority patent/NL8201507A/en
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8603043A priority Critical patent/NL8603043A/en
Publication of NL8603043A publication Critical patent/NL8603043A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/664Disc cutter bars

Description

C. van der Lely N.V., Maasland.C. van der Lely N.V., Maasland.

MAAIMACHINEMOWER

De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine met om opwaarts gerichte draaiingsassen draaibare maai-organen, die aan een draagbalk zijn aangebracht, die voor althans nagenoeg elk maaiorgaan een bak met overbrengings-5 organen omvat, in welke bak een met het maaiorgaan verbonden drager is gelegerd, die door middel van de overbrengings-organen met zich door de draagbalk uitstrekkende aandrijf-middelen is gekoppeld, welke aandrijfmiddelen zich in ' de lengterichting van de draagbalk door de bakken uitstrekken. 10 Een machine van deze sooirt is bekend uit hetThe invention relates to a mowing machine with mowing members rotatable about upwardly rotating rotational axes, which are arranged on a supporting beam, which comprises, for at least almost every mowing device, a container with transmission elements, in which container a carrier connected to the mowing device is mounted. which is coupled by means of the transmission members to drive means extending through the support beam, which drive means extend through the trays in the longitudinal direction of the support beam. 10 A machine of this kind is known from the

Duitse Offenlegungsschrift 2007716.German Offenlegungsschrift 2007 716.

Een doel van de uitvinding is een machine van bovengenoemde soort op gunstige wijze te kunnen fabriceren. Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de 15 aandrijfmiddelen een enkele aandrijfas omvatten, die zich door de bakken van althans nagenoeg alle maaiorganen uitstrekt en in elke bak zich door een opening uitstrekt van een overbrengingsorgaan dat onafhankelijk van de aandrijfas in de tandwielbak is gelegerd, welke opening zich in de 20 lengterichting van de maaibalk door de bak uitstrekt en waarbij de aandrijfas althans in een gedeelte van de opening is gelegen en met de opening in doorsnede onrond is gevormd voor de aandrijvende verbinding van de aandrijfas met het overbrengingsorgaan.An object of the invention is to be able to manufacture a machine of the above type in an advantageous manner. According to the invention this can be achieved in that the drive means comprise a single drive shaft, which extends through the trays of at least all mowing members and in each tray extends through an opening of a transmission member which is mounted independently of the drive shaft in the gearbox, the opening extending in the longitudinal direction of the cutter bar through the bucket and wherein the drive shaft is located at least in a part of the opening and with the opening in cross-section is formed for the driving connection of the drive shaft to the transmission member.

25 Bij deze constructie is de montage van de draag balk met de maaiorganen eenvoudig uit te voeren daar de bakken met de overbrengingsorganen geheel voorgefabriceerd kunnen worden, terwijl de aandrijfas onafhankelijk daarvan in de draagbalk aan te brengen is.With this construction, the mounting of the support beam with the mowing members is easy to carry out, since the trays with the transfer members can be completely prefabricated, while the drive shaft can be arranged independently in the support beam.

30 Een gunstige ondersteuning van het overbrengings orgaan dat met de aandrijfas is verbonden wordt hierbij verkregen door de beide einden van dit overbrengingsorgaan te legeren in in de bak aangebrachte legers.A favorable support of the transmission member which is connected to the drive shaft is hereby obtained by alloying the two ends of this transmission member in bearings arranged in the container.

8603043 ·, V +' - 2 - ,8603043, V + '- 2 -,

De uitvinding zal nader worden uiteengezet aan de hand van de volgende figuren.The invention will be explained in more detail with reference to the following figures.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van een aan een trekker bevestigde machine volgens de uitvinding.Fig. 1 is a top plan view of a tractor-mounted machine according to the invention.

5 Fig. 2 is een achteraanzicht van de machine volgens fig. 1, volgens de pijlen II-II in fig. 1.FIG. 2 is a rear view of the machine of FIG. 1, according to arrows II-II in FIG. 1.

Fig. 3 is, gezien in bovenaanzicht, gedeeltelijk een doorsnede en gedeeltelijk een aanzicht volgens de pijlen III-III in fig. 2.Fig. 3 is, in plan view, partly a section and partly a view according to arrows III-III in fig. 2.

10 Fig. 4 is een achteraanzicht van het deel van de machine volgens fig, 3.FIG. 4 is a rear view of the part of the machine of FIG. 3.

Fig. 5 is een in de rijrichting gelegen doorsnede door V een maairotor volgens de pijlen V-V in fig. 1.Fig. 5 is a sectional view through V of a mowing motor according to arrows V-V in FIG. 1.

Fig. 6 is, gezien in bovenaanzicht, een doorsnede van 15 de aandrijving van een maairotor volgens de pijlen VI-VI in fig. 5.Fig. 6 is a sectional view of the drive of a mowing motor according to arrows VI-VI in fig. 5, seen in top view.

Fig. 7 is een bovenaanzicht van een maaimes volgens de pijl VII in fig, 5.Fig. 7 is a top plan view of a cutting blade according to the arrow VII in FIG. 5.

Fig. 8 is een vooraanzicht van een maaimes volgens de 20 pijl VIII in fig. 7·Fig. 8 is a front view of a cutting blade according to the arrow VIII in FIG. 7

Fig. 9 is een bovenaanzicht van een tweede uitvoerings-voorbeeld van een maaimes volgens de pijl VII in fig. 5.Fig. 9 is a top plan view of a second exemplary embodiment of a cutting blade according to the arrow VII in FIG. 5.

Fig. 10 is een bovenaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een maaimes volgens de pijl VII in fig. 5.Fig. 10 is a top plan view of a third embodiment of a cutting blade according to the arrow VII in FIG. 5.

£ 25 Fig. 11 is gedeeltelijk een doorsnede en gedeeltelijk een aanzicht van het maaimes volgens fig. 10 en zijn bevestiging.£ 25 Fig. 11 is partly a sectional view and partly a view of the mowing blade of FIG. 10 and its mounting.

Fig. 12 is gedeeltelijk een bovenaanzicht en gedeeltelijk een doorsnede van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een deel van de machine volgens fig. 1.Fig. 12 is partly a plan view and partly a section of a second exemplary embodiment of a part of the machine according to FIG. 1.

30 Fig. 13 is een doorsnede volgens de pijlen XIII-XIII in fig. 12.FIG. 13 is a section according to arrows XIII-XIII in FIG. 12.

Fig. 14 is een doorsnede volgens de pijlen XIV-XIV in fig. 12.Fig. 14 is a section according to arrows XIV-XIV in FIG. 12.

De machine is in hoofdzaak opgebouwd uit een bevesti-35 gingsdeel 1, een steunorgaan 2 en een draagbalk 3» die rotoren 4-7 draagt (fig. 1 en 2). Het bevestigingsdeel 1 omvat in hoofdzaak een bok 8, die de vorm heeft van een omgekeerde V of U en waarvan het symmetrievlak tijdens bedrijf samenvalt ___________________4.The machine is essentially composed of a mounting part 1, a support member 2 and a support beam 3 »which carries rotors 4-7 (fig. 1 and 2). The fastening part 1 mainly comprises a trestle 8, which has the shape of an inverted V or U and whose plane of symmetry coincides during operation.

8603043 * 3 - 3 - met tiet langssymmetrievlak van een de machine voortbewegende trekker 9· Nabij de beide vrije uiteinden van de bok 8 zijn horizontale, zich loodrecht op de rijrichting A uitstrekkende pennen 10 bevestigd, die gestoken zijn door gaten die nabij de 5 achterste uiteinden in de onderste hefarmen 11 van de hefin-richting van de trekker 9 zijn aangebracht, terwijl nabij het bovenste punt van de bok 8 bevestigingsmiddelen 12 zijn aangebracht, die kunnen worden gekoppeld aan het achterste uiteinde van een topstang 13, die tot de hef inrichting van de trek-10 ker 9 behoort. De uit een gebogen pijp bestaande bok 8 strekt zich tijdens bedrijf evenwijdig aan een ongeveer vertikaal, dwars op de rijrichting A gelegen vlak uit; deze stand kan ( echter worden gewijzigd, doordat de lengte van de topstang 13 instelbaar is. Nabij één der vrije uiteinden van de bok 8 is, 15 gerekend ten opzichte van de rijrichting A, achter deze bok een gaffel 14 bevestigd, die twee evenwijdige, op afstand boven elkaar gelegen, ongeveer horizontale platen omvat, in elk waarvan een gat zodanig is aangebracht, dat de hartlijnen van beide gaten in eikaars verlengde liggen en tijdens bedrijf 20 zodanig opwaarts zijn gericht, dat zij in het algemeen een kleine hoek met de vertikaal insluiten en evenwijdig aan een vlak lopen waaraan ook de bok 8 evenwijdig is, terwijl deze samenvallende hartlijnen zijn gelegen in een vertikaal, in de rijrichting A gelegen vlak. Deze hartlijnen vormen tevens de 25 hartlijn van een zwenkas 15, die gerekend vanaf zijn onderzijde C en gerekend in de rijrichting A, in het algemeen tijdens be drijf naar boven en iets naar voren is gericht. De zwenkas 15 ligt achter de bok 8 en nabij een van de vrije einden van de bok 8. On de zwenkas 15 is een koppelstuk 16 zwenkbaar gele-30 gerd, dat als legering dient voor een zwenkas 1?, die op korte afstand van de zwenkas 15 is aangebracht en waarvan de hartlijn de hartlijn van de zwenkas 15 loodrecht kruist. De zwenkas 17 is gelegen, gezien in achteraanzicht, tussen de zwenkas 15 en bet verticale langssymmetrievlak van de trekker. Om de zwenkas 35 17 is een steunpijp 18 zwenkbaar gelegerd, zodat de steunpyp 18 door middel van een de zwenkassen 15 en 17 omvattend uni-verseel-schamier is verbonden met de bok 8. De steunpijp 18 strekt zich vanuit de ruimte die aan de zijde van de gaffel 14 van het langssymmetrievlak van de trekker is gelegen, over 86030438603043 * 3 - 3 - With the longitudinal symmetry plane of a tractor moving the machine 9 · Horizontal pins 10, extending perpendicular to the direction of travel A, are mounted near the two free ends of the trestle 8 and are inserted through holes near the rear 5 ends are provided in the lower lifting arms 11 of the lifting device of the tractor 9, while fasteners 12 are arranged near the upper point of the trestle 8, which can be coupled to the rear end of a top link 13, which is part of the lifting device of the puller 10 9. The curved pipe trestle 8 extends during operation parallel to an approximately vertical plane transverse to the direction of travel A; this position can be changed, however, in that the length of the top rod 13 is adjustable. Near one of the free ends of the trestle 8, 15 calculated relative to the direction of travel A, a fork 14 is mounted behind this trestle, which two parallel, spaced one above the other, comprising approximately horizontal plates, in each of which a hole is arranged such that the centerlines of both holes are in line with each other and during operation 20 are directed upwards such that they are generally at a slight angle to the vertical enclose and run parallel to a plane to which the trestle 8 is also parallel, while these coinciding axes are located in a vertical plane, situated in the direction of travel A. These axes also form the axis of a pivot axis 15, calculated from its bottom C and counted in the direction of travel A, generally during operation upwards and directed slightly forward The pivot shaft 15 lies behind the trestle 8 and near one of the free ends of the In the trestle 8. On the pivot shaft 15 a coupling piece 16 is pivotally mounted, which serves as an alloy for a pivot shaft 1, which is arranged at a short distance from the pivot shaft 15 and whose center line is the center line of the pivot shaft 15 crosses. The pivot axis 17 is, seen in rear view, between the pivot axis 15 and the vertical longitudinal symmetry plane of the tractor. A supporting pipe 18 is pivotally mounted around the pivot shaft 17, so that the supporting pypsy 18 is connected to the trestle 8 by means of a universal joint comprising the pivot shafts 15 and 17. The supporting pipe 18 extends from the space which is at the side of the fork 14 is located on the longitudinal symmetry plane of the tractor, about 8603043

v Zv Z

- 4 - dit symmetrievlak uit naar de ruimte die aan de andere zijde van het langssymmetrievlak ligt en wel ongeveer tot aan het vertikale, in de rijrichting A gelegen begrenzingsvlak van de trekker 9, dat van de gaffel 14 is afgekeerd, terwijl de steun-5 pijp 18, gezien in bovenaanzicht, althans tijdens bedrijf, loodrecht op de rijrichting A is gelegen en, gezien in achteraanzicht zich vanaf de gaffel 14 schuin neerwaarts uitstrekt.- 4 - this plane of symmetry extends to the space which lies on the other side of the longitudinal plane of symmetry, approximately to the vertical boundary plane of the tractor 9, which faces away from the fork 14, in the direction of travel A. pipe 18, viewed in top view, at least during operation, is perpendicular to the direction of travel A and, viewed in rear view, extends obliquely from fork 14.

Aan het van de gaffel 14 af gekeerde vrije uiteinde van de bok 8 is een zich in horizontale richting voorwaarts en 10 schuin zijwaarts uitstrekkende uithouder 19 aangebracht. Tus-* sen het vrije uiteinde van deze uithouder 19 en de steunpijp 18 is een veiligheidsinrichting 20 aangebracht, die tijdens C normaal gebruik van de machine een achterwaartse verzwenking van het steun orgaan 2 verhindert, maar bij overschrijding van 15 bepaalde krachten op de draagbalk 3 of de rotoren 4-7 een achterwaartse verzwenking van het steunorgaan 2 en de draagbalk 3 om de zwenkas 15 toelaat. De veiligheidsinrichting 20 is op op zichzelf bekende wijze samengesteld. Tevens is om de van de gaffel 14 verst verwijderde pen 10 een tuimelaar 21 om 20 deze pen 10 verzwenkbaar aangebracht. Het voorste uiteinde van de tuimelaar 21 is tijdens bedrijf onder de betreffende hefarm 11 gestoken en is, in achterwaartse richting gerekend, opwaarts afgebogen, zodanig dat het achterste uiteinde ervan op afstand boven de steunpijp 18 ligt. Aan de achterzijde van ^ 25 de steunpijp 18 is een hefboom 22 om een ongeveer horizontale, in de rijrichting A gelegen zwenkas 23 zwenkbaar gelegerd, terwijl de uiteinden van de ongeveer L-vormig gebogen hefboom 22 door middel van stangen 24 resp. 25, kettingen of dergelijke verbonden zijn met het achterste uiteinde van de tuime-30 laar 21 resp. het bovenste vrije uiteinde van een star aan het nabij gelegen uiteinde van de draagbalk 3 bevestigde, opwaarts gerichte hefboom 26. Aan de steunpijp 18 is een ongeveer cilindrisch gevormd huis 27 gelegerd, dat de legering van een ingaande as 28 omvat en welk huis zodanig is opge-35 steld, dat zijn ongeveer horizontale symmetrieas ongeveer in het vertikale symmetrievlak van de trekker 9 is gelegen. De uitgaande as van het huis 27 ligt, gezien in bovenaanzicht, achter de steunpijp 18 en is aldaar voorzien van een meer- 8603043 ·» « -5 - voudige riemschijf 29, die draaibaar is om een evenwijdig aan de hartlijn van de zwenkas 17 gelegen draaiingsas. Het van de gaffel 14 af gekeerde uiteinde van de steunpijp 18 is voorzien van een gaffelstuk 30, waarin een tandwielkast 31 verzwenkbaar 5 is gelegerd om een evenwijdig aan de hartlijn van de zwenkas 17 gelegen zwenkas 32. De tandwielkast 31 en de star daaraan verbonden draagbalk 3 zijn dus can de zwenkas 32 verzwenkbaar ten opzichte van de steunpijp 18 van het steunorgaan 2. De tandwielkast 31 draagt aan zijn achterzijde een meervoudige riem-10 schijf 33» die ten opzichte van de riemschijf 29 zodanig is opgesteld, dat'de voor dezelfde riem bestemde groeven even ver verwijderd zijn van een vlak, dat loodrecht op hun onderling ζ evenwijdige draaiingsassen is gelegen. De riemschijven 29 en 33 bezitten in dit uitvoeringsvoorbeeld elk vier groeven bestemd 15 voor V-riemen 29A.At the free end of the trestle 8 facing away from the fork 14, a cantilever 19 extending horizontally forward and 10 obliquely laterally is arranged. Between the free end of this bracket 19 and the support pipe 18, a safety device 20 is arranged, which prevents normal backward pivoting of the support member 2 during C normal use of the machine, but when certain forces on the support beam 3 are exceeded. whether the rotors 4-7 permit a rearward pivoting of the support member 2 and the support beam 3 about the pivot axis 15. The safety device 20 is assembled in a manner known per se. A rocker arm 21 is also pivotally mounted about the pin 10 furthest from the yoke 14. The front end of the rocker arm 21 is inserted under the respective lifting arm 11 during operation and, in the rearward direction, it is bent upwards, such that the rear end thereof lies at a distance above the support pipe 18. At the rear side of the support pipe 18, a lever 22 is pivotally mounted about an approximately horizontal pivot shaft 23 located in the direction of travel A, while the ends of the approximately L-shaped bent lever 22 are mounted by means of rods 24 and 24 respectively. 25, chains or the like are connected to the rear end of the tumbler 21 and 21 respectively. the upper free end of a rigid upwardly directed lever 26 fixed to the adjacent end of the girder 3. An approximately cylindrical housing 27 is mounted on the support pipe 18, which housing comprises an input shaft 28 and which housing is such it is arranged that its approximately horizontal axis of symmetry is located approximately in the vertical plane of symmetry of the trigger 9. The output shaft of the housing 27, seen in plan view, lies behind the support pipe 18 and is there provided with a multi-pulley 29, which is rotatable about a parallel to the center axis of the pivot shaft 17 axis of rotation. The end of the support pipe 18 facing away from the fork 14 is provided with a fork piece 30, in which a gearbox 31 is pivotally mounted about a pivot shaft 32 located parallel to the center line of the pivot shaft 17. The gearbox 31 and the supporting beam rigidly connected thereto 3, the pivot shaft 32 can thus be pivoted relative to the support pipe 18 of the support member 2. The gearbox 31 carries at its rear a multiple belt pulley 33 which is arranged relative to the pulley 29 in such a way that the same belt grooves are equally distant from a plane perpendicular to their mutually parallel axes of rotation. In this exemplary embodiment, the pulleys 29 and 33 each have four grooves intended for V-belts 29A.

De tandwielkast 31 (fig. 3) is in het gaff elstuk 30 zwenkbaar gelegerd door middel van een astap 34 en een as 35, waarvan de hartlijnen in eikaars verlengde liggen en samenvallen met de zwenkas 32. Op de, gerekend ten opzichte van de 20 rijrichting A, achterzijde van de as 35 is de riemschijf 33 met behulp van een spie 36 bevestigd. De astap 34 is vast in de tandwielkast 31 aangebracht en steekt buiten de kast 31, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, naar voren uit; de astap 34 is op niet-getekende wyze, bijvoorbeeld door middel van 25 een bus, gelegerd in een legerplaat 37, die met behulp van C bouten 38 nabij een der vrije uiteinden van het gaffelstuk 30 is bevestigd. De as 35 is door middel van legers 39 in de tandwielkast 31 gelegerd, welke legers 39 zijn opgenomen in een legerbuis 40, dat met behulp van bouten 41 aan de tand-30 wielkast 31 is aangebracht. De as 35 steekt, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, aan de voorzijde van het legerbuis 40 uit en draagt op dit uiteinde een door middel van een spie 42 bevestigd conisch tandwiel 43· Aan de zijde van de steunpijp 18 is in de tandwielkast 31 een leger 44 zodanig bevestigd, 35 dat zyn hartlijn evenwijdig aan de hartlijn van de steunpijp 18 loopt en zich tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de astap 34 en de as 35 bevindt. Aan de tijdens bedrijf van de steunpijp 18 afgekeerde zijde van de tandwielkast 31 is een in vertikale richting langwerpig schotelvormig tandwielhuis 45 8603043 v *- - β - zodanig bevestigd, dat bet huis 45 met zijn. open zijde naar de tandwielkast 31 is gericht, terwijl een opwaarts gerichte sym-metrieas van het huis 45 zodanig is opgesteld, dat zij het verlengde van de hartlijn van het leger 44 snijdt. Het huis 45 is 5 door middel van bouten 46 met de tandwielkast 31 losneembaar verbonden. In het tandwielhuis 45 is een leger 47 aangebracht, waarvan de hartlijn in het verlengde ligt van die van het leger 44. In de legers 44 en 47 is een as 48 gelegerd, waarvan de hartlijn de hartlijnen van de astap 34 en van de as 35, welke 10hartlijnen, zoals vermeld, samenvallen met de zwenkas 32, loodrecht snijdt. Aan de van het leger 44 afgekeerde zijde is de as 48 over ongeveer de helft van zijn lengte voorzien van spieba-C nen 49. Op dit deel van de as 48 is een conisch tandwiel 50 aangebracht, dat van inwendige spiebanen is voorzien, die 15 corresponderen met de spiebanen 49. De as 48 en het conische tandwiel 50 zijn in gemonteerde toestand ten opzichte van de as 35 en het conische tandwiel 43 zodanig opgesteld, dat het tandwiel 50 in aangrijping in met het tandwiel 43. Tussen het leger 44 en het tandwiel 50 is een afstandsbus 51 om de as 48 20 aangebracht. Tussen de van het leger 44 af gekeerde zijde van het tandwiel 50 en de naar het leger 44 toegekeerde zijde van het leger 47 is een bus 52 om het spiebaangedeelte van de as 48 aangebracht. Het tandwiel 50 is dus door middel van de afstandsbus 51 en de bus 52 ten opzichte van de tandwielkast 31 ^ 25 en het huis 45 in de richting van de hartlijn van de as 48 ge fixeerd. Op de bus 52 is een recht tandwiel 53 gelast, dat -tussen het tandwiel 50 en het leger 47 is gelegen, en waarvan de steekcirkel groter is dan de buitenwerkse afmeting van de tandwielkast 31, 'gemeten in de richting van de zwenkas 32. De 30 bus 52 bezit, ten dienste van de aandrijving van het tandwiel 53, een inwendige vertanding, die correspondeert mèt de spiebanen 49 van de as 48. Het tandwielhuis 45 bezit een enigszins langwerpige vorm en is zodanig ten opzichte van de tandwielkast 31 opgesteld, dat de grootste afmeting zich in verti-35 kale richting uitstrekt, waarbij het tandwielhuis 45 zich ten dele onder de tandwielkast 31 uitstrekt. Het tandwielhuis 45 bezit een inwendige ruimte, die gemeten in vertikale richting, voor ongeveer 40fo van de vertikale afmeting van de tandwielkast 31 onder deze kast is gelegerd (fig. 4). 3n laatstbedoel- 8603043 - 7 - ί ? de ruimte is een recht tandwiel 54 opgesteld, waarvan de draai-ingsas evenwijdig aan de hartlijn van de as 48 is gelegen en welk tandwiel in aangrijping is met het tandwiel 53· De diameter van de steekcirkel van het tandwiel 54 bedraagt ongeveer 5 20?$ van die van het tandwiel 53. De hartlijn van de draaiings-as van het tandwiel 54 ligt ongeveer vertikaal beneden de hartlyn van de as 48. Aan de van de steunpijp 18 af gekeerde zijde van het tandwielhuis 45 zijn een aantal, bijvoorbeeld vier stuks, star aan het huis 45 bevestigde, van inwendige schroef-10 draad voorziene afstandsbussen 55 aangebracht, waarvan de van de tandwielkast 31 af gekeerde ee.ndvlakken in één zelfde vlak liggen, dat loodrecht op de hartlijn van de as 48 is gelegen.The gearbox 31 (fig. 3) is pivotally mounted in the fork piece 30 by means of a shaft journal 34 and a shaft 35, the axes of which are in line with each other and coincide with the pivot shaft 32. direction of travel A, the rear of the shaft 35 the pulley 33 is fastened with the aid of a key 36. The shaft journal 34 is fixedly mounted in the gearbox 31 and protrudes outside the box 31, with respect to the direction of travel A; the journal 34 is in a manner not shown, for instance by means of a bush, alloyed in an bearing plate 37, which is fastened by means of C bolts 38 near one of the free ends of the fork piece 30. The shaft 35 is mounted in the gearbox 31 by means of bearings 39, which bearings 39 are accommodated in a bearing tube 40, which is fitted to the gearbox 31 by means of bolts 41. Shaft 35 protrudes with respect to the direction of travel A at the front of bearing tube 40 and carries on this end a bevel gear 43 fixed by means of a key 42 · On the side of support pipe 18, gearbox 31 an bearing 44 mounted 35 so that its centerline is parallel to the centerline of the support pipe 18 and is located between the facing ends of the journal 34 and the shaft 35. On the side of the gearbox 31 facing away from the supporting pipe 18 during operation, a vertically elongated dish-shaped gear housing 45 8603043 is mounted in such a way that the housing 45 is. open side faces the gearbox 31, while an upward axis of symmetry of the housing 45 is arranged to intersect the extension of the centerline of the bearing 44. The housing 45 is detachably connected to the gearbox 31 by means of bolts 46. In the gear housing 45 there is arranged an bearing 47, the center line of which is in line with that of the bearing 44. In the bearings 44 and 47, a shaft 48 is mounted, the center line of which the axes of the shaft journal 34 and the shaft 35 which, as noted, coincide with the pivot axis 32 intersects perpendicularly. On the side remote from the bearing 44, the shaft 48 is provided with keyways 49 for approximately half of its length. On this part of the shaft 48 a bevel gear 50 is provided, which is provided with internal keyways, which correspond to the keyways 49. The shaft 48 and the bevel gear 50 in mounted condition with respect to the shaft 35 and the bevel gear 43 are arranged such that the gear 50 meshes with the gear 43. Between the bearing 44 and the gear 50 is provided with a spacer sleeve 51 about shaft 48. Between the side of the gear wheel 50 facing away from the bearing 44 and the side of the bearing 47 facing the bearing 44, a sleeve 52 is arranged around the keyway portion of the shaft 48. Thus, the gear wheel 50 is fixed in the direction of the center line of the shaft 48 by means of the spacer sleeve 51 and the sleeve 52 relative to the gearbox 31-25 and the housing 45. A straight gear 53 is welded to the sleeve 52, which is located between the gear 50 and the bearing 47, and the pitch circle of which is larger than the outer dimension of the gearbox 31, measured in the direction of the pivot shaft 32. The Bush 52, for the purpose of driving the gear 53, has an internal toothing corresponding to the keyways 49 of the shaft 48. The gear housing 45 has a somewhat elongated shape and is arranged relative to the gearbox 31 such that the largest dimension extends in the vertical direction, the gear housing 45 extending partly under the gear box 31. The gear housing 45 has an interior space, measured in the vertical direction, for about 40 fo of the vertical dimension of the gear box 31, is mounted under this box (Fig. 4). 3n last - 8603043 - 7 - ί? the space is a spur gear 54, the axis of rotation of which is parallel to the axis of the shaft 48 and which gear meshes with the gear 53 · The diameter of the pitch circle of the gear 54 is approximately 20. of that of the gear wheel 53. The axis of the axis of rotation of the gear wheel 54 lies approximately vertically below the center axis of the shaft 48. On the side of the gear housing 45 remote from the support pipe 18 there are a number, for example four pieces, Spacers 55 provided rigidly mounted on the housing 45 and provided with internal screw thread, the end faces of which face away from the gearbox 31 lie in the same plane, which is perpendicular to the axis of the shaft 48.

