NL8503318A - Werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa alsmede lans voor het spuiten van deeltjesvormig, exothermisch oxideerbaar materiaal. - Google Patents

Werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa alsmede lans voor het spuiten van deeltjesvormig, exothermisch oxideerbaar materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8503318A
NL8503318A NL8503318A NL8503318A NL8503318A NL 8503318 A NL8503318 A NL 8503318A NL 8503318 A NL8503318 A NL 8503318A NL 8503318 A NL8503318 A NL 8503318A NL 8503318 A NL8503318 A NL 8503318A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
group
nozzle
lance
outlet
nozzles
Prior art date
Application number
NL8503318A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Glaverbel
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=10573468&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL8503318(A) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Glaverbel filed Critical Glaverbel
Publication of NL8503318A publication Critical patent/NL8503318A/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C23COATING METALLIC MATERIAL; COATING MATERIAL WITH METALLIC MATERIAL; CHEMICAL SURFACE TREATMENT; DIFFUSION TREATMENT OF METALLIC MATERIAL; COATING BY VACUUM EVAPORATION, BY SPUTTERING, BY ION IMPLANTATION OR BY CHEMICAL VAPOUR DEPOSITION, IN GENERAL; INHIBITING CORROSION OF METALLIC MATERIAL OR INCRUSTATION IN GENERAL
    • C23CCOATING METALLIC MATERIAL; COATING MATERIAL WITH METALLIC MATERIAL; SURFACE TREATMENT OF METALLIC MATERIAL BY DIFFUSION INTO THE SURFACE, BY CHEMICAL CONVERSION OR SUBSTITUTION; COATING BY VACUUM EVAPORATION, BY SPUTTERING, BY ION IMPLANTATION OR BY CHEMICAL VAPOUR DEPOSITION, IN GENERAL
    • C23C4/00Coating by spraying the coating material in the molten state, e.g. by flame, plasma or electric discharge
    • C23C4/12Coating by spraying the coating material in the molten state, e.g. by flame, plasma or electric discharge characterised by the method of spraying
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B7/00Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas
    • B05B7/16Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas incorporating means for heating or cooling the material to be sprayed
    • B05B7/20Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas incorporating means for heating or cooling the material to be sprayed by flame or combustion
    • B05B7/201Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas incorporating means for heating or cooling the material to be sprayed by flame or combustion downstream of the nozzle
    • B05B7/205Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas incorporating means for heating or cooling the material to be sprayed by flame or combustion downstream of the nozzle the material to be sprayed being originally a particulate material

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Plasma & Fusion (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Metallurgy (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Furnace Housings, Linings, Walls, And Ceilings (AREA)
  • Nozzles (AREA)
  • Coating By Spraying Or Casting (AREA)

