NL8600821A - Haspel, in het bijzonder voor glasvezelkabel. - Google Patents

Haspel, in het bijzonder voor glasvezelkabel. Download PDF

Info

Publication number
NL8600821A
NL8600821A NL8600821A NL8600821A NL8600821A NL 8600821 A NL8600821 A NL 8600821A NL 8600821 A NL8600821 A NL 8600821A NL 8600821 A NL8600821 A NL 8600821A NL 8600821 A NL8600821 A NL 8600821A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
core body
end flange
reel
winding direction
Prior art date
Application number
NL8600821A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Nederlanden Staat
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nederlanden Staat filed Critical Nederlanden Staat
Priority to NL8600821A priority Critical patent/NL8600821A/nl
Publication of NL8600821A publication Critical patent/NL8600821A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H75/00Storing webs, tapes, or filamentary material, e.g. on reels
    • B65H75/02Cores, formers, supports, or holders for coiled, wound, or folded material, e.g. reels, spindles, bobbins, cop tubes, cans, mandrels or chucks
    • B65H75/04Kinds or types
    • B65H75/08Kinds or types of circular or polygonal cross-section
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H55/00Wound packages of filamentary material
    • B65H55/04Wound packages of filamentary material characterised by method of winding
    • GPHYSICS
    • G02OPTICS
    • G02BOPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
    • G02B6/00Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
    • G02B6/44Mechanical structures for providing tensile strength and external protection for fibres, e.g. optical transmission cables
    • G02B6/4439Auxiliary devices

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Optics & Photonics (AREA)
  • Storage Of Web-Like Or Filamentary Materials (AREA)

Description

* »ί VO 8139
Haspel, In het bijzonder voor glasvezelkabel.
A. ACHTERGROND VAN DE UITVINDING ^• Gebied van d_e_uitvi^ndi_n£
De uitvinding heeft betrekking op een haspel voor kabels en dergelijke, met een in hoofdzaak cylindrisch,· rondom een rotatieas roteerbaar eerste kernlichaam.
5 2^._S^aiid_van_de teclmiek
Een dergelijke haspel, waarvan het kernlichaam doorgaans is voorzien van flenzen, is algemeen bekend en wordt algemeen toegepast bij het leggen van o.m. electriciteits- en telecommunicatiekabels. Ook waar deze laatstgenoemde kabels glasvezelkabels zijn, wordt tot op 10 heden gebruik gemaakt van de bekende kabelhaspels.
Glasvezelkabels worden in de regel, in tegenstelling tot conventionele koperaderkabels, vanwege hun grotere mechanische kwetsbaarheid alsmede het uit oogpunt van bedrijfvoering grote belang van dit soort kabels vanwege hun grote transmissiecapaciteit niet in - in de 15 grond uitgegraven - kabelsleuven gelegd, maar ingetrokken in tevoren - 2 - if -a* a in de grond gelegde buizen. De maximale lengte kabel die in een buistrajeet kan worden ingetrokken hangt af van enerzijds de wrijving tussen de kabel en de buiswand en anderzijds van de maximaal toelaatbare trekkracht die op de kabel mag worden uitgeoefend. Het 5' is duidelijk dat gestreefd wordt naar het intrekken van zo lang mogelijke kabellengten om het aantal lassen - die extra kosten en demping veroorzaken - tussen de opeenvolgende lengten zo veel mogelijk. te beperken. Om die reden wordt in de praktijk een kabellengte ingetrokken op een plaats tussen twee opeenvolgende buistrajecten 10 in, waarbij eerst de helft van de totale kabellengte (door middel van een met het vrije eerste kabeleinde verbonden trekkabel en een treklier) in het ene buistrajeet wordt ingetrokken. Het buistrajeet wordt uiteraard zo lang mogelijk gekozen zonder de maximaal toelaatbare trekkracht op de kabel te overschrijden. Daarna wordt de op de 15 kabelhaspel overgebleven tweede helft van de haspel afgerold om het tweede kabeleind vrij te krijgen. De aldus afgewikkelde tweede helft van de kabel wordt in de praktijk in grote "8"-vormige lussen (ter vermijding van torsieproblemen) op de grond gelegd. Terwijl het vrije tweede kabeleind met de trekkabel in. het tweede buistrajeet 20 wordt ingetrokken, wordt de kabel weer successievelijk afgelust. Nadat de tweede kabelhelft aldus is ingetrokken in het tweede buis-traject strekt de gehele kabellengte zich dus uit over twee opeenvolgende buistrajecten (zonder kabellas tussen deze trajecten). Ook in volgende buistrajecten worden op dezelfde wijze kabels ingetrok-25 ken, zodat het aantal kabellassen slechts de helft behoeft te zijn van het aantal onderbrekingen in het totale buistrajeet.
Een bij de hiervoor beschreven werkwijze optredend nadeel is dat, zoals reeds werd genoemd, het tweede gedeelte van de kabel, alvorens het in het tweede buistrajeet kan worden ingetrokken, van de haspel 30 moet worden afgehaspeld en in lussen op de grond gelegd. Dit kost tijd en ruimte, de kabel wordt smerig, waardoor bij het intrekken de wrijving met de beschermingsbuis groter is, en bovendien is de geluste kabel kwetsbaar.
_--- * - 3 -
B. SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding voorziet in het ondervangen van het genoemde nadeel door het gebruik van een haspel van de bekende soort, echter gekenmerkt door een coaxiaal met het eerste kernlichaam verbonden tweede kernlichaam, waarvan de diameter wezenlijk geringer is dan de diame-5 ter van het eerste kernlichaam. Volgens een verdere uitwerking zijn het eerste kernlichaam en het tweede kernlichaam omwikkeid met (bijvoorbeeld) kabel en wel het eerste kernlichaam met een eerste deel van die kabel en het tweede kernlichaam met een tweede deel ervan.
Het eerste en het tweede deel sluiten op elkaar aan via een eerste 10 verbindingsdeel. De wikkelrichting van het eerste deel (op het eerste kernlichaam) en het tweede deel (op het tweede kernlichaam) is onderling tegengesteld, terwijl het aantal wikkelingen op het eerste kernlichaam gelijk is aan het aantal wikkelingen op het tweede kernlichaam. Volgens een eerste voorkeursuitvoering is het eerste kern-15 lichaam bovendien, over de omwikkeling van het eerste deel heen, omwikkeid met een derde deel van de kabel, hetwelk via een tweede verbindingsdeel aansluit op het rond het tweede kernlichaam gewikkelde tweede deel van de kabel. De wikkelrichting van dit derde, deel is willekeurig, terwijl de lengte ervan bij voorkeur in hoofdzaak 20 gelijk is aan de gezamenlijke lengte van het eerste en het tweede deel.
Het effect dat bereikt wordt, is het volgende:
Het laatst op de haspel opgewikkelde, derde deel van de kabel wordt het eerst afgewikkeld en ingetrokken in een eerste van twee opeen-25 volgende buistrajecten (de haspel wordt hiertoe vrij roteerbaar rond zijn rotatieas opgesteld). De lengte van dit eerste buistraject komt overeen met de lengte van het derde deel van de kabel en deze wordt zo lang als mogelijk gekozen zonder dat de toelaatbare trekkracht op de kabel wordt overschreden. Nadat dit derde deel is afgewikkeld en 30 ingetrokken, wordt het eerste deel van de kabel, waarvan het vrije uiteinde na het afwikkelen van het derde deel was vrijgekomen, in
✓ 'J-V
- 4 - het op het eerste buistraject aansluitende tweede buistraject ingetrokken. Opgemerkt wordt dat het tevoren afwikkelen en oplussen van de resterende zich op de haspel bevindende kabel, zoals bij het gebruik van de bekende haspels noodzakelijk was, nu.dus achterwege 5 blijft.
Met het intrekken van het eerste deel der kabel in het tweede buistraject wikkelt dit eerste deel van het eerste kernlichaam af en tegelijkertijd wikkelt, vanwege de tegengestelde wikkelrichting, het tweede deel van de kabel van het. tweede kernlichaam af. De van 10 dit tweede kernlichaam afkomende kabel wordt nu tijdelijk opgelust. Op het moment dat het eerste deel van de kabel helemaal van het eerste kernlichaam is afgewikkeld (en in het tweede buistraject is ingetrokken) is ook het tweede deel van de kabel van het tweede kernlichaam afgewikkeld (en tegelijkertijd opgelust), aangezien 15 immers het aantal wikkelingen op het eerste en het tweede kernlichaam gelijk aan elkaar was. Daar echter volgens een hoofdkenmerk van de uitvinding de diameter van het tweede kernlichaam wezenlijk geringer is dan die van het eerste kernlichaam, is ook de lengte van het van het tweede kernlichaam afkomende tweede deel van de kabel, 20 hetwelk, zoals gezegd, tijdelijk wordt opgelust, wezenlijk geringer dan de lengte van het van het eerste kernlichaam afkomende eerste deel van de kabel, hetwelk, zoals gezegd, in het tweede buistraject wordt ingetrokken. Daar de lengte.van het tweede deel van de kabel aldus betrekkelijk klein is, kan dit tweede deel op een betrekkelijk 25 klein frame, dat bijvoorbeeld twee kaapstanders omvat die op een plaat zijn gemonteerd, vrij van de grond worden opgelust, zodat de opgeluste kabel schoon blijft. Opgemerkt wordt dat het oplussen van het tweede deel van de kabel plaatsvindt tijdens het intrekken van het eerste deel van de kabel; het oplussen vormt derhalve nu geen 30 onderbreking in het intrekproces, maar geschiedt gelijktijdig daarmee.
Nadat aldus het eerste kernlichaam en het tweede kernlichaam gelijktijdig zijn ontwikkeld, het tweede deel van de kabel is opge- -5-.
lust en het eerste deel van de kabel in het tweede buistraject is ingetrokken, wordt het eerste deel van de kabel nog verder het tweede buistraject ingetrokken onder gelijktijdig aflussen van het tweede deel van de kabel, waardoor ook dit tweede deel van de kabel in 5 het tweede buistraject wordt ingetrokken. Nadat ook dit tweede deel geheel is ingetrokken (inclusief de - relatief zeer korte - verbindingsdelen tussen het eerste en het tweede, resp. het tweede en het derde deel van de kabel) is de gehele kabel ingetrokken in de twee opeenvolgende buistrajecten, waarbij het derde deel van de kabel 10 zich bevindt in het eerste buistraject en het eerste en het tweede deel van de kabel zich bevinden in het tweede buistraject.
Als tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding is met het tweede kernlichaam coaxiaal een derde kernlichaam verbonden, waarop het derde deel van de kabel kan zijn opgewikkeld in plaats van over de 15 wikkelingen van het eerste deel van de kabel op het eerste kemlichaam. Het voordeel is dat hetzij de buitendoorsnede van het eerste kemlichaam met de opgewikkelde kabel geringer is, daar namelijk alleen het eerste deel van de kabel op het eerste kemlichaam is gewikkeld, hetzij bij gelijke buitendoorsnede van het eerste kernli-20 chaam met de opgewikkelde kabel, de diameter van het eerste kemlichaam op zich groter kan worden, waardoor de diameterverhouding tussen het eerste en het tweede kernlichaam groter wordt en waardoor dus de verhouding tussen de lengte van het eerste deel van de kabel en die van het tweede deel van de kabel nog gunstiger wordt: immers 25 hoe groter deze verhouding is, hoe kleiner de lengte van het tijde— lijk op te lussen tweede deel van de kabel is.
De keralichamen kunnen voorzien zijn van eindflenzen, waarvan de eindflenzen tussen de keralichamen voorzien zijn van een of meer uitsparingen voor het doorvoeren van de respectievelijke verbin-30 dingsdelen van de kabel, namelijk tussen resp. het eerste en het tweede deel van de kabel en tussen het tweede en derde deel van de kabel. Deze uitsparingen zijn bij voorkeur naar de flensrandèn toe open, om de kabel (i.c. de verbindingsdelen) vrijelijk van de haspel * Λ , \ & /·<► - 6 - te kunnen nemen. Teneinde te voorkomen dat de kabel, i.c. de verbindingsdelen daarvan ongeoorloofd korte buigstralen zou kunnen aannemen, met name ter plaatse van. de gesloten zijde van de uitsparingen in de eindflenzen, zijn deze uitsparingen voorzien van kabelgelei-5 dingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld afgeronde, op de eindflenzen bevestigde klossen.
C. REFERENTIES Geen.
D. KORTE FIGÏÏURBESCHRIJVING
10 Figuur 1 en figuur 2 tonen een haspel volgens een eerste en een tweede uitvoering van de uitvinding, in een aanzicht dwars op de rotatieas.
Figuur 3 en figuur 4 tonen de in figuur 1 resp. figuur 2 getoonde haspels in een doorsnede over de rotatieas, waarbij de haspels zijn 15 omwikkeld met kabel.
Figuur 5 toont een haspel met kabel als in figuur 3 getoond, echter in een aanzicht in de richting van de rotatieas.
Figuur 6 illustreert de wikkelrichtingen van het eerste en van het tweede deel van de kabel op het eerste respectievelijk het twee-20 de keralichaam van de haspel.
De figuren 7 A t/m 7E tonen verschillende stadia van het intrekken van op een haspel volgens de uitvinding opgewikkelde kabel in twee opeenvolgende buistrajecten.
Figuur 8 toont hoe na het intrekken de verschillende delen van de 25 kabel in de opeenvolgende buistrajecten zijn gesitueerd.
Figuur 9 en figuur 10 tonen een haspel als in de figuren 3 en 5, echter in een iets gewijzigde uitvoering.
E. FIGUURBESCHRIJVING EN UITVOERINGSVQORBEELDEN
In figuur 1 is een haspel volgens een eerste voorkeursuitvoering 30 van de uitvinding te zien, die bestaat uit een eerste kernlichaam 1, % Λ .. .· ' «Λ ' ‘ - 7 - - <, voorzien van eindflenzen 2 en 3. Via de eindflens 2 is met het eerste kernlichaam 1 coaxiaal een tweede kernlichaam 4 verbonden, voorzien van een eindflens 5. De diameter van het tweede kernlichaam 4 is aanzienlijk kleiner dan die van het eerste kernlichaam 1.
5 Een tweede voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt getoond in figuur 2- In deze uitvoering is het tweede kernlichaam 4 voorzien van een eindflens 6, waarmee coaxiaal een derde kernlichaam 7 is verbonden, voorzien van een eindflens 8. De haspels in figuur I en figuur 2 zijn roteerbaar rond een rotatieas 9.
10 Figuur 3 toont de haspel uit figuur 1, omwikkeld met bijvoorbeeld glasvezelkabel. De kabel is onderverdeeld in een eerste deel 11, een eerste verbindingsdeel 15, een tweede deel 12, een tweede verbindingsdeel 16 en een derde deel 13. De gezamenlijke lengte van het eerste deel 11 en het tweede deel 12 is ongeveer gelijk aan de leng-15 te van het derde deel 13 van dé kabel. De lengte van de respectievelijke verbindingsdelen 15 en 16 is relatief gering en niet van essentieel belang. Omdat volgens de uitvinding het aantal wikkelingen op het eerste kernlichaam 1 gelijk is'aan het aantal wikkelingen op het tweede kernlichaam 4, verhoudt de lengte van het eerste deel 11 20 zich tot de lengte van het tweede deel 12 ongeveer als de diameter van het eerste kernlichaam 1 tot de diameter van het tweede kernlichaam 4. De diameter van het eerste kernlichaam 1 is bijvoorbeeld 180 cm (waardoor de haspel nog hanteerbaar is) en de diameter van het tweede kernlichaam 4 bijvoorbeeld 20 cm (waardoor de buigstraal 25 'van de kabel niet ontoelaatbaar klein wordt). In de praktijk blijkt dat kabellengten tot 1000 meter nog in buizen kunnen worden ingetrokken zonder de maximaal toelaatbare trekkracht op de kabel te overschrijden. De gezamenlijke lengte van het eerste deel 11 en het tweede deel 12 kan dus bijvoorbeeld 1000 meter zijn, waarbij de 30 lengte van het eerste deel 11 180/(180+20) x 1000 * 900 meter bedraagt en de lengte van het tweede deel 12, 100 meter.
Het eerste deel 11 van de kabel is op het eerste kernlichaam 1 gewikkeld, het tweede deel 12 op het tweede kernlichaam 4 en wel in - 8 - ten opzichte van elkaar tegengestelde wikkelrichtingen. In figuur 6 zal dit nog nader worden getoond. Het derde deel 13 van de kabel is over de wikkelingen van het eerste deel 11 heen gewikkeld; de wik-kelrichting is niet belangrijk en is bijvoorbeeld gelijk aan die van 5 het tweede deel 12.
Figuur 4 toont de haspel uit figuur 2, waarbij evenals in figuur 3, het. eerste kernlichaam 1 omwikkeld is met het eerste deel 11 van de kabel in een eerste wikkelrichting, terwijl het tweede kernlichaam 12 door het tweede deel 12 is omwikkeld in een tweede wikkel-10 richting, tegengesteld aan de eerste wikkelrichting. Het derde deel 13 van de kabel is gewikkeld om het derde kernlichaam 7; de wikkelrichting. van deze wikkeling is niet belangrijk.
* Figuur 5 toont het aanzicht van de haspel van figuur 3 in de richting, van de rotatieas vanuit een gezichtspunt aan de zijde van 15 het tweede kernlichaam 4. Te zien is dat in de eindflens 2 een naar de rand toe open eerste uitsparing 17 is aangebracht door welke het verbindingsdeel 15 is gevoerd. Dit verbindingsdeel 15 vormt, zoals gezegd, de verbinding tussen het op het eerste kernlichaam 1 opgewikkelde eerste deel 11 van de kabel en het op het tweede kernli-20 chaam 4 opgewikkelde tweede deel 12 van de kabel. De uitsparing 17 is voorzien van een eerste geleidingsklos 20 die op de eindflens 2 is aangebracht en die ervoor dient dat de kabel niet een ontoelaatbaar kleine buigstraal aanneemt. Verder is de eindflens 2 voorzien van een tweede, eveneens naar de rand toe open uitsparing 18. Deze 25 tweede uitsparing 18 dient voor het doorvoeren van het tweede verbindingsdeel 16, hetwelk het tweede deel 12 van de kabel verbindt met het derde deel 13 van de kabel. Deze tweede uitsparing 18 is voorzien van een tweede geleidingsklos 21 die op de eindflens 2 is aangebracht om dezelfde reden als de eerste geleidingsklos 20. In 30 figuur 5 is aan het verloop van de verbindingsdelen 15 resp. 16 te zien dat de wikkelrichtingen van het eerste deel 11 en het tweede deel 12 verschillend zijn (de kabel wordt via het eerste verbindingsdeel 15 als het ware teruggeleid) en die van het tweede deel 12 '· ' ; , 1 —i £-- * - 9 - en het derde deel 13 gelijk (de kabel wordt via het tweede verbindingsdeel 16 als het ware verder geleid). Opgemerkt wordt dat als het derde deel 13 van de kabel, volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, op het derde kemlichaam 7 is opgewikkeld, niet 5 de eindflens 2, maar de eindflens 6 is voorzien van een uitsparing 18 en een geleidingsklos 21 voor het doorvoeren en geleiden van het tweede verbindingsdeel 16 van de kabel. Verder wordt opgemerkt dat in de eindflens 2 resp. 6 eventueel meer dan één uitsparing 17 resp.
18 kan zijn aangebracht, elk voorzien van een geleidingsklos 20 10 resp. 21.
Figuur 6 illustreert de verschillende wikkelrichtingen van het eerste deel 11 en het tweede deel 12 van de kabel. Voor de duidelijkheid is de wikkeling van het derde deel 13 van de kabel niet getekend; dit deel 13 sluit aan aan het tweede verbindingsdeel 16.
15 Figuur 7A t/m 7E toont verschillende stadia in het kabel-intrek-proces waarbij gebruik wordt gemaakt van een haspel volgens de uitvinding, i.c. volgens de o.m. in de figuur 3 getoonde uitvoering.
In figuur 7A is een haspel volgens figuur 3 vrij roteerbaar opgesteld op een bok 25. In de figuur zijn de uiteinden zichtbaar van 20 twee opeenvolgende buistrajecten 31 en 32. In het eerste buistraject 31 is reeds een gedeelte van het derde deel 13 van de kabel, hetwelk van de haspel is afgewikkeld,, ingetrokken. Dit intrekken geschiedt met een trekkabel die is verbonden met een mechanische treklier.
Voordat met het intrekken kon worden begonnen, is de trekkabel, die 25 voor dat doel aan zijn vrije uiteinde van een parachute-vormig orgaan is voorzien, vanaf de zijde van de treklier pneumatisch in het buistraject 31 Ingeschoten, waarna het vrije uiteinde van de trekkabel is verbonden met de in het buistraject 31 in te trekken glasvezelkabel.
30 Nadat, wat in figuur 7B te zien is, het derde deel 13 van de kabel in het eerste buistraject 31 is ingetrokken, waardoor het vrije uiteinde van het eerste deel 11 van de kabel vrijkomt, kan begonnen worden met het intrekken van het eerste deel 11 van de > - 10 - kabel in het tweede buistraject 32* Dit geschiedt op dezelfde wijze als het intrekken van het derde deel. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een tweede treklier die is opgesteld aan het in de figuur niet zichtbare uiteinde van het buistraject 32.
5 Figuur 7C toont het intrekken van het eerste deel 11 in het tweede buistraject 32. De haspel draait in de door de rotatiepijl aangegeven richting. Door deze rotatie wordt, behalve het eerste deel 11 van de kabel, gelijktijdig het tweede deel 12 van de kabel afgewikkeld. Door het wezenlijke verschil in diameter tussen het eerste 10 kernlichaam 1 en het tweede kernlichaam 4 is de lengte van de tijdens het intrekken van het eerste deel van de kabel vrijkomende kabel (het tweede deel 12) betrekkelijk gering. Bij de hiervoor als voorbeeld gegeven dimensies komt slechts een stuk kabel van 100 meter lengte vrij. De vrijkomende kabel, het tweede deel 12 van de 15 kabel, wordt bijvoorbeeld in "8'‘-vormige lussen opgelust op een op schragen 38 geplaatst frame 35, bestaande uit een montageplaat 36 met twee kaapstanders 37. Nadat het gehele eerste deel 11 in het tweede buistraject 32 is ingetrokken, is ook het gehele tweede deel 12 van het tweede kernlichaam afgewikkeld (daar het aantal wikkelin-20 gen van het opgewikkelde eerste deel 11 immers gelijk was aan dat van het opgewikkelde tweede deel 12) en op het frame 35 opgelust.
Het laatste in het tweede buistraject 32 in te trekken deel van de kabel, het tweede deel 12, wordt tenslotte ingetrokken door het eerste deel 1 verder in het tweede buistraject 32 in te trekken en 25 gelijktijdig het tweede deel 12 van het frame 35 af te lussen. Dit wordt in figuur 7D voorgesteld.
Nadat de haspel en de bok 25 vrij van het kabeltraject zijn geplaatst en ook het tweede deel 12 van de kabel geheel in het tweede buistraject 32 is ingetrokken, is de gehele kabel aldus in het dub-30 bele buistraject 31,32 ingetrokken. Het open gedeelte tussen de buistrajecten 31 en 32 wordt nu met bekende middelen gesloten.
Figuur 8 toont de situering van de verschillende delen 11, 15, 12, 16 en 13 van de kabel in de buistrajecten 31 en 32.
t * > - 11 -
Figuur 9 en figuur 10 toneu uog een haspel volgens figuur 3 en 5, echter voorzien van vier uitsparingen 40 voor het doorvoeren van de verbindingsdelen 15 en 16. Verder is de getoonde haspel voorzien van geleidingsklossen 42 die gevormd zijn door het uitzagen of uitfrezen 5 van sleuven 43 uit een op de eindflens 2 gemonteerde ring 41.
»

Claims (10)

1. Haspel voor kabels en dergelijke, met een in hoofdzaak cylin-drisch, rondom een rotatieas roteerbaar eerste kernlichaam, gekenmerkt door een coaxiaal met het eerste kernlichaam (1) verbonden 5 tweede kernlichaam (4), waarvan de diameter wezenlijk geringer is dan de diameter van het eerste kernlichaam.
2. Haspel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat een derde kernlichaam (7) met een willekeurige diameter coaxiaal met het tweede kernlichaam (4) is verbonden.
3. Haspel volgens conclusie 1, waarbij het eerste kernlichaam is omwikkeld met een kabel of iets dergelijks, met het kenmerk dat het eerste kernlichaam (1) is omwikkeld met een eerste deel (11) van de kabel in een eerste wikkelrichting en dat het tweede kernlichaam (4) is omwikkeld met een tweede deel (12) van de kabel in een tweede 15 wikkelrichting, welk tweede deel via een eerste verbindingsdeel (15) aansluit op het genoemde eerste deel van de kabel, waarbij de eerste wikkelrichting en de tweede wikkelrichting tegengesteld aan elkaar zijn en waarbij het aantal wikkelingen op het eerste kernlichaam gelijk is aan het aantal wikkelingen op het tweede kernlichaam.
4. Haspel volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het eerste kernlichaam (1) bovendien is omwikkeld met een derde deel (13) van de kabel in een derde wikkelrichting, welk derde deel via een tweede verbindingsdeel (16) aansluit op het genoemde tweede deel (12) van de kabel, waarbij de derde wikkelrichting willekeurig is.
5. Haspel volgens conclusie 3, met het kenmerk dat een derde kernlichaam (7) met een willekeurige diameter coaxiaal met het tweede kernlichaam (4) is verbonden en dat het derde kernlichaam (7) is omwikkeld met een derde deel (13) van de kabel in een derde wikkelrichting, welk derde deel via een tweede verbindingsdeel (16) aan-30 sluit op het genoemde tweede deel (12) van de kabel, waarbij de derde wikkelrichting willekeurig is.
6. Haspel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat de lengte van het derde deel (13) van de kabel in hoofdzaak gelijk is aan de .¾ ^ ;· . -13- gezamenlijke lengte van het eerste deel (11) en het tweede deel (12) van de kabel.
7. Haspel volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het eerste keralichaam (1) is voorzien van een eerste eindflens (2) aan de 5 zijde- van het tweede keralichaam (4), welke eerste eindflens is voorzien van tenminste één, naar de rand van deze eindflens toe open eerste uitsparing (17) voor het doorvoeren van het genoemde eerste verbindingsdeel (15) tussen het eerste deel (11) en het tweede deel (12) van de kabel en dat de eerste eindflens (2) bovendien is vooΓΙΟ zien van tenminste één, naar de rand van deze eindflens toe open tweede uitsparing (18) voor het doorvoeren van het genoemde tweede verbindingsdeel (16) tussen het tweede deel (12) en het derde deel (13) van de kabel.
8. Haspel volgens conclusie 5 , met het kenmerk dat het eerste 15 kernliehaam (1) is voorzien van een eerste eindflens (2) aan de zijde van het tweede keralichaam (4) , welke eerste eindflens is voorzien van tenminste één, naar de rand van deze eindflens toe open eerste uitsparing (17) voor het doorvoeren van het genoemde eerste verbindingsdeel (15) tussen het eerste deel (11) en het tweede deel 20 (12) van de kabel en dat het derde keralichaam (7) is voorzien van een tweede eindflens (6) aan de zijde van het tweede keralichaam (4), welke tweede eindflens is voorzien van tenminste één, naar de rand van deze eindflens toe open derde uitsparing voor het doorvoeren van het genoemde tweede verbindingsdeel (16) tussen het tweede 25 deel (12) en het derde deel (13) van de kabel.
9. Haspel volgens conclusie 7 of 8, gekenmerkt door kabelgelei-dingsmiddelen (20,21,42) voor het geleiden Van de genoemde verbindingsdelen (15,16) van de kabel, 'die aansluitend op de gesloten zijde van elk der genoemde uitsparingen (17,18) zijn aangebracht.
10. Werkwijze voor het intrekken van kabel in twee opeenvolgende buistrajecten, onder gebruikmaking van een haspel volgens één der conclusies 4 t/m 9, gekenmerkt door de achtereenvolgende handelingen: ·. Λ ¢- v“ V - 14 - het derde deel (13) van de kabel wordt Ingetrokken in een eerste buistraject (31); het eerste deel (11) van de kabel wordt ingetrokken in een tweede buistraject (32), waarbij het van het tweede kernlichaam (4) afko-5 mende tweede deel (12) van de kabel successievelijk wordt opgelust; het tweede deel (12) van de kabel wordt ingetrokken in het tweede buistraject (32) door het verder doortrekken van het eerste deel (11) van de kabel in het tweede buistraject (32), waarbij het tweede deel (12) van de kabel successievelijk weer wordt afgelust. Ό A '· ^ ‘f . a - ' . *·> ή.,·* ί U
NL8600821A 1986-04-01 1986-04-01 Haspel, in het bijzonder voor glasvezelkabel. NL8600821A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600821A NL8600821A (nl) 1986-04-01 1986-04-01 Haspel, in het bijzonder voor glasvezelkabel.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600821A NL8600821A (nl) 1986-04-01 1986-04-01 Haspel, in het bijzonder voor glasvezelkabel.
NL8600821 1986-04-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8600821A true NL8600821A (nl) 1987-11-02

Family

ID=19847801

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600821A NL8600821A (nl) 1986-04-01 1986-04-01 Haspel, in het bijzonder voor glasvezelkabel.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8600821A (nl)

Cited By (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0420721A1 (fr) * 1989-09-29 1991-04-03 L'ETAT FRANCAIS représenté par LE CENTRE NATIONAL D'ETUDES DES TELECOMMUNICATIONS Procédé d'enroulement en double d'un câble ou analogue sur la surface externe d'un touret
EP0520366A1 (en) * 1991-06-24 1992-12-30 Hughes Aircraft Company Figure eight linear dispenser
WO2001043248A1 (en) * 1999-12-06 2001-06-14 Pirelli General Plc Cable installation in ducting
WO2002070386A1 (en) * 2001-02-28 2002-09-12 Kadence Photonics Pty Ltd Optical fibre handling method and apparatus
WO2018132013A1 (en) * 2017-01-16 2018-07-19 Tideway B.V. Device and method for reeling in a cable from a source and temporarily storing the cable
WO2021116148A1 (en) * 2019-12-11 2021-06-17 Fundación Tecnalia Research & Innovation Installation of a line between two structures

Cited By (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0420721A1 (fr) * 1989-09-29 1991-04-03 L'ETAT FRANCAIS représenté par LE CENTRE NATIONAL D'ETUDES DES TELECOMMUNICATIONS Procédé d'enroulement en double d'un câble ou analogue sur la surface externe d'un touret
FR2652572A1 (fr) * 1989-09-29 1991-04-05 France Etat Procede d'enroulement en double d'un cable ou analogue sur la surface externe d'un touret.
EP0520366A1 (en) * 1991-06-24 1992-12-30 Hughes Aircraft Company Figure eight linear dispenser
US5193756A (en) * 1991-06-24 1993-03-16 Hughes Aircraft Company Figure eight linear dispenser
WO2001043248A1 (en) * 1999-12-06 2001-06-14 Pirelli General Plc Cable installation in ducting
US6773205B2 (en) 1999-12-06 2004-08-10 Pirelli General Plc Apparatus and method for cable installation in ducting
WO2002070386A1 (en) * 2001-02-28 2002-09-12 Kadence Photonics Pty Ltd Optical fibre handling method and apparatus
WO2018132013A1 (en) * 2017-01-16 2018-07-19 Tideway B.V. Device and method for reeling in a cable from a source and temporarily storing the cable
NL2018179B1 (en) * 2017-01-16 2018-07-26 Tideway B V Device and method for reeling in a cable from a source and temporarily storing the cable
WO2021116148A1 (en) * 2019-12-11 2021-06-17 Fundación Tecnalia Research & Innovation Installation of a line between two structures

Similar Documents

Publication Publication Date Title
TW442682B (en) A method and arrangement for installing optical fibre cable elements
EP0794918B1 (en) Winding arrangement for coiling of an elongated flexible element and coiling means
EP2166380B1 (en) Container system for seismic cable and stations
US20080296426A1 (en) Apparatus and method for managing flexible lines
GB2349440A (en) Cable laying pig
US8720810B2 (en) Spool for telecommunications cable and method
NL8600821A (nl) Haspel, in het bijzonder voor glasvezelkabel.
US8731362B2 (en) Optical fiber management device
US4529148A (en) Roll of wound conduit tubing with prethreaded pull line
DE3006131A1 (de) Spleissmuffe mit einer aufnahmevorrichtung fuer vorratslaengen von lichtwellenleiterkabeln
TW200900772A (en) Optical cable
WO2010001155A2 (en) Improvements in or relating to optical fibre distribution systems
JPH03120176A (ja) ケーブルまたは類似物をリールの外側表面に複式に巻き付ける方法及び該方法実施のための装置
US5641246A (en) Cable laying apparatus
WO2016018177A1 (ru) Навивочная машина для навивки волоконно-оптического кабеля
US6049648A (en) S-Z stranded optical cable with optimized short ROL pitch
WO2022066065A1 (ru) Концевой волоконно-оптический датчик и способ сигнализации
US6676090B1 (en) Hanging apparatus for slack fiber optic cable
RU2803961C2 (ru) Линейная часть для извещателя охранного волоконно-оптического, укладываемая в грунт с применением механизированного кабелеукладчика
RU2813681C1 (ru) Совмещенные интерферометры для извещателя охранного волоконно-оптического
RU2815830C1 (ru) Способ укладки волоконно-оптического кабеля в грунт с применением механизированного кабелеукладчика
RU2802491C2 (ru) Извещатель охранный волоконно-оптический с ограждением (варианты)
RU2802400C1 (ru) Способ сигнализации с использованием размещенного на подвижном элементе ограждения чувствительного элемента динамического оптоволоконного датчика
RU2802402C2 (ru) Линейная часть с разомкнутым интерферометром с двумя плечами для извещателя охранного волоконно-оптического
RU2802492C2 (ru) Система охранной сигнализации с ограждением с подвижным элементом с размещенным на нем концевым оптоволоконным датчиком извещателя охранного волоконно-оптического

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed