NL8501347A - Drie assig draaistel-gestel, en werkwijze voor de vervaardiging van het genoemde gestel en middelen voor de toepassing van de genoemde werkwijze. - Google Patents

Description

έ 4 *

Drie assig draaistel-gestel, en werkwijze voor de vervaardiging van het genoemde gestel en middelen voor de toepassing van de genoemde werkwijze.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een drie assig draaistel-gestel en op een werkwijze voor de vervaardiging van een dergelijk gestel, dat twee langsliggers en twee dwarsliggers bevat, waarvan er twee, genaamd tussengeplaatste, kokervormig zijn 5 en de langsliggers tot één geheel verbinden, waarbij de flensplaten van de langsliggers zijn vastgelast aan de flensplaten van de dwarsliggers. Zij heeft eveneens betrekking op middelen van de toepassing van de werkwijze.

Een draaistel-gestel van het hierboven beschreven type is 10 onderworpen aan zeer grote krachten, te wijten aan belastingen van de voertuigbak en aan dynamische reacties. De verbindingsknooppunten tussen de langsliggers en de dwarsliggers moeten bijzonder stijf zijn.

Men construeert draaistel-gestellen waarvan de langs-15 liggers en de dwarsliggers kokers vormen. De kokervormige langsliggers zijn rechtlijnig ten einde de fabricage te vergemakkelijken.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een drie assig draaistel-gestel te verschaffen, dat kokervormige mechanische gelaste langsliggers bevat die in zijaanzicht een gegolf profiel hebben zodanig 20 dat de steun van de secundaire ophanging zo laag mogelijk ligt. Het kokervormige ontwerp van dwarsliggers en langsliggers maakt het mogelijk invoegingen aan te brengen in de verbindingsknooppunten van de langsliggers en de dwarsliggers, waardoor een verdeling en een verkleining van de spanningen wordt gewaarborgd. De uitvinding 25 verschaft een werkwijze met constante werking die het lassen met behulp van een ::obot mogelijk maakt, waardoor het verwezenlijken van gestellen met grote lengten mogelijk wordt gemaakt. De uitvinding verschaft bovendien middelen voor de toepassing van deze werkwijze.

Het gestel volgens de uitvinding wordt hierin gekenmerkt 30 dat elk der langsliggers wordt gevormd door een mechanisch gelaste koker, verschaft door gewoonlijk gegolfde lijf platen, waarbij de * ? I 7 * * - 2 - flensplaten zodanig zijn gegolfd dat zij aan de genoemde lijfplaten door middel van hoekverbindingen kunnen worden aangepast en vastgelast, en waarbij de binnenste lijfplaat van elke langsligger door middel van twee bochtverbindingen met de lijfplaten van elke tussen 5 geplaatste dwarsligger is verbonden.

Volgens een kenmerk bevatten de flensplaten van elke langsligger, ter hoogte van elke dwarsligger, uitsteeksels die de lijfplaatstukken, gevormd door de bochtverbindingen, bedekken en die aan de flensplaten van de genoemde dwarsligger zijn vastgelast door 10 middel van lasrupsen die verwijderd zijn van het lijfplaatstuk.

Volgens een ander kenmerk heeft elke langsligger, ter hoogte van elke dwarsligger, een longitudinale lasplaat die de twee aangrenzende stukken van de binnenste lijfplaat verbindt.

Volgens een ander kenmerk bevat elke dwarsligger, tussen 15 de bochtverbindingen van de lijfplaten, dwarsgeplaatste boekplaten die zijn vastgelast aan de binnenzijde van de lijfplaten van de dwarsligger en aan de longitudinale lasplaat.

De werkwijze volgens de uitvinding bestaat uit: het in platen uitsnijden van flensplaten en lijfplaten 20 voor de dwarsliggers en de langsliggers en het vervolgens,,door lassen, vormen van de kokervormige dwarsliggers en langsliggers, het tenslotte vastlassen van de dwarsliggers aan de langs-liggers zodanig dat het gestel wordt gevormd, en is hierin gekenmerkt dat deze bestaat uit: 25 het uitsnijden van de flensplaten en de lijfplaten door middel van een plasmabrander, en het zodanig uitsnijden van de flens platen van de langsliggers dat deze uitsteeksels bevatten en het zodanig uitsnijden van de lijfplaten van de langsliggers dat deze een in het algemeen gegolfde vorm hebben, 30 het bewerken van een schuine las met constante doorsnede op de randen van de lijfplaten van de langsliggers en de dwarsliggers, het buigen van de lijfplaten van de langsliggers op een machine met numerieke besturing, het verwezenlijken van de kokervormige langsliggers en 35 dwarsliggers door de genoemde flensplaten en de genoemde lijfplaten ά 0 1 3 4 7 # k - 3 - door middel van een programmeerbare robot te lassen.

Volgens een kenmerk bestaat de werkwijze, voor het verwezenlijken van elke langsligger of dwarsligger, uit het zodanig uitrichten van de flensplaten en de lijfplaten dat een kokervormige 5 ligger wordt gevormd, waarbij verstijvingswanden vooraf aan de binnenzijde zijn vastgelast, en uit het zodanig plaatsen van de aldus gevormde ligger dat de lijfplaten horizontaal zijn voor het uitvoeren van het lassen van de hoekverbindingen door de programmeerbare robot.

10 Volgens een kenmerk bestaat de werkwijze uit het zodanig plaatsen van de langsliggers en de dwarsliggers dat de uiteinden van de dwarsliggers tegenover de uitsteeksels van de lijfplaten van de langsliggers liggen, en uit het zodanig dichterbij elkaar brengen van de langsliggers dat de uiteinden van de dwarsliggers tussen de 15 genoemde uitsteeksels worden ingevoegd voordat de uiteinden van de dwarsliggers aan de langsliggers worden vastgelast.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een gestel 20 volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht van een gewijzigde uitvoeringsvorm van het gestel.

Fig. 3 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm.

25 Fig. 4 toont in doorsnede een montage die bestemd is voor de voorbereiding van de randen van de lijfplaten van de langsliggers en van de dwarsliggers.

De figuren 5 en 6 tonen een plaatsingsorgaan dat geschikt is voor het plaatsen van de dwarsliggers en de langsliggers voor de 30 uiteindelijke montage van het gestel.

De figuren 1 t/m 3 tonen een drie assig draaistel-gestel dat is samengesteld uit twee longitudinale langsliggers 1 die verbonden zijn door tussengeplaatste dwarsliggers 2 en einddwarsliggers 3.

Nokken 13, 14, 18 zijn onder de langsliggers vastgelast voor het waar-35 borgen van de geleiding van de assen.

^ 1 o *γ / * -Μ - 4 -

Elke langsligger of tussengeplaatste dwarsligger vormt een mechanisch gelaste koker/ waarvan de rechte doorsnede vierkantig of rechthoekig is. Elke langsligger bevat in zijaanzicht een gebogen omtrek waardoor deze in het algemeen een gegolfde vorm heeft waarvan 5 de benedendelen gelegen zijn tussen de aspotten en dienen als ondersteuning voor elastische blokken 5 die de secundaire ophanging vormen.

Elke langsligger 1 bestaat uit een koker die gevormd wordt door twee lijfplaten 11 en twee flensplaten 12, deze lijfplaten 10 en flensplaten zijn met elkaar verbonden door middel van hoekverbindingen. De flensplaten van de langsligger hebben uitsteeksels 121 die dienen voor de verbinding met de fLensplaten van de dwarsligger. De lijfplaten 11 hebben in zijaanzicht in het algemeen een gegolfde vorm, . waarbij de fLensplaten 12 zelf gegolfiizijn.

15 Elke dwarsligger 2 vormt een koker, die bestaat uit twee lijfplaten 21 en twee flensplaten 22, die verbonden zijn door hoekverbindingen .

Elke binnenste lijfplaat 11 van een langsligger is met de lijfplaten 21 van elke tussengeplaatste dwarsligger verbonden door 20 twee bochtverbindingen 111. De uitsteeksels 121 bedekken de lijfplaat-stukken die gevormd zijn door de verbindingen 111.

In de uitvoeringsvorm van fig. 1 vormen de bochtverbindingen 111 één blok met de lijfplaatstukken 11.

In de uitvoeringsvorm van fig. 2 zijn de bochtverbin-25 dingen 111 opgebrachte stukken, die elk door een lasverbinding verbonden worden met de binnenste lijfplaat van de langsligger.

In de uitvoeringsvorm van fig. 3 bevat elk verbindings-knooppunt een T-vormig stuk, dat kokervormig is en waarvan twee overstaande benen in ingrijping zijn in de koker van de langsligger 30 en waarvan het derde been in ingrijping is in de koker van de dwarsligger.

De uitsteeksels 121 van elke langsligger zijn aan de lijfplaten 21 van de dwarsliggers vastgelast door middel van lasverbin-dingen 42 die in de richting van de longitudinale hartlijn 19 van het 35 draaistel zijn verzet ten opzichte van de binnenste lijfplaat 11. De 15 v' I o 4 7 ► % - 5 - lijfplaten 21 van de dwarsliggers zijn aan de bochtverbindingen 111, die één geheel vormen met de lijfplaten van de langsliggers, vastgelast door middel van lasverbindingen 41 die in de richting van de longitudinale as 19 van het draaistel zijn versprongen ten opzichte 5 van de uitlijning van de binnenste drijfplaat. De lasverbindingen 41 en 42 zijn ten opzichte van elkaar verzet.

Elke langsligger 1 heeft ter hoogte van elke tussen-geplaatste dwarsligger 2 een longitudinale lasplaat 15 die twee aangrenzende stukken van de lijfplaat 11, gelegen aan weerszijden 10 van de bochtverbindingen 111, verbindt. Elke lasplaat 15 is vastgelast aan twee lijfplaatstukken 11 en aan een flensplaat 12.

Versterkingswanden 16 zijn in dwarsrichting in de binnenzijde van de langsliggers aangebracht waar zij met drie zijden zijn vastgelast. Hun aanwezigheid beinvloedt het dynamisch gedrag 15 van de draagconstructie, derhalve zijn betrouwbaarheid.

In de uitvoeringsvorm van fig. 2 bevat elke tussenge-plaatste dwarsligger 2 tussen de bochtverbindingen 111 van elk ver-bindingsknooppunt, dwarsgeplaatste hoekplaten 17 die aan de binnenzijde van de lijfplaten van de dwarsligger zodanig zijn vastgelast 20 dat zij uitsteken uit de uiteinden van de dwarsliggers, deze hoekplaten zijn zodanig aan de longitudinale lasplaten 15 vastgelast dat zij deze stukken verbinden.

De werkwijze voor het vervaardigen van het gestel zal nu worden beschreven.

25 De eerste bewerking bestaat uit het uitsnijden, in een vlakke plaat, die op een bepaalde dikte is gesorteerd, veinflensplaten voor de dwarsliggers en de langsliggers. Het uitsnijden komt tot stand met behulp van een plasmabrander die wordt geregeld door middel van een machine met numerieke besturing, zodanig dat de vlakheid van de platen 30 wordt gehandhaafd en randen van goede kwaliteit worden verkregen. De lijfplaten van de langsliggers hébben in het algemeen een gegolfde vorm, getoond in fig. 1. De flensplaten hebben uitsteeksels 121, zoals die welke zichtbaar zijn in de figuren 1 en 2.

Vervolgens freest men de ruwe randen van het uitgesneden 35 deel zodanig dat rechte randen worden verkregen. Door bewerking wordt G5C ί347 * *w - 6 - een afschuining op de randen van de lijfplaten van de langsliggers en de dwarsliggers tot stand gebracht, die bestemd zijn voor het opnemen van de lasverbindingen. Op de te lassen randen van de lijfplaten hèeft de afschuining een J-profiel of een half- U-vormig profiel 5 (getoond in 4). De afschuining heeft een constante doorsnede waardoor een lassen met behulp van een robot mogelijk wordt gemaakt. De afschuining bedraagt 50° of 30° voor bepaalde lasrupsen.

Door buigen op een machine met numerieke besturing brengt men de lijfplaten en de flensplaten, die een buiging vereisen, 10 in het bijzonder de flensplaten van de langsliggers, in de vorm ,

Men construeert afzonderlijk elke tussengeplaatste dwarsligger 2 door de flensplaten en de lijfplaten vast te lassen door middel van een programmeerbare lasrobot. Met dat doel plaatst men op een gereedschap een flensplaat, vervolgens de wanden die men 15 boven uitricht, vervolgens de lijfplaten die men tegen de wanden en de genoemde flensplaat aanbrengt. Na het uitrichten last men de wanden aan de binnenzijde en sluit men deze weer met de tweede flensplaat. Men plaatst de dwarsligger of de langsligger op een plaatsings-orgaan voor het lassen, dat geplaatst is voor de robot, en men brengt 20 vervolgens de lassen in de hoekverbindingen aan met behulp van deze robot, waarbij de lijfplaten horizontaal zijn geplaatst.

Voor de uiteindelijke montage plaatst men op een plaat-singsorgaan de tussengeplaatste dwarsliggers en worden deze ingeklemd en men plaatst de twee langsliggers. De uiteinden van de dwarsliggers 25 liggen tegenover de uitsteeksels van de flensplaten van de langsliggers. Vervolgens brengt men de langsliggers zodanig dichterbij elkaar dat zij worden ingevoegd op de uiteinden van de tussengeplaatste langsliggers . Vervolgens last men de twee tussengeplaatste dwarsliggers vast aan de langsliggers, alsmede de uiterste dwarsliggers.

30 Voor de vervaardiging van een gestel, zoals dat van. fig.

2, last men de uiteinden van de dwarsgeplaatste hoekplaten 17 van elk uiteinde van de tussengeplaatste dwarsliggers op de overeenkomende longitudinale lasplaat 15 van de langsligger. Vervolgens last men de bochtverbindingen 111 aan de lijfplaten van de dwarsliggers en de 35 langsliggers.

550U4 7 ΐτ * - 7 -

Voor de voorbereiding van de randen van de lijfplaten en van de flensplaten, na het uitsnijden, gebruikt men de montage van fig. 4. Deze montage bevat een indrukking 7 waarvan de buitenomtrek overeenkomt met die van de lijfplaat of van de flensplaat, zodanig 5 dat deze ten opzichte van deze omtrek terug wijkt. De indrukking bevat in het midden een uitdieping 71 die verbonden is met aanzuig-middelen, die een vacuum in de kamer kunnen aanbrengen die gevormd wordt onder een uitgesnedén plaat die geplaatst is op de indrukking.

De lijfplaat of de flensplaat bedekt de indrukking geheel en z'n 10 afdichtende verbinding en het onder vacuum brengen van de kamer, gevormd door de uitdieping, waarborgt het opleggen en het vastzetten van de plaat. De bewerking van de afschuining komt tot stand met behulp van een frees 9. Het blokkeren van de plaat kan worden versterkt door kragen.

15 Voor de eindmontage gebruikt men het plaatsingsorgaan van de figuren 5 en 6. Dit bevat vaste wiegen 8i waarop de tussen-geplaatste dwarsliggers 2 zijn vastgezet door klemming, en verplaatsbare wiegen 82 waarop de langsliggers 1 zijn vastgezet. Deze verplaatsbare wiegen 82 kunnen door middel van verplaatsingsorganen worden ver-20 plaatst ten opzichte van de dwarsliggers. De verplaatsing van de verplaatsbare wiegen verzekert de invoeging van de uiteinden van de dwarsliggers tussen de uitsteeksels van de flensplaten. In deze stand voert men het uitrichten uit van de dwarsliggers op de langsliggers. Men kan vervolgens het lassen beëindigen door het geheel 25 op een draaiend gestel te plaatsen.

£5 G134 7

Claims (11)

1. Draaistel-gestel, bevattende twee langsliggers en dwarsliggers waarvan twee zogenaamde tussengeplaatst van het èijn kokervormige type< en waarbij de langsliggers tot één geheel worden verbonden, waarbij de flensplaten van de langsliggers zijn vastgelast 5 aan de lijf platen van de dwarsliggers met het kenmerk, dat elk der langsliggers (lj wordt gevormd door een mechanisch gelaste koker, verschaft door in het algemeen gegolfde lijfplaten (11), dat de flensplaten (12) zodanig zijn gegolfd dat zij zijn aangepast en vastgelast aan de genoemde lijfplaten door middel van hoekverbindingen, 10 waarbij de binnenste lijf plaat (11) van elke langsliggers met de lijfplaten (21) van elke tussengeplaatste dwarsligger zijn verbonden door middel van twee bochtverbindingen (111).

2. Gestel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de flensplaten (12) van elke langsligger ter hoogte van elke dwarsligger 15 uitsteeksels (121) bevat die de lijfplaatstukken bedekken die gevormd worden door de bochtverbindingen en die aan de lijfplaten van de genoemde dwarsligger zijn vastgelast door middel vein lasrupsen (42) die van de lijfplaat van de langsligger zijn verwijderd.

3. Gestel volgens één der voorgaande conclusies met het 20 kenmerk, dat elke langsligger, ter hoogte van elke dwarsligger, een longitudinale lasplaat (15) bevat die twee aangrenzende stukken van de binnenste lijfplaat (11) verbindt.

4. Gestel volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat elke dwarsligger (2), tussen de bochtverbindingen (111), 25 dwarsgeplaatste boekplaten (17) bevat die aan de binnenzijde van de lijfplaten (21) van de dwarsligger zijn vastgelast en aan de overeenkomende longitudinale lasplaat.

5. Gestel volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat bij elk verbindingsknooppunt dit een T-vormig koker- 30 vormig stuk bevat waarvan twee overstaande benen in ingrijping zijn in de koker van de langsligger en waarvan het derde been in ingrijping is in de koker van de dwarsligger.

6. Werkwijze voor de vervaardiging van een draaistel-gestel,- ' waarbij in platen flensplaten en lijfplaten voor de dwars- 8 oI ó 4 7 - 9 - liggers en de langsliggers worden uitgesneden en vervolgens door lassen kokervormige dwarsliggers en langsliggers worden gevormd, waarbij tenslotte de dwaxsliggers aan de langsliggers zodanig worden gelast dat het gestel wordt gevormd met het kenmerk, dat de flens-5 platen en lijfplaten worden uitgesneden met behulp van een plasma-brander, dat het uitsnijden van de flensplaten van de langsliggers zodanig tot stand komt dat deze uitsteeksels (121) bevatten en dat het uitsnijden van de lijfplaten van de langsliggers zodanig plaats heeft dat deze in het algemeen een gegolfde vorm hebben, dat een 10 lasafschuining met constante doorsnede op de randen van de lijfplaten van de langsliggers en de dwarsliggers wordt bewerkt, dat de flensplaten van de langsliggers worden gebogen op een machine met numerieke besturing, en dat kokervormige langsliggers en dwarsliggers tot stand komen door het lassen van de genoemde flensplaten 15 en de genoemde lijfplaten door middel van een programmeerbare robot.

7. Werkwijze volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat voor het verwezenlijken van elke langsligger of dwarsligger, de flensplaten en de lijfplaten zodanig worden gericht dat een kokervormige ligger wordt gevormd, dat de versterkingswanden vooraf worden 20 vastgelast aan de binnenzijde en dat de aldus gevormde ligger zodanig wordt geplaatst dat de lijfplaten horizontaal liggen voor het uitvoeren van het lassen van de hoekverbindingen door middel van de programmeerbare robot.

8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7 gekenmerkt door 25 het zodanig plaatsen van de langsliggers (1) en van de dwarsliggers de (2) dat de uiteinden van de genoemde dwarsliggers tegenover uitsteeksels (121) van de flensplaten van de langsliggers liggen, en het zodanig verplaatsen van de langsliggers (1) dat de uiteinden van de dwarsliggers (2) worden ingevoegd tussen dé genoemde uit-30 steeksels voordat de uiteinden van de dwarsliggers aan de langsliggers worden vastgelast.

9. Werkwijze volgens één der conclusies 6 t/m 8 gekenmerkt door het vastlassen van de boekplaten, die uit de uiteinden van de dwarsliggers steken, aan de longitudinale lasplaten van de 35 langsliggers en het vervolgens vastlassen van de bochtverbindingen c f- i 7 * -» ; x.j> L- * O •‘i / - 10 - V (111) aan de lijfplaten van de dwarsliggers en van de langsliggers.

10. Middel voor de toepassing van de werkwijze volgens één der conclusies 6 t/m 9 roet het kenmerk/ dat dit een in drukking (7) bevat die overeenkomt met de omtrek van de lijfplaten van de 5 langsliggers en die een centrale uitdieping (71) bevat die verbonden is met zuigmiddelen die het aanbrengen van vacuum in de kamer mogelijk maken, die gevormd wordt onder een uitgesneden plaat die geplaatst is op de genoemde indrukking.

11. Middel volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat dit 10 een plaatsingsorgaan bevat dat vaste wiegen heeft (81) waarop de tussengeplaatste dwarsliggers (2) kunnen worden vastgezet/ en verplaatsbare wiegen (82) waarop de langsliggers (1) kunnen worden bevestigd, alsmede middelen voor het zodanig verplaatsen van de genoemde verplaatsbare wiegen (82) dat de uiteinden van de dwars-15 liggers in de langsliggers worden ingevoegd. 5301347