NL8501288A - Gritstraalinrichting. - Google Patents

Description

VO 7182 - -1- •É 4

Gritstraalinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een gritstraal-inrichting, voorzien van een compressor voor het leveren van perslucht die via een slang met een handbediende hoofdvoedingskraan wordt toegevoerd aan een gritvoorraad-5 ketel voor drukopwekking in de van een ontluchtingsafsluiter voorziene ketel en aan een mengkamer waarin grit uit de ketel met perslucht wordt gemengd, waarbij het gevormde grit/luchtmengsel via een gritstraalslang met een mengsel-toevoer-onderbrekingsventiel wordt toegevoerd aan een 10 door een bedieningsman te bedienen gritstraalmondstuk op het werkpunt op relatief grote afstand van de ketel, waarbij via een afzonderlijke luchtslang met een reduceerventiel voor inademing geschikte lucht wordt toegevoerd aan een door de bedieningsman te dragen gritstraalhelm 15 en waarbij verder bij het gritstraalmondstuk een door een zgn. dodeman-handgreep bediende afsluiter is aangebracht waarmee de voeding van het gritstraalmondstuk door loslaten van de handgreep wordt onderbroken.

Het gritstralen wordt op grote schaal gebruikt 20 als effektieve methode voor het reinigen van staal of beton. Bij bekende gritstraalinrichtingen vinden regelmatig ongevallen plaats als gevolg van de daarbij aanwezige mogelijkheid de installatie buiten de bedieningsman om in bedrijf te stellen terwijl de dodeman-handgreep 25 is vastgezet. Bij het in bedrijf stellen van de inrichting zwiept het einde van de gritstraalleiding met het mondstuk in het rond waardoor schade aan het te behandelen objekt of letsel aan omstanders kan worden aangebracht. Ook is een bron van ongelukken het feit dat bij bekende instal-30 laties na het stilzetten deze niet onmiddellijk worden ontlucht. Bij het afsluiten van de persluchttoevoer bij de gritstraalketel gaat de mengselstroom bij het gritstraalmondstuk nog 7-11 seconden door.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te vermijden Λ -3 Λ Λ Λ Λ 2 «Λ ~1 Ϊ / Η Η V,· y 9

to V

-2- en een gritstraalinrichting te verschaffen die veiliger is, in het bijzonder een meer bedrijfszekere bediening en beveiliging heeft.

Hiertoe zijn bij de gritstraalinrichting volgens 5 de uitvinding alle afsluiters in het bedieningscircuit en in de toevoer aan het gritstraalmondstuk uitsluitend door perslucht en tegen een veervoorspanning in bedienbaar en wordt het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel gestuurd door daaraan via een stuurschuif toegevoerde perslucht, 10 welke stuurschuif wordt bediend door een stuurcircuit waarin de door de dodeman-handgreep bedienbare afsluiter en een zich bij de bedieningsman bevindende startafsluiter zijn opgenomen, een en ander zodanig dat alleen mengsel aan het gritstraalmondstuk wordt toegevoerd indien eerst 15 de dodeman-handgreep wordt bediend en in de, de bijbehorende afsluiter openhoudende stand wordt gehouden en daarna de startafsluiter wordt bediend.

Bij het stoppen (ook bij een noodstop) door loslaten van de dodeman-handgreep wordt de grit/luchtmeng-20 selstroom uit het spuitmondstuk vrijwel direkt afgebroken. Het slaan van het einde van de voedingsleiding met het mondstuk treedt niet op doordat de mengselstroom direkt achter het mondstuk wordt afgesloten. Het starten of stoppen buiten de bedieningsman om is uitgesloten omdat 25 deze zelf daarvoor twee handelingen moet verrichten, nl. eerst de dodeman-handgreep bedienen en vervolgens de startafsluiter. Zelfs wanneer b.v. de dodeman-handgreep is vastgebonden of ingeklemd moet altijd eerst via een startknop de startafsluiter worden bediend voordat de 30 mengseltoevoer-onderbrekingsafsluiter wordt geopend.

In nadere uitwerking van de uitvinding kan in het stuurcircuit tussen de startafsluiter en de door de dodeman-handgreep bedienbare afsluiter een wisselklep zijn opgenomen die twee luchtdoorlatende standen heeft 35 en die tevens is aangesloten op het luchtkanaal tussen de stuurschuif en het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel, 8501289

è I

-3- waarbij terwijl de dodeman-afsluiter is geopend en bij kortstondig opening van de startafsluiter, perslucht via de wisselklep, die daardoor in één van zijn doorlatende standen wordt gebracht, en via de dodeman-afsluiter, 5 aan de stuurschuif wordt toegevoerd om deze te openen en lucht door te laten naar het mengseltoevoer-onderbrekings-ventiel, van welke luchttoevoer een luchtstroom wordt afgetakt naar de wisselklep, die daardoor in de andere doorlatende stand komt en via de dodeman-afsluiter een 10 luchtstroom naar de stuurschuif doorlaat teneinde deze en daardoor ook het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel open te houden.

Het stuurcircuit van de stuurschuif wordt derhalve gedurende korte tijd via de startafsluiter gevoed om 15 de stuurschuif te openen en nadat daar lucht doorheen stroomt wordt van deze lucht een gedeelte afgetakt om het stuurcircuit op druk te houden en daardoor de stuurschuif zelf open te houden. Deze situatie blijft bestaan zolang de dodeman-handgreep ingedrukt wordt gehouden. Zodra 20 deze wordt losgelaten valt de stuurdruk weg en sluit de stuurschuif met als gevolg dat ook meteen het mengseltoe-voer-onderbrekingsventielsluit. Weer indrukken van de dodeman-handgreepheeft geen enkel effekt omdat in het stuurcircuit alleen druk kan worden toegelaten via de 25 verbinding tussen stuurschuif en mengseltoevoer-onderbre-kingsventiel of via de startafsluiter. Derhalve moet altijd na onderbreking eerst weer de startafsluiter worden bediend.

Verder kan volgens de uitvinding van de luchttoe-30 voer van de stuurschuif naar het mengseltoevoer-onderbre-kingsventiel tevens een aftakking zijn aangebracht naar een omkeerschuif bij de gritvoorraadketel, via welke aftakking bij geopende stuurschuif perslucht aan de omkeerschuif kan worden toegevoerd, voor het sluiten van de 35 ketelontluchting en het openen van een in de persluchttoevoer aan de gritketel opgenomen afsluiter. Aldus wordt Λ .1 -v -s · , V{ * -- «-·»-— <J ij 9 • « 9 -4- bij onderbreking van de stuurstroom en daardoor onderbreking van de luchttoevoer via de stuurschuif aan het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel, automatisch meteen de luchttoevoer aan de omkeerklep onderbroken, waardoor deze onder veerdruk 5 beweegt naar een stand waarin de ketelontluchting wordt geopend en de afsluiter in de persluchttoevoer aan de gritketel wordt gesloten. Het gehele systeem wordt derhalve met uitzondering van het traject tussen de compressor en de gritketel ontlucht. Om het systeem weer op druk 10 te brengen zal eerst weer de dodeman-handgreep moeten worden ingedrukt en de startknop van de startafsluiter moeten worden bediend. Ook bij afklemming van één van de verbindingsslangen valt hetzij het stuurcircuit uit of de druktoevoer aan de omkeerschuif waardoor het systeem 15 direkt of indirekt wordt ontlucht.

Alle afsluiters of ventielen kunnen slechts weer worden geopend na herstel van de storing.

Bij de inrichting volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van de voor het gritstralen altijd aanwezige 20 perslucht, hetgeen veiliger is dan elektrische besturing die b.v. bij het schilderen van gesloten ruimten explosiegevaar kan opleveren. Ook ergonomisch is het gebruik van uitsluitend perslucht gunstig.

Teneinde bij onverhoeds terugvallen van de 25 hoofdvoedingsdruk de benodigde bedieningsdruk te garanderen kan volgens de uitvinding de luchttoevoer aan de stuurschuif, aan de startafsluiter, aan de gritstraalhelm en aan de omkeerafsluiter geschieden vanuit een perslucht-buffervat.

De uitvinding verschaft tevens een kogelventiel 30 dat voor vele doeleinden geschikt is, echter in het bijzonder geschikt is voor toepassing als mengseltoevoer-onderbre-kingsventiel bij de inrichting volgens de uitvinding.

Het kogelventiel is op overigens bekende wijze voorzien van een in een transportkanaal positioneerbare, door 35 de materiaalstroom in dat kanaal tegen een zitting aandruk-baar kleplichaam dat via een klepstang is verbonden met H V Q *3 —V' ** La \ia? xj? -5- * · een, in een zijdelings van het transportkanaal aangebrachte, in hoofdzaak haaks op het kanaal en het huis heen en weer schuifbare zuiger en verder voorzien van een stuurluchtaansluiting, waarbij volgens de uitvinding de stuurlucht-aansluiting 5 zich bevindt aan de naar het kleplichaam toegekeerde zijde van de zuiger die aan de andere zijde wordt belast door een het kleplichaam naar de transportleiding drukkende veer.

Een dergelijke afsluiter past in het raam van 10 de uitvinding, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van door perslucht en tegen een veervoorspanning in bedien-bare afsluiters. Zodra de stuurstroom voor de zuiger wegvalt drukt de veer het kleplichaam in het transportkanaal zodat dit door de stromingsdruk van het grit/luchtmengsel 15 tegen een zitting wordt geperst en de doorgang afsluit.

Het openen van deze mengseltoevoer-onderbrekingsafsluiter kan alleen geschieden nadat het transportkanaal is ontlucht, zodat het kleplichaam van de zitting vrijkomt en nadat opnieuw de stuurdruk is aangelegd voor het bewegen van 20 de zuiger en het wegtrekken van het kleplichaam uit het transportkanaal.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de gritstraalinrichting worden beschreven.

25 Fig. 1 toont het schema van de gritstraalinrich- ting; en fig. 2 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een kogelklep die in het bijzonder geschikt is voor toepassing als mengseltoevoer-onderbrekingsventiel.

30 Volgens de tekening, in het bijzonder fig. 1, is de gritstraalinrichting voorzien van een energiedeel dat een persluchtcompressor 1 bevat met per gritstraalmond-stuk een capaciteit van b.v. 7-10 m^ per minuut bij een druk van 7-10 bar en meestal door een dieselmotor 35 wordt aangedreven. De geleverde perslucht stroomt via een nakoeler 2 en een olie- en waterafscheider 3, en 3 s ï 3 α

w v* V

• V

-6- eventueel nog een luchtbuffertank via een persluchtvoedings-slang 4 die een diameter van ongeveer 3,5 - 5 cm kan hebben en een lengte van 25 - 50 m naar een produktiedeel.

Het produktiedeel omvat een gritstraalketel 5 5 die een inhoud kan hebben van ca. 200 liter. In de persluchtvoedingsslang 4 naar de ketel is een hoofdvoedings-kraan 6 opgenomen die met de hand bedienbaar is.

Na het openen van de hoofdvoedingskraan 6 wordt, zoals nader zal worden omschreven, aanvankelijk uitsluitend 10 perslucht toegevoerd aan een bedieningskastje 21 dat door een bedieningsman op het werkpunt wordt meegedragen en zich op ca. 100 m afstand kan bevinden. Genoemde lucht-toevoergeschiedt via een regelkast 40 die zich op een zestal meter achter het werkpunt kan bevinden en waarop 15 nader zal worden ingegaan.

Nadat de bedieningsman gereed is geeft hij via een startknop op het bedieningskastje een pneumatisch signaal waardoor perslucht naar een omkeerschuif 39 bij de gritvoorraadketel wordt geleid. Via deze omkeerschuif 20 wordt door perslucht een (veer-geopende) ontluchtingsklep 7 op de gritstraalketel gesloten en gelijktijdig een (veer-gesloten) luchtvoedingsklep 8 op de gritstraalketel geopend en stroomt perslucht via een pijpstuk in de gritstraalketel naar de zich aan het eind hiervan bevindende 25 (door het gewicht naar de open stand belaste) gritstraal-middel-vulklep 9.

Deze vulklep 9 wordt daardoor dicht geduwd en de gritstraalketel komt onder druk te staan. Tevens stroomt perslucht via de aan de ketel 5 bevestigde grit-30 straalluchtleiding 10 naar een onder de ketel aanwezige mengkamer 11. Door een zekere onderdruk in deze mengkamer ten opzichte van de persluchtdruk in de ketel, maar vooral door het eigen gewicht, zakt het grit (b.v. zand) via een met de hand instelbare doseerklep 12 in de mengkamer 35 en wordt een mengsel van grit en perslucht via een mengsel-toevoerslang 13 die een lengte kan hebben van 100 m en 35 0 1 2 3 8 - 'j· . -7- een diameter van ongeveer 4 cm, getransporteerd naar het gritstraalmondstuk 14. Dit is bij voorkeur een venturi-pijp in een houder aan het einde van de mengseltoevoerslang. Hierdoor worden de gritkorrels versneld en met grote 5 kracht op het te behandelen oppervlak geblazen, b.v. voor het verwijderen van roest, een walshuid en/of oude verflagen van een metalen oppervlak.

Een onderdeel van het produktiedeel is een samenstel van een bedieningsluchtleiding 15, een stuurlucht-10 beademingsfilter 16, een terugslagklep 17 en een buffervat 18 voorzien .van een manometer. Na het openen van de hoofd-voedingskraan 6 wordt het buffervat automatisch op druk gebracht. Achter het buffervat bevindt zich in de bedieningsluchtleiding een bedieningsluchtafsluiter die met de 15 hand bedienbaar is. De bedieningsluchtleiding 20 die eveneens een lengte heeft van ca. 100 m, zich nl. tussen het produktiedeel en het werkpunt moet uitstrekken, wordt perslucht via de regelkast 40 naar het luchtbedieningskastje 21 bij de bedieningsman getransporteerd. Via een zich 20 in dit kastje bevindend recudeerventiel 22 wordt na opening van een luchtregelkraan 23 op het bedieningskastje, voor inademen geschikte lucht via een helmslang 24 die een lengte kan hebben van ca. 1,5 m, naar de gritstraalhelm 25 gebracht. Deze helm en speciale kleding worden door 25 de gritstraler gedragen om hem te beschermen tegen rondspringend grit. Nadat de bedieningsman de helm heeft opgezet, de gordel met het bedieningskastje heeft omgebonden en het gritstraalmondstuk in de hand heeft genomen, is hij bedrijfsgereed.

30 Voor het starten van de installatie omklemt de bedieningsman vervolgens een zgn. dodeman-handgreep die op het straalmondstuk 14 is bevestigd. Hierdoor wordt de doorstroomopening in een hieraan bevestigde (veer-gesloten), zgn. dodeman-afsluiter 27 geopend. Vervolgens 35 drukt hij kort op de (veerdruk-geopende) en na loslaten weer in de ruststand komende startknop op het bedienings-

3 s n ; «> S Q

sj 'm * +? y r8-

j V

kastje van een startafsluiter 28. Dit is een zgn. "reset"-voorziening.

Hierdoor wordt een persluchtstoot via een luchtslang 29, die een lengte kan hebben van ca. 6 m, toegelaten 5 tot een wisselklep 30 in de regelkast 40. De luchtstoot verplaatst een kogeltje in de wisselklep waardoor deze in één van zijn twee, luchtdoorlatende standen wordt gebracht en via het nu geopende kanaal wordt via een bedieningsslang 31, die eveneens een lengte kan hebben 10 van 6 m, bedieningslucht in de regelkast 40 gecirculeerd via de door de dodeman-handgreep 26 geopende dodeman-afsluiter 27 naar een zich eveneens in de regelkast 40 bevindende (veer-gesloten) stuurschuif 32. Hierdoor wordt deze door de bedieningsdruk bediend en wordt het zich 15 door de stuurschuif uitstrekkende kanaal geopend, via 'welke bedieningslucht via een kruisvertakking wordt toegelaten in achtereenvolgens en resp. een luchtkanaal 33 naar de wisselklep 30 waardoor het kogeltje wordt verplaatst naar een stand waarin het tweede doorgangskanaal in de 20 wisselklep wordt geopend, via welke bedieningslucht via de bedieningsslang 31 kan blijven stromen zolang de dodeman-handgreep 27 ingedrukt blijft. Hierdoor blijft de stuurschuif 32 in de geopende stand.

Tevens stroomt lucht via het luchtbedieningska-naal 34 naar de (veer-gesloten) mengseltoevoer-onderbrekings-25 afsluiter 35 die zich eveneens op ca·. 6 m van het gritstraal-mondstuk 14 bevindt. Een voorkeursuitvoering van deze afsluiter is weergegeven in fig. 2.

Verder wordt bedieningslucht toegevoerd aan een luchtkanaal 36 dat zich uitstrekt naar een (veer-30 gesloten) luchtschuif 37 waardoor bedieningslucht via een bedieningsslang 38 die een lengte heeft van ca. 100 m, wordt toegelaten aan de eerder genoemde omkeersschuif 39 bij de gritvoorraadketel 5. Hierdoor wordt de ontluch-tingsklep 7 op de ketel gesloten en de luchttoevoerklep 35 8 geopend en kan de produktie starten zoals in het voor- 85 0 1 2 8 8 * % -9- gaande omschreven.

De regelkast 40 is aangebracht in het traject van de mengseltoevoerslang 13 op ca. 6 m achter het straal-mondstuk 14.

5 Voor het stilzetten van de installatie behoeft men slechts de dodeman-handgreep 26 bij het mondstuk 14 los te laten. De handgreep wordt door een veer omhoog gedrukt en de schuif 27 komt in een ontluchtingsstand.

Alle schuiven en kleppen 32, 35, 37, 39, 7 en 8 nemen 10 nu de door veerdruk bepaalde posities in. Als gevolg hiervan wordt de mengseltoevoer-onderbrekingsklep 35 gesloten waardoor uitstroming van mengsel naar het mondstuk 14 vrijwel onmiddellijk stopt. De luchtvoedingsklep 8 naar de gritvoorraadketel 5 wordt gesloten zodat de lucht-15 toevoer stopt en de ontluchtingsklep 7 wordt geopend zodat de gritvoorraadketel 5 en de toevoerslang 13 worden ontlucht, zodat de vulklep9 onder zijn eigen gewicht kan zakken en de ketel 5 weer met grit kan worden gevuld.

Verwijzend naar fig. 2 is de mengseltoevoer-20 onderbrekingsafsluiter 35 aangebracht in de mengseltoevoer-leiding 13.

In het bovenste deel van de figuur is de bedrijfs-stand weergegeven waarbij onder druk P staande mengselstroom ongehinderd door de mengselleiding 13 van A naar B kan 25 stromen. Via een stuurmiddelaansluiting 202 wordt gelijktijdig stuurlucht (of olie) onder druk R in een cilinder 203 gebracht terwijl het kanaal 204 is afgesloten. Hierdoor wordt een zuiger 205 tegen de druk van een veer 206 in omhoog gehouden.

30 Een kogelklep 207 die bevestigd is aan een klepstang 208 wordt nu in een kamer 209 buiten de bedrijfs-stroom A-B gebracht.

Wanneer een signaal wordt gegeven, b.v. via de dodeman-handgreep de luchtaanvoer aan het kanaal 202 35 wordt onderbroken en gelijktijdig opening 204 wordt geopend, valt de druk in de cilinder 203 weg en drukt de veer 55$ 0 1 2 3 8 -10- 206 de zuiger 205 omlaag. Via de klepstang 208 wordt de kogelklep 207, welke flexibel aan de klepstang is bevestigd, in de bedrijfsstroom A-B gebracht en door deze stroom tegen een zitting 210 gedrukt. De doorstroming 5 wordt hermetisch en direkt gestopt.

Voor het weer openen van de doorstroming in de leiding 13 wordt eerst de druk in de leiding 13 weggenomen, waarna de opening 204 wordt afgesloten en via aansluiting 202 weer perslucht in de ruimte 203 gebracht. Hierdoor 10 wordt de klep 205 tegen de veerdruk 206 in omhoog gedrukt. De kogel 207 wordt dan via de zuigerstang 208 weer in de kamer 209 getrokken en de mengseltoevoerleiding 13 is weer geopend.

8501288'

Claims (5)

1- Gritstraalinrichting, voorzien van een compressor (1) voor het leveren van perslucht die via een slang (4) met een handbediende hoofdvoedingskraan (6) wordt toegevoerd aan een gritvoorraadketel (5) voor drukopwekking 5 in de van een ontluchtingsafsluiter (7) voorziene ketel (5) en aan een mengkamer (11) waarin grit uit de ketel (5) met perslucht wordt gemengd, waarbij het gevormde grit/luchtmengsel via een gritstraalslang (13) met een mengseltoevoer-onderbrekingsventiel (35) wordt toegevoerd 10 aan een door een bedieningsman te bedienen gritstraalmond-stuk (14) op het werkpunt op relatief grote afstand van de ketel (5), waarbij via een afzonderlijke luchtslang (20) met een reduceerventiel (22) voor inademing geschikte lucht wordt toegevoerd aan een door de bedieningsman 15 te dragen gritstraalhelm (25) en waarbij verder bij het gritstraalmondstuk (14) een door een zgn. dodeman-handgreep (26) bediende afsluiter (27) is aangebracht waarmee de voeding van het gritstraalmondstuk (14) door loslaten van de handgreep (26) wordt onderbroken, met het kenmerk, 20 dat alle afsluiters in het bedieningscircuit een in de toevoer aan het gritstraalmondstuk (14) uitsluitend door perslucht en tegen een veervoorspanning in bedienbaar zijn en het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel (35) wordt gestuurd door daaraan via een stuurschuif (32) toegevoerde 25 perslucht, welke stuurschuif (32) wordt bediend door een stuurcircuit, waarin de door de dodeman-handgreep (26) bedienbare afsluiter (27) en een zich bij de bedieningsman bevindende startafsluiter (28) zijn opgenomen, een en ander zodanig dat alleen mengsel aan het gritstraal-30 mondstuk (14) wordt toegevoerd indien eerst de dodeman-handgreep (26) wordt bediend en in de, de bijbehorende afsluiter (27) open houdende stand wordt gehouden en daarna de startafsluiter (28) wordt bediend. 5 ~ λ 1 o A 3 5 v · — o . -12-

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het stuurcircuit tussen de startafsluiter (28) en de door de dodeman-handgreep (26) bedienbare afsluiter (27) een wisselklep (30) is opgenomen die twee lucht-5 doorlatende standen heeft en die' tevens is aangesloten op het luchtkanaal (33) tussen de stuurschuif (32) en het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel (35), waarbij, terwijl de dodeman-afsluiter (27) is geopend en bij kortstondig opening van de startafsluiter (28), perslucht 10 via de wisselklep (30) , die daardoor in één van zijn luchtdoorlatende standen wordt gebracht, en via de dodeman- i afsluiter (27) aan de stuurschuif (32) wordt toegevoerd om deze te openen en lucht door te laten naar het mengsel-toevoer-onderbrekingsventiel (35), van welke luchttoevoer 15 een luchtstroom wordt afgetakt naar de wisselklep (30) die daardoor in de andere luchtdoorlatende stand komt en via de dodeman-afsluiter (27) een luchtstroom naar de stuurschuif (32) doorlaat teneinde deze en daardoor ook het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel (35) open 20 te houden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,'met het kenmerk, dat van de luchttoevoer van de stuurschuif (32) naar het mengseltoevoer-onderbrekingsventiel (35) tevens een aftakking aanwezig is naar een omkeerschuif (39) bij 25 de gritvoorraadketel (5), via welke aftakking bij geopende stuurschuif (32) perslucht aan de omkeerschuif (39) kan worden toegevoerd, voor het sluiten van de ketelontluchting (7) en het openen van een in de persluchttoevoer aan de gritketel (5) opgenomen afsluiter (8).

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de luchttoevoer aan de stuurschuif (32), aan de startafsluiter (28), aan de gritstraal-helm (25) en aan de omkeerafsluiter (39) geschiedt vanuit een persluchtbuffervat (18).

5. Kogelventiel, in het bijzonder geschikt voor toepassing als inengseltoevoer-onderbrekingsventiel bij de inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, voorzien van een in een transportkanaal positioneerbare, s e 0 1 *? 8 8 Si Λ* V J &« U -13- door de materiaalstroom in dat kanaal tegen een zitting aandrukbaar kleplichaam dat via een klepstang is verbonden met een, in een zijdelings van het transportkanaal aangebracht huis, in hoofdzaak haaks op het kanaal in het'huis heen en 5 weer schuifbare zuiger en verder voorzien van stuurluchtaan-sluiting, met het kenmerk, dat de stuurluchtaansluiting zich bevindt aan de naar het kleplichaam toegekeerde zijde van de zuiger, die aan de andere zijde wordt belast door een het kleplichaam naar de transportleiding toe 10 drukkende veer. A 3 1 *! 0 A £