Description

NL 33091-Kp/dJ/cs * — f
Werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa alsmede lans voor het spuiten van deeltjesvormig, exothermisch oxideer-baar materiaal.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa op een werk-oppervlak door tegen dat oppervlak een mengsel van exothermisch oxideerbare deeltjes en vuurvaste deeltjes in een verbranding-5 onderhoudend gas te spuiten, waarbij de werkwijze omvat het transporteren van het te spuiten materiaal doorgans naar een lanskop en het dechargeren van het genoemde mengsel onder zodanige omstandigheden, dat de genoemde oxideerbare deeltjes reageren met het verbranding-onderhoudende gas onder ontwikke-10 ling van hitte, waardoor tenminste de oppervlakken van de vuurvaste deeltjes waarmede deze worden gespoten, worden gesmolten om zo de genoemde vuurvaste massa te vormen.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een lans voor het spuiten van deeltjes van een exothermisch 15 oxideerbaar materiaal en van deeltjes van een vuurvast materiaal in een verbranding-onderhoudend gas, welke lans is uitgerust met een kop voor het dechargeren van dergelijk deel-tjesvormig materiaal en welke geschikt is voor toepassing in een dergelijke werkwijze.
20 Dergelijke in de aanhef genoemde werkwijzeazijn in het bijzonder geschikt voor het heet-herstellen van ovens en andere vuurvaste inrichtingen. Zij zijn eveneens te gebruiken bij de vorming van vuurvaste componenten, bijvoorbeeld voor het bedekken van oppervlakken van vuurvaste metalen of andere 25 vuurvaste substraten, en in het bijzonder voor de vorming van vuurvaste bekledingen op delen die speciaal gevoelig zijn voor erosie.
In het geval van het herstellen van een oven, kunnen, en worden inderdaad bij voorkeur, dergelijke werkwijzen hoofd-30 zakelijk bedreven bij de werktemperatuur van de oven. Bovendien kan in bepaalde gevallen, zoals bij het herstellen van de bovenbouw van een glassmeltoven, het herstellen worden uitgevoerd terwijl de oven nog in werking is. Het is in ieder geval wenselijk, dat enig heet-herstelwerk snel wordt voltooid om, 35 voorzover als mogelijk is, problemen welke gepaard gaan met - ~ ^ -T Λ-; ^ Cr* S ^t i - 2 -
f J
het afkoelen en opnieuw verhitten van de te herstellen inrichting te vermijden en om het normale bedrijf zo snel mogelijk te hervatten.
Bij uitvoerige proeven met deze werkwijzen is er een 5 probleem gebleken met betrekking tot het op betrouwbare wijze verkrijgen van een duurzame vuurvaste afzetting en er is derhalve een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek verricht naar de oorzaken van gebreken in de gevormde vuurvaste massa. In vele gevallen is gevonden, dat het afgezette vuurvaste materiaal 10 een mate van stratificatie vertoont, hetgeen blijkt uit labo-ratoriumonderzoeking van dwarsdoorsneden van de afzetting. De reden voor deze stratificatie lijkt te zijn, dat afzettingen van enige wezenlijke dikte dienen te worden opgebouwd door met een lans diverse malen het werkoppervlak te passeren en 15 dat afkoeling van het werkoppervlak, welke afkoeling plaats-' vindt tussen opeenvolgende passages, leidt tot inhomogeni-teiten in het vuurvaste materiaal aan de grens tussen de materialen, welke tijdens opeenvolgende passages zijn afgezet.
De stratificatie, welke afkomstig is van dit gebrek 20 aan homogeniteit, vormt een zwakheid in de structuur van de gevormde vuurvaste massa. Wanneer de oven in bedrijf is, zal er een thermische gradiënt zijn gedurende het herstel, zodat opeenvolgende lagen op verschillende wijze thermisch worden belast, hetgeen in verloop van tijd kan leiden tot afschilfe-25 ren van vuurvast materiaal. Dit betekent, dat het herstel of ander werk opnieuw zou moeten worden verricht. Onder bepaalde omstandigheden kunnen andere ernstige nadelen ontstaan. Bijvoorbeeld in het geval van een glassmeltoven kan er vuurvast materiaal afschilferen en in het gesmolten glas vallen en 30 daarmee de inhoud van de oven ernstig verontreinigen.
De waargenomen mate van stratificatie hangt af van het aantal passages, dat nodig is om een gegeven taak uit te voeren, en het aantal benodigde passages hangt uiteraard af van de opbouwsnelheid van het materiaal op het werkoppervlak 35 en de af te zetten hoeveelheid vuurvaste massa. Het is duidelijk, dat de hoogste theoretische opbouwsnelheid van vuurvaste massa op het werkoppervlak overeenkomt met de massa-snelheid van het dechargeren van materiaal uit de lans, zodat 8503318 .
- 3 - het wenselijk is het gespoten materiaal op te brengen bij hoge massadechargeersnelheden om het aantal passages dat nodig is voor het opbouwen van een vuurvaste afzetting van een gegeven dikte te verminderen en daardoor de stratificatie te 5 doen afnemen.
Het is eenvoudig niet mogelijk de massastroomsnelheid door een gegeven mondstuk boven een bepaalde snelheid te verhogen. Indien het materiaal bij een te hoge snelheid wordt gedechargeerd, zal de lans de neiging hebben verstopt te raken 10 omdat de deeltjes buitengewoon verhit raken door wrijving tussen de deeltjes en de zijwanden van een doorlaat, langs welke de deeltjes worden getransporteerd. Dit kan resulteren in een spontane verbranding van de oxideerbare deeltjes wanneer deze in lucht of een ander zuurstof bevattend dragergas worden ge-15 transporteerd. Het verhogen van de grootte van de mondstukuit-laat boven een bepaalde grens leidt eveneens in zoverre tot problemen, dat de specifieke opbrengst van het proces, dat wil zeggen het deel van het gespoten materiaal dat als een vuurvaste massa op het werkoppervlak achterblijft, neigt af 20 te nemen. Een mogelijkereden hiervoor is, dat verhoudingsgewijs een buitengewoon grote hoeveelheid van de omgevingsat-mosfeer neigt te worden opgenomen in de spuitstraal zodat deze wordt afgekoeld en verdund.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding een 25 werkwijze te verschaffen, welke tenminste de bovengenoemde problemen gedeeltelijk wegneemt.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het vormen van een vuurvaste massa op een werkoppervlak door tegen dat oppervlak een mengsel van 30 exothermisch oxideerbare deeltjes en vuurvaste deeltjes in een verbranding-onderhoudend gas te spuiten, welke werkwijze omvat het transporteren van het te spuiten materiaal door een lans naar een lanskop en het genoemde mengsel onder zodanige omstandigheden te dechargeren, dat de genoemde oxideerbare 35 deeltjes reageren met het verbranding-onderhoudende gas onder t ontwikkeling van hitte, waardoor tenminste de oppervlakken van de vuurvaste deeltjes waarmede deze worden gespoten, worden gesmolten, om zo de genoemde vuurvaste massa te vormen, 5 ti o 0 jo f ï - 4 - met het kenmerk, dat de gemengde exothermisch oxideerbare en vuurvaste deeltjes worden gespoten in een verbranding-onder-houdend gas uit een groep van mondstukuitlaten bij een dechar-geersnelheid welke hoger is dan 50 kg per uur per vierkante 5 centimeter van het gehele mondstukuitlaatoppervlak, waarbij de mondstukuitlaten van de genoemde groep zodanig zijn gespatieerd en opgesteld, dat, in de richting van de mondstukken gezien, elk daarvan gespatieerd is van een eerste andere mond-stukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet 10 meer bedraagt dan drie maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van de eerste andere uitlaat, en gespatieerd is van een tweede andere uitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet meer bedraagt dan acht maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van 15 die van de tweede andere uitlaat, en dat de middelpunten van tenminste sommige van de mondstukuitlaten van de genoemde groep hoekpunten van een denkbeeldige veelhoek definiëren.
De beschreven uitvinding sluit niet de toepassing uit van een lans met, behalve die mondstukken welke de genoemde 20 groep vormen, één of meer andere mondstukken die niet gespatieerd en opgesteld zijn zoals gedefinieerd. Het verdient echter de voorkeur, dat de genoemde groep van mondstukken wordt gevormd door alle mondstukken die aanwezig zijn in de lans, omdat dit het vermijden van stratificatie bevordert.
25 Bij het toepassen van een werkwijze volgens de uit vinding is gevonden, dat stratificatie van een vuurvaste afzetting minder snel optreedt. Daarentegen kunnen afzettingen met een wezenlijk homogene structuur worden opgebouwd, zelfs wanneer deze een aanzienlijke dikte hebben en gevormd zijn door 30 verscheidene passages van een lans over het werkoppervlak. Derhalve lijkt het waarschijnlijk, dat de verbetering gedeeltelijk is toe te schrijven aan thermische factoren welke verbonden zijn aan de hoge dechargeersnelheden en de beschreven mondstukopstelling.
35 Wanneer een heet vuurvast oppervlak wordt hersteld, dient de decharge van de lans aanvankelijk vaak tot het verhogen van de lokale temperatuur van dat oppervlak en kan het gespoten materiaal niet op geschikte wijze aan dat oppervlak u* --j \j Ό ó j o - 5 - * * hechten. Slechts dan, wanneer de temperatuur van het werk-oppervlak het juiste niveau heeft bereikt, vindt een goede aanhechting plaats. Wanneer een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt toegepast, vindt de verhitting van het 5 oppervlak sneller plaats vanwege de hoge dechargeersnelheid en de relatieve nabijheid van de verschillende straalstromen, welke voortkomen uit de verschillende mondstukuitlaten. Aangrenzende straalstromen neigen elkaar enigermate af te schermen van de omgevingsatmosfeer waardoor deze heter zullen bran-10 den. Omdat een relatief grote massa van het vuurvaste materiaal dat het werkoppervlak definieert, verhit raakt en omdat een bepaald gebied van het werkoppervlak omgeven wordt door hete straalstromen gedurende het uitvoeren van de werkwijze, heeft dat oppervlak eveneens de neiging om langzamer af te koelen en 15 derhalve heet genoeg te blijven voor, niet alleen,de geschikte aanhechting van de vuurvaste massa, maar eveneens voor het behouden van de homogeniteit van de structuur van de vuurvaste massa, welke is afgezet gedurende de opeenvolgende passages van de lans over een bepaald gebied van het werkoppervlak.
20 Het bereiken van dergelijke goede resultaten hangt niet kritisch af van de wijze waarop de lans over het werkoppervlak wordt geleid om de vuurvaste afzetting op te bouwen.
Een diepe barst in een vuurvaste wand kan bijvoorbeeld worden hersteld door de lans langs de barst te bewegen om zo de volle 25 dikte van de afzetting op te bouwen tijdens het vooruitbewegen langs de barst; of de lans kan een voldoende aantal keren heen en weer over de volle lengte van de barst worden gepasseerd om de vereiste afzetting op te bouwen. Een herstel met goede kwaliteit kan op éên van deze beide manieren tot stand worden ge-30 bracht onder toepassing van een werkwijze volgens de uitvinding, terwijl pogingen om met eerder bekende werkwijzen op deze manieren te werken geen vergelijkbare goede resultaten hebben opgeleverd.
