NL8502397A

NL8502397A - Schroefveerkoppeling voor het aan elkaar koppelen van twee schroefveereinden, in het bijzonder twee einden van een schroefveervormig meeneemorgaan van een transportinrichting, en koppelstuk voor een dergelijke koppeling.

Info

Publication number: NL8502397A
Application number: NL8502397A
Authority: NL
Original assignee: Elite Nv
Priority date: 1985-09-02
Filing date: 1985-09-02
Publication date: 1987-04-01
Also published as: ATE48404T1; EP0215516A1; US5002421A; DE3667265D1; EP0215516B1

Description

85 5102/Ie/jz -

Korte aanduiding: Schroefveerkoppeling voor het aan elkaar koppelen van twee schroefveereinden, in het bijzonder twee einden van een schroefveervormig meeneemorgaan van een transportinrichting, en koppelstuk voor een dergelijke koppeling.

De uitvinding heeft betrekking op een schroefveerkoppeling voor het aan elkaar koppelen van twee schroefveer-einden, in het bijzonder twee einden van een schroefveer-vormig meeneemorgaan van een transportinrichting, omvattende 5 een koppelstuk dat met beide schroefveereinddelen in aangrijping is.

Een dergelijke koppeling is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.003.464.

Bij deze bekende schroefveerkoppeling zijn de te 10 koppelen schroefveereinddelen aangebracht op een in deze einddelen passend koppelstuk in de vorm van een cilindrische pen, waarbij de uiteinden van de schroefveereinddelen tegen elkaar aan liggen. De pen is voorzien van radiaal uitstekende nokken die tussen de windingen van de schroefveereinddelen 15 zijn gedraaid en daarmee in aangrijping zijn en die aldus de schroefveereinddelen in axiale richting vasthouden.

Deze bekende koppeling heeft als bezwaar dat de van het ene op het andere veereinddeel over te brengen krachten geheel door het koppelstuk en in het bijzonder 20 door de nokken overgebracht moeten worden, waardoor hoge eisen aan het koppelstuk gesteld moeten worden. Bovendien kan door de wijze waarop de schroefveereinden op het koppelstuk zijn aangebracht de koppeling vrij gemakkelijk losraken.

25 De uitvinding beoogt deze bezwaren op te heffen.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door een schroefveerkoppeling van het bovengenoemde type welke tot kenmerk heeft dat de windingen van de beide schroefveereinddelen over een bepaalde afstand coaxiaal in elkaar zijn 30 gedraaid en in axiale richting tegen elkaar aan liggen, 85Γ2397 - 2 - waarbij de in elkaar gedraaide en tegen elkaar aan liggende windingen passend zijn opgenomen in een in het koppelstuk aangebrachte schroeflijnvormige groef, waarvan de spoed overeenkomt met de spoed van de scnroefveer-5 einddelen.

Met deze koppeling wordt bereikt dat op het koppelstuk nagenoeg geen krachten werken, aangezien de windingen van de schroefveereinddelen tegen elkaar aan liggen,waardoor de krachten rechtstreeks van het ene op ]_g het andere schroefveereinddeel worden overgebracht. Voorts kunnen de windingen van de schroefveereinddelen enigszins klemmend in de groef worden opgenomen, zodat de kans op losraken van de koppeling tot een minimum is beperkt.

Bovendien is de koppeling gemakkelijk te monteren..

15 Bij voorkeur bevindt het koppelstuk zich binnenin de schroefveereinddelen en is de schroeflijnvormige groef aan de buitenzijde van het koppelstuk aangebracht, waardoor de koppeling geen buiten de buitenomtrek van de schroefveer-einddelen uitstekende delen bezit, hetgeen van belang is 20 wanneer de koppeling twee einddelen van een door een buis te bewegen schroefveervormig meeneemorgaan van een transportinrichting verbindt.

In een praktische uitvoeringsvorm bestaat het koppelstuk uit een langwerpig kerndeel met een op het 25 buitenomtreksvlak ervan aangebrachte schroeflijnvormige ribbe en is de groef in de buitenzijde van de ribbe aangebracht, terwijl bij voorkeur de diameter van het bij voorkeur cilindrische kerndeel kleiner is dan de diameter van de bodem van de schroeflijnvormige groef. Daardoor 30 blijft de kern van het koppelstuk bij toepassing voor een koppeling in een schroefveervormig meeneemorgaan van een transportinrichting vrij van de tanden van een tandwiel dat het meeneemorgaan in axiale richting aandrijft.

Voor het vastzetten van de windingen in de groef 35 is in het koppelstuk tenminste een in dwarsrichting door het koppelstuk verlopend gat aangebracht dat aan één zijde uitmondt in de bodem van de groef en inwendig van schroefdraad 8502 39 7 - 3 - voorzien is en waarin een schroefbout is geschroefd die ter plaatse van de bodem van de groef tegen de in de groef liggende windingen van de schroefveereinddelen drukt.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een 5 koppelstuk voor een schroefveerkoppeling volgens de uitvinding.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met behulp van de tekening waarin: 10 Fig. 1 een zijaanzicht is van een voorkeurs uitvoeringsvorm van een schroefkoppeling volgens de uitvinding,

Fig. 2 een dwarsdoorsnede is van de schroefveerkoppeling volgens de lijn II-II in fig. 1, en 15 Fig. 3 een doorsnede is van een deel van de koppeling volgens de lijn 111 — 111 in fig. 1.

In Fig. 1 is een schroefveerkoppeling weergegeven voor het aan elkaar koppelen van twee schroefveereinddelen 1 en 2. De windingen van deze schroefveereinddelen 1 en 2 20 zijn over een bepaalde afstand coaxiaal in elkaar gedraaid en liggen in axiale richting tegen elkaar aan. De in elkaar gedraaide windingen worden op hun plaats gehouden door een zich binnen deze windingen bevindend koppelstuk 3, doordat de in elkaar gedraaide windingen passend zijn 25 opgenomen in een in het koppelstuk 3 aangebrachte schroeflijnvormige groef 6, waarvan de spoed overeenkomt met de spoed van de windingen.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bestaat het koppelstuk uit een langwerpig cilindrisch kerndeel 4 met 30 een op het buitenomtreksvlak ervan aangebrachte schroef-lijnvormige ribbe 5, waarvan de spoed overeenkomt met de spoed van de windingen. De groef 6 waar°de in elkaar gedraaide windingen zijn opgenomen,is aangebracht in de buitenzijde van de ribben 5. De diameter van het kerndeel 4 35 is kleiner dan de diameter van de bodem 7 van de groef 6.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de breedte van de groef ongeveer twee maal de axiale breedte van de ijöZ 39 7 A * f ‘ - 4 - windingen van de schroefveereinddelen, die in dit geval een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede bezitten.

In het koppelstuk 3 zijn een tweetal in dwars-richting door het koppelstuk verlopende gaten 8 aangebracht, 5 die aan één zijde uitmonden in de bodem 7 van de groef 6 en inwendig van schroefdraad voorzien zijn (fig. 2).

In elk van de beide gaten 8 is voor het vastzetten van de windingen in de groef 6 een schroefbout 9, bijvoorbeeld een stelbout, geschroefd die met het uiteinde 10 tegen de 10 binnenzijde van de beide in de groef liggende windingen drukt. De gaten 8 zijn zo aangebracht dat ze ongeveer in het midden van de groef 6 uitmonden, zodat de schroefbouten 9 ongeveer midden tussen de windingen aangrijpen.

De weergegeven uitvoeringsvorm van de schroefveer-15 koppeling volgens de uitvinding is bijzonder geschikt voor het aan elkaar koppelen van twee einddelen van een schroef-veervormig meeneemorgaan in een transportinrichting. Een dergelijke transportinrichting is bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 81 01186. Het schroef-20 veervormig meeneemorgaan wordt veelal in axiale richting voortbewogen door middel van een tandwiel dat met de tanden tussen de windingen van het meeneemorgaan grijpt.

Door de relatief geringe diameter van het kerndeel 4, komende toppen van de tanden van het tandwiel niet in 25 aanraking met het kerndeel.

Doordat de windingen van de schroefveereinddelen tegen elkaar liggen., worden de van het ene op het andere schroefveereinddeel over te brengen krachten door de windingen zelf overgebracht en niet via het koppelstuk 3.

50 Het koppelstuk 3 kan daardoor van een relatief goedkoop materiaal, zoals b.v. kunststof, vervaardigd worden. Een koppelstuk uit kunststof heeft bovendien het voordeel dat het enigszins buigzaam is.

De montage van de koppeling is zeer eenvoudig.

55 Eerst wordt het koppelstuk 3 in een van de schroefveereinddelen geschroefd, zodanig dat de windingen van het schroefveereinddeel aan één zijde van de groef 6 liggen.

é o y i 3 3 7 . · s - 5 -

Vervolgens wordt het andere schroefveereinddeel op het koppelstuk 3 geschroefd, waarbij de windingen in de overblijvende ruimte in de groef 6 worden geschoven.

Tenslotte worden de schroefbouten 9 aangebracht en vast 5 gedraaid, zodat de verschillende onderdelen ten opzichte van elkaar worden vastgezet.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de in het voorbeeld weergegeven uitvoeringsvorm. Zo kunnen de windingen van de schroefveereinddelen 10 in plaats van een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede een ronde doorsnede of een doorsnede met een andere vorm hebben. De vorm van de groef zal dan bij voorkeur daaraan aangepast zijn.

Ook kan de diameter van het kerndeel ten opzichte 15 van de diameter van de bodem van de groef groter of kleiner zijn. Het is mogelijk om een koppelstuk toe te passen dat bestaat uit een cilindrisch lichaam waarin aan de omtrekzijde een schroeflijnvormige groef is aangebracht.

Voor bepaalde toepassingen kan het zelfs gewenst 20 zijn om het koppelstuk uit te voeren als een cilindrische bus, waarbij de schroeflijnvormige groef aan de binnenzijde van de bus is aangebracht. Een dergelijke bus wordt dan aan de buitenzijde om de in elkaar gedraaide windingen aangebracht.

ö;>ö2397

Claims

1. Schroefveerkoppeling voor het aan elkaar koppelen van tutee schroefveereinden, in het bijzonder twee einden van een schroefveervormig meeneemorgaan van een transportinrichting, omvattende een koppelstuk dat met 5 beide schroefveereinddelen in aangrijping is, met het kenmerk, dat de windingen van de beide schroefveereinddelen (1, 2) over een bepaalde afstand coaxiaal in elkaar zijn gedraaid en in axiale richting tegen elkaar aan liggen, waarbij de in 10 elkaar gedraaide en tegen elkaar aan liggende windingen passend zijn opgenomen in een in het koppelstuk (3) •aangebrachte schroeflijnvormige groef (6), waarvan de spoed overeenkomt met de spoed van de schroefveereinddelen (1, 2).

2. Schroefveerkoppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppelstuk (3) zich binnen de schroefveereinddelen (1, 2) bevindt,en de schroeflijnvormige groef (6) aan de buitenzijde van het koppelstuk (3) is aangebracht.

3. Schroefveerkoppeling volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het koppelstuk (3) bestaat uit een langwerpig kerndeel (4) met een op het buitenomtreksvlak ervan aangebrachte schroeflijnvormige ribbe (5) , en dat de groef (6) in de buitenzijde van de 25 ribbe (5) is aangebracht.

4. Schroefveerkoppeling volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de diameter van het bij voorkeur cilindrische kerndeel (4) kleiner is dan de diameter van de bodem (7) van de schroeflijnvormige groef 30 (6). O C- ij 2 3 9 7 -2- - Ψ -

5. Schroefveerkoppeling volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat in het koppelstuk (3) tenminste één in dwarsrichting door het koppelstuk verlopend gat (8) is aangebracht dat aan een 5 zijde uitmondt in de bodem (7) van de groef (6) en inwendig van schroefdraad voorzien is en waarin een schroefbout (9) is geschroefd die ter plaatse van de bodem (7) van de groef (6) tegen de in de groef liggende windingen van de schroefveereinddelen (1, 2) drukt.

6. Schroefveerkoppeling volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat in het koppelstuk (3) twee van schroefdraad voorziene gaten (8) zijn aangebracht waarvan de hartlijn in axiale richting van het koppelstuk (3) gezien onder een hoek ten opzichte van 15 elkaar staan.

7. S±roetfïee£küppeling volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het koppelstuk bestaat uit een kunststofmateriaal.

8. Koppelstuk voor een schroefveerkoppeling volgens 20 een of meer der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het koppelstuk (3) voorzien is van een schroeflijnvormige groef (6) voor het daarin passend opnemen van de windingen van schroefveereinddelen (1, 2), wanneer deze coaxiaal in elkaar zijn gedraaid en in 25 axiale richting tegen elkaar aan liggen.

9. Koppelstuk volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de groef (6) aan de buitenzijde van het koppelstuk (3) is aangebracht.

10. Koppelstuk volgens conclusie 9, m e t het 30 kenmerk, dat het koppelstuk bestaat uit een langwerpig kerndeel (4) met een op het buitenomtreksvlak aangebrachte schroeflijnvormige opstaande ribbe (5) en dat de groef (6) 5502 39 7 - δ - in de buitenzijde van de ribbe (5) is aangebracht.

11. Koppelstuk volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de diameter van het bij voorkeur cilindrische kerndeel kleiner is dan de diameter van de 5 bodem (7) van de schroeflijnvormige groef (6).

12. Koppelstuk volgens een der conclusies 8-11,· met het kenmerk, dat in het koppelstuk (3) tenminste een in dwarsrichting van het koppelstuk verlopend gat (8) is aangebracht, dat inwendig 10 van schroefdraad is voorzien en aan een zijde uitmondt in de bodem (7) van de groef (6).

13. Koppelstuk volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat in het koppelstuk (3) twee van schroefdraad voorziene gaten (8) zijn aangebracht, waarvan 15 de hartlijnen in axiale richting van het koppelstuk gezien onder een hoek ten opzichte van elkaar staan.

14. Koppelstuk volgens een of meer der conclusies 8-13, met het kenmerk, dat het koppelstuk is vervaardigd uit een kunststofmateriaal. 8502397