NL8502154A - Afgeefhouder, in het bijzonder voor melk of dergelijke. - Google Patents

Description

Lx 855097/Mm/dw

Korte aanduiding: Afgeefhouder, in het bijzonder voor melk of dergelijke.

Het is gebruikelijk in cafe's en dergelijke koffiemelk- in een eenheidsverpakking te verschaffen, die de vorm heeft van een kuipje uit metaalfoelie of kunststof, dat is van een afgesloten met een) treklip voorzien afdekblad, waarbij de 5 inhoud is aangepast aan de grootste hoeveelheid melk, die gewoonlijk voor een kop koffie wordt verlangd.

Deze gangbare verpakkingen hebben bezwaren. Bij het wegtrekken van het afdekblad wordt een schenkopening gevormd, die echter meestal veel te groot is voor het afmeten van een 10 kleinere hoeveelheid, o.a. wegens het ontbreken van een schenk-tuit. Bovendien komt het veel voor, dat bij het opentrekken door de schokbeweging melk naar buiten spat, en op de kleding van de gebruiker of op de tafel terecht komt. Dit is vooral hinderlijk in vliegtuigen, treinen en dergelijke, waar 15 de gebruikers dikwijls weinig ruimte hebben, terwijl in vliegtuigen, wanneer de luchtdruk daarin lager dan normaal is, bij het openen de melk door de hogere druk vande in de verpakking aanwezige luchtbel naar buiten wordt gedreven. Voorts blijft bij het niet geheel ledigen een rest in de verpakking achter, 20 die door de opening kan wegstromen, wanneer de verpakking omvalt, hetgeen tot verontreiniging van asbakken, dienbladen, tafels en dergelijke zal leiden. Een verder bezwaar van deze verpakking is, dat deze ongeschikt is om machinaal in een in vliegtuigen gebruikte maaltijdverpakking te worden meeverpakt. 25 De uitvinding verschaft een afgeefhouder voor melk of dergelijke, die deze bezwaren niet vertoont, en die in het bijzonder geschikt is voor het gedoseerd afgeven van kleinere hoeveelheden melk. Deze houder is echter ook geschikt voor het afgeven van andere, in het bijzonder viskeusere, 30 stoffen, bijvoorbeeld lijm of dergelijke.

De afgeefhouder volgens de uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat deze bestaat uit twee bladen foeliemateriaal, die elk zijn voorzien van een uitstulping, en die rond deze ü */ *! Z jJ, ^ W A* * W · • '» -2- uitstulpingen luchtdicht aan elkaar zijn bevestigd voor het vormen van eenmet de gewenste hoeveelheid vloeistof te vullen of gevulde ruimte, op welke uitstulpingen een smal gootvormig verlengstuk aansluit, welke verlengsteukken samen een in de 5 inwendige ruimte uitmonden smal kanaal begrenzen, waarin een dit kanaal afsluitende draad of dunne naald is opgenomen, .in een waarbij de zijrand]aan tenminste een zijde van dit kanaal aangrenzend eindgedeelte tot een met een de vingers vast te grijpen vlak gedeelte is verbreed, dat van een randverzwakking 10is voorzien, teneinde dit vlakke gedeelte naar het kanaal toe te kunnen doorscheuren.

In het bijzonder zijn deze uitstulpingen aan de op het kanaal aansluitende zijde spits toelopend uitgevoerd om een geleidelijke overgang naar dit kanaal te verkrijgen, ter-15 wijl verder in dit vlakke gedeelte een verzwakking kan zijn aangebracht, die het door scheuren vergemakkelijkt.

Het vlakke gedeelte kan daarbij ter weerszijden van de te vormen scheurlijn met de duim en wijsvinger van beide handen worden vastgegrepen, waardoor bij een tegengestelde 20 draai- of scheurbeweging het eindgedeelte wordt losgescheurd, en waarbij de verbrede vlakke gedeelten een voldoende groot aangrijpingsoppervlak verschaffen om de vereiste kracht te kunnen uitoefenen.

De draad of naald zorgt ervoor, dat tot aan het weg-25 trekken ervan het kanaal niet kan worden platgedrukt, terwijl ook verstopping door afgescheiden vetdeeltjes of dergelijke wordt vermeden.

De draad of naald, die in het kanaal steekt, is meestal massief, en is dan in het eindgedeelte vastgemaakt, 30 en kan dan na het losscheuren worden meegetrokken, waarbij de kanaal doorgang vrijkomt, waarna de inhoud door het indrukken van de wanden van de uitstulpingen door dit kanaal heen gedoseerd kan worden afgegeven, terwijl de doorgang voldoende klein is or. het ongewild leeglopen te voorkomen, doch ander-35 zijds voldoende wijd is om de melk als een dun straaltje te kunnen af geven, en bij het opromen van de melk verstopping te verrijden.

'552154 -3-

Een dergelijke afgedhouder bestaat uit kunststof of met een kunststoflaagje bekleed aluminiumfoelie. Bij het afscheuren kunnen dan aan de overblijvende kunststofrand rafels ontstaan, die als straalbrekers werken, en dan tot 5 ongewenste straalverwijding en/of druppeling aanleiding kunnen geven. Het kan daarom aanbeveling verdienen aan de draad of naald een niet-cirkelvormige en in het bijzonder ovale doorsnede te geven, zodanig, dat bij het draaien ervan het gat wordt geruimd, en/of de rand gladgemaakt.

10 Op 2ichzelf zijn uit DE-C 2 649 316 afgeefhouders voor kleine geneesmiddeldoses, bijvoorbeeld oogdruppels, bekend, die een scheurlip met een daaraan bevestigde draad bezitten, die bij het af scheuren van de lip wordt meegetrokken. Deze draad is met het oog op de gewenste druppelwerking zeer dun 15 (- 0,3 mm), hetgeen echter bij het door inpersen aan de trek-lip bevestigen van de draad tot hechtingsmoeili jkheden kan leiden, zodat de draad dikwijls niet wordt meegetrokken.

Voorts is het af scheuren van de lip moeilijk wegens het ontbreken van een goed aangrijpingsoppervlak aan de eigenlijke 20 houder.

De afgeefhouder volgens de uitvinding heeft grote aangrijpingsoppervlakken, terwijl de draad een grotere dikte heeft, zodat deze zeer goed kan worden vastgeklemd en/of vastgelast. In de praktijk wordt voor het afgeven van koffiemelk 25 met draden tot ongeveer 1,5 mm gewerkt. Bij viskeusere vloeistoffen zullen uiteraard dikkere draden of naalden worden gebruikt.

In plaats van een massieve draad kan ook een holle draad of naald met een geschikte inwendige middellijn worden 30 gebruikt, die dan niet aan het af te scheuren gedeelte doch in de eigenlijke houder wordt vastgezet, zodat het afgeven van de melk door de holte daarvan kan plaatsvinden.

aan

Het is voorts gunstig)de uitgestulpte gedeelten een zodanig in hoofdzaak driehoekige langsdoorsnede te geven, 35 dat de houder twee grote zijvlakken verkrijgt, die naar het op het kanaal aansluitende uiteinde toe uiteenwijken. Wanneer de houder wordt neergelegd, rust deze op een van deze zijvlakken, ' T Λ Λ C ' i Λ w » Jta* J V» .

-4- waardoor wordt verzekerd, dat de luchtbel zich steeds nabij de te vermen opening bevindt, zodat ook bij drukverschillen of het ontijdig indrukken van de wand eerst de luchtbel wordt uitgedreven.

5 Om mogelijkerwijs optredende drukverschillen te kun nen opnemen, kan het gunstig zijn tenminste een zijvlak van een dergelijke houder van een golving te voorzien, die een drukvereffening toelaat.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden 10 toegelicht aan de hand van een tekening van een bij wijze van voorbeeld'getoonde uitvoeringsvorm; hierin toont: fig. 1 een aanzicht van een afgeefhouder volgens de uitvinding; en fig. 2 en 3 twee dwarsdoorsneden volgens de lijnen 15 II-II resp. III-III van fig. 1.

De af geheelde afgeefhouder bestaat uit twee bladen la en lb uit foeliemateriaal, i.h.b. met kunststof bekleed aluminiumfoelie dan wel enkelvoudig kunststoffoelie, waarbij de kunststof met de vulling verenigbaar moet zijn.

20 Een gedeelte van deze foeliebladen is uitgestulpt, zoals bij 2a resp. 2b is afgebeeld, waarbij de bladen met de buiten deze uitstulpingen gelegen randgedeelten 3 luchtdicht aan elkaar zijn vastgemaakt. Er ontstaat aldus een inwendige ruimte 4, die met een vloeistof zoals melk kan worden 25 gevuld.

Voer het vervaardigen van dergelijke houders kan gebruik worden gemaakt van stempels of zuigmatrijzen, waarmede de uitstulpingen in de foeliebladen kunnen worden gevormd.

De uitstulpingen 2 lopen aan een uiteinde 5 spits 30 toe, en gaan daarbij elk over in een betrekkelijk smalle geul 6a resp. 6b, waarbij het randgedeelte 3 van de beide foeliebladen ook rond dit gedeelte luchtdicht aan elkaar worden bevestigd, zodat een smal kanaal 7 ontstaat. In dit kanaal 7 steekt een draad 8 uit kunststof, die bij 9 aan het randge-35 deelte 3 is vastgemaakt. Deze draad sluit daarbij het kanaal 7 af, waarbij de afmetingen van dit kanaal en draad zodanig zijn, dar een uitstroomopening van een geschikte grootte @502154 -5- wcrdt verkregen. De middellijn van de draad kan bijvoorbeeld ongeveer 1,4 mm bedragen.

Het randgedeelte 3 is aan een zijde van het kanaal 7 bij 10 verbreed, waarbij voorbij het uiteinde 5 van de uit-5 stulpingen een randinkeping 11 is gevormd, terwijl tussen deze inkeping en het kanaal 7 nog een gedeelte van het rand-materiaal is weggesneden^ zoals bij 12 is aangegeven.

Bij het gebruik wordt het gedeelte 10 ter weerszijden van de inkeping 11 met duimen en wijsvingers van twee handen 10 vastgegrepen, zodat dit gedeelte door het uitvoeren van een tegengestelde draaibeweging kan worden doorgescheurd, waarbij het doorscheuren door de snijding 12 wordt vergemakkelijkt.

Het gedeelte 10', waaraan de draad 8 blijft vastzitten, kan dan worden weggetrokken, ten einde de draad 8 uit het kanaal 15 7 te verwijderen. De inhoud in de ruimte 4 kan dan door het indrukken van de uitstulpingen worden uitgedreven.

Wanneer slechts een gedeelte van de inhoud wordt gebruikt, kan het aan het uiteinde 5 achterblijvende randgedeelte worden omgevouwen, zodat dan de afgeefopening blijvend 20 wordt afgesloten.

Bij voorkeur worden, zoals afgebeeld, de uitstulpingen la en lb elk voorzien van een groot zijoppervlak 14, zodanig, dat bij het neerleggen van de houder het kanaal 7 enigszins naar boven is gericht. De in de inwendige ruimte 4 aanwezige 25 luchtbel zal zich dan steeds nabij het kanaal bevinden, zodat bij het wegtrekken van de draad eerst de lucht zal ontsnappen, hetgeen vooral gunstig is wanneer deze lucht een hogere druk heeft dan de omgevingslucht. Ook bij het neerleggen van een slechts gedeeltelijk geledigde houder wordt dan het wegdrup-30 pelen vermeden.

Bij het doorscheuren van het randgedeelte 10 ter plaatse van de inkeping 11 en de insnijding 12 kan de kunst-stofbekleding rond het kanaal 7 enigszins rafelig worden, hetgeen tot straalbreekeffekten bij het uitdrijven van de 35 inhoud aanleiding kan geven. Hetkan daarom aanbeveling verdienen, zoals schematisch in fig. 3 is aangegeven, een draad met niet-cirkelvormige doorsnede te gebruiken, die bij het i 5 0 2 1 5 4 ——— ·" ^_mrê -6- losscheuren een draaibeweging van ongeveer een kwartslag uitvoert, en dan de openingsrand glad maakt.

In plaats van een massieve draad 8 kan ook een holle draad met een geschikte kanaalmiddellijn worden gebruikt, 5 die dan in het uiteinde 5 dient te worden vastgezet, en die dan bij het verwijderen van het gedeelte 10' niet wordt meegenomen .

Om mogelijke drukverschillen tussen het inwendige van de houder en de omgeving te kunnen vereffenen kan het-IQaanbeveling verdienen de wandgedeelten van de uitstulpingen enigszins gegolfd uit te voeren.

Het is verder ook mogelijk de bij 10 en 10’ afgebeel-de verbreding ook aan de andere zijde van het kanaal 7 aan te brengen.

15 Het zal voorts duidelijk zijn, dat een dergelijke houder ook voor andere vloeistoffen dan melk kan worden gebruikt, waarbij dan de doorsnede van het kanaal 7 aan de viscositeit van de vloeistof dient te worden aangepast, terwijl desgewenst in plaats van een draad ook een naald kan worden 20 gebruikt, die in het kanaal kan worden teruggestoken, wanneer dit weer moet worden gesloten. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn, wanneer de houder voor het af geven van lijm wordt gebruikt. Wanneer een zgn. twee-componenten—li jm moet worden af gegeven, kan de houder met twee ruimten 4 worden uitgevoerd, waarbij 25 dan het kanaal 7 een vertakking met de beide ruimten omvat, zoals in DE-C 2 649 316 is getoond.

o £ u 2 i 0 -ί

Claims (8)

1. Afgeefhouder voor het gedoseerd afgeven van een vloeistof, in het bijzonder melk of dergelijke, m e t h e t kenmerk, dat deze bestaat uit twee bladen foeliemateriaal (la, lb), die elk zijn voorzien van een uitstulping (2a, 2b) 5 en die rond deze uitstulpingen (3) luchtdicht aan elkaar zijn bevestigd voor het vormen van een met de gewenste hoeveelheid vloeistof te vullen of gevulde ruimte (4), op welke uitstulpingen (2a, 2b) een smal gootvormig verlengstuk (6a, 6b) aan-sluit, welke verlengstukken samen)m de inwendige ruimte 10 (4) uitmondend smal kanaal (7) begrenzen, waarin een dit kanaal (7) afsluitende draad of naald (8) is opgenomen, waarbij de zijrand (3) aan tenminste een zijde van dit kanaal tot een met de vingers vast te grijpen vlak gedeelte (10, 10') is verbreed, dat van een randverzwakking (11) is voorzien, ten einde 15 dit vlakke gedeelte naar het kanaal (7) toe te kunnen doorscheuren.

2. Afgeefhouder volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk, dat de uitstulpingen (2a, 2b) aan de op het kanaal aansluitende zijde (5) spits toelopend zijn uitgevoerd.

3. Afgeefhouder volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat in het vlakke gedeelte (10, 10’) een bijkomende verzwakking (12) is aangebracht.

4. Afgeefhouder volgens een van de conclusies 1..3, met het kenmerk, dat de draad of naald (8) massief 25 is, en in het eindgedeelte bij de verzwakking (10, 12) is vastgemaakt.

5. Afgeefhouder volgens conclusie 4, m e t h e t kenmerk, dat de draad of naald (8)een niet-cirkelvormige en in het bijzonder ovale doorsnede heeft.

6. Afgeefhouder volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de draad ofnaald (8)hol is, en in het niet af te scheuren gedeelte is vastgezet.

7. Afgeefhouder volgens een van de conclusies 1..6, met het kenmerk, dat de uitgestulpte gedeelten 35 (2a, 2b) een in hoofdzaak driehoekige langsdoorsnede hebben, waarbij de houder twee grote zijvlakken (14a, 14b) verkrijgt, Ü 3 2154 -8- die naar het van op het kanaal (7) aansluitende uiteinde (5) toe uiteenwijken.

8. Houder volgens een van de conclusies 1..7, m e t het kenmerk, dat ten minste een zijvlak ervan van 5 een golving is voorzien. Λι «· a -¾ λ 7. £ -3 i* L 1 3 4