In de meest geprefereerde uitvoeringen van de onder-35 havige uitvinding wordt de gemiddelde gasdechargeersnelheid uit elk mondstuk van de genoemde groep aangepast, zodat deze minder dan 10% afwijkt van de gemiddelde gasdechargeersnel-heid uit elk ander mondstuk van de genoemde groep. Gevonden is, dat het uitvoeren van dit aspect een hoge opbouwsnelheid Q, " 1 1 3 -1 ' ƒ r ‘V - ** * - 6 - van de vuurvaste massa verder bevordert. Indien de uit een gegeven mondstuk voortkomende straalstroom een aanzienlijk hogere gemiddelde snelheid zou hebben dan de naburige straalstroom, zou de kans bestaan dat de stroom materiaal van de 5 naburige stroom zou opnemen. Dit zou leiden tot een te vroege ontbranding van het materiaal in de snellere spuitstroom en dit op zijn beurt zou weer leiden tot een nadelige beïnvloeding van de afzetting of de opbouwsnelheid ervan.
Bij voorkeur worden de mondstukken van de genoemde 10 groep zodanig gespatieerd en opgesteld, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van een genoemde eerste andere mondstukuitlaat door een afstand die niet groter is dan twee maal de kleinste diameter van de 15 eigen dwarsdoorsnede of van die van de eerste andere uitlaat. Het overnemen van dit voorkeursaspect van de uitvinding bevordert de gunstige concentratie van hitte op het te bewerken oppervlak en neigt de verdunning van de uit dergelijke mondstukuitlaten voortkomende straalstromen door de omgevings-20 atmosfeer te verminderen, waardoor verder de gunstige reactie-omstandigheden in deze stromen worden bevorderd met overeenkomstige voordelen in de specifieke opbouwsnelheid van de verkregen vuurvaste massa.
Op voordelige wijze worden de mondstukken van de ge-25 noemde groep zodanig gespatieerd en opgesteld, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van elke andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die tenminste gelijk is aan de kleinste diameter 30 van de eigen dwarsdoorsnede of van die van de betreffende andere uitlaat. Een belangrijk voordeel van het overnemen van dit facultatieve aspect van de uitvinding is, dat de straalstromen van het materiaal, dat uit een dergelijke groep van mondstukuitlaten voortkomt, niet de neiging hebben elkaar te 35 storen gedurende hun banen naar het werkoppervlak. Dit bevordert voordelige omstandigheden voor de oxidatiereacties, welke plaatsvinden gedurende het spuiten, zodat de vorming van een vuurvaste massa met een hoge en uniforme kwaliteit --= fS ** *7 tij :J v '3 - 7 - ‘ wordt bevorderd.
In bepaalde voorkeursuitvoeringen van de uitvinding wordt het genoemde deeltjesvormige mengsel gespoten uit een genoemde groep van mondstukken, waarbij de groep tenminste 5 twee, op een afstand van elkaar aangebrachte, rijen van mond-stukuitlaten bevat. Deze mondstukopstelling is geschikt voor het bestrijken van een tamelijk groot gebied van het werkopper-vlak en het is betrekkelijk gemakkelijk om de afstand tussen de rijen van mondstukuitlaten te kiezen, zodat wanneer het 10 bestreken gebied wordt vergroot, dit niet zo intens zal worden verhit. Een dergelijke opstelling is speciaal geschikt voor het vormen van afzettingen van vuurvaste materialen met relatief laag smeltpunt, zoals silica, in het bijzonder wanneer de afstand tussen de rijen van mondstukuitlaten tamelijk 15 groot is (tot aan acht maal de kleinste mondstukuitlaatdia-meter). Gevonden is, dat bij het werken bij bijzonder hoge temperaturen, een te grote concentratie van hitte, afkomstig van de reacties in het gespoten materiaal, het juist op dat oppervlak afgezette vuurvaste materiaal zodanig kan verzach-20 ten, dat het weg kan vloeien van de positie waar het was af-gezet, waardoor de specifieke opbouwsnelheid van de vuurvaste massa nadelig wordt beïnvloed. Wanneer het mengsel uit de mondstukuitlaten wordt gespoten, is gevonden, dat het voorkomen van dit verschijnsel gemakkelijk kan worden ondervan-25 gen door het kiezen van een geschikte afstand tussen de rijen van mondstukuitlaten om de smelttemperatuur van het te sproeien vuurvaste materiaal zodanig aan te passen, dat het juist afgezette materiaal voldoende visceus blijft om zijn positie te behouden. De mondstukken kunnen zodanig over het 30 werkoppervlak worden geleid, zodat een bepaald increment van het werkoppervlak eerst wordt bestreken door een straalstroom uit één rij mondstukken en vervolgens door een straalstroom uit de andere rij mondstukken, waardoor een zeer gunstige verhitting van het werkgebied wordt verkregen. Het is gebleken, 35 dat door het kiezen van een geschikte afstand tussen de rijen het juist uit één rij van straalstromen afgezette vuurvaste materiaal nog steeds tenminste gedeeltelijk gesmolten is wanneer het wordt bestreken door de volgende rij. Bijgevolg wordt $:} Ί -'· o i Ö J e - 8 - het vuurvaste materiaal uit die tweede rij afgezet op het eerder afgezette materiaal zonder klaarblijkelijk enige stratificatie. Bij wijze van voorbeeld kunnen de straalstromen worden gespoten uit mondstukken die zijn opgesteld in twee 5 rijen van elk drie mondstukken, zoals op het "zes"-vlak van een dobbelsteen: de mondstukuitlaten kunnen alle rond zijn en dezelfde diameter hebben, waarbij de omtrekken van de uitlaten van de mondstukken in elke rij op een afstand van minder dan drie keer die diameter van elkaar zijn geplaatst, terwijl de 10 rijen uiteen geplaatst kunnen zijn (mondstukuitlaatomtrek tot mondstukuitlaatomtrek) door minder dan acht maal die diameter.
Volgens bepaalde speciaal de voorkeur verdienende uitvoeringen van de uitvinding, bevat de genoemde groep van mondstukken tenminste één mondstuk (hierna aangeduid als "binnen-15 ste mondstuk"), waarvan de uitlaat ligt binnen een genoemde denkbeeldige veelhoek waarvan de hoekpunten gedefinieerd worden door de middelpunten van de uitlaten van andere mondstukken (hierna aangeduid als "perifere mondstukken") van de genoemde groep. Een dergelijke opstelling is vooral geschikt 20 voor een relatief intense verhitting van het werkoppervlak voor de afzetting van vuurvast materiaal met een tamelijk hoog smeltpunt, bijvoorbeeld alumina, magnesia en/of zirconia.
Wanneer een werkwijze volgens dit facultatieve voorkeursaspect van de onderhavige uitvinding wordt toegepast, 25 wordt een straalstroom van materiaal, dat uit een dergelijke ’ binnenste mondstukuitlaat is gespoten, tenminste gedeeltelijk omgeven door de uit de perifere mondstukuitlaten gespoten stromen. Gevonden is, dat de aanwezigheid van straalstromen, die voortkomen uit geschikt gespatieerde perifere mondstuk-30 uitlaten, een afschermingseffect teweeg kan brengen, dat de ontsnapping van deeltjesvormig materiaal uit de binnenste stroom (stromen) naar de omgevingsatmosfeer tegenwerkt, en dat eveneens de verdunning van een dergelijke binnenste % stroom of dergelijke binnenste stromen door de relatief koude 35 omgevingsatmosfeer tegenwerkt. Bovendien kan een gedeelte van elke perifere stroom op gelijksoortige manier worden beschermd door de binnenste stroom (stromen) tegen de ontsnapping van deeltjesvormig materiaal naar en verdunning door de omgevings- g Λ Λ a $ k°) j·' * i <V j ‘ij - 9 - atmosfeer. De mate waarin ontsnapping van deeltjesvormig materiaal en verdunning van de straalstromen worden verminderd, hangt af van de doelmatigheid van het scherm, dat door de perifere stromen wordt gevormd. De doelmatigheid van dat 5 scherm wordt bevorderd, wanneer bij voorkeur de lineaire afstand tussen de opeenvolgende perifere mondstukuitlaten niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van één van beide opeenvolgende perifere mondstukuitlaten.
In bepaalde voorkeursuitvoeringen van de uitvinding 10 is de lineaire afstand tussen elke perifere mondstukuitlaat en de of de meest nabijgelegen binnenste mondstukuitlaat niet groter dan drie maal de kleinste diameter van een van deze respectievelijke mondstukuitlaten. Het overnemen van dit voorkeursaspect maakt een betere en gemakkelijkere controle moge-15 lijk van de omstandigheden, onder welke de oxidatiereacties plaatsvinden gedurende het spuiten, en tevens de intense verhitting van het werkoppervlak voor de afzetting van een zeer vuurvaste massa erop waardoor een verhoogde specifieke opbouw-snelheid van de vuurvaste massa en de vorming van een vuur-20 vaste massa met een zeer hoge kwaliteit wordt verkregen.
Gevonden is, dat wanneer een afzonderlijke spuitmond-stukuitlaat in grootte toeneemt tot boven een praktische grens, het uitgeworpen materiaal niet langer een goed gedefinieerde stroom vormt. In feite, heeft het materiaal de neiging uit de 25 gespoten straalstroom te ontsnappen in de omgevende atmosfeer en dat de stroom verdund raakt met die atmosfeer, met als gevolg, dat de temperatuur van de stroom wordt verlaagd - de oxidatiereacties kunnen dan ophouden zichzelf in stand te houden de specifieke snelheid van de opbouw van vuurvast 30 materiaal wordt verminderd en de gevormde vuurvaste massa is van een mindere kwaliteit.
Het spuiten van een straalstroom uit tenminste één genoemde binnenste mondstukuitlaat heeft een verder zeer belangrijk gevolg. Omdat de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) 35 wordt (worden) afgeschermd door de perifere mondstukuitlaten kan de of elke binnenste mondstukuitlaat op geschikte wijze groter worden gemaakt dan anderszins mogelijk zou zijn, zonder een belangrijk risico van het ontsnappen van materiaal uit de •i .1 : -J « Ö - 10 - binnenste stroom (stromen) of de verdunning van een dergelijke stroom of dergelijke stromen, hetgeen ten gevolge heeft, dat het deeltjesvormige materiaal bij een grotere massasnelheid kan worden gespoten onder oplevering van een verhoogde opbouw-5 snelheid van de vuurvaste massa met hoge kwaliteit. Derhalve, is in voorkeursuitvoeringen van de uitvinding de (totale) de-chargeersnelheid uit de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) groter dan de dechargeersnelheid uit elk van de perifere mond-stukuitlaten. Bij voorkeur bedraagt het (totale) oppervlak van 10 de dwarsdoorsnede(n) van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) tenminste 300 mm2, en optimaal bedraagt het (totale) oppervlak van de dwarsdoorsnede(n) van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) tenminste 500 mm2, om zo hoge massa-dechargeersnelheden uit een dergelijke uitlaat of uit derge-15 lijke uitlaten mogelijk te maken.
Het is het meest geschikt gebleken, dat er een enkele genoemde binnenste mondstukuitlaat aanwezig is, aangezien dit de toevoer van het te dechargeren materiaal vereenvoudigt.
In de meest geprefereerde uitvoeringen van de uitvin-20 ding bedraagt het oppervlak van de dwarsdoorsnede van elke perifere mondstukuitlaat niet meer' dan 320 mm2. Spuitstraal-stromen uit perifere mondstukken met een dergelijke begrensde afmeting bij hun uitlaten, werken de naar buiten gerichte ontsnapping van deeltjesvormig materiaal uit de perifere stromen 25 tegen en tevens de verdunning van dergelijke stromen, waardoor de reactiesnelheid van de opbouw van de vuurvaste massa wordt verhoogd. Dit voordeel is bijzonder duidelijk, wanneer perifere mondstukken met een dergelijke begrensde uitlaatafmeting worden toegepast tezamen met een binnenste mondstuk met een 30 betrekkelijk grotere uitlaatafmeting. Voor een gegeven totale dechargeersnelheid van materiaal vormen de perifere straalstromen een goede afscherming voor de grotere binnenste straalstroom, en hoewel de perifere straalstromen in geringe mate verdund kunnen worden door een geringe mate van ontsnap-35 ping van materiaal uit dergelijke stromen, zal dat betreffende gedeelte ten opzichte van de totale in een bepaalde periode gedechargeerde hoeveelheid materiaal klein zijn.
Bij voorkeur wordt het genoemde deeltjesvormige mengsel gespoten uit tenminste zes mondstukuitlaten om zo
^ ,Λ c'; V '4 Ö ^ *> Ό 1 V
- 11 - ‘ hoge massadechargeersnelheden van het te sproeien materiaal mogelijk te maken.
In bepaalde voorkeursuitvoeringen van de uitvinding wordt het genoemde deeltjesvormige mengsel gespoten uit ten-5 minste zes mondstukuitlaten die in hoofdzaak met gelijke radiale en hoekafstand zijn opgesteld rond een as van de lanskop. Dit bevordert de cirkelvormige symmetrie van de gespoten straalstromen rond die as, zodat de wijze waarop het materiaal wordt afgezet op het werkoppervlak niet afhangt van 10 de oriëntatie van de lans met betrekking tot de richting waarin deze over het oppervlak wordt gevoerd gedurende het spuiten.
Zoals is vermeld, heeft de onderhavige uitvinding eveneens betrekking op een lans voor het spuiten van deeltjes 15 van exothermisch oxideerbaar materiaal en deeltjes van vuurvast materiaal in een verbranding-onderhoudend gas.
Het is tevens een doel van de onderhavige uitvinding een dergelijke lans te verschaffen, welke een snelle opbouw van een vuurvaste massa met hoge kwaliteit mogelijk maakt.
20 Dienovereenkomstig verschaft de onderhavige uitvin ding tevens een lans voor het spuiten van deeltjes van exothermisch oxideerbaar materiaal en deeltjes van vuurvast materiaal in een verbranding-onderhoudend gas, waarbij de lans een kop voor het dechargeren van dergelijk deeltjesvormig 25 materiaal omvat, met het kenmerk, dat een dergelijke lanskop een groep van mondstukken bevat, waarvan de uitlaten zodanig gespatieerd en opgesteld zijn, dat, in de richting van de mondstukuitlaten gezien, elk daarvan gespatieerd is van een eerste andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een 30 afstand die niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van de eigen dwarsdoorsnede of van die van die eerste andere uitlaat, en gespatieerd is van een tweede andere uitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan acht maal de kleinste diameter van de eigen dwarsdoorsnede of 35 van die van die tweede andere uitlaat, en zodat de middelpunten van de uitlaten van tenminste sommige mondstukken van de genoemde groep de hoekpunten van een denkbeeldige veelhoek definiëren.
V j J 'i - 12 -
Een uitvoeringsvorm van de lanskop, welke is uitgerust met een binnen deze definitie vallende groep van mondstukken, is beschreven met betrekking tot fig. 1 en 2 van de beschrijving bij de overeenkomstige Britse octrooiaanvrage 5 83 20 631, welke gepubliceerd wordt onder No. GB 2.144.054.
De onderhavige aanvrage bevat geen conclusie met betrekking tot een lans welke een kop heeft zoals in die figuren is getekend .
De onderhavige uitvinding verschaft tevens een lans 10 voor het spuiten van deeltjes van exothermisch oxideerbaar materiaal en deeltjes van vuurvast materiaal in. een verbran-ding-onderhoudend gas, waarbij de lans een kop voor het dechargeren van een dergelijk deeltjesvormig materiaal bevat, met het kenmerk, dat een dergelijke lanskop een groep van 15 mondstukken bevat waarvan de uitlaten zodanig gespatieerd en opgesteld zijn, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk daarvan gespatieerd is van een eerste andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan drie. keer de kleinste dia-20 meter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die eerste andere uitlaat, en gespatieerd is van een tweede andere uitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan acht maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die tweede andere uitlaat, en zodat 25 de middelpunten van de uitlaten van tenminste sommige mondstukken van de genoemde groep de hoekpunten van een denkbeeldige veelhoek definiëren en waarbij de genoemde lans voorzien is van tenminste drie longitudinale toevoerkanalen welke leiden naar de genoemde kop.
30 Een volgens de onderhavige uitvinding geconstrueerde lans is bijzonder geschikt voor de geconcentreerde afzetting van vuurvast materiaal bij hoge volumesnelheden. Krachtens het aantal mondstukken in de genoemde groep en de ruimtelijke opstelling ervan is, voor een bepaalde individuele mondstuk-35 dechargeersnelheid, een snelle opbouw van vuurvaste massa met een goede kwaliteit en duurzaamheid mogelijk. In combinatie met de aanwezigheid van afzonderlijke toevoerkanalen, kan een afzonderlijke controle van de toevoer door deze kanalen worden : 'Ö 's --J J i ύ - 13 - bereikt, zodat een goede verdeling van de toevoer, zoals tussen de verschillende mondstukken, kan worden verkregen en waardoor ook een controlemaatregel voor de stroming door de ondergroepen van mondstukken of door de afzonderlijke mond-5 stukken mogelijk wordt.
Onder gegeven bedrijfsomstandigheden maakt een genoemde lans de vorming van vuurvaste massa’s met een hogere kwaliteit mogelijk dan de eerder bekende lansen, en de genoemde lans is veelzijdiger dan de eerder bekende lansen voor 10 het gebruik in werkwijzen waarmee deze verenigbaar is.
Verrassenderwijs is gevonden, dat door toepassing van een lans volgens de uitvinding afzettingen met een wezenlijk homogene structuur kunnen worden opgebouwd, zelfs wanneer deze een aanzienlijke dikte hebben en gevormd zijn door 15 verschillende passages van de lans over een werkoppervlak. In het bijzonder lijkt stratificatie van een vuurvaste afzetting minder snel voor te komen.
Een dergelijke lans kan bijvoorbeeld worden toegepast bij het uitvoeren van een werkwijze zoals eerder werd ge-20 definieerd. De lansconstructie vergemakkelijkt de uitvoering van de werkwijze van de uitvinding in hoge mate. De beschreven opstelling verzekert, dat de mondstukuitlaten op een afstand van elkaar zijn aangebracht, hetgeen vereist is voor het uitvoeren van die werkwijze met de daarbij horende voordelen.
25 De beschreven uitvinding sluit geen lans uit, welke, behalve de mondstukken die de genoemde groep vormen, een of meer andere mondstukken heeft die niet gespatieerd en opgesteld zijn zoals is beschreven. Het verdient echter de voorkeur, dat de genoemde groep van mondstukken is gevormd door 30 alle in de lans aanwezige mondstukken, aangezien dit bij gebruik het vermijden van stratificatie bevordert.
Bij voorkeur is er een onafhankelijk toevoerkanaal voor elk van het aantal genoemde spuitmondstukken. Het overnemen van dit voorkeursaspect van de uitvinding neemt de nood-35 zaak weg voor een distributiekamer voor de toevoer van de afzonderlijke mondstukken, waardoor de kans op onregelmatigheden in de stroming naar die mondstukken is verminderd. Het gebruik van een dergelijke distributiekamer brengt ook met zich mee, Λ *» ' a.. .-· ; Λ '· ·; '3 - 14 - dat de te spuiten zeer schurende deeltjes één of meer tamelijk plotselinge veranderingen in richting ondergaan in een dergelijke kamer, hetgeen leidt tot een snelle slijtage van de lans veroorzaakt door de hoge snelheden van die deeltjes.
5 Bij voorkeur wordt een middel verschaft voor de on afhankelijke regulering van de materiaalstroom door tenminste sommige van dergelijke kanalen. Het toepassen, van dit voorkeur saspect maakt het mogelijk om de gemiddelde snelheden van tenminste sommige van de straalstromen, welke uit de mondstuk-10 uitlaten voortkomen, onafhankelijk te controleren. Zoals is vermeld, bevordert het aanpassen van de gemiddelde gasdechar-geersnelheid van elk van de straalstromen tot een afwijking van minder dan 10% van de gemiddelde gasdechargeersnelheid van elke andere van het genoemde aantal straalstromen een 15 hoge specifieke opbouwsnelheid van de vuurvaste massa en de kwaliteit van die massa.
Bij voorkeur zijn de mondstukken van de genoemde groep zodanig gespatieerd en opgesteld, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk van 20 de mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van een genoemde eerste andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan twee keer de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die eerste andere uitlaat. De toepassing van dit voor-25 keursaspect heeft tot gevolg, dat de mondstukuitlaten op een kleinere afstand van elkaar zijn aangebracht, waardoor bij het gebruik, bijvoorbeeld in een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, er een grotere concentratie van hitte op het te bewerken oppervlak en een verminderde verdunning van 30 de uit de mondstukuitlaten voortkomende straalstromen door de omgevingsatmosfeer zal zijn, hetgeen gunstige gevolgen heeft voor de specifieke opbouwsnelheid van de verkregen vuurvaste massa.
Voordeligerwijs zijn de mondstukken van de genoemde 35 groep zodanig gespatieerd en opgesteld, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van * elke andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een af- 3 * i.; ;_J - 'ï £ - 15 - stand die tenminste gelijk is aan de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van de betreffende andere uitlaat. Een belangrijk voordeel voor het toepassen van dit facultatieve aspect van de uitvinding is, dat de uit een der-5 gelijke groep van mondstukuitlaten voortkomende straalstromen van materiaal gedurende het bedrijf geen neiging hebben elkaar te verstoren tijdens het afleggen van hun banen alvorens zij het werkoppervlak bereiken. Dit bevordert de gunstige omstandigheden voor de oxidatiereacties, welke gedurende het spuiten 10 plaatsvinden, waardoor tevens de vorming van een vuurvaste massa met een hoge en uniforme kwaliteit wordt bevorderd.
Bij voorkeur omvat een genoemde groep van mondstukken mondstukken die zijn opgesteld in tenminste twee gespatieerde rijen. Dit is een zeer eenvoudige mondstukopstelling en dit 15 vergemakkelijkt de constructie van lansen met diverse verschillende afstanden tussen de mondstukuitlaten die geschikt zijn voor het spuiten van verschillende typen van vuurvaste deeltjes.
In bepaalde voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvin-20 ding omvat de genoemde groep van mondstukken tenminste één mondstuk (aangeduid als "binnenste mondstuk"), waarvan de uitlaat binnen een genoemde denkbeeldige veelhoek ligt, waarvan de hoekpunten worden gedefinieerd door de middelpunten van de uitlaten van de andere mondstukken (aangeduid als "perifere 25 mondstukken") van de genoemde groep. Tijdens het gebruik maakt de toepassing van dit voorkeursaspect mogelijk, dat materiaal zodanig uit dergelijke mondstukken kan worden gespoten, dat er een gunstige hoge concentratie van hitte op het werkoppervlak ontstaat, hetgeen in het bijzonder geschikt is voor de afzet-30 ting van zeer vuurvast materiaal, bijvoorbeeld alumina, magnesia en/of zirconia.
Bij het bedrijven van een lans volgens dit facultatieve voorkeursaspect van de onderhavige uitvinding is een straalstroom van materiaal, dat uit een dergelijke binnenste 35 mondstukuitlaat is gespoten, tenminste gedeeltelijk omgeven door de uit de perifere mondstukuitlaten gespoten stromen. Gevonden is, dat de aanwezigheid van straalstromen, die afkomstig zijn van geschikt gespatieerde perifere mondstukuitlaten,
V 0 i U
- 16 - een afschermingseffect verschaft dat de ontsnapping van deel-tj esvormig materiaal uit de binnenste stroom (stromen) naar de omgevingsatmosfeer tegenwerkt, alsmede de verdunning van een dergelijke binnenste stroom of dergelijke binnenste stro-5 men door de relatief koude omgevingsatmosfeer. Bovendien kan een gedeelte van elke perifere stroom op gelijksoortige wijze worden afgeschermd door de binnenste stroom (stromen) tegen de ontsnapping van deeltjesvormig materiaal naar en verdunning door de omgevingsatmosfeer. De mate waarin ontsnapping van 10 deeltjesvormig materiaal en verdunning van de straalstromen worden verminderd, hangt af van de doelmatigheid van de afscherming, welke door de perifere stromen wordt gevormd. De doelmatigheid van die afscherming wordt bevorderd wanneer, bij voorkeur, de lineaire afstand tussen opeenvolgende peri-15 fere mondstukuitlaten niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van één van de opeenvolgende perifere mondstukuitlaten.
In bepaalde voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding bedraagt de lineaire afstand tussen elke perifere 20 mondstukuitlaat en de of de meest nabijgelegen binnenste mond-stukuitlaat niet meer dan drie maal de kleinste diameter van één van de betreffende mondstukuitlaten. De toepassing van dit voorkeursaspect maakt een betere en gemakkelijkere controle mogelijk van de omstandigheden waaronder de oxiderende reac-25. ties plaatsvinden gedurende het gebruik van de lans, waarbij een intense verhitting van het werkoppervlak wordt verkregen voor de afzetting van een zeer vuurvaste massa daarop, zodat een verhoogde specifieke opbouwsnelheid van de vuurvaste massa en de vorming van een vuurvaste massa met een zeer hoge 30 kwaliteit mogelijk is.
Bij voorkeur is het (totale) oppervlak van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) groter dan het oppervlak van elk van de perifere mondstukuitlaten. Behalve de mogelijkheid tot een verhoogde massadechargeersnelheid van het gespoten 35 materiaal zonder ontsnapping van het materiaal uit, of verdunning door de omgevingsatmosfeer van, de uit het binnenste mondstuk of de binnenste mondstukken gespoten materiaalstroom, dankzij het eerder beschreven afschermingseffect, vereenvou- '£ ij J .' '3 - 17 - digt de toepassing van dit facultatieve aspect eveneens in hoge mate de constructie van een lans met een gegeven maximale potentiële massadechargeersnelheid. Eén van de factoren welke de maximale potentiële massadechargeersnelheid uit een mond-5 stuk regelt, is het uitlaatoppervlak ervan, zodat een enkel mondstuk, waarvan de uitlaat een gegeven diameter heeft, doelmatig kan worden vervangen door bijvoorbeeld vier mondstukken die elk een diameter hebben welke de helft is ten opzichte van de diameter van de afzonderlijke uitlaat. Voor een gegeven 10 potentiële dechargeersnelheid kan het aantal mondstukken, dat is opgenomen in de lans, dus aanzienlijk worden verminderd om zo de constructie gemakkelijker te maken.
Voordeligerwijs is het (totale) oppervlak van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) tenminste 300 mm2, en 15 optimaal is een dergelijk oppervlak tenminste 500 mm2, waardoor hoge massadechargeersnelheden uit een dergelijke uitlaat of uit dergelijke uitlaten mogelijk wordt.
Het verdient de voorkeur, dat er een enkele genoemde binnenste mondstukuitlaat is, aangezien dit de constructie 20 van een genoemde lans vereenvoudigt.
In de meest geprefereerde uitvoeringsvormen van de uitvinding is het oppervlak van de dwarsdoorsnede van elke perifere mondstukuitlaat niet groter dan 320 mm2. Dit heeft het voordeel, dat de afmeting van de daarbij gespoten straal-25 stromen wordt begrensd tot een grootte die de buitenwaarts gerichte ontsnapping van deeltjesvormig materiaal uit die perifere stromen en de verdunning van dergelijke stromen tegenwerkt, zodat de opbouwsnelheid van de vuurvaste massa in verhouding tot de massasnelheid, waarbij het materiaal uit 30 de lans wordt gesproeid, wordt verhoogd. Dit voordeel blijkt vooral, wanneer perifere mondstukken met een dergelijke begrensde uitlaatafmeting aanwezig zijn tezamen met een binnenste mondstuk met een tamelijk grotere afmeting. Voor een gegeven totale dechargeersnelheid van het materiaal vormen de perifere 35 straalstromen een goede afscherming voor de grotere binnenste straalstroom.
Bij voorkeur omvat de genoemde lans tenminste zes mondstukken, zodat hoge massadechargeersnelheden van het te O V 5 3 . - *V j ' - 18 - sproeien materiaal mogelijk worden.
In bepaalde voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding omvat de genoemde lans tenminste zes mondstukken die in wezen met gelijke radiale en hoekafstanden zijn opgesteld rond 5 een as van de lanskop. Dit bevordert de cirkelvormige symmetrie van de gespoten straalstromen rond die as, zodat de wijze waarop het materiaal op het werkoppervlak wordt afgezet niet afhangt van de oriëntatie van de lans met betrekking tot de richting, waarin deze over dat oppervlak wordt gevoerd ge-10 durende het spuiten.
Vier voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding worden hierna slechts bij wijze van voorbeeld beschreven met betrekking tot de bijgaande schematische tekeningen.
15 Fig. 1 is een dwarsdoorsnede door een eerste uit voeringsvorm van een lanssteel, over lijn I-I van fig. 2.
Fig. 2 toont het kopuiteinde van een lans in dwarsdoorsnede, waarbij de lanssteel een doorsnede is over lijn II-II van fig. 1 en de kop van de lans wordt getoond in een 20 vlakke dwarsdoorsnede.
Fig. 3 is een eindaanzicht van de in fig. 2 getoonde lanskop.
Fig. 4 en 5 zijn gedeeltelijk weggebroken langsdoor-sneden met daarin weergegeven dwarsdoorsneden van twee verdere 25 uitvoeringsvormen van een lans volgens de onderhavige uitvinding.
Fig. 6 en 7 zijn respectievelijk een eindaanzicht en een dwarsdoorsnedeaanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van een lans volgens de onderhavige uitvinding.
30 Fig. 8 is een schematisch eindaanzicht dat overeen komt met fig. 6.
In fig. 1 en 2 omvat een langssteel 1 binnenste, middelste en buitenste concentrische buizen 2, 3 en 4 respectievelijk, die aan één uiteinde trechtervormig verwijden ten-35 einde een deel van de kop 5 van de lans te vormen. De binnenste buis 2 definieert een toevoerkanaal 6 voor het toevoeren van deeltjesvormig materiaal in een dragergas naar de kop 5.
De binnenste en middelste buizen 2 en 3 worden gescheiden ge- 1 1¾
'W >» " J
- 19 - * houden door een aantal kleinere toevoerkanalen 7 voor de levering van extra zuurstof naar de kop 5. De kleinere toevoerbuizen 7 kunnen zijn gelast tussen de binnenste en middelste buizen 2 en 3, desgewenst via lichamen (niet getoond) 5 waarbij de lassen (en lichamen indien aanwezig) continu of onderbroken kunnen zijn over de lengte van de steel 1. De middelste en buitenste buizen 3 en 4 worden gescheiden gehouden door lichamen 8 welke daartussen kunnen zijn gelast.
Zoals weergegeven in fig. 2 hebben de kleinere toe-10 voerbuizen 7 uiteinden 9 die uitsteken in het trechtervormige gedeelte van de kop 5 van de lans en waarvan de uitlaten 10 zijn opgenomen in een mengkamer 11. In praktijk wordt de lans gevoed met deeltjes van vuurvast materiaal zoals silica, alumina, zircoon, zirconia, magnesia of een mengsel van twee 15 of meer van deze materialen tezamen met deeltjes van exother-misch oxideerbaar materiaal zoals deeltjes van silicium, aluminium, zirconium, magnesium of een mengsel van twee of meer van deze materialen in lucht, met zuurstof verrijkte lucht of zuurstof als dragergas via het centrale toevoerkanaal 6, ter-20 wijl extra zuurstof door elk van de kleinere toevoerbuizen 7 wordt aangevoerd. De kans op vlamterugslag door het centrale toevoerkanaal 6 kan laag worden gehouden door gebruik te maken van alleen lucht als het dragergas, omdat lucht alleen nauwelijks de verbranding van de oxideerbare materialen in de 25 betreffende mengsels zal onderhouden, vooral bij redelijk lage temperaturen. De trechtervormige uiteinden van de binnenste en buitenste buizen 2, 4 zijn gebrugd door een ringvormig af-sluitorgaan 12, en het trechtervormige uiteinde van de middelste buis 3 strekt zich uit tot kort voor dat afsluitlichaam.
30 Teneinde de temperatuur van de lans op een redelijk laag niveau te houden, kan derhalve een koelmiddel worden rondgevoerd door de ruimtes tussen de binnenste en middelste buizen 2, 3 enerzijds en de middelste en buitenste buizen anderzijds.
Bij wijze van voorbeeld kan men water laten stromen in de 35 richting van de lanskop 5 tussen de binnenste en middelste buizen 2,3 zodat dit terugstroomt naar de staart van de lans tussen de middelste en buitenste buizen 3, 4, waardoor een tegenstroomkoelmantel wordt gevormd.
n -? -"» ~ 9 ,3 - * . - · - - 20 -
Een plugorgaan 13 (fig. 2 en 3) is in de draad 14 in de kop 5 van de lans geschroefd teneinde een groep van mondstukken voor het spuiten te definiëren. Het plugorgaan 13 omvat een ring met acht mondstukken 15. De middelpunten van 5 de uitlaten van de mondstukken 15 vormen dan de hoekpunten van een achthoek.
De uitlaten 10 van de kleinere toevoerbuizen 7 zijn elk naar één van de mondstukken 15 gericht en elk van die toevoerbuizen is voorzien van een reguleerkraan zoals is weerge-10 geven bij 16. Deze opstelling maakt een onafhankelijke controle van de dechargeersnelheid uit elke mondstukuitlaat mogelijk.
In een bijzonder praktisch voorbeeld heeft elk mondstuk 15 een uitlaatdiameter van 20 mm, waarbij de afstand tus-15 sen het middelpunt ervan en het middelpunt O van het voorvlak van de lanskop 5 65 mm bedraagt. De afstand tussen de middelpunten ervan is ca. 50,3 mm, zodat de lineaire afstand S tussen de uitlaten van de opeenvolgende perifere mondstukken ca.
30,3 mm bedraagt en elke mondstukuitlaat dienovereenkomstig 20 gescheiden is van de twee andere uitlaten door een afstand, welke ca. gelijk is aan 1,5 maal hun gewone diameter.
Een centraal gedeelte van de plug 13 is uitgehold en kan gevuld zijn met asbest of een ander hittebestendig materiaal 17 ten behoeve van hitte-isolerende doeleinden.
25 Elk van de fig. 4 en 5 toont de twee uiteinden van een lans in een longitudinale doorsnede, waarbij de dwarsdoorsnede van de lanssteel getoond is in het midden van elke figuur. In deze fig. is elk mondstuk afzonderlijk gevoed door zijn eigen toevoerbuis. In het geval van elk mondstuk en zijn 30 bijbehorende toevoerbuis, vallen de middelpunten ervan samen en zijn hun afmetingen dezelfde, zodat de opstelling van de mondstukken in eindaanzicht van de lanskop gemakkelijk kan worden afgeleid van de corresponderende lanssteeldwarsdoor-snede. Bijgevolg definieert een binnenste buis 2 van elke 35 lanssteel een toevoerkanaal 6, dat in ieder geval verloopt in een binnenste mondstuk 18. Een aantal, zes, kleinere toevoerbuizen 7 zijn getoond, terwijl elke toevoerbuis één mondstuk 15 uit de ring van perifere mondstukken voedt, welke ring het
M 0 ;. ;i J
'fcr t.y -J "v 4 - 21 - binnenste mondstuk 18 omgeeft.
De lanssteel van de uitvoeringsvorm van fig. 4, evenals die van fig. 1 en 2, omvat middelste en buitenste buizen 3,4 die concentrisch zijn ten opzichte van de binnenste buis 5 2, waarbij deze weer een tegenstroomafkoelmantel vormen voor de lanssteel. Het kopuiteinde van de buitenste buis 4 is afgesloten door een afsluitplaat 12, door welke de mondstukken 15, 18 uitsteken, en de middelste buis 3 is open aan zijn uiteinde bij de kop. Aan het staartuiteinde van de lanssteel is de 10 buitenste buis afgesloten door een afsluitorgaan 19 waardoor de verschillende toevoerbuizen 2, 7 en het staartuiteinde van de middelste buis 3 uitsteken, en waarbij de middelste buis 3 zelf is afgesloten door een afsluitorgaan 20 waardoor de verschillende toevoerbuizen 2, 7 uitsteken. Koelmiddelinlaten 21 15 zijn aanwezig aan het staartuiteinde van de middelste buis 3 en het staartuiteinde van de buitenste buis 4 is uitgerust met koelmiddeluitlaten 22, zodat een koelvloeistof zoals water kan worden heengevoerd tussen de binnenste en middelste buizen 2, 3 in contact met alle toevoerbuizen 2, 7 en vervolgens terug 20 naar beneden tussen de middelste en buitenste buizen 3, 4. De kleinere toevoerbuizen 7 zijn op een plaats tussen de binnenste en middelste buizen 2, 3 bevestigd door organen 8.
Uit de doorsnede, welke getoond is in het middelpunt van fig. 4, kan gemakkelijk worden afgeleid, dat de middel-25 punten van de uitlaten van de perifere mondstukken 15 een denkbeeldige veelhoek 23 definiëren, in dit geval een regelmatige zeshoek.
Het koelsysteem van de lans, dat getoond is in fig. 5, verschilt in geringe mate van dat van fig. 4. In fig. 5 is ' 30 een buitenste buis 4 van de lanssteel weergegeven, maar geen middelste buis. Zoals eerder het geval was, is de buitenste buis 4 aan zijn kopuiteinde afgesloten door een afsluitplaat 12, waardoor de mondstukken 15, 18 uitsteken. Tussen de binnenste en buitenste buizen 2,4 zijn een aantal buizen 24 met 35 open uiteinden aangebracht, die afwisselend met de kleinere toevoerbuizen 7 zijn opgesteld. Aan het staartuiteinde van de lanssteel strekken deze buizen 24 zich uit in een afsluitdoos 25, die het staartuiteinde van de buitenste buis 4 afsluit en T* 7 ; =t -i * .. . v - .» '.j - 22 - waardoor de verschillende toevoerbuizen 2, 7 uitsteken. De afsluitdoos 25 is voorzien van koelmiddelinlaten 21, zodat koelmiddel door de buizen 24 kan worden omhooggevoerd en vervolgens terug naar beneden tussen de binnenste en buitenste 5 buizen 2, 4 in contact met alle toevoerbuizen 2, 7 teneinde de koelmiddeluitlaten 22 aan de staart van de buitenste buis 4 te verlaten. De kleinere toevoerbuizen 7 zijn bevestigd aan de buitenste buis 4 door korte organen 8, zodat koelmiddel kan circuleren tussen de toevoerbuizen en de buitenste buis over 10 het grootste gedeelte van hun lengtes teneinde het afkoelen te bevorderen.
In specifieke praktische voorbeelden van lansen die geconstrueerd zijn volgens fig. 4 of 5, kunnen de middelste toevoerbuis en het binnenste mondstuk 18 een diameter hebben 15 van 30 mm, terwijl elk van de kleinere buitenste toevoerbuizen 7 en mondstukken 15 een diameter heeft van 16 mm. De middelpunten van de perifere mondstukken 15 zijn aangebracht op een afstand van 40 mm van het middelpunt van het binnenste mondstuk 18 en dit is gelijk aan de lineaire afstand tussen de 20 middelpunten . van de perifere mondstukken, zodat de afstand tussen hun uitlaten 24 mm bedraagt. De uitlaten van de perifere mondstukken zijn gespatieerd door 17 mm van de binnenste mondstukuitlaat. De verschillende toevoerbuizen kunnen worden gevoed met hetzelfde spuitmengsel uit een gebruikelijke bron 25 of uit verschillende bronnen. Een reguleerkraan voor de stro-mingscontrole (niet getoond) is bij voorkeur aangebracht in het stroompad dat leidt naar elk van de mondstukken 15, 18.
Een dergelijke kraan kan zijn opgenomen in de lans zelf of kan een deel vormen van het apparaat, dat wordt gebruikt voor 30 het voeden van de lans met het te spuiten materiaal.
Fig. 6 en 7 tonen een verdere vorm van een lans met een steel 1 en een kop 5. De lans omvat een buis 26 met een rechthoekige doorsnede welke zes toevoerbuizen 27 bevat voor het toevoeren van deeltjesvormig materiaal in lucht als 35 dragergas naar zes mondstukken 28 welke zijn opgesteld in twee rijen van drie. De mondstukken 28 hebben een grotere diameter dan hun toevoerbuizen 27 teneinde de stroom van extra zuurstof op te nemen, welke afzonderlijk aan de kop 5 q i'I··;: i - 23 - van de lans wordt toegevoerd via een centrale zuurstoftoevoer-lijn 29, die een verdeelorgaan 30 voedt, waardoor de mondstukken 28 aan de kop van de lans worden gevoed. De buis 26 van de lanssteel is afgesloten door platen 31, 32 respectievelijk 5 aan de kop- en staartuiteinden ervan, en dit bevat tevens een paar geopende buizen 33, waardoor een koelmiddel zoals water kan worden toegevoerd naar de lans om vervolgens teruggevoerd te worden door de lans in contact met de toevoerbuizen 27 na de uitlaatbuizen 34. Opdat de mondstukuitlaat-10 snelheid uit elk mondstuk onafhankelijk kan worden ingesteld, is bij voorkeur een reguleerkraan voor de stromingscontrole (niet weergegeven) aangebracht in het stroompad dat leidt naar elk van de mondstukken 28. Een dergelijke kraan kan zijn opgenomen in de lans zelf of kan een deel vormen van het appa-15 raat, dat wordt gebruikt voor het voeden van de lans met het te spuiten materiaal.
Fig. 8 is een schematische weergave van een eindaan-zicht van de lanskop, illustrerende dat de middelpunten van de uitlaten van de vier hoekmondstukken 28 een denkbeeldige 20 veelhoek 23 definiëren, in dit geval uiteraard een rechthoek. Aangezien elke rij van mondstukken recht is, zal het duidelijk zijn, dat de middelpunten van de uitlaten van de middelste mondstukken 28 van elke rij liggen op de tegenovergestelde zijden van die rechthoek, zodat deze de rechthoek tevens be-25 grenzen. In een specifieke praktische uitvoeringsvorm hebben alle mondstukken 28 een uitlaatdiameter van 13 mm. De uitlaten van de mondstukken in elke rij van drie zijn gescheiden door een afstand van 17 mm en de uitlaten in de twee rijen zijn gespatieerd door een afstand S2 van 47 mm.
30 In een modificatie van de in fig. 6-8 getoonde uit voeringsvorm hebben de toevoerbuizen 27 dezelfde diameter als hun overeenkomstige mondstukken 28, en zijn de zuurstoftoevoerlijn 29 en het verdeelorgaan 30 achterwege gelaten.
Een lans volgens de uitvinding dient bij gebruik te 35 worden gevoed met een geschikt mengsel van deeltjesvormig materiaal in een verbranding-onderhoudend draaggas. Evenals bij de bekende werkwijzen kan de toevoersnelheid van het draaggas een belangrijke invloed op de verkregen resultaten uitoefenen, maar een dergelijke toevoersnelheid kan gemakke- '* --y „ j Λ
v* ,· " . V
- 24 - lijk worden gekozen door deskundigen op het vakgebied in afhankelijkheid van bekende criteria. Het is voldoende om hier aan te geven, dat zuurstof dient te worden toegevoerd met een hoeveelheid welke eerder een overmaat is ten opzichte van 5 de stoechiometrische vereisten, bijvoorbeeld het dubbele van het vereiste.
Hieronder volgens verschillende voorbeelden van de uitvinding.
VOORBEELD I
10 Een aantal barsten van in wezen dezelfde afmeting en vorm werden kunstmatig gevormd in een ovenwand welke gevormd is van silicablokken, hoofdzakelijk in de tridymietvorm. Deze barsten werden hersteld terwijl de wand een 'temperatuur had van 1150°C door het spuiten van een startmengsel, bestaande 15 uit 87% silica, 12% silicium en 1% aluminium (% in gewicht), dat werd aangevoerd met een snelheid van 360 kg/uur in zuurstof als dragergas, waarbij een lans werd gebruikt waarvan de zes mondstukuitlaten waren opgesteld zoals is weergegeven in fig. 8. Het gebruikte silica bestond uit 3 gew.delen cristo-20 balliet en 2 gew.delen tridymiet met korrelgroottes tussen 100 μπι en 2 mm. De silicium- en aluminiumdeeltjes hadden elk een gemiddelde korrelgrootte kleiner dan 10 μπι, waarbij het silicium een specifiek oppervlak had van 4000 cm2/g en het aluminium een specifiek oppervlak van 6000 cm2/g.· In elk geval 25 waren alle mondstukken cirkelvormig en hadden deze een uit-laatopening van 12 mm. De totale mondstukuitlaatoppervlakte was bijgevolg 6,78 cm2 en de materiaaldechargeersnelheid bedroeg 53 kg per uur per cm2 van het totale mondstukuitlaat-gebied.
30 Elk van deze barsten werd hersteld met een andere lans. De ruimtelijke opstelling van de mondstukuitlaten van de vijf lansen A-E is vermeld in de volgende tabel A, welke eveneens de totale massa geeft van deeltjesvormig materiaal dat gedechargeerd dient te worden teneinde in hoofdzaak de-35 zelfde massa van vuurvast materiaal af te zetten om elk herstel tot stand te brengen, tezamen met een aanduiding van het resultaat in termen van de kwaliteit van het herstel.
J \e>' *V * V* - 25 -
TABEL A
Afstand Afstand Gedechar- Resultaat in rij tussen geerde rijen massa mm S2 mm kg A 18 48 8 Vrij van stratificatie 5 B 18 84 8,5 Geen waarneembare stratificatie C* 18 100* 9 Geringe stratificatie D* 40* 84 9 Nu en dan stratificatie E* 50* 100* 10 Aanzienlijke stratificatie * Niet volgens de uitvinding.
10 Dit voorbeeld verklaart, dat niet alleen het werken volgens de onderhavige uitvinding leidt tot de vorming van een vuurvaste massa met een hogere kwaliteit, zoals is aangetoond door het gemis aan stratificatie, maar eveneens, en zeer verrassend, dat dit resultaat wordt bereikt met een besparing 15 van het materiaal dat gedechargeerd dient te worden teneinde een gebrek met een gegeven afmeting te herstellen.
VOORBEELD II
Uniforme lagen van vuurvast materiaal werden afgezet in dezelfde dikte op elektro-gegoten Corhart Zac (Handels-20 merk)-blokken (vervaardigd van zirconia, alumina en silica) door het spuiten van een uitgangsmengsel, terwijl de oppervlak-behandelde blokken een temperatuur hadden van ca. 1200°C.
De gebruikte uitgangsmengsels werden samengesteld uit 35 gew.% zirconia en 53 gew.% alumina in bijmenging met 25 silicium en aluminium, waarbij het siliciumgehalte van de mengsels 8% en het aluminiumgehalte 4% bedroegen. De uitgangs-mengsels werden bij verschillende snelheden gespoten, in afhankelijkheid van de gebruikte lans, in stromen van zuurstof als draaggas.
30 De alumina- en zirconiadeeltjes hadden een korrel- grootte tussen 50-500 urn en de silicium- en aluminiumdeeltjes hadden de respectievelijke korrelgroottes, welke zijn vermeld in voorbeeld I.
Diverse lansen werden geconstrueerd volgens fig. 4.
35 In de volgende tabel B stelt 015 de uitlaatdiameter van elk *1C ,·% -w „ , - 26 - van de perifere mondstukken 15 voor, en 018 de uitlaatdiameter van het binnenste mondstuk 18: S15 stelt de ruimte voor tussen de uitlaten van de opeenvolgende perifere mondstukken 15 (vergelijk afstand S in fig. 3), en S15—18 de afstand tussen 5 de uitlaten van elk van de perifere mondstukken 15 het binnenste mondstuk 18.
TABEL B
015 018 S15 S15-18 Dechargeer- Gebruikte Resultaat snelheid massa mm mm mm mm kg/uur .cm2 kg_ _ 10 16 16 24 24 53,3 35 Uitstekend 16 30 24 17 52,3 40 Uitstekend 16 16 48 48 53,3 38 Bevredigend 16 30 65* 58* 52,3 50 Stratificatie * Niet volgens de uitvinding.
15 De totale dechargeersnelheid van de deeltjes uit de lansen met een binnenstel mondstukuitlaat van 16 mm in diameter bedroeg 750 kg/uur, terwijl die van de lansen met een binnenste mondstukuitlaat van 30 mm in diameter 1000 kg/uur bedroeg.
20 Dit voorbeeld illustreert tevens, dat het werken volgens de onderhavige uitvinding leidt tot de vorming van een vuurvaste massa met een hogere kwaliteit tezamen met een besparing van materiaal dat gedechargeerd dient te worden om een bepaalde hoeveelheid vuurvast materiaal af te zetten.
25 A ···* *·· *V A Λ
ï \ '. .1 '1 · H
c-J 'V J V

Claims (34)

1. Werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa op een werkoppervlak door tegen dat oppervlak een mengsel van exothermisch oxideerbare deeltjes en vuurvaste deeltjes in een verbranding-onderhoudend gas te spuiten, waarbij de werk-5 wijze omvat het transporteren van het te sproeien materiaal door een lans naar een lanskop en het genoemde mengsel te dechargeren onder zodanige omstandigheden, dat de genoemde oxideerbare deeltjes reageren met het verbranding-onderhoudende gas onder ontwikkeling van hitte, teneinde tenminste de opper-10 vlakken van de vuurvaste deeltjes waarmede deze worden gespoten, te doen smelten, om zo de genoemde vuurvaste massa te vormen, met het kenmerk, dat de gemengde exothermisch oxideerbare en vuurvaste deeltjes worden gespoten in een verbranding-onderhoudend gas uit een groep van mondstuk-15 uitlaten bij een dechargeersnelheid die groter is dan 50 kg per uur per vierkante cm van het totale mondstukuitlaatopper-vlak, waarbij de mondstukuitlaten van de genoemde groep zodanig gespatieerd en opgesteld zijn, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk daarvan 20 gespatieerd is van een eerste andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die eerste andere uitlaat, en gespatieerd is van een tweede andere uitlaat van de genoemde groep door een af-25 stand die niet groter is dan acht maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die tweede andere uitlaat, en zodat de middelpunten van tenminste sommige van de mondstukuitlaten van de genoemde groep de hoekpunten van een denkbeeldige veelhoek definiëren.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de genoemde groep van mondstukken wordt gevormd door alle mondstukken die in de lans aanwezig zijn.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de gemiddelde gasdechargeersnelheid uit 35 elk mondstuk van de genoemde groep zodanig wordt aangepast, dat deze niet meer dan 10% afwijkt van de gemiddelde gasdechargeersnelheid van elk ander mondstuk van de genoemde groep.
4. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de mondstukken van de ge- Λ ' *· · · • * ' ' -- "ar - s y ± - 28 - noemde groep zodanig gespatieerd en opgesteld worden dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van een genoemde eerste andere mondstukuitlaat 5 door een afstand die niet groter is dan twee maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die eerste andere uitlaat.
5. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de mondstukken van de ge- 10 noemde groep zodanig gespatieerd en opgesteld worden, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van elke andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die tenminste is gelijk is aan de 15 kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van de betreffende andere uitlaat.
6. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het genoemde deeltjesvormige mengsel wordt gespoten uit een genoemde groep van mondstukken, 20 welke groep tenminste twee, op een afstand van elkaar gelegen, rijen van mondstukuitlaten omvat.
7. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat een groep van mondstukken wordt toegepast, welke omvat tenminste éên mondstuk (hierna 25 aangeduid als "binnenste mondstuk"), waarvan de uitlaat ligt binnen een genoemde denkbeeldige veelhoek, van welke de hoekpunten zijn gedefinieerd door de middelpunten van de uitlaten van andere mondstukken (hierna aangeduid als "perifere mondstukken") van de genoemde groep.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het ken merk, dat een lineaire afstand tussen de opeenvolgende perifere mondstukuitlaten wordt toegepast, welke niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van éên van de opeenvolgende perifere mondstukuitlaten.
9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat een lineaire afstand wordt toegepast tussen elke perifere mondstukuitlaat en de of de meest nabijgelegen binnenste mondstukuitlaat, welke niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van één van die betreffende mondstuk- λ λ rr -· 1 λ -· «MO g i 3 * - 29 - uitlaten.
10. Werkwijze volgens een der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat een (totale) dechargeersnelheid uit de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) wordt toegepast, 5 welke groter is dan de dechargeersnelheid uit elke van de perifere mondstukuitlaten.
11. Werkwijze volgens een der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat een (totaal) oppervlak van de dwarsdoorsnede (n) van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) 10 wordt toegepast, welke tenminste 300 mm2 bedraagt
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een (totaal) oppervlak van de dwarsdoorsnede(n) van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) wordt toegepast, welke tenminste 500 mm2 bedraagt.
13. Werkwijze volgens een der conclusies 7-12, met het kenmerk, dat een enkele genoemde binnenste mondstukuitlaat wordt toegepast.
14. Werkwijze volgens één der conclusies 7-13, met het kenmerk, dat een oppervlakte van de dwarsdoor- 20 snede van elke perifere mondstukuitlaat wordt toegepast, welke niet groter is dan 320 mm2.
15. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmer k, dat het genoemde deeltjesvor-mige mengsel wordt gespoten uit tenminste zes mondstukuit- 25 laten.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het genoemde deeltjesvormige mengsel wordt gespoten uit tenminste zes mondstukuitlaten, welke in hoofdzaak met gelijke radiale en hoekafstand zijn aangebracht van een 30 as van de lanskop.
17. Voorwerp van de disclaimer hierin, een lans voor het spuiten van deeltjes van exothermisch oxideerbaar materiaal en deeltjes van vuurvast materiaal in een verbranding-onder-houdend gas, waarbij de lans een kop voor het dechargeren 35 van een dergelijk deeltjesvormig materiaal.omvat, met het kenmerk, dat een dergelijke lans een groep van mondstukken bevat, waarvan de uitlaten zodanig gespatieerd en opgesteld zijn, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elk daarvan gespatieerd is van p : 'S# - ' -J 4 o - 30 - een eerste andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die eerste andere uitlaat, en gespatieerd is van een tweede andere uit-5 laat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan acht maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die tweede andere uitlaat, en zodat de middelpunten van de uitlaten van tenminste sommige mondstukken van de genoemde groep de hoekpunten van een denkbeel-10 dige veelhoek definiëren.
18. Lans voor het spuiten van deeltjes van exothermisch oxideerbaar materiaal en deeltjes van vuurvast materiaal in een verbranding-onderhoudend gas, waarbij de lans een kop voor het dechargeren van dergelijk deeltjesvormig materiaal 15 omvat, met het kenmerk, dat een dergelijke lanskop een groep van mondstukken bevat, waarvan de uitlaten zodanig gespatieerd en opgesteld zijn, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elke daarvan gespatieerd is van een eerste andere mondstukuitlaat van 20 de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan drie keer de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die eerste andere uitlaat, en gespatieerd is van een tweede andere uitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan acht maal de kleinste diameter 25 van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van die tweede andere uitlaat, en zo dat de middelpunten van de uitlaten van tenminste sommige mondstukken van de genoemde groep hoekpunten van een denkbeeldige veelhoek definiëren, en waarbij de genoemde lans voorzien is van tenminste drie longitudinale 30 toevoerkanalen welke leiden naar de genoemde kop.
19. Lans volgens conclusies 17 of 18, met het kenmerk, dat de genoemde groep van mondstukken is gevormd door alle mondstukken die in de lans aanwezig zijn.
20. Lans volgens een der conclusies 17-19, met het 35 kenmerk, dat een afzonderlijk toevoerkanaal aanwezig is voor elk van een aantal van de genoemde spuitmondstukken.
21. Lans volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat een orgaan aanwezig is voor de onafhankelijke regulering van de stroom van materiaal door tenminste sommige f*. ·>·* •Ίι ·«? ^ ΰ C v 0 i <3 - 31 - * van dergelijke kanalen.
22. Lans volgens een der conclusies 17-21, met het kenmerk, dat de mondstukken van de genoemde groep zodanig gespatieerd en opgesteld zijn, dat, in de richting van 5 de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elke van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van een genoemde eerste andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die niet groter is dan twee maal de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die 10 van die eerste andere uitlaat.
23. Lans volgens een der conclusies 17-22, m e t h e t kenmerk, dat de mondstukken van de genoemde groep zodanig gespatieerd en opgesteld zijn, dat, in de richting van de mondstukuitlaten van de genoemde groep gezien, elke van de 15 mondstukuitlaten van de genoemde groep gespatieerd is van elke andere mondstukuitlaat van de genoemde groep door een afstand die tenminste gelijk is aan de kleinste diameter van zijn eigen dwarsdoorsnede of van die van de betreffende andere uitlaat.
24. Lans volgens een der conclusies 17-23, met het kenmerk, dat een genoemde groep van mondstukken mondstukken omvat welke zijn opgesteld in tenminste twee op een afstand van elkaar gelegen rijen.
25. Lans volgens een der conclusies 17-23, met het 25 kenmerk, dat de genoemde groep van mondstukken tenminste één mondstuk bevat (hierna aangeduid als "binnenste mondstuk"), waarvan de uitlaat binnen een genoemde denkbeeldige veelhoek ligt, waarvan de hoekpunten zijn gedefinieerd door de middelpunten van de uitlaten van andere mondstukken (hierna aange-30 duid als "perifere mondstukken") van de genoemde groep.
26. Lans volgens conclusie 25, methetken- m e r k, dat de lineaire afstand tussen de opeenvolgende perifere mondstukuitlaten niet groter is dan drie maal de kleinste diameter van één van die opeenvolgende perifere mondstukuit-35 laten.
27. Lans volgens conclusies 25 of 26, met het kenmerk, dat de lineaire afstand tussen elke perifere mondstukuitlaat en de of de meest nabijgelegen binnenste mondstukuitlaat niet groter is dan drie maal de kleinste diameter •r* v.» i , ‘ " - 32 - van één van die betreffende mondstukuitlaten.
28. Lans volgens een der conclusies 25-27, met het kenmerk, dat het (totale) oppervlak van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) groter is dan het oppervlak van 5 elk van de perifere mondstukuitlaten.
29. Lans volgens een der conclusies 25-28, met het kenmerk, dat het (totale) oppervlak van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) tenminste 300 mm2 bedraagt.
30. Lans volgens conclusie 29, met het ken- 10. e r k, dat het (totale) oppervlak van de binnenste mondstukuitlaat (-uitlaten) tenminste 500 mm2 bedraagt.
31. Lans volgens een der conclusies 25-30, met het kenmerk, dat één enkele genoemde binnenste mondstukuitlaat aanwezig is.
32. Lans volgens een der conclusies 25-31, met het kenmerk, dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van elke perifere mondstukuitlaat niet groter is dan 320 mm2.
33. Lans volgens een der conclusies 17-32, met het kenmerk, dat de genoemde lans tenminste zes mondstukken 20 omvat.
34. Lans volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de genoemde lans tenminste zes mondstukken bevat, welke in hoofdzaak met gelijke radiale en hoekafstand zijn opgesteld rond een as van de lanskop. I .· ?· Wf A J% ·. j ' 'J -J ί V
NL8503318A 1985-01-26 1985-11-30 Werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa alsmede lans voor het spuiten van deeltjesvormig, exothermisch oxideerbaar materiaal. NL8503318A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB8502007 1985-01-26
GB08502007A GB2170122B (en) 1985-01-26 1985-01-26 Process of forming a refractory mass and lance for spraying particulate exothermically oxidisable material

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8503318A true NL8503318A (nl) 1986-08-18

Family

ID=10573468

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8503318A NL8503318A (nl) 1985-01-26 1985-11-30 Werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa alsmede lans voor het spuiten van deeltjesvormig, exothermisch oxideerbaar materiaal.

Country Status (8)

Country Link
JP (1) JPH0820183B2 (nl)
BE (1) BE903712A (nl)
DE (1) DE3540889C2 (nl)
FR (1) FR2576527B1 (nl)
GB (1) GB2170122B (nl)
IT (1) IT1182694B (nl)
LU (1) LU86174A1 (nl)
NL (1) NL8503318A (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6316068A (ja) * 1986-07-09 1988-01-23 Res Dev Corp Of Japan 薄膜形成用噴霧装置
US5229337A (en) * 1989-06-30 1993-07-20 Glaverbel Composition of matter for use in a process of forming a porous refractory mass
GB8916951D0 (en) * 1989-07-25 1989-09-13 Glaverbel Ceramic welding process and powder mixture for use in the same
GB2269223B (en) * 1992-07-31 1996-03-06 Fosbel Int Ltd Surface treatment of refractories
JP5767689B2 (ja) * 2013-12-11 2015-08-19 黒崎播磨株式会社 溶射装置
JP6429317B2 (ja) * 2013-12-25 2018-11-28 Jfeスチール株式会社 炉壁の溶射補修方法

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2544259A (en) * 1944-11-25 1951-03-06 Duccini Gaetano Metallizing spray gun
US2800419A (en) * 1953-11-27 1957-07-23 Coast Metals Inc Method and apparatus for hard surfacing metals
US3111267A (en) * 1957-04-18 1963-11-19 Metco Inc Apparatus for applying heat-fusible coatings on solid objects
US2893646A (en) * 1958-10-07 1959-07-07 Charles C Batts Fluid spray nozzle
US3911175A (en) * 1972-01-28 1975-10-07 Oleg Nikolaevich Chemeris Method and a device for gunniting converter
JPS5646853Y2 (nl) * 1977-11-15 1981-11-02
FR2419784A1 (fr) * 1978-03-15 1979-10-12 Coussinets Ste Indle Procede de fabrication d'un corps de pompe ou moteur hydraulique a barillet
JPS594759Y2 (ja) * 1979-02-20 1984-02-13 新日本製鐵株式会社 粉末溶射ノズル装置
JPS594759U (ja) * 1982-06-28 1984-01-12 トヨタ自動車株式会社 高周波焼入れコイル装置
JPS5935775A (ja) * 1982-08-20 1984-02-27 新日本製鐵株式会社 耐火物内張築造物の補修方法
FR2533020A1 (fr) * 1982-09-13 1984-03-16 Siderurgie Fse Inst Rech Embout de lance de gunitage a chaud
GB2144054B (en) * 1983-07-30 1986-07-30 Glaverbel Apparatus for and method of spraying for forming refractories

Also Published As

Publication number Publication date
JPH0820183B2 (ja) 1996-03-04
DE3540889C2 (de) 1994-05-11
FR2576527B1 (fr) 1991-07-05
IT8567977A0 (it) 1985-11-21
LU86174A1 (fr) 1986-03-24
GB2170122A (en) 1986-07-30
FR2576527A1 (fr) 1986-08-01
JPS61175476A (ja) 1986-08-07
IT1182694B (it) 1987-10-05
GB8502007D0 (en) 1985-02-27
DE3540889A1 (de) 1986-07-31
BE903712A (fr) 1986-05-26
GB2170122B (en) 1988-11-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4671765A (en) Burner design for melting glass batch and the like
US6209355B1 (en) Method for melting of glass batch materials
KR0141468B1 (ko) 루프에 장착된 보조 산소-연소버너
JP2923027B2 (ja) セラミツク溶接法及びかかる方法に使用するためのランス
CA2447635A1 (en) Method and system for feeding and burning a pulverized fuel in a glass melting furnace, and burner for use in the same
JPH0328386B2 (nl)
NL8503318A (nl) Werkwijze voor het vormen van een vuurvaste massa alsmede lans voor het spuiten van deeltjesvormig, exothermisch oxideerbaar materiaal.
JPS6057185A (ja) 耐火物を形成するためのスプレ−法および装置
JP3189729B2 (ja) 耐火物補修用溶射装置及び耐火物の溶射による補修法
RU2098390C1 (ru) Способ очистки поверхности огнеупорных структур и способ керамической сварки
US6186410B1 (en) Lance for heating or ceramic welding
EP0745428B1 (en) Flame spraying burner
US4747772A (en) Burner design for melting glass batch and the like
US4675041A (en) Method and apparatus for furnace lid purging
JPS63206420A (ja) 転炉等の吹錬用ランス
JP3226809B2 (ja) 中空顆粒モールドフラックスの製造方法
JPH04319057A (ja) 連続鋳造鋳片の2次冷却方法および冷却ノズル
JPS5951857B2 (ja) 粉末耐火物溶射法
JP2006095545A (ja) 金属材料の冷却装置及び金属材料の冷却方法
JPS6035427B2 (ja) 火炎溶射方法
EP4005985A1 (en) Oxygen fuel burner for a forehearth system
SU1764730A1 (ru) Способ охлаждени движущегос гор чего металла
KR830001326B1 (ko) 개량된 수직형 용해도
SU1037035A1 (ru) Проходна печь
SU1289895A1 (ru) Способ нагрева металлических заготовок в методической печи

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed