NL8601120A - Inrichting voor de anaerobe zuivering van afvalwater. - Google Patents

Description

« * r* NO 33646 ^ *

Korte aanduiding: Inrichting voor de anaerobe zuivering van afvalwater.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de anaerobe zuivering van afvalwater, omvattende een reactor met gistingsruimte en boven die gistingsruimte aangebrachte bezinker, middelen voor de toevoer van afvalwater naar de gistingsruimte, en 5 boven de bezinker aangebrachte middelen voor de afvoer van gezuiverd water, welke bezinker ten minste één laag van gasopvangkappen omvat.

Een dergelijke inrichting wordt in de praktijk vaak aangeduid met de term U.A.S.B.-reactor, waarbij U.A.S.B. staat voor "Opflow anaerobic sludge blanket”. Bekende inrichtingen van dit type 10 hebben vaak twee lagen gasopvangkappen waarbij elke kap van de onderste laag bijvoorbeeld door een schuine pijp is verbonden met een kap van de bovenste laag. Echter een bezinker met één enkele laag gasopvangkappen is ook mogelijk. Al het opgevangen gas stroont vanuit de gasopvangkappen van de bovenste laag of de enkele laag direct naar een gasafvoer-15 leiding die bijvoorbeeld met een gashouder in verbinding staat. Dit bekende type anaerobe zuiveringsinstallatie kan het nadeel vertonen dat als gevolg van turbulentie, slib en water in de bezinker onvoldoende van elkaar worden gescheiden, hetgeen een nadelige invloed cp het rendement van de installatie heeft. Deze turbulentie wordt onder andere 20 veroorzaakt doordat er opwaartse stromingen ontstaan in de bezinker, veroorzaakt door minuscule kleine gasbelletjes. Deze gasbelletjes ontstaan doordat water cp grotere diepte meer gas in oplossing kan hebben dan water aan de oppervlakte. Bij opwaartse stroming zal deze oververzadiging van gas in de vorm van kleine belletjes uit het water 25 treden. Als er eenmaal een dergelijke stroming is ontstaan, houdt deze zichzelf in stand doordat deze als gaslift gaat werken en water uit grotere diepte transporteert. Dit heeft tot gevolg dat er grote verticale en horizontale stromingen in de bezinker ontstaan.

Met de uitvinding wordt beoogd dit nadeel voor een 30 belangrijk deel te vermijden en een anaerobe zuiveringsinstallatie van het in de aanhef genoemde type te verschaffen, waarbij ten minste de zone nabij de gewocnlijk als overstrocmgoten uitgevoerde middelen voor de afvoer van gezuiverd water vrij van turbulentie is en daardoor de scheiding tussen slib en water optimaal is, 35 Volgens de uitvinding is de inrichting hiertoe gekenmerkt doordat elke gasopvangkap bij ten minste één einde uitmondt 8601120

Λ A

, -2- in een gasafvoer en ter plaatse van de overgang van elke gasopvangkap en de bijbehorende gasafvoer vloeistof tegenhoudende middelen zijn aangebracht die tijdens bedrijf de vloeistof spiegel in de kap handhaven onder het niveau waarbij vloeistof in de gasafvoer zou kunnen stromen.

5 Door toepassing van de uitvinding is de enige toe gelaten stroming de stroming van effluent. Doordat de gasopvangkappen vlak onder het niveau van de effluentafvoer zijn geplaatst en de diepte van de totale bezinker gering is, komen door de afnemende druk nog slechts weinig gasbellen vrij, en kan het bezinken van het slib niet 10 noemenswaardig verstoord worden.

Voor de uitvoering van de vloeistof tegenhoudende middelen bestaan verschillende mogelijkheden, bijvoorbeeld op gasdruk of vloeistofniveau reagerende kleppen. In verband met de eenvoud en de bedrijf zekerheid verdient het echter de voorkeur dat deze middelen 15 bestaan uit een bak met één of meer openingen in de naar de gasafvoer gekeerde achterwand en één of meer openingen in de boven- of voorwand, waarbij het vloeistofoverloopniveau van de boven- of voorwand boven de bovenrand van de opening (en) in de achterwand is gelegen.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren, 20 waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede door de reactor volgens de lijn I-I in figuur 2.

Figuur 2 toont een doorsnede volgens de lijn II-II in 25 figuur 1.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een gasopvangkap op de plaats waar deze uitmondt in de gasverzamelruimte, waarbij een deel weggebroken is gedacht.

De weergegeven inrichting omvat een reactor 1 waarvan 30 het onderste deel de gistingsruimte 2 vormt, terwijl boven deze ruimte 2 een bezinker is aangebracht in de vorm van twee lagen gasopvangkappen 3. Boven de bovenste laag kappen 3 bevindt zich een aantal overstrocm-goten 4 met V-vormige uitsparingen 5 in de zijwanden. Deze effluent-goten zijn bestemd voor het ontvangen van gezuiverd water. Vanaf elke 35 overstroomgoot 4 loopt een afvoer leiding 6 naar een verzamelafvoer-leiding 7.

Elke gasopvangkap 3 mondt bij één einde uit in een gasverzamelruimte 8 die is afgesloten qp een gasafvoer 9. Ter plaatse van deze uitmonding is een bakje 11 aangebracht bestaande uit een 8601120 -3- gesloten voorwand 12, gesloten zijwanden 13 en een gesloten bodem 14. Het achtervlak en het bovenvlak van de bakjes zijn open of van openingen voorzien, waarbij de bovenrand van de openingen of qpeningen in het achtervlak met 15 en de bovenrand van de voorwand 12 met 16 is 5 aangeduid. Er zal nog worden uiteengezet waarom het van belang is dat 16 hoger ligt dan 15.

In de gistingsruimte 2 mondt een toevoerleiding 17 voor afvalwater uit.

De inrichting werkt als volgt: 10 Op de bodem van de gistingsruimte 2 is een laag anaëroob slib aangebracht. Via de leiding 17 wordt afvalwater toegevoerd en door niet getekende, op zichzelf bekende middelen over de bodem van het vat 1 verdeeld. Door anaerobe fermentatie wordt organisch materiaal onder andere angezet in biogas (methaan) dat gedeeltelijk in 15 het water oplost en gedeeltelijk in de vorm van gasbellen opstijgt. De vloeistofspiegel stijgt door de toegevoerde influent tot dat deze spiegel de bovenrand van de effluentgoten 4 bereikt en deze goten met gezuiverd water volstrcmen. Dit gezuiverde water wordt via de leidingen 6 en 7 afgevoerd.

20 Het opstijgende gas wordt opgevangen in de gasopvang- kappen 3 en stroont vanuit die kappen via het open bovenvlak en het open achtervlak van de bakjes 11 in de gasverzamelruimte 8 en wordt daaruit via leiding 9 afgevoerd. Omdat de bovenrand 16 van de voorwand 12 hoger ligt dan de bovenrand 15 van de opening (en) in het achtervlak 25 van de bakjes, kan vloeistof niet in de gasverzamelruimte stromen, immers zal de gasdruk in elke kap 3 de vloeistofspiegel 18 terugduwen tot juist aider het niveau van de bovenrand 16 van de voorwand 12, waarna gas naar de kamer 8 kan ontsnappen. De gasdruk blijft cp een nagenoeg constante waarde gehandhaafd voldoende cm het vloeistofniveau 30 onder de rand 16 te houden. In feite werken de bakjes als sloten ter verhindering van een vloeistofstroan naar de gasverzamelkamer 8.

Het zal duidelijk zijn dat voor deze sloten (vloeistof tegenhoudende middelen) andere uitvoeringen denkbaar zijn zoals een op druk reagerende terugslagklep of een op vloeistofniveau 35 geregelde klep. Indien voor de bakjes 11 wordt gekozen, en dat verdient vanwege de eenvoud en bedrijf zekerheid de voorkeur, kunnen de door-strocmopeningen voor het gas ook op andere plaatsen zitten. Bijvoor-_ - beeld is het bovenoppervlak van de bakjes dicht en zijn in de voorwand 12 één of meer openingen aangebracht. In plaats van een open achterwand 8601120 . -4- A.

van de bakjes kan gekozen worden voor een aantal openingen in een overigens gesloten achterwand. Wel dient de vloeistofoverlooprand van de opening(en) in de voorwand hoger te liggen dan de bovenrand van de opening(en) in de achterwand, 5 In plaats van een gemeenschappelijke gasverzamelkamer 8 kan elke kap zijn eigen gasafvoer hebben. Binnen het kader van de uitvinding zijn ook andere wijzigingen mogelijk.

8601120

Claims (2)

1. Inrichting voor de anaerobe zuivering van afvalwater, omvattende een reactor met gistingsruimte en boven die gistings-ruirate aangebrachte bezinker, middelen voor de toevoer van afvalwater naar de gistingsruimte, en boven de bezinker aangebrachte middelen voor 5 de afvoer van gezuiverd water, welke bezinker ten minste één laag van gasopvangkappen cravat, met het kenmerk, dat elke gasopvang-kap (3) bij ten minste één einde uitmondt in een gasafvoer (8) en ter plaatse van de overgang van elke gasopvangkap (3) en de bijbehorende gasafvoer (8) vloeistof tegenhoudende middelen zijn aangebracht die 10 tijdens bedrijf de vloeistofspiegel in de kap handhaven aider het niveau waarbij vloeistof in de gasafvoer zou kunnen stranen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat genoemde vloeistof tegenhoudende middelen bestaan uit een bak (11) met één of meer openingen in de naar de gasafvoer 15 gekeerde achterwand en één of meer openingen in de boven- of voorwand, waarbij het vloeistofoverlocpniveau (16) van de boven- of voorwand boven de bovenrand (15) van de opening(en) in de achterwand is gelegen. 3601120