^ Op deze eindvlakken van de afstandsbussen 55 sluit een stijf montagedeksel 56 aan, dat met behulp van bouten 57 aan de af-15 standsbussen 55, en daarmede aan het tandwielhuis 45 is bevestigd. Het montagedeksel 56 is eveneens schotelvormig en zodanig opgesteld, dat de open zijde ervan om het tandwielhuis 45 heen ligt, terwijl de bodem van deze schotelvorm aan de van het leger 44 afgekeerde eindvlak van het tandwielhuis 45 is gele-20 gen en zich tevens loodrecht op de hartlijn van de as 45 uitstrekt. Het deksel 56 bezit een omgezette tand 53 ter verstijving van dit deksel.A rigid mounting cover 56 is connected to these end faces of the spacer bushes 55, which is fastened to the spacer bushings 55 by means of bolts 57, and thus to the gear housing 45. The mounting cover 56 is also saucer-shaped and arranged such that its open side lies around the gear housing 45, while the bottom of this saucer shape is located on the end face of the gear housing 45 remote from the bearing 44 and is also perpendicular to the axis of the shaft 45 extends. The lid 56 has a bent tooth 53 for stiffening this lid.

Het tandwiel 54 is draaibaar bevestigd in een leger 59 en is aangebracht op een zeskantige aandrijfas 60, waarvan de 25hartlija zich evenwijdig aan die van de as 48 uitstrekt. De aan-C- drijfas 60 is gelegen binnen een holle draagbalk 61, die de rotoren 4-7 draagt, stijf aan het ondereinde van het van de steunpijp 18 af gekeerde eindvlak van het montagedeksel 56 is bevestigd, en wel zodanig, dat gezien in horizontale richting, 30 de draagbalk 61 geheel beneden de onderste begrenzingslijn van de tand',vielkast 31 ligt. In gemonteerde toestand ligt de draagbalk 61 evenals de tandwielkast 31, fret tandwielhuis 45 en het montagedeksel 56 geheel buiten het van de gaffel 14 afgelegen vertikale, in de rijrichting A gelegen, begrenzingsvlak van de 35 trekker 9· De draagbalk 61 is zodanig aan het montagedeksel 56 bevestigd, dat de onderrand van de draagbalk 61 zich ongeveer ter hoogte van de onderrand van het montagedeksel 56, maar tijdens bedrijf iets hoger dan het grondoppervlak ligt.The gear wheel 54 is rotatably mounted in a bearing 59 and is mounted on a hexagonal drive shaft 60, the center axis of which extends parallel to that of the shaft 48. The C drive shaft 60 is located within a hollow support beam 61, which carries the rotors 4-7, is rigidly attached to the lower end of the end face of the mounting cover 56 facing away from the support pipe 18, such that seen in horizontal direction, the support beam 61 lies entirely below the lower boundary line of the tooth, casing 31. In mounted condition, the supporting beam 61, like the gearbox 31, fret gear housing 45 and the mounting cover 56, lie entirely outside the vertical boundary surface of the tractor 9 remote from the yoke 14. The supporting beam 61 is such on the mounting cover 56 confirms that the bottom edge of the joist 61 is approximately at the level of the bottom edge of the mounting cover 56, but slightly higher than the ground surface during operation.

De draagbalk 61 is opgebouwd uit, in dit geval, vier gelijke 8603043The support beam 61 is composed of, in this case, four equal 8603043

VV

- 8 - draagbalkdelen 62 - 65. Elk van deze delen 62 - 65 bezit, gezien in bovenaanzicht (fig. 1) een rechte achterrand, waarbij deze delen zodanig aan elkaar zijn bevestigd, dat deze rechte achterranden in eikaars verlengden zijn gelegen. Elk deel wordt 5 tevens begrensd door, tijdens bedrijf, in de rijrichting A gelegen, zich loodrecht op. deze achterrand uitstrefckende eind-vlakken. De delen 62 - 65 zijl aan deze eindvlakken aan elkaar bevestigd, respectievelijk met een dergelijk einvlak met het montagedeksel 56 bevestigd. De, gezien in bovenaanzicht, zich 10 tussen de eindvlakken uit strekkende voorrand van elk der delen 62 - 65 bezit nabij de beide eindvlakken van elk deel gedeelten die zich evenwijdig aan de rechte achterrand van elk deel £ uitstrekt, terwijl hier tussen een half cirkelvormig deel van de voorrand is gelegen, waarvan het middelpunt vóór de rechte, 15 nabij de eindvlakken gelegen delen van de voorrand ligt. De draagbalk 61 steekt vanaf het montagedeksel 56 in een richting vanaf de trekker buitenwaarts vrij uit in een richting loodrecht op de rijrichting A.- 8 - drawbeam parts 62 - 65. Seen in top view (fig. 1), each of these parts 62 - 65 has a straight rear edge, wherein these parts are attached to each other in such a way that these straight rear edges are in line with each other. Each part is also bounded by, during operation, located in the direction of travel A, perpendicular to. end surfaces that extend outwards from these trailing edges. The parts 62 - 65 are attached to each other at these end faces, respectively, and are secured with such an end face to the mounting cover 56. The front edge of each of the parts 62-65, which extends between the end faces, as seen in top view, has portions extending parallel to the straight rear edge of each part nabij near the two end faces of each part, while here between a semicircular part of the leading edge, the center of which is in front of the straight parts of the leading edge located near the end faces. The support beam 61 projects outwardly from the mounting cover 56 in a direction from the tractor in a direction perpendicular to the direction of travel A.

Elk van de delen 62 - 65 (zie deel 63 in fig. 5) is, 20 gezien in doorsnede, opgebouwd uit een holle bak 66, die aan de bovenzijde voor het grootste deel wordt afgesloten door een deksel 67» 71 dat in bovenaanzicht dezelfde vormgeving bezit als de in het voorgaande beschreven vormgeving van elk der delen 62 - 65. De bak 66 bezit een, gezien in doorsnede, 25 zich vanaf zijn achterrand naar onderen en naar voren uitstreken kende, gedeeltelijk bolvormige ondersteuning 68 die meer naar voren overgaat in een ongeveer vlakke bodem 69. De bodem 69 is, gerekend in voorwaartse richting, in lichte mate opwaarts af gebogen en gaat nabij de voorrand over in een opwaartse rand, 30 waarvan het eindvlak ligt in een bovenvlak 70, in welk vlak tevens de bovenzijde van de achterrand van de bak 66 is gelegen.Each of the parts 62 - 65 (see part 63 in fig. 5) is, seen in cross-section, built up from a hollow box 66, which is closed at the top for the most part by a lid 67 »71, which in top view is the same shape has the shape of each of the parts 62-65 described above. The tray 66 has, viewed in cross-section, a partially spherical support 68 extending from its rear edge downwardly and forwardly extending into the front. an approximately flat bottom 69. The bottom 69, in the forward direction, is bent slightly upwards and merges near the front edge into an upward edge, the end face of which lies in an upper surface 70, in which plane also the top side of the rear edge of the tray 66 is located.

De tussen deze voor- en achterrand gelegen deksel 67, 71, die door middel van lassen aan de voor- en achterrand van de bak 66 is bevestigd en waarvan het bovenste begrenzingsvlak in 35 het vlak 70 is gelegen. Het vlak 70 sluit tijdens bedrijf een kleine hoek van ongeveer 5 ê, 10° in met het horizontale vlak en vormt met dit horizontale vlak een snijlijn, die, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, vóór de machine is gelegen en die tijdens bedrijf, gezien in bovenaanzicht, een hoek van 860 3 0 4 3 .. ---- S Λ - 9 - 90° insluit met de rijrichting A. Ia het deksel 67, 71 is een in bovenaanzicht cirkelvormige verstijving 72 aangebracht. Het deksel 67, 71 bezit in het midden een opening waarin een tandwielkast 73 zodanig is aangebracht dat deze kast zich groten-5 deels onder het deksel 71 bevindt en met zijn onderzijde af steunt op de bovenzijde van de bodem 69 van de draagbalk 61. De tandwielkast 73 is met behulp van bouten 74 losneembaar met het deksel 67, 71 verbonden. De tandwielkast 73 bezit een deksel 75, die ten opzichte van de tandwielkast 73 eveneens met be-10 hulp van de bouten 74 is, vastgezet. 3h het deksel 75 en in de tandwielkast 73 zijn legers 76 resp. 77 aangebracht, die een as 78 legeren, waarvan de hartlijn zich loodrecht op het vlak ^ 70 uitstrekt. De as 78 is over ongeveer de helft van zijn leng te onder het deksel 75 en in de tandwielkast 73 gelegen, en 15 steekt over ongeveer de helft van zijn lengte boven het deksel 75 uit. Gerekend in de rijrichting A is de as 78, gezien in de doorsnede volgens fig. 5, ongeveer midden in de breedte van deze doorsnede van de bak 66 aangebracht, terwijl de hartlijn 79 van de as 78 de bodem 69, gerekend ten opzichte van de rij-20 richting A, snijdt v<5<5r de ondersteuning 68. De tandwielkast 73 bezit aan die zijde, waar de as 60 deze kast binnentreedt, respectievelijk verlaat, losneembare legerdeksels 80 en 81 (fig.É>), elk voorzien van afdichtingen 82 en legers 83 en 84.The cover 67, 71 located between this front and rear edge, which is attached to the front and rear edge of the tray 66 by means of welding and the upper boundary surface of which is located in the surface 70. The plane 70 encloses a small angle of approximately 5 ê, 10 ° with the horizontal plane during operation and with this horizontal plane forms a cutting line which, in relation to the direction of travel A, is located in front of the machine and which, during operation, seen in top view, an angle of 860 3 0 4 3 .. ---- S Λ - 9 - 90 ° encloses with direction of travel A. Ia the cover 67, 71 a circular stiffening 72 is arranged in top view. The cover 67, 71 has an opening in the middle in which a gearbox 73 is arranged such that this box is largely located under the cover 71 and rests with its underside on the top side of the bottom 69 of the support beam 61. The gearbox 73 is releasably connected to cover 67, 71 by means of bolts 74. The gearbox 73 has a cover 75, which is also fixed relative to the gearbox 73 with the aid of the bolts 74. 3h the cover 75 and in the gearbox 73 are bearings 76 and 50 respectively. 77 bearing an axis 78, the centerline of which extends perpendicular to the plane 70. The shaft 78 is located about half of its length below the cover 75 and in the gearbox 73, and 15 extends above the cover 75 over about half its length. Calculated in the direction of travel A, the shaft 78, viewed in the cross-section according to Fig. 5, is arranged approximately in the middle of the width of this cross-section of the box 66, while the centerline 79 of the shaft 78 is the bottom 69, with respect to the row 20 in direction A, v <5 <5r cuts the support 68. On that side, where the shaft 60 enters and exits this box, the gearbox 73 has detachable army covers 80 and 81 (fig. É>), each provided with seals 82 and bearings 83 and 84.

Elk legerdeksel 80 en 81 is aan zijn buitenzijde voorzien van 25 een zoeker-vormig vlak, dat overeenkomt met een deel van een C kegelmantel waarvan de top binnen de tandwielkast 73 en welk vlak is gelegen rondom een zeskantige opening in het legerdeksel 80 resp. 81, welke opening correspondeert met het buitenomtrek van de aandrijfas 60. De hartlijnen van deze ope-3Qningen liggen in eikaars verlengden. Tussen de beide legerdeksels 80 en 81 is, ondersteund door de legers 83 en 84, een schroefwiel 87 gelegen. Het schroefwiel 87 is voorzien van een gat waarvan de begrenzing zeskantig is en overeenstemt met de buitenomtrek van de aandrijfas 60 (fig. 6). ïïabij het ondereinde 35 van de as 78 (fig. 5) is een schroefwiel 88 door middel van op de as 78 aangebrachte spieën aangebracht, die in aangrijping is met het schroefwiel 87.Each army cover 80 and 81 is provided on its outside with a viewfinder-shaped surface, which corresponds to a part of a C cone jacket, the top of which lies within the gearbox 73 and which is situated around a hexagonal opening in the army cover 80, respectively. 81, which aperture corresponds to the outer circumference of the drive shaft 60. The axes of these openings are in elongated relationship. A screw wheel 87 is located between the two bearing covers 80 and 81, supported by the bearings 83 and 84. The screw wheel 87 has a hole, the boundary of which is hexagonal and corresponds to the outer circumference of the drive shaft 60 (Fig. 6). At the lower end 35 of the shaft 78 (Fig. 5), a screw wheel 88 is mounted by means of keys mounted on the shaft 78, which engages the screw wheel 87.

Op het boven het deksel 75 uitstekende einde van de as 78 is door middel van een spie een draagorgaan 89 bevestigd, 8603043 - 10 - dat, gezien evenwijdig aan de hartlijn 79 cirkelvormig is en waarvan de diameter ongeveer gelijk is aan de in de rijrichting A gemeten breedte van de bak 66. Het draagorgaan 89 bezit aan zijn bovenzijde een kegelvormig bovenvlak 90, waarvan de top 5 op de hartlijn 79 is gelegen en dat nabij de as 78 overgaat in een zich evenwijdig aan een loodrecht op de hartlijn 79 uitstrekkend vlak gelegen bevestigingsplaat 91. Nabij de cirkelvos-mige buitenrand van het bovenvlak 90 wordt dit vlak ondezstemd door een steunplaat 92, die zich evenwijdig uitstrekt aan een 10loodrecht op de hartlijn 79 gelegen vlak. De steunplaat 92 is voorzien'van een cilindervormige rand 93» die de cirkelvormige verstijving 72 in radiale richting nauw omsluit en dienst doet ( als afdichtingsrand tegen vervuiling. Nabij de cirkelvormige omtrek van het bovenvlak 90 zijn een aantal, hieronder nader te 15beschrijven maaimessen 94 bevestigd. Het bovenste uiteinde van de as 78 is uitgevoerd als een tapeind 95, die een kleinere diameter bezit dan het overige deel van de as 78. Om de tap 95 is een legerhuis 96 gelegen, waarin twee boven elkaar gelegen legers 97 en 98 zijn aangebracht, waarvan de bizmen-ringen 20het tapeinde 95 omsluiten. Aan het legerhuis 96 is een boven het draagorgaan 89 gelegen afneembare schotel 99 bevestigd, . die een ten dele kegelvormig bovenvlak 100 omvat, waarvan de top op de hartlijn 79 en boven het bovenste punt van de as 78 is gelegen, welk bovenvlak zich ongeveer evenwijdig aan het 2 5 kegel vormige bovenvlak 90 van het draagorgaan 89 uitstrekt.'On the end of the shaft 78 projecting above the cover 75, a support member 89 is mounted by means of a key, 8603043-10, which, when viewed parallel to the center line, is circular and the diameter of which is approximately equal to the direction of travel A measured width of the tray 66. The carrying member 89 has at its top a conical top surface 90, the top 5 of which is located on the centerline 79 and which, near the axis 78, changes into a plane extending parallel to a perpendicular to the centerline 79 mounting plate 91. Near the circular outer edge of the top surface 90, this surface is unattached by a support plate 92 extending parallel to a plane perpendicular to the centerline 79. The support plate 92 is provided with a cylindrical edge 93 which closely encloses the circular stiffening 72 in the radial direction and serves as a sealing edge against contamination. A number of mowing blades 94, to be described in more detail below, are mounted near the circular circumference of the top surface 90 The upper end of the shaft 78 is designed as a stud 95, which has a smaller diameter than the rest of the shaft 78. An army housing 96 is arranged around the pin 95, in which two superimposed bearings 97 and 98 are arranged. whose bum rings 20 enclose the stud 95. Attached to the bearing housing 96 is a detachable cup 99 disposed above the support member 89 and comprising a partially conical top surface 100, the top of which is centerline 79 and above the top point of the shaft 78 is located, which top surface extends approximately parallel to the conical top surface 90 of the support member 89.

Het bovenvlak 100 is door middel van een bevestigingsplaat 101 aan het legerhuis 96 bevestigd, welke plaat 101 evenwijdig is gelegen aan een loodrecht op de hartlijn 79 gelegen vlak. Ongeveer midden tussen de cirkelvormige vrije rand van het boven-30vlak 100 en de bevestiging aan de bevestigingsplaat 101 wordt het bovenvlak 100 afgesteund door middel van een cirkelvormige steunplaat 102, die aan zijn binnenrand vast is bevestigd aan het legerhuis 96. De schotel 99 is door middel van de legers 97 en 98 vrij draaibaar op de as 78 en tevens ten opzichte van 35het draagorgaan 89.The top surface 100 is secured to the bearing housing 96 by means of a mounting plate 101, which plate 101 is parallel to a plane perpendicular to the centerline 79. Approximately midway between the circular free edge of the top face 100 and the attachment to the mounting plate 101, the top face 100 is supported by a circular support plate 102, which is fixed at its inner edge to the bearing housing 96. The saucer 99 is by means of the bearings 97 and 98 freely rotatable on the shaft 78 and also with respect to the support member 89.

Het maaimes 94 (fig.7) is door middel van een vast aan het draagorgaan 89 bevestigde pen of stift 103 losneembaar en verzwenkbaar bevestigd aan de bovenzijde van het bovenvlak 90 van dit draagorgaan. Het mes 94 kan van het draagorgaan 89 8603043 - 11 - * * worden af genomen door het van de pen 103 in opwaartse richting af te schuiven. De pen 103 bezit een hartlijn, die loodrecht op het vlak gericht is, waaraan het bovenvlak 90 ter plaatse evenwijdig ligt; deze hartlijn is een beschrijvende van eenkegel-5 oppervlak waarvan de symmetrieas samenvalt met de hartlijn 79 en waarvan de top onder de bak 66 is gelegen. Het maaimes 94 is gevormd uit plaatvormig materiaal van verenstaal, dat zich in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van de pen 103 uitstrekt. Het maaimes 94 is, gezien evenwijdig aan de hartlijn van de pen 10 103, in hoofdzaak rechthoekig van vorm, bezit echter aan die zijde van de pen 103» welke tijdens bedrijf naar de as 78 is gekeerd, een half-cirkelvormige afronding. Het maaimes is onge-£ veer één milimeter dik en is vrij · -zwenkbaar om de pen 103 aangebracht. Het in radiale zin buiten het bovenvlak 90 uit-15 stekend gedeelte van het maaimes 94 is ten opzichte van het rondom de pen 103 gelegen gedeelte van het in hoofdzaak plaatvormige mes over een hoek van ongeveer 7,5° omgebogen en wel zodanig, dat de snijkant 104 van het maaimes 94, gerekend ten opzichte van een door de uiterste punt van de snijkant 104 20 gaand, loodrecht op de hartlijn 79 gelegen vlak 105 en .gerekend ten opzichte van het onderste uiteinde van de as 78, lager ligt dan de, tegen de draairichting C in gerekend, van de snijkant 104 afgelegen rand 106 van het maaimes 94. Het bovenvlak van het maaimes 94 strekt zich, gerekend vanaf de snijkant 104, in 25 de richting van de rand 106, dus gerekend tegen de draairich-ting C in, over de genoemde hoek schuin opwaarts uit (fig.8).The cutting blade 94 (Fig. 7) is releasably and pivotally attached to the top of the top surface 90 of this carrier by means of a pin or pin 103 fixedly attached to the support member 89. The knife 94 can be removed from the support member 89 8603043-11 * * by sliding it from the pin 103 in an upward direction. The pin 103 has a centerline that is perpendicular to the plane, to which the top surface 90 is parallel at that location; this axis is a descriptive of a cone-5 surface whose axis of symmetry coincides with the axis 79 and the top of which is located under the bin 66. The cutting blade 94 is formed of spring steel sheet material which extends substantially perpendicular to the axis of the pin 103. The cutting blade 94, viewed parallel to the axis of the pin 103, is substantially rectangular in shape, however, on that side of the pin 103, which faces the shaft 78 during operation, it has a semicircular rounding. The cutting blade is approximately one millimeter thick and is freely pivotable about pin 103. The portion of the cutting blade 94 projecting radially outwardly from the top surface 90 relative to the portion of the generally plate-shaped blade located around the pin 103 is bent by an angle of approximately 7.5 °, such that the the cutting edge 104 of the cutting blade 94, calculated relative to a plane 105 passing through the extreme point of the cutting edge 104, perpendicular to the center line 79 and calculated relative to the lower end of the shaft 78, is lower than the, counted against the direction of rotation C, edge 106 of the cutting blade 94 remote from the cutting edge 104. The top surface of the cutting blade 94 extends, counted from the cutting edge 104, in the direction of the edge 106, thus counting against the direction of rotation C in, diagonally upwards over the said angle (fig. 8).

Het gedeelte van het maaimes 94, dat gelegen is tussen de snijkant 104 en de achterrand 106 is ten opzichte van dat gedeelte dat rondom de pen 103 is gelegen, omgezet volgens een zetrand 30 107, die een kleine hoek van ongeveer 10° insluit met een tangentiale lyn ter plaatse,The portion of the cutting blade 94 located between the cutting edge 104 and the trailing edge 106 relative to that portion surrounding the pin 103 is converted to a bend edge 107 which encloses a small angle of approximately 10 ° with a tangential lyn on the ground,

De vorm van het maaimes 94 volgens een tweede uitvoerings-voorbeels (fig. 9) is dezelfde als die volgens de figuren 7 en 8. In dit voorbeeld zijn echter in het bovenvlak 90 twee aan· 35 slagen 108 resp. 109 aangebracht, die penvormig zijn en waarvan de hartlijnen zich evenwijdig aan die van de pen 103 uitstrekken. De aanslag 108 is, in radiale richting gemeten, op een grotere afstand van de hartlijn 79 geplaatst dan die van de pen 103. De aanslag 108 is ten opzichte van de pen 103 zodanig in het bo- 8603045 - 12 - venvlak 90 aangebracht, dat indien het maaimes 94 zijn door de centrifugaalkracht bepaalde radiale stand inneemt, een in het verlengde van de snijkant 104 gelegen zijkant van het mes met de aanslag 108 in aanraking is. De aanslag 109 is, gemeten in 5 radiale richting, op kleinere afstand vanaf de hartlijn 79 aangebracht dan de pen 103 en is zodanig gelegen, dat de achterrand 106 van het maaimes 94 juist met de aanslag 109 in aanraking is, indien dit maaimes in tangentiale stand (stippellijnen in fig.9) inneemt. Aan het maaimes 94 is in dit uit-10 voeringsvoorbeeld een oog 110 bevestigd, terwijl aan het bovenvlak 90 een oog 111 is aangebracht. Indien het maaimes 94 de door de centrifugaalkracht bepaalde radiale stand inneemt, is ζ gezien in radiale richting het oog 110 tussen de hartlijn van de pen 103 en de hartlijn van de pen 108 aangebracht, en be-15 vindt zich op een kleinere radiale afstand van de hartlijn 79 dan de pennen 103 en 108. Het oog 111 is, gerekend in radiale richting, tussen de hartlijn 79 en de pen 109 aan het bovenvlak 90 bevestigd. Tussen de ogen 110 en 111 is een trekveer 112 gespannen, die de in het verlengde van de snijkant 104 liggende 20 rand van het mes 94 tegen de aanslag 108 tracht aan te drukken. Het bovenvlak 100 van de van de as 78 afneembare schotel 99 ligt nabij zijl buitenrand boven de pen 103 en verhindert uittreden van het maaimes tijdens bedrijf. In alle uitvoeringsvoor-beelden zijn vier maaimessen per rotor aangebracht, die over 25 45° in fase verschoven, zijn bevestigd ten opzichte van messen (^ van naastliggende rotors.The shape of the cutting blade 94 according to a second exemplary embodiment (Fig. 9) is the same as that according to Figs. 7 and 8. In this example, however, in the top surface 90 two strokes 108 and 108 respectively. 109, which are pin-shaped and whose centers extend parallel to those of the pin 103. The stop 108, measured in the radial direction, is placed at a greater distance from the centerline 79 than that of the pin 103. The stop 108 is arranged with respect to the pin 103 in the top surface 90, such that if the mowing blade 94 assumes its radial position determined by the centrifugal force, a side of the blade located in line with the cutting edge 104 is in contact with the stop 108. The stop 109, measured in the radial direction, is arranged at a smaller distance from the centerline 79 than the pin 103 and is located such that the rear edge 106 of the cutting blade 94 just contacts the stop 109, if this cutting blade is tangentially position (dotted lines in fig. 9). In this embodiment, an eye 110 is attached to the cutting blade 94, while an eye 111 is arranged on the top surface 90. If the cutting blade 94 assumes the radial position determined by the centrifugal force, the eye 110 is seen in the radial direction between the centerline of the pin 103 and the centerline of the pin 108, and is located at a smaller radial distance from the centerline 79 then the pins 103 and 108. The eye 111 is fixed to the top surface 90, calculated in the radial direction, between the centerline 79 and the pin 109. A tension spring 112 is tensioned between the eyes 110 and 111, which tries to press the edge of the knife 94 lying in line with the cutting edge 104 against the stop 108. The top surface 100 of the disc 99 detachable from the shaft 78 is adjacent its outer edge above the pin 103 and prevents the blade from escaping during operation. In all exemplary embodiments, four blades are mounted per rotor, which are offset by 45 ° in phase, and are mounted relative to blades (of adjacent rotors).

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 10 en 11 is een maaimes getekend, dat echter meer door middel van slag-werking het gewas maait dan door middel van snijwerking. Ih dit 30 uitvoeringsvoorbeeld strekt het bovenvlak 90 zich evenwijdig aan een loodrecht op de hartlijn 79 gelegen vlak uit, of kan als een voortzetting van de steunplaat 92 worden gezien. Het bovenvlak 100 van de schotel 99 bezit nabij zijn buitenomtrek in dit uitvoeringsvoorbeeld een rand 113, die sterker neer-35waarts is afgebogen dan het daarop aansluitende bovenvlak 100 zelf. Nabij de buitenrand van de plaat 92 zijn een aantal pennen 114 aan deze plaat gelast, welke pennen voor het grootste gedeelte van hun lengte boven het bovenvlak van de plaat 92 uitsteken. Aan de bovenzijde van de plaat 92 is een cilindervormjge Q60 3 0 4 S' - 13 - verstijvings- en af lichtingsraad 115 aangebracht, die coaxiaal ten opzichte van de hartlijn 79 ligt. De hoogte van deze cilindervormige rand 115 is ongeveer gelijk aan de helft van de lengte van het boven‘de plaat 92 uitstekende lengte van de pen 5 114. Het maaimes 94 is in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd uit één stuk verenstaaldraad. Het niet werkzame uiteinde 116 van dit stuk verenstaaldraad ligt op de bovenzijde van de plaat 92 en strekt zich, gezien evenwijdig aan de hartlijn 79, langs de cilindervormige buitenomtrek van de rand 115 uit. Het uitein-10 de 116 is zodanig geÏgen, dat het zich aan weerszijden van een door de hartlijn van de pen 114 lopende radiaal over ongeveer even grote lengte uitstrekt. Aan het uiteinde dat afgekeerd (is van het vrije uiteinde, gaat het deel 116 via een krul vanIn the exemplary embodiment according to Figures 10 and 11, a mowing blade is shown, which, however, mows the crop more by means of impact action than by means of cutting action. In this exemplary embodiment, the top surface 90 extends parallel to a plane perpendicular to the axis 79, or may be regarded as a continuation of the support plate 92. The top surface 100 of the tray 99 has a rim 113 near its outer circumference in this exemplary embodiment, which is bent more downwardly than the adjoining top surface 100 itself. Near the outer edge of the plate 92, a number of pins 114 are welded to this plate, the pins protruding above the top surface of the plate 92 for most of their length. At the top of the plate 92, a cylindrical shape Q60 3 0 4 S '- 13 - stiffening and sealing wire 115 is provided, which is coaxial with the centerline 79. The height of this cylindrical edge 115 is approximately equal to half the length of the top plate 92 protruding length of the pin 114. The cutting blade 94 in this exemplary embodiment is formed from one piece of spring steel wire. The inactive end 116 of this length of spring steel wire rests on the top of the plate 92 and extends parallel to the centerline 79 along the cylindrical outer circumference of the rim 115. The end 116 is angled such that it extends on approximately the same length on either side of a radially extending through the axis of the pin 114. At the end that faces away from the free end, the part 116 passes through a curl of

Aa

bijne 180 over in een recht gedeelte 117, dat bijna tangentiaa! 15 ten opzichte van de buitenrand van het bovenvlak 90 en radiaal ten opzichte van de omtrek van de pen 114 is gelegen en deze pen nadert op een punt dat aan de van de rand 115 afgekeerde zijde van deze pen ligt. Het gedeelte 117 sluit vanaf de genoemde krul tot aan het punt waarop het de pen 114 nadert een 20 kleine hoek in met het bovenvlak van de plaat 92 en wel zodanig, dat het gedeelte 117 vanaf de krul ten opzichte van de plaat 92 opwaarts is gericht. Nabij de pen 114 gaat het gedeelte 117 over in een aantal windingen 118 die om de pen 114 zijn gelegen; de windingen 118 eindigen nabij een punt aan de omtrek 25 van de pen 114 dat in de richting van de krul tussen de delen C 116 en 117 is gelegen. Het aantal volledige windingen in dit uitvoeringsvoorbeeld bedraagt ongeveer 2¾. Op het punt waar de windingen 118 eindigen gaat het stuk verenstaaldraad over in een werkzaam recht gedeelte 119, nadat zich in radiale 30 richting ten opzichte van de hartlijn 79 uitstrekt, tangentiaal ten opzichte van de pen 114 is gelegen, met zijn onderzijde op het bovenvlak van de plaat 92 rust en met zijn buiten de plaat 92 uitstekend gedeelte het werkzame gedeelte van het mes 94 vormt. In het uitvoeringsvoorbeeld (fig. 11) is, gezien evenwij-35 dig aan de plaat 92 het werkzame gedeelte 119 gerekend vanaf de pen 114 taps af geschuind. De pen 114 en de windingen 118 worden door de rand 113 van het bovenvlak 100 tegen indringend vuil afgeschermd. De windingen worden aan hun bovenzijde opgesloten door een ring 120, die door middel van een aan de boven- 0603043 « * - 14 - zijde ervan door een door de pen 114 aangebrachte boring gevoerde clip 121 op zijn beurt wordt opgesloten.nearly 180 left in a straight section 117, which is almost tangent! 15 is located with respect to the outer edge of the top surface 90 and radially with respect to the circumference of the pin 114 and this pin approaches at a point lying on the side of the pin remote from the edge 115. The portion 117 from the said curl to the point of approaching the pin 114 encloses a slight angle with the top surface of the plate 92 such that the portion 117 is directed upward from the curl relative to the plate 92 . Near the pin 114, the portion 117 merges into a plurality of windings 118 surrounding the pin 114; the windings 118 terminate near a point on the circumference 25 of the pin 114 located in the curl direction between the parts C 116 and 117. The number of complete turns in this exemplary embodiment is approximately 2¾. At the point where the windings 118 end, the piece of spring steel wire merges into a working straight portion 119 after it extends radially relative to the centerline 79, is tangent to the pin 114, with its underside on the top surface of the plate 92 and with its protruding portion outside the plate 92 forms the active part of the knife 94. In the exemplary embodiment (Fig. 11), seen parallel to the plate 92, the active portion 119, tapered from the pin 114, is tapered. The pin 114 and the windings 118 are shielded from the ingress of dirt by the edge 113 of the top surface 100. The windings are enclosed at their top by a ring 120, which is in turn enclosed by a clip 121 fed at its top through a bore provided by pin 114.

In de figuren 12-14 wordt de andere uitvoeringsvorm van de draagbalkdelen 62, 63 of 64, 65 getoond. Overeenkomstige 5 onderdelen zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Het deksel 67, 71 van elk van de draagbalkdelen 62-65 is in dit uitvoeringsvoorbeeld niet voorzien van een in zich. gesloten opening voor de bevestiging van de tandwielkast 73, maar van een spleet, die zich over de gehele lengte (gemeten dwars op 10de rijrichting A) van het gestelbalkdeel uit strekt, en welke opening begrensd wordt door twee zich evenwijdig aan de achterrand van de draagbalk en tevens evenwijdig aan de hartlijn van ^ de aandrijfas 60 gelegen begrenzingslijnen. De verstijving 72 in het deksel 67, 71 is in dit geval wel cirkelvormig uitgevoerd, 15maar wordt ter plaatse van de bedoelde sleufvormige opening onderbroken. In deze sleufvormige opening in de bovenzijde van de bak 66 wordt een in hoofdzaak prismatisch aandrijf orgaan aangebracht, welk orgaan zich over vrijwel de gehele lengte van de draagbalk 3 uitstrekt. Het aandrijf orgaan 122 omvat een aantal 20althans in hoofdzaak prismatische kokers 123, die aan beide zijden resp. één zijde, zijn voorzien van losneembaar bevestigde tandwielkasten 124 en wel zodanig, dat zich tussen twee naast elkaar liggende kokers 123 een tandwielkast 124 bevindt (fig. 12-14). De naast het montagedeksel 56 gelegen koker is recht-25streeks aan dit deksel gelast. Elke koker 123 heeft dezelfde t afmetingen en is in een in de rijrichting A gelegen doorsnede in hoofdzaak rechthoekig van vorm, waarbij echter de onderste hoekpunten sterk zijn afgeschuind (fig. 14). Elke koker 123 is nabij één of beide uiteinden voorzien van een flens 125 en door 30middel van in deze flens aangebrachte bouten 126 aan de tandwielkast 124 bevestigd. Een in doorsnede ronde aandrijfas 127 is in dit uitvoeringsvoorbeeld aan het tandwiel 54 bevestigd en is gelegen binnen in de koker 123, evenals de aandrijfassen tussen de rotoren 4 en 5, 5 en 6, en 6 en 7. Deze aandrijfassen 35 hebben hartlijnen die in eikaars verlengde liggen. De aandrijfassen 127 worden door een opening in het huis van elke tandwielkast 124 gevoerd (fig. 13) en zijn daar gelegerd in legers 128. De uiteinden van in elke tandwielkast aangebrachte aandrijfassen 127 zijn voorzien van conische tandwielen 129, die 8603045 - 15 - beide in aangrijping zijn met een conisch tandwiel 130, dat bevestigd is op een draaiingsas 131, waarvan de hartlijn 132 de in eikaars verlengden liggende hartlijnen van de beide aansluitende assen 127 loodrecht snijdt. De hartlijn 132 is opwaarts 5 gericht en neemt tijdens bedrijf dezelfde stand in als de hartlijn 79 van de vorige uitvoeringsvoorbeelden. De draaiingsas 139 zet zich tot onder de beide nabij gelegen aandrijvingsassen 127 voort en rust met zijn onderzijde door middel van een taatsleger 133 op de bodem van de tandwielkast 124. De tandwielkast 10 124 is aan zijn bovenzijde voorzien van een losneembare deksel 134, dat door middel van bouten 135 aan de tandwielkast 124 bevestigbaar is. Bi het deksel 134 is een leger 136 aangebracht, C dat de draaiingsas 131 ondersteunt en axiale verplaatsing van deze as verhindert. Aan de, gerekend ten opzichte van de rij-15 richting A, vóór en achterzijde van de tandwielkast 124 zijn oren 137 (fig. 12) aangebracht, door middel waarvan de tandwielkasten 124 inclusief de daaraan bevestigde kokers 123, met behulp van bouten 138 kunnen worden bevestigd aan de delen 67A en 71A van het deksel, waarby van elke tandwielkast 124 20 één oor 137 aan de achterzijde van de genoemde sleufvormige opening in het deksel 71 is bevestigd en het andere oor aan het aan de voorzyde van deze opening. De oren 137 zijn op zodanige hoogte aan de tandwielkast 124 bevestigd, dat in gemonteerde toestand tenminste 60fa van de hoogte van de tandwiel-g 25 kast 124 onder het deksel 71 is gelegen. De bodem van de tand-wielkast 124 rust hierbij op de bodem 69 van de bak 66. De genoemde sleufvormige opening in het deksel 71 heeft een breedte die iets groter is dan de in de rijrichting aangemeten breedte van de tandwielkast 124. Ih het midden van de lengte van elke, 30 tussen twee tandwielkasten 124 gelegen koker 123 bezit deze’"’ koker aan zijn voorzijde een uitholling 139, die in gemonteerde toestand passend is tegen de voorzijde van de beide corresponderende draagbalkdelen 62 en 63, en wel over relatief korte afstand aan weerszijden van het scheidingsvlak tussen deze 35 draagbalkdelen.Figures 12-14 show the other embodiment of the joist parts 62, 63 or 64, 65. Corresponding 5 parts are designated with the same reference numerals. In this exemplary embodiment, the lid 67, 71 of each of the draw beam parts 62-65 is not provided with one in itself. closed opening for mounting gearbox 73, but with a gap extending along the entire length (measured transverse to 10th direction of travel A) of the frame member, and which opening is delimited by two parallel to the rear edge of the joist and also boundary lines located parallel to the axis of the drive shaft 60. The stiffening 72 in the cover 67, 71 is in this case of circular design, but is interrupted at the location of the intended slit-shaped opening. A substantially prismatic drive member is arranged in this slot-shaped opening in the top of the tray 66, which member extends over almost the entire length of the supporting beam 3. The drive member 122 comprises a plurality of at least substantially prismatic sleeves 123, which are respectively on both sides. one side, are provided with releasably attached gearboxes 124, such that a gearbox 124 is located between two adjacent sleeves 123 (fig. 12-14). The sleeve located next to the mounting cover 56 is welded directly to this cover. Each tube 123 has the same dimensions and is substantially rectangular in a cross-section in the direction of travel A. However, the bottom corners are strongly chamfered (Fig. 14). Each sleeve 123 is provided with a flange 125 near one or both ends and secured to the gearbox 124 by bolts 126 mounted in this flange. A cross-section drive shaft 127 in this embodiment is attached to the gear wheel 54 and is located inside the sleeve 123, as are the drive shafts between the rotors 4 and 5, 5 and 6, and 6 and 7. These drive shafts 35 have axes which each other extended. The drive shafts 127 are fed through an opening in the housing of each gearbox 124 (Fig. 13) and are mounted there in bearings 128. The ends of drive shafts 127 mounted in each gearbox are provided with bevel gears 129, both of which are 8603045-15. engage a bevel gear 130 mounted on a pivot axis 131 whose centerline 132 intersects the mutually elongated centerlines of the two connecting shafts 127 perpendicularly. The centerline 132 is oriented upwards and takes the same position during operation as the centerline 79 of the previous embodiments. The axis of rotation 139 continues below the two adjacent drive shafts 127 and rests its underside by means of a pivot bearing 133 on the bottom of the gearbox 124. The gearbox 124 is provided at its top with a detachable cover 134, which is can be attached to the gearbox 124 by means of bolts 135. A bearing 136 is provided on cover 134, C which supports the axis of rotation 131 and prevents axial displacement of this axis. Calculated relative to the driving direction A, front and rear of the gearbox 124, ears 137 (fig. 12) are provided, by means of which the gearboxes 124, including the sleeves 123 attached thereto, can be fastened by means of bolts 138 are attached to the parts 67A and 71A of the cover, with one gear 137 of each gearbox 124 attached to the rear of said slot-shaped opening in the cover 71 and the other ear to the front of this opening. The ears 137 are attached to the gearbox 124 at such a height that, when mounted, at least 60fa of the height of the gearbox 124 is located under the cover 71. The bottom of the gearbox 124 rests on the bottom 69 of the box 66. The said slot-shaped opening in the cover 71 has a width which is slightly greater than the width of the gearbox 124 measured in the direction of travel. the length of each sleeve 123 located between two gearboxes 124, this sleeve has a recess 139 on its front, which in mounted condition fits against the front of the two corresponding drawbeam parts 62 and 63, over a relatively short distance. on either side of the interface between these 35 joist parts.

Om het boveneinde van de draaiingsas 131 is een naaf 140 gelegen, die door middel van een spie aan deze as is bevestigd. Aan de naaf 140 zijn op korte afstand boven elkaar twee plaatvormige organen bevestigd, die beide, althans ten dele de vorm 8603043 - 16 - * * hebben van een deel van een kegelmantel, waarvan de symmetrie-as gevormd wordt door de hartlijn 132. Het bovenste van deze plaatvormige delen, het draagorgaan 141, waarvan de buitenrand cirkelvormig is en waarvan de diameter ongeveer gelijk is aan 5 de in de rijrichting A gemeten breedte van de bak 66, draagt vier maaimessen 143· Het onderste van deze beide delen, een steunplaat 142, is nabij zijn omtrek bijna loodrecht op de hartlijn 132 omgebogen en is daar rechtstreeks bevestigd aan het draagorgaan 141, en wel op een plaats, die gemeten in radiale 10 richting, iets binnen de bevestiging van het maaimes 143 ligt. De steunplaat 142 is tevens voorzien van een cilindrische, coaxiaal om de hartlijn 132 gelegen, afschermrand 144, waarvan r de diameter zodanig is dat deze rand nauw om de verstijving 72 heen ligt en met zijn onderrand juist boven het bovenvlak van 15 de dekseldelen 67, 71 is gelegen. Elk maaimes 143 is aan het draagorgaan 141 bevestigd door middel van een pen of stift 145, waarvan de hartlijn loodrecht op het oppervlak van het draagorgaan 141 ter plaatse is gelegen, en welke hartlijn ongeveer een hoek van 15° met de hartlijn 132 van de betreffende rotors 20 insluit. Elk maaimes 143 heeft, gezien evenwijdig aan de hartlijn van de pen 145, de vorm van twee op elkaar aansluitende rechthoeken (fig.12). De pen of stift 145 is nabij één der uiteinden van een der rechthoeken, en wel midden tussen de lange' zijden van deze rechthoek aangebracht. Aan het van de pen 145 25 afgekeerde uiteinde van deze rechthoek is een tweede rechthoek £ op de eerste aangesloten, en wel zodanig, dat de hoeken tus sen de lange zijden van de beide rechthoeken onderling een hoek insluiten van ongeveer 140°. Tijdens bedrijf nemen de maaimessen 143 cL® in fig. 12 getekende stand in, waarbij de bovengenoemde 30 eerste, op de pen 145 aansluitende rechthoek globaal gezien tangentiaal ten opzichte van het overige deel van de rotor is opgesteld, terwijl de lange zijden van de daaraan aansluitende rechthoek ten opzichte van de radiaal door het nabij een snijkant 146 gelegen aansluitpunt tussen de lange zijden van beide 35 genoemde rechthoeken, en gerekend ten opzichte van de draairichting B, met deze radiaal een hoek van ongeveer 45° insluiten, waarbij de snijkant 146 achter deze radiaal is gelegen. Het maaimes 143, die op cle boven omschreven wijze, wat zijn vormgeving betreft, is opgebouwd uit de beide boven omschreven 8603043 - 17 - rechthoeken, is uit één dunne plaat ‘verenstaal opgebouwd, dat evenwijdig is gelegen aan een raakvlak ter plaatse van de pen 145 aan het kegeloppervlak van de bovenzijde van het draagor-gaan 141. Het maaimes wordt tijdens bedrijf door een penvormige 5 aanslag 147 verhinderd om, om de pen zwenkend, zich verder in buitenwaartse of radiale richting te bewegen. De afstand tussen de pen 145 en de aanslag 147 is ongeveer gelijk aan de helft van de totale lengte van het maaimes 143. De aanslag 147 ligt tijdens bedrijf aan tegen de nabij de buitenrand van het 10 draagorgaan 141 gelegen lange zijde van de eerstebcwea^noenKfe lechthoek De snijkant 146 neemt dus tijdens bedrijf geen radiale stand in, maar sluit daarbij een ten opzichte van de draairichting B £ achterliggende hoek in met de radiaal van ongeveer 50°. In het draagorgaan 141 is tevens een tweede aanslag 148 aange-15 bracht, die de binnenwaartse beweging van de om de pen 145 vrij zwenkbare maaimes 143 begrenst. Daarbij ligt de tegenover de snijkant 146 gelegen lange zijde van de tweede buitenste bovengenoemde rechthoek tegen deze aanslag 148 aan.A hub 140 is disposed about the top end of the axis of rotation 131 and is fixed to this axis by means of a key. Two plate-shaped members are fastened one above the other to hub 140, both of which have, at least in part, the shape 8603043-16 * * of a part of a conical jacket, the axis of symmetry of which is formed by the centerline 132. The at the top of these plate-shaped parts, the support member 141, the outer edge of which is circular and the diameter of which is approximately equal to the width of the bucket 66 measured in the direction of travel A, carries four mower blades 143 · The bottom of these two parts, a support plate 142, is bent near its circumference almost perpendicular to the centerline 132 and is directly attached there to the support member 141 at a location measured in the radial direction slightly within the attachment of the cutting blade 143. The support plate 142 is also provided with a cylindrical shielding edge 144 coaxial about the centerline 132, the diameter of which is such that this edge lies closely around the stiffening 72 and with its bottom edge just above the top surface of the cover parts 67, 71 is located. Each cutting blade 143 is secured to the support member 141 by a pin or pin 145, the centerline of which is perpendicular to the surface of the support member 141, and which centerline is approximately an angle of 15 ° to the centerline 132 of the respective enclosing rotors 20. Each cutting blade 143, when viewed parallel to the centerline of the pin 145, has the shape of two contiguous rectangles (Fig. 12). The pin or pin 145 is arranged near one of the ends of one of the rectangles, in the middle between the long sides of this rectangle. At the end of this rectangle remote from the pin 145, a second rectangle £ is connected to the first, such that the angles between the long sides of the two rectangles mutually enclose an angle of approximately 140 °. During operation, the cutting blades 143 cL® assume the position shown in FIG. 12, with the above-mentioned first rectangle connecting to the pin 145 being arranged generally tangentially to the other part of the rotor, while the long sides of the connecting rectangle with respect to the radial through the connection point located near a cutting edge 146 between the long sides of the two said rectangles, and counted with respect to the direction of rotation B, with this radial enclosing an angle of approximately 45 °, the cutting edge 146 behind it is located radially. The cutting blade 143, which in the manner described above, in terms of its design, is built up from the two rectangles described above, is made of one thin sheet of spring steel, which is parallel to an interface at the location of the pin. 145 at the cone surface of the top of the carrier member 141. The blade is prevented from moving further outwardly or radially during pivoting about the pin during operation by a pin-shaped stop 147. The distance between the pin 145 and the stop 147 is approximately equal to half of the total length of the cutting blade 143. The stop 147 abuts against the long side of the first blade joint located near the outer edge of the support member 141 during operation. angle of leight The cutting edge 146 thus does not assume a radial position during operation, but thereby encloses an angle with the radial of approximately 50 ° which is relative to the direction of rotation B £. A second stop 148 is also arranged in the support member 141, which limits the inward movement of the cutting blade 143 which is freely pivotable about the pin 145. The long side of the second outermost rectangle mentioned above lies opposite the cutting edge 146 against this stop 148.

Het buitenste eindvlak van het buitenste draagbalkdeel 20 65 wordt afgesloten door een rib 149 (fig.1), welke rib direct achter de achterrand van het draagbalk-deel 65 schuin binnenwaarts, d.w.z. in de richting van het symmetrievlak van de trekker 9 is afgebogen. Aan dit afgebogen achtereinde van de rib 149 is een zwadbord 150 bevestigd, die door middel van een 25 verende constructie 151 aan de omgebogen achterzijde van de rib (. 149 is bevestigd. Het zwadbord 150 omvat een vertikale plaat 152, die tijdens bedrijf met zijn onderzijde over de grond glijdt en daar is voorzien van een in horizontale richting afgebogen flens 153» die zich vanaf de plaat 152 in de richting van de 30 rotoren 4-7 uit strekt. Aan de bovenzijde van de plaat 152 is op analoge wijze een flens 154 aangebracht, die zich eveneens in horizontale richting en in de richting van de rotoren uitstrekt.The outer end face of the outer drawbeam part 65 is closed by a rib 149 (fig. 1), which rib is bent diagonally inwards behind the rear edge of the drawbeam part 65, i.e. in the direction of the plane of symmetry of the tractor 9. A swath board 150 is attached to this deflected rear end of the rib 149, which is attached to the bent back of the rib (. 149 by means of a resilient construction 151. The swath board 150 comprises a vertical plate 152, which during operation the bottom side slides over the ground and is provided with a horizontally bent flange 153 »which extends from the plate 152 in the direction of the rotors 4-7. At the top of the plate 152 there is an analogous flange 154 which also extends horizontally and in the direction of the rotors.

De flens 154 is, gezien in bovenaanzicht, in hoofdzaak driehoekig van vorm, en bezit zijn grootste breedte nabij de achter-35 zijde van de plaat 152, een breedte die daar groter is dan de breedte van de onderliggende flens 153.The flange 154, viewed in plan view, is substantially triangular in shape, and has its greatest width near the rear side of the plate 152, a width there greater than the width of the underlying flange 153.

De werking van de inrichting is als volgt. Tijdens bedrijf neemt de machine de in fig. 1 voorgestelde stand in, waarbij de hartlijnen 79 resp. 132 van de rotoren 4-7 evenwijdig aan 8603043 - 18 - elkaar zijn opgesteld en alle liggen in een vlak, waarvan de snijlijn met de grond loodrecht staat op de rijrichting A. De uitgaande as van de trekker 9 wordt door middel van een tus-senas gekoppeld met de ingaande as van het huis 27, en daar-5 mee tevens met de draaiingsas van de riemschijf 29. De draaiende beweging wordt door middel van het viertal op de riemschij-ven 29 en 33 liggende riemschijven 29A omgezet in een draaiende beweging van de as 35 van de tandwielkast 31. Door de draaing van de riemschijf 33, waarvan de diameter ongeveer 60$ van die 10 van de riemschijf 29 bedraagt, wordt het conische tandwiel 43 en het daarmee in aangrijping zijnde even grote conische tandwiel 50 in draaiing gebracht; deze draaiing wordt door middel £ van de as 48 overgebracht op het tandwiel 53, dat in aangrij ping is met het er onder gelegen tandwiel 54, zodat hierdoor 15 de aandrijfas 60, resp. de aandrijf as 127 in draaiing wordt gebracht. Deze draaiing wordt ter plaatse van elke rotor door middel van de schroefwielen 87 en 88 omgezet in een rotatie van de assen 78 resp. door middel van de conische tandwielen 129 en 130 in een rotatie van de as 131 van de rotor en ver-20 volgens via het tandwiel 129 en de corresponderende aandrijfas 127 op de naastliggende rotor enz. De overbrengingsverhouding tussen de riemschijven 29 en 33, alsmede de overbrengingsverhouding in de tandwielkast 31, ’ tengevolge van de tandwiel en 53 en 54, de schroefwielen 87 en 88, resp. de conische 25 tandwielen 129 en 130 is zodanig, dat bij een normaal uitgangs-C toerental van de trekker 9 (bijvoorbeeld 540 omw./min.) het toerental van elk van de rotoren in beide uitvoeringsvoorbeel-den groter is dan 3500 omwentelingen per minuut, bij voorkeur ongeveer 4000 omwentelingen per minuut. De bij deze rotatie-30 snelheid toegepaste rotordiameter is groter dan 25 cm en kleiner dan 50 cm. Het aantal benodigde rotoren voor een werk-breedte van 160 cm bedraagt ten minste vier. Sr wordt de voorkeur aan gegeven om een relatief groot aantal messen (ten minste vier) per rotor toe te passen, die relatief weinig bui-35 ten de rotoromtrek uitsteken, terwijl tevens wordt gestreëfd naar een relatief gering gewicht (massa) per mes. De inhoud van een stalen mes dient kleiner te zijn dan 5 cm^. In het uitvoeringsvoorbeeld is de rotordiameter 38 cm, elk van de vier messen per rotor is 8 cm lang, 3 cm breed en 1 mm dik 8603043 m - 19 - (2,4 cm^), terwijl het mes 5 cm buiten de rotoromtrek uitsteekt. De machine volgens de uitvinding bezit een snijsnelheid (gemeten halverwege het uitstekend deel van elk der messen) die ten minste 85 meter per seconde bedraagt, bij voorkeur 90 meter per 5 seconde of meer, by een rotordiameter die kleiner is dan 50 cm en groter dan 25 em. Ih het uitvoeringsvoorbeeld is de snijdia-meter 38 + 2 x 2,5 =43 cm, bij een toerental van ongeveer 378Ο omw./min. ontstaat een snijsnelheid van ongeveer 85 m/sec. resp. bij een toerental van 4000 omw./min. een snijsnelheid van 10 90 m/sec. Een belangrijk resultaat dat bij genoemde relatief hoge omwentelingssnelheden optreedt, is de mogelijkheid om de aandrijving zeer licht te kunnen uitvoeren, daar het door de ( aandrijving over te brengen moment relatief klein is. Deze lage waarde heeft tevens invloed op de uitvoering van de construe-15 tie van het gehele gestel, zodat een totaal gewicht van de machine van 150 kg bereikbaar kan zijn. Tengevolge van de hoge snijsnelheid in combinatie van het genoemde gebied van rotor-diameters blijkt het voor de aandrijving benodigde vermogen als functie van de snijsnelheid relatief klein te zijn ten opzichte 20 van het benodigde vermogen bij de bekende waarden van genoemde combinaties, m het bijzonder blijkt het voordelig te zijl zeer lichte messen toe te passen (bij stalen messen een inhoud die ten hoogste 5 cm^ bedraagt). In dit geval kan het mes wegens zijn kleine masse gemakkelijk verzwenken indien het obstakels 25 ontmoet, zodat de kans op beschadiging relatief gering is.The operation of the device is as follows. During operation, the machine assumes the position shown in Fig. 1, with the center lines 79 and 20, respectively. 132 of the rotors 4-7 are arranged parallel to 8603043 - 18 - and all lie in a plane, the cutting line of which is ground perpendicular to the direction of travel A. The output shaft of the tractor 9 is moved by means of an intermediate The shaft is coupled to the input shaft of the housing 27, and therewith also to the axis of rotation of the pulley 29. The rotary movement is converted into a rotary movement by means of the four pulleys 29A lying on the pulleys 29 and 33. of the shaft 35 of the gearbox 31. Due to the rotation of the pulley 33, the diameter of which is approximately 60% of that of the pulley 29, the bevel gear 43 and the equal-sized bevel gear 50 engaging therewith are rotated brought; this rotation is transmitted by means of the shaft 48 to the gear wheel 53, which engages the gear wheel 54 below it, so that the drive shaft 60 resp. the drive shaft 127 is rotated. At the location of each rotor, this rotation is converted into a rotation of the shafts 78 and 88 by means of the screw wheels 87 and 88. by means of the bevel gears 129 and 130 in a rotation of the shaft 131 of the rotor and then via the gear 129 and the corresponding drive shaft 127 on the adjacent rotor, etc. The transmission ratio between the pulleys 29 and 33, as well as the transmission ratio in the gearbox 31, due to the gearwheel and 53 and 54, the screwwheels 87 and 88, respectively. the bevel gears 129 and 130 are such that at a normal output C speed of the tractor 9 (for example 540 rpm) the speed of each of the rotors in both embodiments is greater than 3500 revolutions per minute , preferably about 4000 revolutions per minute. The rotor diameter used at this rotational speed is greater than 25 cm and less than 50 cm. The number of rotors required for a working width of 160 cm is at least four. Sr is preferred to use a relatively large number of blades (at least four) per rotor, which project relatively little beyond the rotor circumference, while also aiming for a relatively low weight (mass) per blade. The content of a steel knife should be less than 5 cm ^. In the exemplary embodiment, the rotor diameter is 38 cm, each of the four blades per rotor is 8 cm long, 3 cm wide and 1 mm thick 8603043 m - 19 - (2.4 cm ^), while the blade protrudes 5 cm outside the rotor circumference . The machine according to the invention has a cutting speed (measured halfway through the protruding part of each of the knives) that is at least 85 meters per second, preferably 90 meters per 5 seconds or more, by a rotor diameter less than 50 cm and greater than 25 em. In the exemplary embodiment, the cutting diameter is 38 + 2 x 2.5 = 43 cm, at a speed of approximately 378 rpm. a cutting speed of about 85 m / sec. resp. at a speed of 4000 rpm. a cutting speed of 10 90 m / sec. An important result that occurs at the aforementioned relatively high rotational speeds is the possibility of being able to make the drive very light, since the moment to be transmitted by the drive is relatively small. This low value also influences the construction of the construction. 15 of the entire frame, so that a total weight of the machine of 150 kg can be reached. Due to the high cutting speed in combination with the mentioned range of rotor diameters, the power required for the drive as a function of the cutting speed appears to be relatively small. relative to the required power at the known values of said combinations, in particular it appears to be advantageous to use very light knives (for steel knives a content of at most 5 cm ^). Due to its small mass, the knife can easily pivot if it encounters obstacles, so that the chance of damage is relatively small.

Het is dan mogelijk om elk mes ten hoogste 5 cm buiten de rotoromtrek te laten uitsteken, waarbij waarden van ongeveer 3 cm in de praktgk kunnen voldoen, daar, vooral indien ten minste vier messen per rotor aanwezig zijn wegens de hoge 30 snij- en rotatie snelheid, voldoende snijcapacite it aanwezig is, terwyl de kans op beschadiging door obstakels geringer wordt.It is then possible to let each knife protrude at most 5 cm outside the rotor circumference, where values of about 3 cm may suffice in practice, especially if at least four knives per rotor are present due to the high cutting and rotation. speed, sufficient cutting capacity is available, while the risk of damage by obstacles is reduced.

Tijdens bedrijf bevindt de bodem 69 van de draagbalk 3 zich op zeer geringe afstand boven de grond, waarbij het buitenste vrije uiteinde van de draagbalk 3 op de grond wordt af-35 gesteund door middel van de onderzijde van de rib 149, waarbij de mogelijkheid aanwezig kan zijn om de hoogte van het onder de draagbalk uitstekende deel van de rib 149 te wijzigen. De rotoren 4-7 worden zodanig aangedreven, dat zij paarsgewijs in tegengestelde zin roteren, zodat de rotoren 4 en 5 in de 8603043 * » - 20 - draairichtingen B resp. C draaien, en de rotoren 6 en 7 in de draairichtingen D resp. E (fig. 1). Tijdens rotatie overlappen de hanen van de uiterste punten van de maaimessen 94 resp. 143 elkaar. Daar de onderzijde van de rib 149 de bodemoneffenheden 5 zal volgen, zal de draagbalk 3 tijdens bedrijf om de zwenkas 32 op en neer verzwenken. Indien de geheel buiten de trekker uitstekende draagbalk 3 tijdens bedrijf een hindernis ontmoet, kan de draagbalk 3 tezamen met het steunorgaan 2 in achterwaartse richting verzwenken om de zwenkas 15, zodanig, dat deze hin-10 demis geen schade aan de machine kan veroorzaken. Deze ver-zwenking wordt mogelijk door de werking van de op zichzelf bekende veiligheidsinrichting 20. Tydens bedrijf zal tevens de ζ onderzijde van het montagedeksel 56 over de grond glijden en ‘ daarbij de bodemoneffenheden kunnen volgen; de hierbij optreden-15 de op- en neerwaartse beweging van het deksel 56 wordt toegelaten door de verzwenkingsmogelijkheid van de steunpijp 18 om de zwenkas 17, Indien narhet bedrijf de machine in een trans-portstand dient te worden gebracht, wordt de gehele machine door middel van de hefarmen 11 geheven, waarbij de tuimelaar 20 21 om de pen 10 zal verzwenken tengevolge van het feit dat het voorste uiteinde van deze tuimelaar onder de hefarm is gelegen, en daarbij een standsverandering tussen de hefarmen en het gestel van de machine optreedt, zodat de draagarm 3 om de zwenkas 32 in de in fig. 2 met stippellijnen aangegeven stand zal 25 verzwenken; deze verzwenking wordt mogelijk gemaakt, doordat C het achterste uiteinde van de tuimelaar 21 tengevolge van de genoemde onderlinge standsverandering tussen de hefarmen 11 en het machinegestel omhoog zal verzwenken en deze verzwenking via de stangen 24 en 25, en de hefboom 22 op de star aan de 30 draagarm 3 bevestigde hefboom 26 woidtovergebracht. Tijdens bedrijf zal de schotel 99, die vrij draaibaar om de as 78 is aangebracht, in dezelfde richting gaan roteren als de rest van de met een hoog toerental draaiende bijbehorende rotor. Deze draaizin van de schotel 99 wordt onder andere verooorzaakt 35 door de lucht stroming die tussen de schotel 99 en het draag-orgaan 89 optreedt tengevolge: van het draaien van het draag-orgaan 89, en door de onderlinge mechanische, wrijving. Het gemaaide gewas wordt tengevolge van het feit dat het bovenoppervlak van elk maaimes 94, gerekend tegen de draairichting C in 860 3 0 4 3 ; * -21- (fig.7), in opwaartse richting is gericht en mede door de daarbij ontstane plaatselijke· opwaartse lucht stroming, over het maaimes 94 heen in schuin opwaartse richting geworpen, waardoor het gewas, mede tengevolge van de door het hoge toeren-5 tal van de rotoren mogelijk gemaakte hoge rijsnelheid van de machine, op de draaiende schotel 99 terecht komt en tussen de beide, in tegengestelde zin draaiende rotoren door in schuin achterwaartse richting wordt afgeworpen, zodat op deze wijze een automatisch afvoerorgaan is ontstaan. De maaimessen 94 10 (fig.7-9) zullen tengevolge van de centrifugaalkracht zich in radiale richting opstellen, en kunnen bij het ontmoeten van obstakels om de pen 103 in achterwaartse richting wegzwenken en ( na het passeren van het obstakel ommiddellijk weer de radiale stand innemen. Ih het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig, 9, 15 waarbij tijdens bedrijf, mede onder invloed van de veer 112, het maaimes 94 tegen de aanslag 108 aanligt, zal na het ontmoeten van een obstakel het maaimes hoogstens tot in de gestippelde stand kunnen terugverzwenken, waarbij het tegen de aanslag 109 zal aanliggen. Nadat het obstakel is gepasseerd, zal het maai-20 mes 94 tengevolge van het om de pen 103 door de veer 112 uitgeoefende moment zeer snel in de radiale stand terugzwenken totdat het tegen de aanslag 108 aanligt. Op deze wijze wordt vermeden, dat het maaimes 94 tijdens het terugzwenken tengevolge van zijn massakracht te ver om de pen 103 verzwenkt en 25 het mes na vele amplituden weer in de radiale stand is terug-^ gekeerd. In dit geval wordt voorkomen, dat gedeelten van het gewas ongemaaid blijft staan en een onregelmatig maaibeeld optreedt. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 10 en 11 wordt een bewerkingsorgaan voor het maaien toegepast, dat 30 eveneens in bijzondere mate geschikt is voor het werken bij de hierboven aangegeven zeer hoge toerentallen. Het stuk verenstaaldraad 119 werkt hierbij als slagorgaan en zal daarbij een veel langere levensduur bezitten dan de relatief snel bot wordende maaimessen 94, die herhaaldelijk moeten worden ver-35 wisseld om te worden geslepen of om definitief te worden vervangen. Het slagdeel 119 zal ondanks de optredende slijtage een aanmerkelijk langere levensduur bezitten dan een traditioneel maaimes, maar verwisseling is hierbij onnodig. Het slagdeel 119 is tevens ongevoeliger voor beschadiging tengevolge van 8603043 - 22 - het ontmoeten van obstakels dan de gebruikelijke messen. Het slagdeel 119 kan bij het ontmoeten van obstakels tengevolge van de windingen 118 op zeer elastische wijze uitwijken. Verder wordt opgemerkt, dat de kostprijs van het bewerkingsorgaan 5 volgens de figuren 10 en 11 aanzienlijk lager is dan die van de gebruikelijke maaimessen.During operation, the bottom 69 of the drawbeam 3 is located at a very small distance above the ground, the outer free end of the drawbeam 3 being supported on the ground by means of the underside of the rib 149, the possibility being present may be to change the height of the portion of rib 149 projecting under the joist. The rotors 4-7 are driven in such a way that they rotate in pairs in opposite directions, so that the rotors 4 and 5 in the directions of rotation 8603043 * - 20 - B respectively. C, and rotors 6 and 7 rotate in directions of rotation D resp. E (fig. 1). During rotation, the cocks overlap at the extremities of the mower blades 94 resp. 143 each other. Since the underside of the rib 149 will follow the ground irregularities 5, the supporting beam 3 will pivot up and down around the pivot axis 32 during operation. If the supporting beam 3 projecting completely outside the tractor encounters an obstacle during operation, the supporting beam 3, together with the supporting member 2, can pivot backwards about the pivot shaft 15 such that this hindrance cannot cause damage to the machine. This pivoting is made possible by the operation of the safety device 20 known per se. During operation, the bottom side of the mounting cover 56 will also slide over the ground, thereby being able to follow the ground irregularities; the resulting up and down movement of the cover 56 is permitted by the pivotal possibility of the support pipe 18 about the pivot axis 17. When the machine is to be brought into a transport position after operation, the whole machine is lifted from the lift arms 11, the rocker arm 21 pivoting about the pin 10 due to the front end of this rocker arm being located under the lift arm, thereby changing position between the lift arms and the frame of the machine so that the carrying arm 3 will pivot about the pivot axis 32 in the position indicated by dotted lines in Fig. 2; this pivoting is made possible by the fact that C will pivot upwards the rear end of the rocker arm 21 as a result of the said mutual position change between the lifting arms 11 and the machine frame and this pivoting via the rods 24 and 25, and the lever 22 on the rigid on the 30 support arm 3 attached lever 26 is transferred. During operation, the tray 99, which is freely rotatable about the axis 78, will rotate in the same direction as the rest of the associated high-speed rotary rotor. This sense of rotation of the tray 99 is caused inter alia by the air flow which occurs between the tray 99 and the support member 89 as a result of the rotation of the support member 89, and by the mutual mechanical friction. The cut crop is due to the fact that the top surface of each cutting blade 94 is counted against the direction of rotation C in 860 3 0 4 3; * -21- (fig. 7), is directed upwards and partly due to the resulting local upward air flow, thrown upwards over the mower blade 94 in an oblique upward direction, so that the crop, partly due to the high revolutions Many of the rotors, which allow the machine to travel at a high speed, end up on the rotating disc 99 and are thrown between the two counter-rotating rotors in an obliquely rearward direction, so that an automatic discharge member is created in this way. The blades 94 10 (fig. 7-9) will settle in the radial direction as a result of the centrifugal force, and when they encounter obstacles around the pin 103 they can swing backwards and (after passing the obstacle immediately return to the radial position In the exemplary embodiment according to Figs. 9, 15, during operation, partly under the influence of the spring 112, the mowing blade 94 rests against the stop 108, after encountering an obstacle the mowing blade can at most pivot back to the dotted position, it will be in contact with the stop 109. After the obstacle has passed, the mowing blade 94 will, due to the moment exerted about the pin 103 by the spring 112, pivot back into the radial position very quickly until it is in contact with the stop 108. In this way it is avoided that the mowing blade 94 during pivoting back due to its mass force pivots too far around the pin 103 and after many amplitudes the blade is again in the radial position. and has returned. In this case, parts of the crop are prevented from remaining uncut and an irregular cutting pattern occurs. In the exemplary embodiment according to Figs. 10 and 11, a mowing implement is used, which is also particularly suitable for working at the very high speeds indicated above. The piece of spring steel wire 119 hereby acts as an impact member and will have a much longer service life than the relatively quickly blunting mower blades 94, which must be changed repeatedly for sharpening or for permanent replacement. Despite the wear that occurs, the striking part 119 will have a considerably longer service life than a traditional mowing blade, but it is unnecessary to change it. The impact part 119 is also more insensitive to damage from encountering obstacles than conventional knives. The striking part 119 can deflect very elastically when encountering obstacles due to the windings 118. It is further noted that the cost of the processing member 5 according to Figures 10 and 11 is considerably lower than that of the conventional mowing blades.

Tijdens fabricage van de machine volgens de figuren 3 -6 worden de uit diepgetrokken plaatdelen van de bakken 66, die de bolvormige ondersteuning 68 en de bodem 69 vormen, voor-10 zien van de aangelaste deksels 67, 71. Door middel van de bouten 74 worden de tandwielkasten 73 op de draagbalkdelen 62 - 65 aangebracht, welke tandwielkasten 73 zijn voorzien van C de legerdeksels 80 en 81, de afdichtingen 82, legers 83 en 84, alsmede van de schroefwielen 87 en 88. De draagbalkdelen 62 15-65 worden hierna in een mal naast elkaar opgesteld, zoals dit in fig. 1 is getekend, waarbij dus de achterranden van deze draagbalken, gezien in bovenaanzicht, een rechte lijn vormen. Daarna worden de loodrecht op deze achterrand liggende zijvlakken van de draagbalkdelen aan elkaar gelast. Ha 20 deze bewerking wordt, nog voordat de rib 149 is aangebracht, de as 60, die over de gehele lengte van de draagbalk 3 uit één stuk bestaat, vanaf het uiteinde, dat bestemd is voor het bevestigen van de rib 149, in het draagbalkdeel 65 gestoken, waarbij de aandrijfas 60 met behulp van de zoekervormige vlakken g. 25 85 of 86 door de openingen in de legerdeksels 81 en in de ^ schroefwielen 87 gestoken; nadat de aandrijfas 60 de tandwiel kast 73 van de rotor 7 is gepasseerd, wordt de aandrijfas 60 op dezelfde wijze verder door de overeenkomstige delen van de overige rotoren geschoven, en ten slotte zo ver doorgevoerd, 30 dat de aandrijfas 60 over de gewenste afstand buiten het aan het montage deksel 5 6 te bevestigen eindvlak van het draagbalkdeel 62 uitsteekt om daar het tandwiel 54 op te kunnen bevestigen. Hierbij wordt opgemerkt, dat het schroefwiel 87 voordat de as 60 wordt doorgestoken, reeds praktisch op zijn 35 definitieve plaats is gefixeerd, doordat dit schroefwiel 87 door de binnenringen van de legers 83 en 84 reeds op zijn plaats wordt gehouden. Het doorsteken van de as 60 kan worden bevorderd, door de bouten 74 (fig. 5) aanvankelijk nog niet geheel vast te zetten en de tandwielkasten 73, na het aanbrengen 1603043 - 23 - van de as 60, definitief te "bevestigen op de rij bakken 66. levens dient te worden opgemerkt, dat voor het door steken van de as 60 de rotoren moeten worden opgesteld, zoals dit in fig. 1 is afgebeeld, dat wil zeggen, dat elke rotor (die 5 vier maaimessen omvat) in een stand moet worden geplaatst, die 45° is verdraaid ten opzichte van de stand van de naastliggende rotor. Deze stand kan uiteraard in de betreffende las- en/of montagemal worden vastgelegd. Daar de tandwielkasten 73 zeer diep in de draagbalkdelen worden aangebracht, is 10een zerer kleine hoogte van de draagbalk bereikbaar.During manufacture of the machine according to Figures 3 -6, the deep-drawn sheet metal parts of the trays 66, which form the spherical support 68 and the bottom 69, are provided with the welded covers 67, 71. By means of the bolts 74 the gearboxes 73 are mounted on the support beam parts 62 - 65, which gear boxes 73 are provided with C the bearing covers 80 and 81, the seals 82, bearings 83 and 84, as well as the screw wheels 87 and 88. The support beam parts 62 15-65 are hereinafter referred to as arranged side by side in a mold, as shown in fig. 1, the rear edges of these beams, therefore, seen in top view, form a straight line. The side surfaces of the joist parts perpendicular to this rear edge are then welded together. After this operation, before the rib 149 has been fitted, the shaft 60, which is made in one piece over the entire length of the draw beam 3, from the end, which is intended for fixing the rib 149, into the draw beam part 65, the drive shaft 60 using the viewfinder surfaces g. 85 or 86 inserted through the openings in the bearing covers 81 and in the screw wheels 87; after the drive shaft 60 has passed the gearbox 73 of the rotor 7, the drive shaft 60 is pushed further through the corresponding parts of the other rotors in the same manner, and finally passed so far that the drive shaft 60 is outside the desired distance. the end face of the supporting beam part 62 to be attached to the mounting lid 5 6, in order to be able to fix the gear wheel 54 thereon. It is noted here that the screw wheel 87 is already practically fixed in its final position before the shaft 60 is pierced, because this screw wheel 87 is already held in place by the inner rings of the bearings 83 and 84. The piercing of the shaft 60 can be promoted by initially not fully tightening the bolts 74 (fig. 5) and finally fixing the gearboxes 73 to the row after fitting 1603043 - 23 - of the shaft 60. buckets 66. life, it should be noted that to insert the shaft 60, the rotors must be arranged as shown in fig. 1, that is, each rotor (comprising 5 four blades) in a position must be placed, which is rotated 45 ° relative to the position of the adjacent rotor.This position can, of course, be fixed in the relevant welding and / or mounting template.Since the gearboxes 73 are placed very deep in the joist parts, small height of the drawbeam accessible.

Bij de samenbouw van de machine volgens het uitvoerings-voorbeeld van de figuren 12-14 worden eerste de kokers 123 C en de tandwielkasten 124 in de in de figuren aangeduide volg orde aan elkaar vastgebouwd door middel van de bouten 126.In the assembly of the machine according to the exemplary embodiment of Figures 12-14, first the sleeves 123C and the gearboxes 124 are assembled together in the order indicated in the figures by means of the bolts 126.

15De tandwielkasten 124 zijn hierbij nog niet voorzien van het draagorgaan 141. Het op laatstgenoemde wijze aan elkaar bevestigde centrale dragende gedeelte van de draagarm 3 wordt nu in zijn geheel in de sleufvormige openingen van de reeds aan" elkaar gelaste draagbalkdelen 62 - 65 geplaatst. De aandrijf-20 assen 127 zyn dan uiteraard al in de kokers 123 aanwezig. De draagbalkdelen 62 - 65 worden daarna door middel van de bouten 138 aan de tandwielkasten 124, en tengevolge van de aanwezigheid van de kokers 123 daarmee eveneens ten opzichte van elkaar aan dit dragende gedeelte bevestigd, waarbij de voorzijde 25 van de draagbalkdelen ter plaatse van de uitholling 139 met enige spanning tegen de kokers 123 aanliggen. Ook hierbij zijn de bolvormige ondersteuningen 68, alsmede de achter de kokers gelegen dekseldelen 71A in hoofdzaak achter de kokers door middel van lassen aan elkaar bevestigd, waardoor een goede op-30 sluiting tussen de kokers 123 en de tandwielkasten 124 enerzijds en de draagbalkdelen 62 - 65 anderzijds ontstaat. Ook bij deze uitvoeringsvorm is een zeer kleine hoogte van de draag— balk bereikbaar , daar de tandwielkasten tot op de boden reiken.The gearboxes 124 are not yet provided with the supporting member 141. The central supporting part of the supporting arm 3 which has been fastened to one another in this way is now placed in its entirety in the slot-shaped openings of the supporting beam parts 62 - 65 already welded together. drive shafts 127 are then of course already present in the sleeves 123. The support beam parts 62-65 are then secured to the gearboxes 124 by means of the bolts 138, and due to the presence of the sleeves 123 therewith also relative to each other. bearing part, wherein the front side of the supporting beam parts abut with some tension against the tubes 123 at the location of the hollow 139. Here, too, the spherical supports 68, as well as the cover parts 71A located behind the tubes, are substantially behind the tubes by means of welded together, providing good retention between the sleeves 123 and the gearboxes 124 on the one hand and the rudder beam parts 62 - 65 on the other hand. In this embodiment, too, a very small height of the supporting beam is accessible, since the gearboxes reach to the bottom.

De maaimessen 143, die bij het laagstgenoemde uitvoerings-35 voorbeeld aan de rotoren zija aangebracht, welke messen 143 uit twee één. geheel vormende gedeelten bestaat, die een stompe hoek met elkaar insluiten, worden tijdens bedrijf tengevolge van de centrifugaalkraeht met kracht tegen de aanslag 147 aangedrukt, zodat zij bij het raken van een obstakel reeds bij het 8603043 - 24 - begin van bun achterwaartse verzwenking een grote tegenwerkende kracht op het obstakel uitoefenen. Deze tegenwerkende kracht blijft bestaan, zelfs al wordt het maaimes 143 tegen de aanslag 148 terugverzwenkt. Het weer in de bedrijfsstand zwenken van 5 het mes 143 geschiedt dan ook tot in de bedrijfsstand zelf onder volle werking van de centrifugaalkracht. Hierdoor wordt vermeden, dat, na het opnieuw bereiken van de bedrijf stand, ongewenste heen- en we er zwenkingen ontstaan met langdurig optredende amplituden. Op deze wijze wordt de toepassing van 10 een veer, zoals de veer 112 in fig. 9, vermeden. Doordat de snijkant 146 achter de corresponderende radiaal ligt en een hoek met deze radiaal insluit, ontstaat een zeer geringe ge-C reduceerde snijhoek van de snijkant van het mes en wordt het gemaaide gewas niet alleen schuin opwaarts, maar ook enigs-15 zins in radiale richting van het mes èf bewogen, waardoor het gewas, omdat vanwege het hoge toerental met grote rijsnelheid gereden wordt, over de rotoren heen achter de draagbalk 3 op de grond komt.The mowing knives 143, which in the lowest-mentioned embodiment are arranged on the rotors side, which knives 143 are made of two one. Consistently forming parts which enclose an obtuse angle with each other, during operation as a result of the centrifugal force, are pressed against the stop 147 with force, so that when hitting an obstacle they already form a large obstacle at the start of the rear pivoting exert counteracting force on the obstacle. This counteracting force persists even if the cutting blade 143 is pivoted back against the stop 148. Pivoting the knife 143 back into the operating position therefore takes place up to the operating position itself under full action of the centrifugal force. This prevents undesired back-and-forth pivots with sustained amplitudes occurring after the operating mode has been reached again. In this way, the use of a spring, such as the spring 112 in Fig. 9, is avoided. Because the cutting edge 146 lies behind the corresponding radial and encloses an angle with this radial, a very small C-reduced cutting angle of the cutting edge of the blade is created and the cut crop is not only obliquely upward, but also somewhat radially direction of the blade has been moved, so that the crop, because the high speed drives at a high driving speed, causes it to land on the ground behind the beams behind the beams 3.

De uitvinding is niet beperkt tot datgene dat in de 20 beschrijving en/of de conclusies is vermeld, maar heeft ook betrekking op de details van de figuren al dan niet beschreven.The invention is not limited to what is stated in the description and / or the claims, but also relates to the details of the figures whether or not described.

cc

860304J860304J

Claims (5)

1. Maaimachine met om opwaarts gerichte draaiings-assen draaibare maaiorganen, die aan een draagbalk zijn aangebracht, die voor althans nagenoeg elk maaiorgaan een bak met overbrengingsorganen omvat, in welke bak een met het 5 maaiorgaan verbonden drager is gelegerd die door middel van de overbrengingsorganen met zich door de draagbalk uitstrekkende aandrijfmiddelen is gekoppeld, welke aandrijf-middelen zich in de lengterichting van de draagbalk door de bakken uitstrekken, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen 10 een enkele aandrijfas omvatten, die zich door de bakken van althans nagenoeg alle maaiorganen uitstrekt en in elke bak zich door een opening uitstrekt van een overbrengingsorgaan dat onafhankelijk van de aandrijfas in de tandwielbak is gelegerd, welke opening zich in de lengterichting van de 15 maaibalk door de bak uitstrekt en waarbij de aandrijfas althans in een gedeelte van de opening is gelegen en met de opening in doorsnede onrond is gevormd voor de aandrijvende verbinding van de aandrijfas met het overbrengingsorgaan.1. Mowing machine with mowing members rotatable about upwardly rotating rotary axes, which are mounted on a supporting beam, which comprises, for at least almost every mowing member, a container with transmission members, in which container is mounted a carrier connected to the cutting member and which by means of the transmission members coupled to drive means extending through the draw beam, which drive means extend through the trays in the longitudinal direction of the draw beam, characterized in that the drive means 10 comprise a single drive shaft extending through the trays of at least all mowing members and in each bucket extends through an opening of a transmission member mounted independently of the drive shaft in the gearbox, said opening extending longitudinally of the cutter bar through the bucket and the drive shaft being at least in a portion of the opening and with the opening in cross-section formed out of round for the driving far binding of the drive shaft to the transmission member. 2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat het overbrengingsorgaan dat met de aandrijfas is verbonden met beide einden is gelegerd in in de bak aangebrachte legers.2. Mower according to claim 1, characterized in that the transmission member connected to the drive shaft is alloyed at both ends in bearings arranged in the box. 3. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het met de aandrijfas verbonden overbrengings- 25 orgaan aandrijvend is gekoppeld met een op een in de tandwielkast gelegerde, het maaiorgaan dragende draagas aangebracht overbrengingsorgaan.3. Mowing machine according to claim 1 or 2, characterized in that the transmission member connected to the drive shaft is coupled in a driving manner to a transmission member mounted in the gearbox bearing bearing shaft. 4. Maaimachine volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat dichtingen centrisch om de einden van openingen 30 waardoor de aandrijfas is gestoken in de tandwielkast zijn gelegen.Mower according to claim 1, 2 or 3, characterized in that seals are located centrally around the ends of openings 30 through which the drive shaft is inserted. 5. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tandwielkast in hoogterichting verplaatsbaar aan de draagbalk is aangebracht en door middel 35 van zich in hoogterichting uitstrekkende bevestigingsorganen met de draagbalk is verbonden. 860 3 0 4 3.A mowing machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the gear box is mounted vertically on the support beam and is connected to the support beam by means of height-extending fastening members. 860 3 0 4 3.
NL8603043A 1973-04-27 1986-11-28 MOWER. NL8603043A (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8603043A NL8603043A (en) 1973-04-27 1986-11-28 MOWER.

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7305887 1973-04-27
NL7305887A NL7305887A (en) 1973-04-27 1973-04-27
NL8201507 1982-04-08
NL8201507A NL8201507A (en) 1973-04-27 1982-04-08 MOWER.
NL8603043 1986-11-28
NL8603043A NL8603043A (en) 1973-04-27 1986-11-28 MOWER.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8603043A true NL8603043A (en) 1987-03-02

Family

ID=27351858

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8603043A NL8603043A (en) 1973-04-27 1986-11-28 MOWER.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8603043A (en)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3974630A (en) Mowing machine
US3965658A (en) Mowing machines
US4497161A (en) Mower
JPS6035082B2 (en) More
US4157004A (en) Mowing machines
NZ195288A (en) Mower with helical-flighted swath former
NL8006522A (en) HAY CONSTRUCTION MACHINE.
EP0206965B1 (en) Rotary mower
CA2531189A1 (en) Blade for a crop harvesting header with rotary disks
NL8400818A (en) MOWER.
NL8600047A (en) Tractor towed rotary mowing machine - has positively driven contra-rotating rotors each with one cutter blade fixed in different positions (NL150377)
NL193967C (en) Machine for lateral moving of crop lying on the ground.
JP2004041058A (en) Lawn mower
NL8603043A (en) MOWER.
NL9600023A (en) Mowing machine for agricultural purposes
NL8201507A (en) MOWER.
US4050224A (en) Mowing implement
JP5065754B2 (en) Rear discharge mower
NL193337C (en) Mower.
JPS5942826Y2 (en) tall forage reaper
JPS606181Y2 (en) Mower front gauge wheel support device
NL8702876A (en) Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78)
JP3799848B2 (en) Marchingmore
JP2535256Y2 (en) Mower
NL8402926A (en) MOWER.

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed