NL8500885A - Werkwijze voor het bewerken van een kabeleinde en hierbij toegepaste kabelconnector. - Google Patents

Description

N.0. 33.016 1 v

Werkwijze voor het bewerken van een kabeleinde en hierbij toegepaste kabelconnector.

5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bewerken van het einde van een afgeschermde, meeraderige en van een buitenmantel voorziene ronde kabel en het vervolgens aansluiten daarvan op een connector. De uitvinding heeft tevens betrekking op een hierbij toegepaste kabelconnector.

10 Dergelijke meeraderige ronde kabels worden steeds meer als stuur- kabels tussen randapparatuur en signaalprocessoren toegepast. Hierbij is de opbouw van deze ronde kabel zodanig, dat een aantal signaaldraden ten minste gezamenlijk en eventueel afzonderlijk metallisch afgeschermd zijn. Hierdoor zijn deze signaaldraden tegen invloeden van buiten afge-15 schermd of kunnen zij, wanneer pulsvormige signalen over deze signaaldraden worden gevoerd, niet naar buiten uitstralen. Doordat in deze gevallen de afscherming van groot belang is is het bewerken van het uiteinde van een dergelijke kabel bijvoorbeeld bij aansluiting op een kabelconnector moeilijk. In de praktijk worden daartoe ook ingewikkelde 20 gereedschappen en omslachtige werkwijzestappen gebruikt.

De uitvinding beoogt nu een zo praktisch mogelijke werkwijze aan te geven voor het bewerken van het einde van een afgeschermde ronde kabel en het vervolgens aansluiten daarvan op een kabelconnector, waarvoor slechts een beperkt aantal bewerkingsstappen en eenvoudige gereedschap-25 pen nodig zijn ten gevolge waarvan de kosten relatief laag zijn.

Dit wordt bij een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding bereikt door middel van de stappen van a. het rondom tot de metallische afscherming insnijden van de mantel volgens twee op afstand gelegen cirkelranden, zodat daartussen een 30 hulpmantelhuls en naar het kabeleinde toe een eindmantelhuls ontstaat; b. het over een afstand wegschuiven van de eindmantelhuls en weer terugschuiven daarvan met de afscherming zodat deze opstroopt, het vervolgens afsnijden daarvan, en het verwijderen van de eindmantelhuls en 35 de losgesneden afscherming; c. het tot over de rand van de afgesneden afscherming wegschuiven van de hulpmantelhuls en weer terugschuiven daarvan met de afscherming zodat deze opstroopt, en het vervolgens rondom ombuigen daarvan over de D hulpmantelhuls; 40 d. het afisoleren van de afzonderlijke aders, het aansluiten daarvan op b c t u o ó o 2 een geïsoleerd contactenblok van de connector, en het contacteren van een aardkiem van de connector op de omgebogen afscherming.

Met behulp van bovengenoemde werkwijze volgens de uitvinding wordt een zeer eenvoudige bewerking van een afgeschermd kabeleinde verkregen 5 in kombinatie met een zeer effektieve kabelontlasting en aansluiting van het kabeleinde op de connector en gelijktijdige contactering daarvan met de kabelafscheming.

In gelijktijdige samenhang met bovengenoemde werkwijze is de connector volgens de uitvinding voorzien van een isolerend huis met een da-10 arin te plaatsen kabelontlastingsklem en een met aardkiem uitgeruste metallische afschermbus, dat over een met de kabeladers te verbinden geïsoleerd contactblok wordt geschoven, en een kabelklemdeksel.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uit-voeringsvoorbeeld met verwijzing naar de tekeningen, waarin: 15 fig. la en lb schetsmatig de tien stappen I tot X van de werkwijze volgens de uitvinding tonen; en fig. 2a en 2b respektievelijk de bij de stappen VI tot X aangegeven aansluiting op de kabelconnector tonen respektievelijk via een recht toelopend en zijdelings toelopend kabeleinde; 20 fig. 3a en 3b de connector van de fig. 2a en 2b respektievelijk in samengestelde vorm tonen; en fig. 4 een verdere doorvoerconnector toont die op de connector van de fig. 3a en 3b gestoken kan worden.

In fig. la zijn de vijf stappen I tot V van de werkwijze aangege- 25 ven.

In stap I wordt rondom het einde 1 van een meeraderige afgeschermde, ronde kabel als hulpgereedschap een steunring 3 geplaatst op de schetsmatig in de figuur aangegeven positie. Vervolgens wordt met behulp van niet aangegeven snijmiddelen de plastic buitenmantel van de ronde 30 kabel ingesneden eerst volgens een cirkelrand 2 en dan volgens een cir-kelrand 2' ingesneden tot op de afscherming. Hierbij ontstaat een losgesneden eindmantelhuls 4 en een losgesneden hulpmantelhuls 5,

In stap II wordt de losgèsneden eindmantelhuls 4 over een afstand naar het kabeleinde toe weggeschoven, zodat een deel van de metallische 35 afscherming 6 bloot komt te liggen, en wordt de steunring opgeschoven.

In stap III wordt de steunring 3 aan de snijrand 2 gepositioneerd en wordt de losgesneden eindmantelhuls geklemd. Vervolgens wordt deze eindmantelhuls teruggeschoven met de afscherming 6, zodat deze tegen de steunring opstroopt. Hierna wordt de opgestroopte afscherming met behulp 40 van snijmiddelen afgesneden.

8500885 3 ·

In stap IV wordt de eindmantelhuls dan met de losgesneden afscherming verwijderd. Eveneens wordt de steunring 3 teruggetrokken. Hierna wordt de hulpmantelhuls 5 naar het kabeleinde toe weggeschoven tot over de rand van de losgesneden afscherming, zodat deze gladgestreken wordt.

5 In stap V wordt de hulpmantelhuls teruggeschoven naar zijn oor spronkelijke positie en vervolgens geklemd. Hierbij is de afscherming opgestroopt, die dan vervolgens over de hulpmantelhuls wordt teruggebogen (11).

In fig. lb zijn de volgende stappen VI tot X van de werkwijze aan-10 gegeven, die in samenhang met de connector in de fig. 2a en 2b zullen worden toegelicht.

In stap VI worden de in de vorige stap blootgelegde, afzonderlijke signaaladers 7 geselecteerd en in volgorde in een positioneerklem 8 gelegd. Hierna worden de afzonderlijke signaaldraden wanneer nodig afge-15 isoleerd en op lengte geknipt. Vervolgens worden de kontakten aangeslagen.

In stap VII worden de contacten met behulp van de positioneerklem in een geïsoleerd contactenblok (bijvoorbeeld PV of Dubox blok) 9 van de connector geplaatst.

20 In stap VIII wordt de positioneerklem 8 verwijderd en wordt de metallische afschermbus 10 over het contactenblok 9 van de connector aangebracht, waarbij de aardkiem 12 van de afschermbus in contact met de afscherming 11 van de kabel wordt gebracht.

In stap IX wordt aan de kabel ter hoogte van de omgebogen afscher-25 ming 11 een ontlastingsklem 13a, 13b geplaatst. Deze kan de in fig. 3a en 3b aangegeven uitvoeringsvorm hebben respektievelijk voor een recht toelopende (la) en een zijdelingse toelopende (lb) kabel.

In stap X wordt het isolerende buitenhuis 14 van de connector over de afschermbus 10 geplaatst, waarna het kabelklemstuk 15a, 15b aange-30 drukt wordt en dit de kabel vastklemt.

In de fig. 3a en 3b is de eindvorm aangegeven van de aansluiting van de kabel op de connector volgens de fig. 2a en 2b.

In fig. 4 is een doorvoerconnector aangegeven die op de in de fig.

3a en 3b aangegeven connector gestoken kan worden voor verdere doorvoer 35 naar elektrische schakelingen of apparatuur.

3 δ O ' "ï 8 5

Claims (8)

1. Werkwijze voor het bewerken van het einde van een afgeschermde meeraderige en van een buitenmantel voorziene, ronde kabel en het ver- 5 volgens aansluiten daarvan op een connector, gekenmerkt door de stappen van a. het rondom tot de metallische afscherming insnijden van de mantel volgens twee op afstand gelegen cirkelranden, zodat daartussen een hulpmantelhuls en naar het kabeleinde toe een eindmantelhuls ont- 10 staat; b. het over een afstand wegschuiven van de eindmantelhuls en weer terugschuiven daarvan met de afscherming zodat deze opstroopt, het vervolgens afsnijden daarvan, en het verwijderen van de eindmantelhuls en de losgesneden afscherming; 15 c. het tot over de rand van de afgesneden afscherming wegschuiven van de hulpmantelhuls en weer terugschuiven daarvan met de afscherming zodat deze opstroopt, en het vervolgens rondom ombuigen daarvan over de hulpmantelhuls; d. het afisoleren van de afzonderlijke aders, het aansluiten daarvan op 20 een geïsoleerd contactenblok van de connector, en het contacteren van een aardkiem van de connector op de omgebogen afscherming.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door de aanvullende stappen van het rondom de kabel en naast de in te snijden 25 cirkelranden plaatsen van een steunring, het na het wegschuiven van de eindmantelhuls opschuiven en vastzetten van de steunring aan de cirkel-rand, en het na het lossnijden van de afscherming verwijderen van de steunring.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of conclusie 2, geken merkt door de aanvullende stappen van het klemmen van de over een afstand weggeschoven eindmantelhuls, en het klemmen van de tot over de rand van de afgesneden afscherming weggeschoven hulpmantelhuls.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door de aanvullende stappen van het selecteren van de afzonderlijke aders en vastzetten daarvan in een positioneerklem van de connector.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, gekenmerkt door 40 de aanvullende stappen van het verwijderen van de positioneerklem nadat a 5 ft A C β S .ς,· -j ·\ ij --3 w 5 ' de aders op het geïsoleerde contactenblok zijn aangesloten, en het plaatsen van een met de aardkiem voorziene metallische afschermbus van de connector over het geïsoleerde contactenblok.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, gekenmerkt door de aanvullende stap van het plaatsen van een isolerende kabelontlas-tingsklem van de connector over de kabel ter plaatse van de omgebogen afscherming.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of conclusie 6, geken merkt door de aanvullende stappen van het plaatsen van een isolerend huis van de connector over de afschermbus en het daarop plaatsen van een kabelklemdeksel van de connector.

8. Connector ten gebruike bij de werkwijze volgens een der voor gaande conclusies, voorzien van een isolerend huis met een daarin te plaatsen kabelontlastingsklem en een met aardkiem uitgeruste metallische afschermbus, dat over een met de kabeladers te verbinden, geïsoleerd contactenblok wordt geschoven, en een kabelklemdeksel. ***** 8500385