NL8600859A

NL8600859A - Schroefsluiting, alsmede de daarvoor bestemde schroefdop en houder.

Info

Publication number: NL8600859A
Application number: NL8600859A
Authority: NL
Original assignee: Kornelis Kunsthars Prod Ind Bv
Priority date: 1986-04-03
Filing date: 1986-04-03
Publication date: 1987-11-02

Description

X Sch/AB/l - 1 - - ir &

Schroefsluiting, alsmede de daarvoor bestemde schroefdop en houder

De uitvinding betreft een schroefsluiting voor een houder, bijvoorbeeld een glazen fles, omvattende een aan het omtreksvlak in de aan de opening van de houder grenzende eindzone aangebrachte uitwendige schroefdraad, en een daarop 5 vastschroefbare schroefdop met overeenkomstige inwendige schroefdraad, aan de van de opening van de houder afgewende zijde van welke uitwendige schroefdraad tenminste één nok met in de vastschroefrichting gezien een oploopvlak en in de losschroefrichting een aanslagvlak aan de houder aanwezig 10 is, aan de aan het open einde van welke schroefdop grenzende zone een verzegeling aanwezig is, welke verzegeling is voorzien van tenminste één verzwakking met middelen die bij het vastschroeven van de dop op de houder als een ratel met de nok samenwerken en bij het * los schroeven van de dop van de 15 houder zodanig met het aan de nok aanwezige aanslagvlak samenwerken, dat op de verzwakking een op verbreking gerichte kracht wordt uitgeoefend.

Een dergelijke schroefsluiting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 2.423.582. De schroefdop volgens dit 2D Amerikaanse octrooischrift is voorzien van een aantal zich in de langsrichting uitstrekkende en over de gehele omtrek verdeelde verzwakkingslijnen. Aan het binnenmantelvlak van de schroefdop strekt zich vanaf elke verzwakkingslijn een lip uit, die bestemd is om samen te werken met het aanslag-25 vlak, dat aan het einde van elke aan de houder aangebrachte nok aanwezig is. Bij het vastdraaien van de sluiting werken de lippen op de wijze van een ratel met de nokken samen. Bij het losschroeven van de schroefdop van de houder oefenen de lippen een zodanige kracht op het omtreksvlak van de 30 schroefdop uit, dat hierin een trekspanning ontstaat. Daardoor breekt de schroefdop op één of meer van de verzwak-kingslijnen. Overeenkomstig het gestelde in dit Amerikaanse «> =3 - 2 - octrooischrift is hier sprake van een eenmalige sluiting. Na het losschroeven van de dop is de dop kapot en moet worden weggegooid. De dop volgens dit Amerikaanse octrooischrift is verder gecompliceerd van opbouw en vereist daarom een bij-5 zondere en daardoor kostbare machine om hem in massa te kunnen produceren.

Bekend zijn verder schroefsluitingen, waarbij de dop aan zijn onderzijde via omtreksgewijs verdeelde lippen is verbonden met een verzegel-ring, die door een warmtebehande— 10 ling na het voltooien van de sluiting strak rond de hals van de houder wordt gebracht. Bij het losschroeven van de dop van de houder kan de ring het verbrede bovendeel van de hals niet passeren en door de op de verbindingslippen uitgeoefende trekkracht wordt de verbinding tussen de schroefdop en de 15 ring verbroken. In de praktijk komt het vaak voor, dat de ring halverwege scheurt, zulks afhankelijk van de kwaliteit van de dop/ring.

De uitvinding beoogt, de schroefsluiting zodanig uit te voeren, dat hij met aanzienlijk geringere kosten kan wör-20 den vervaardigd dan de bekende sluitingen. Verder stelt de uitvinding zich ten doel, een schroefsluiting zodanig uit te voeren, dat geen thermische nabehandeling voor het krimpen van een verzegelring noodzakelijk is.

In verband met het bovenstaande stelt de uitvinding in 25 het algemeen een schroefsluiting van het in de aanhef vermelde type voor, die het kenmerk vertoont dat de verzwakking is uitgevoerd als een aantal zich in de asrichting van de dop uitstrekkende stroken, die enerzijds met het open einde van de dop, anderzijds met een ring zijn verbonden, welke 30 ring bij het vastschroeven van de dop op de houder door het uitoefenen van enige extra kracht de of elke nok kan passeren. Ter toelichting wordt erop gewezen, dat de axiale positie van de aanslagvlakken zodanig moet zijn, dat de stroken bij het losschroeven van de dop onder alle omstan-35 digheden worden tegengehouden door de aanslagvlakken. In de praktijk zal het erop neerkomen, dat de axiale posities van de aanslagvlakken en de stroken ongeveer met elkaar overeen- ,Λ „ T'*'*·: i

J

-3- komen, terwijl de stroken een iets grotere lengte bezitten.

Een variant wordt gekenmerkt door een aantal omtreks-gewijze zodanig onderling gepositioneerde aanslagvlakken en stroken, dat bij het losschroeven van de dop van de houder 5 de stroken individueel of in groepen successievelijk worden verbroken * Het voordeel van deze uitvoering is, dat niet alle stroken tegelijk hoeven te verbreken, waardoor de gebruiker een kleinere kracht hoeft uit te oefenen, ofwel dat, gegeven een bepaalde uit te oefenen kracht (of liever gezegd 10 koppel), van een sterkere kunststof gebruik kan worden gemaakt,- bijvoorbeeld polypropeen, dat in het bijzonder gunstig is- in geval van pasteurisatie.

Om de ring zo gemakkelijk mogelijk de nokken te doen passeren bij het aanbrengen van de dop kan gebruik worden 15 gemaakt van een variant, waarin het naar de opening van de houder gerichte vlak een met de richting van de uitwendige schroefdraad van de houder overeenkomende schuine vorm bezit.

Een uitvoering, waarin het oploopvlak en het aanslag-20 vlak een scherpe hoek met elkaar insluiten, heeft het voordeel, dat de kans, dat een strook een aanslagvlak passeert, is uitgesloten. Het afbreken van een strook is aldus volledig verzekerd.

Teneinde bij glazen houders een zo gemakkelijk moge-25 lijke lossing uit de matrijs te verkrijgen verdient die uitvoering de voorkeur, waarin het aanslagvlak concaaf is. Een andere uitvoering waarin een eenvoudige lossing uit de matrijs is verzekerd wordt gekenmerkt door twee paren diagonaal tegenover elkaar gelegen aanslagvlakken, welke twee pa-30 ren een van 90 graden afwijkende onderlinge hoekstand bezitten.

De voorkeur wordt gegeven aan een uitvoering, die het kenmerk vertoont dat de hoekpositie van de nok(ken) en de strook(stroken) zodanig is gekozen dat bij het vastschroeven 35 van de dop op de houder al afdichting wordt bereikt, voordat de laatste strook de betreffende nok heeft gepasseerd, zodanig dat de afdichting van een gesloten houder uitsluitend «* * «s * r' •3* t - 4 - door losschroeven van de dop door een gebruiker kan worden opgeheven. In de praktijk zal bij het aandraaien van een vooraf bepaald koppel een bepaalde onderlinge hoekstand moeten worden bereikt. Bij een terugloop van de schroefdop moet 5 verzekerd zijn dat de stroken, althans een eerste strook, tegen het laatst gepasseerde aanslagvlak komt te rusten, zonder dat de sluiting gaat lekken, danwel overdruk of onderdruk verliest.

Verder strekt de uitvinding zich uit tot een schroef-10 dop met verzegeling, ten gebruike als deel van een schroef-sluiting van het hierboven beschreven type volgens de uitvinding. Deze schroefdop is gekenmerkt door een aantal zich in de asrichting van de dop uitstrekkende stroken, die enerzijds met het open einde van de dop, anderzijds met een ring 15 zijn verbonden.

Ook betreft de uitvinding een houder, die kennelijk bestemd is ten gebruike als deel van een dergelijke schroef— sluiting.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van 20 de tekening van enkele willekeurige uitvoeringsvoorbeelden, waartoe de uitvinding niet is beperkt. In de tekening tonenr

Fig. I de hals van een fles volgens de uitvinding in zijaanzicht, gedeeltelijk weggebroken?

Fig. 2 een bovenaanzicht van deze hals? 25 Fig. 3 een zijaanzicht, gedeeltelijk weggebroken van een schroefdop?

Fig. 4 de schroefdop volgens fig. 3, nadat hij is aangebracht op de hals volgens de figuren 1 en 2;

Fig. 5 een gedeeltelijk weggebroken bovenaanzicht van 30 de schroefsluiting volgens fig. 4?

Fig. 6 een variant, waarin paren diagonaal tegenover elkaar gelegen nokken een van 90 graden afwijkende onderlinge hoekstand bezitten? en

Fig. 7 het detail VII volgens fig. 6.

35 Fig. 1 toont een hals 1 van een fles. Deze is aan zijn open einde 2 voorzien van uitwendige schroefdraad 3. Onder deze schroefdraad 3 zijn vier nokken 4 omtreksgewijze ge- -· .v -\ .«N ** Λ

Ti '1 J J

v ·.· -.} rJ J

- 5 - rangschikt.

Fig. 2 toont dat de nokken 4 elk een oploopvlak 5 en een aanslagvlak 6 vertonen.

Fig. 3 toont een schroefdop 7 die kan samenwerken met 5 de hals 1 volgens de figuren 1 en 2. Deze schroefdop is voorzien van inwendige schroefdraad 8 die kan samenwerken met jde uitwendige schroefdraad 3 aan de hals 1. Aan het open einde 9 van de schroefdop 7 bevindt zich een ring 10, die met de schroefdop 7 is verbonden door middel van omtreksge— 10 wijze gerangschikte stroken 11.

Fig. 4 toont, hoe de dop 7 uiteindelijk is vastge— schroefd op de hals 1. Daartoe wordt de schroefdop 7 onder uitoefening van een normale kracht op de hals geschroefd, waarna door geringe elastische vervorming van de ring 10 15 deze ring de nokken 4 zal passeren. In de uiteindelijke af— dichtende stand van de sluiting bevinden op de in fig. 4 getoonde wijze de nokken 4 zich in de axiale positie, waarin zij zich uitstrekken tussen de onderrand 12 van de schroefdop 7 en de bovenrand 13 van de ring 10.

20 Tevens toont fig. 4, dat de stroken 11 door bijvoor beeld geringe terugloop kunnen gaan aanliggen tegen de aan-slagvlakken 6, waardoor verdere terugloop wordt tegengegaan, zodat een blijvende afdichting is verzekerd.

Fig. 5 toont de doorsnede V-V volgens fig. 4, waaruit 25 het hiervoor besproken aspekt nog eens duidelijker wordt.

Fig. 6 toont een uitvoering met twee paren diagonaal tegenover elkaar gelegen nokken, respektievelijk 14, 15 en 16, 17. Duidelijk blijkt uit fig. 6, dat de twee paren 14, 15 en 16, 17 een van 90 graden afwijkende onderlinge hoek-30 stand bezitten. In dit geval wordt hiermee uitsluitend het voordeel bereikt, dat bij het losschroeven van de schroefdop eerst de stroken 20, 21 en pas na het verbreken daarvan de stroken 18, 19 worden verbroken, zodat het uit te oefenen koppel beperkt blijft.

35 Zoals uit fig. 7 duidelijk blijkt, betreft fig. 6 een uitvoering, waarin lossing uit een matrijs is vereenvoudigd. De nok 16 is versprongen geplaatst ten opzichte van -* ' , - Λ '' 1 - c Λ*ν ‘'fc - 6 - een met de lossingsrichting van de matrijs overeenkomende diagonaal 23. Een lijn 24 loopt evenwijdig met die diagonaal 23. Allereerst is duidelijk, dat hiermee een scherpe hoek is verkregen tussen het oploopvlak 25 en het aanslagvlak 26 van 5 de nok 16. Verder is· het aanslagvlak 26 enigszins concaaf uitgevoerd, zoals is aangeduid met de hoek 27. De hoek 28 geeft de versprongen hoekrelatie van het aanslagvlak 26 aan. Duidelijk zal uit dit voorbeeld zijn, dat deze uitvoering een perfekte garantie voor het afbreken van de stroken 10 geeft door de scherpe hoek tussen het aanslagvlak 26 en het oploopvlak 25 enerzijds, terwijl bovendien een gemakkelijke lossing uit de matrijs is verzekerd, en voorts door de versprongen relatie in overeenstemming met fig. 6 met een relatief geringe uit te oefenen afschroefkracht kan worden 15 volstaan.

Er wordt op gewezen, dat bij toepassing van grotere diameters het aantal nokken en stroken zal worden vergroot.

'a > --¾. r λ .j u rj &

Claims

2. Schroefsluiting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een aantal omtreksgewijze zodanig onderling gepositioneerde aanslagvlakken en stroken, dat bij het losschroeven van de dop van de houder de stroken individueel of in groepen successievelijk worden verbroken.
3. Schroefsluiting volgens één der voorgaande conclu sies, met het kenmerk dat het naar de opening van de houder gerichte vlak een met de richting van de uitwendige schroefdraad van de houder overeenkomende schuine vorm bezit.
4. Schroefsluiting volgens één der voorgaande conclu- ^ Λ - -s W, ' I - 8 - sies, met het, kenmerk dat het oploopvlak en het aanslagvlak een scherpe hoek met elkaar insluiten. 5* Schroefsluiting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het aanslagvlak concaaf is.
6. Schroefsluiting volgens één der voorgaande conclu sies, gekenmerkt door twee paren diagonaal tegenover elkaar gelegen aanslagvlakken, welke twee paren een van 90 graden afwijkende onderlinge hoekstand bezitten.
7. Schroefsluiting volgens één der voorgaande conclu-10 sies, met het kenmerk dat de hoekpositie van de nok(ken) en de strook(stroken} zodanig is gekozen dat bij het vastschroeven van de dop op de houder al afdichting wordt bereikt, voordat de laatste strook de betreffende nok heeft gepasseerd, zodanig dat de afdichting van een gesloten hou-15 der uitsluitend door losschroeven van de dop door een gebruiker kan worden opgeheven*
8. Schroefdop met verzegeling ten gebruike als deel van een schroefsluiting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een aantal zich in de asrichting van 20 de dop uitstrekkende stroken, die enerzijds met het open einde van de dop, anderzijds met een ring zijn verbonden.
9. Houder, kennelijk bestemd ten gebruike als deel van een schroefsluiting volgens één der conclusies 1 t/m 7. 25 ' i Λ t, ' : i ·