NL8500362A - Kloon van zeekool (crambe maritima l.), en een werkwijze voor de vegetatieve vermeerdering daarvan. - Google Patents

Description

m v j P HP/AB/Enita,l KLOON VAN ZEEKOOL (CRAMBE maritima L.), EN EEN WERKWIJZE VOOR DE VEGETATIEVE VERMEERDERING DAARVAN.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een kloon van zeekool (Cambre maritima L.) waarbij wordt uitgegaan van een plant die sinds de 19de eeuw behouden is gebleven, en waarvan een fragment is onderworpen aan organogenese door 5 het telen daarvan in vitro, alsook op een werkwijze die de vegetatieve vermeerdering in vitro mogelijk maakt en wel zodanig dat dit uitmondt in produktie van stekken die bruikbaar zijn voor de landbouwer.

Zeekool (Cambre maritima L.) die waarschijnlijk weinig 10 in Frankrijk gedurende de 19de eeuw werd geteeld, is op dit moment volledig verdwenen uit het pakket van commercieel te telen groenten in Frankrijk, alsook in Europa. De beschrijving van deze groente, alsook van de belangrijkste fytotech-nische aspekten van het verbouwen daarvan, zijn vermeld in 15 een aantal landbouwkundige encyclopedieën uit het einde van de 19de eeuw (Vilmorin-Andrieux 1883, Nicholson 1895). Bij deze plantaardige soort die afkomstig is van oceanische kuststreken en die taai is als gevolg van zijn wortelstok, vormen zijn jonge uitloper in gebleekte toestand bij het 20 hervatten van de platengroei in de lente het eetbare deel.

Het stekken van de wortels op het veld is de gebruikte wijze voor het vermeerderen van de soort en dus de traditionele werkwijze voor het vormen van een teelt van deze soort.

De uitvinder heeft bij zijn vertrek uit de Ecole Na-25 tionale Supérieure d'Horticulture de Versailles, waar hij tot augustus 1971 werkzaam is geweest, een schilfer van de wortelstok afgenomen, van een zeekoolplant die sinds de vorige eeuw aanwezig is in de verzameling eetbare planten van deze organisatie. Het handhaven van deze plant door het ach-B/^Orfi6Hi©!0Pvol9ens opdelen van de wortelstok gedurende de verschillende generaties, zonder dat wijzigingen zijn opgetreden nn het niveau van het aenotVDe van de olant. alsook de

- 2 - I

beschrijving van de plant die in overeenstemming is met de

door de hierboven genoemde auteurs gegeven beschrijving, I

hebben de uitvinder de verzekering gegeven, dat de plant, I

waarop hij zich baseert, in de afgelopen eeuw in de staat is I

5 verbouwd, waarin hij zich bevond op het moment dat de uit- I

vinder daar een deel vanaf heeft genomen. Het kan hier due I

niet gaan om een type wilde zeekool, zoals we die op plaat- I

sen tegenkomen langs de Bretonse of Normandische zeekust.

Sinds deze datum is deze plant instand gehouden in de bota-10 nische verzameling kultuurgroenten van de Ecole Nationale d'ingénieurs des Travaux Agricoles -option Horticulture- in Angers, alwaar de uitvinder op dit moment werkt.

Uitgaande van deze moederplant, heeft de uitvinder volgens de hierna te beschrijven werkwijze een kloon ge-15 vormd:

Een orgaandeel, dat een bladsteel of een bladschijf kan zijn, wordt na desinfecteren geduirende 10 minuten in vacuüm in een 10%-tige oplossing NaOCl, en na wassen in drie baden steriel water, opgekweekt in proefbuizen die zijn ge-20 plaatst in een geklimatiseerde ruimte met de volgende condities :

-temperatuur: dag = 24®C, nacht = 18°C

-licht: 10.000 lux gedurende 16 uur/24 uur Het kultuurmedium heeft de volgende samenstelling (de 25 hoeveelheden worden gegeven per liter kultuurmedium): NH^N03 0,<f8 g

Ca(N03)2, 4 H20 0,71 g KN03 0,15 g KC1 0,075 g 30 Mg SO,, 7H20 0,M3 g (NH,)2 SO, 0,263 g kh2 PO, 0,1 M g BADORIG.N&n'’0^) · ^ g 35 EDTA 5 ml van de stockoplossing 'H^BO^ 2,*f8 mg

* ^ I

- 3 -

Zn SO^ 1,15 mg KI 0,30 mg

Na2Mo 0,10 mg 5 Cu 50^ 0,05 mg

Co SO^ 0,05 mg

Ni SO^ 0,05 mg A1 Cl3 0,05 mg

Glutamine 200 mg

Adenine ^0 mg

Saccharose 30 g

Gelose C 8 g (*) De stokoplossing Fe-EDTA (Fe-ethyleendiaminetetraSzijn-zuur) wordt op de volgende wijze bereid:557 mg FeS04.7H20 15 wordt gemengd met 756 mg Na2EDTA en het volume van het mengsel wordt op 100 ml gebracht met gedestilleerd water.

De pH van het hierboven genoemde kultuurmedium wordt ingesteld op 5,6 met een oplossing van HC1 (1/10).

Uitgaande van deze explantaten, ontwikkelen zich cal-20 li, indien een auxine dat indolazijnzuur kan zijn, en een mengsel van cytokininen aan het bovenstaande medium wordt toegevoegd in een geschikte concentratieverhouding, bijvoorbeeld een concentratieverhouding die uitgedrukt in mg/l aux— ine/cytokinine 0,066 is, waarbij het mengsel cytokininen 25 eveneens een geschikte verhouding bezit, en dit mengsel cytokininen kan bijvoorbeeld kinetine en N-6 benzylaminopurine bevatten, welke twee cytokininen aanwezig zijn in een geschikte verhouding, bijvoorbeeld een concentratieverhouding (mg/l) van 4. Het kultuurmedium bestaat bijvoorbeeld uit: 30 a) indolazijnzuur; 0,2 - 0,7 mg/l (bij voorkeur 0,5 mg/l) b) kinetine: 5-8 mg/l (bij voorkeur 6 mg/l) c) N-6 benzylaminopurine: 1-2 mg/l (bij voorkeur 1,5 mg/l) 35 Onder deze condities vindt de organogenese plaats in

BAD

20-28 dagen: waarbij meerdere knoppen door nieuw- 8500362

* V

- 4 - weefselvorming worden gevormd op de calli en zich vervolgens tot bladeren ontwikkelen. Elke knop wordt vervolgens verwijderd en uitgeplant op. een vermeerderingsmedium volgens de ontwikkelde werkwijze, dat eveneens valt binnen de huidige uitvinding. Het totaal van de aldus verkregen planten dat hierna wordt onderworpen aan een verspening in een geschikt wortelvormend medium (dat eveneens deel uitmaakt van de huidige uitvinding), is homogeen en vormt planten die onderling alle identiek zijns hij vormt dus een kloon zeekool die 10 is verkregen volgens de hierboven beschreven werkwijze.

De kenmerken van de aldus verkregen planten van de kloon zijn hierna samengevats

Voor wat betreft de morfologie bezitten de planten van de kloon limbusbladeren, waarvan de marginale insnijdingen 15 op tanden gelijken, en weinig talrijk zijn en een geschikte constante voor alle planten van de kloon opleveren, waarmee het mogelijk is deze te karakteriseren met de index I die op de hieronder staande wijze is gedefinieerd: i.-a-

20 E.i X L

waarbij E.i = de lengte uitgedrukt in cm van de intranervaire ruimte die is omsloten door een sinus (de plaats van deze 25 ruimte is identiek voor alle onderzochte planten) N = het aantal tanden dat aanwezig is in de beschouwde internervaire ruimte E.i L = de totale lengte uitgedrukt in cm van de blad-schijf.

30 De bijgevoegde tekening is een fotokopie van het blad, waarop de referentietekens zijn aangegeven.

Deze index heeft de gemiddelde waarde van 0,068.

De morfologische homogeniteit van de planten die de hierboven beschreven werkwijze gevormde kloon om-35 vatten, is voor wat betreft de index door statistische ana-·.---- 11‘ rirr vsn de standaard afwijking) geverifieerd. De

* ^ I

- 5 - ven in tabel 1: TABEL 1 , ' I1- I 11 ' I 1 - 1 —

5 Planten L (cm) - E«i (cm)___N__I

1 24,9 '5,1 6 0,047 2 31,6 9,1 20 0,069 3 37,3 12,5 U0 0,085 4 31,9 8,9 24 0,084 5 39,5 7,4 20 0,068 6 34,4 5,5 12 0,063 10 7 37,5. 9,7 19 0,052 8 23,0 5,5 10 0,079 9 18,5 3,2 4 0,067 gemiddelde Stan- .0,068 daardafwijking 0,014 15 Anderzijds bereiken de bladeren (bladschijf + blad steel) van de planten van de kloon na hun volledige ontwikkeling een gemiddelde lengte van 48 cm en zijn zij groen door de afwezigheid van pigmenten van het anthocyaan-type. Tenslotte vertonen de planten die in vitro zijn verkregen 20 volgens de werkwijze en eveneens deel uitmaakt van de huidige uitvinding, ongeacht de aanplantdatum op een geschikte teeltplaats, niet het bloemstadium gedurende het jaar waarin deze planten na de microvermeerderingfase in vitro op het veld zijn uitgezet. De planten van de kloon ontwikkelen na 25 het hervatten van de groei in situ of in een geklimatiseerde ruimte na het eerste groeijaar in het donker uitlopers (eetbare delen van de plant) die culinair interessant zijn.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een vermeerdering swerkwij ze van de kloon van zeekool die leidt tot 30 de produktie van stekken die direkt bruikbaar zijn voor landbouwers. Deze werkwijze is eveneens geschikt voor de soort Crambe maritima.

De knoppen die door organogenese in vitro worden gevormd volgens de werkwijze overeenkomstig de uitvinding en ê&D OttieittAÊrboven is beschreven, worden van de callus afgescheiden onder steriele condities, vervolgens uitgeplant in gla- n Λ J. A. __ J * „ 1 ΛΛ _n ____J_ _______ ____ ... - -1 j----- · Λ — ^ - - 6 - is aan het hierboven beschreven medium voor nieuwweefselvor-ming, behalve voor wat betreft de aard van de groeistoffen en hun onderlinge verhouding: het medium bevat slechts een cytokinine of een mengsel cytokininen in een geschikte ver-5 houding, bijvoorbeeld in een concentratieverhouding uitgedrukt in mg/l van 1,66, waarbij het cytokininemengsel kan bestaan uit kinetine en N-6 benzylaminopurine. De klimatologische condities met betrekking tot de werkwijze voor de nieuwweefselvorraing worden gehandhaafd bij de huidige werk-10 wijze· Het vermeerderingsmedium bestaat bijvoorbeeld uit: a) kinetine: 4 - 6 mg/l (bij voorkeur 5 mg/l) b) N-6 benzylaminopurine: 2-4 mg/l (bij voorkeur 3 mg/l) of uit slechts 15 N-6 benzylaminopurine: 6-8 mg/l (bij voorkeur 7 mg/l)

Bij het handhaven van deze condities, induceren de uitlopers laterale uitlopers, waarvan het gemiddelde aantal 5 is, en die zich in 3 weken zodanig ontwikkelen dat een op-20 nieuw uitplanten met het scheiden van de door nieuwweefsel-vorming gevormde uitlopers nodig zal zijn. Deze vermeerdering swerkwij ze in vitro behoort eveneens tot de huidige uitvinding en maakt het mogelijk, uitgaande van één door nieuwweef selvorming gevormde uitloper, in een tijdsbestek van 18 25 weken 18.125 uitlopers te verkrijgen.

Omdat het aantal plantenstekken dat vereist is om een teelt op het veld uit te zetten, mogelijkerwijze is bereikt, worden de uitlopers in vitro uitgeplant in proefbuizen of glazen potten met een zogenaamd wortelvormend medium, waar-30 van de samenstelling identiek is aan dat van het nieuwweef-selvormend medium of dat voor de vermeerdering, behalve dat de groeistoffen die in dat geval aanwezig zijn, slechts bestaan uit één of meer auxinen. Het wortelvormend medium be-BADs&BKMNALjvoorbeeld uit: naftaleenazijnzuur 0,1 mg/l. De kli-35 matologische condities blijven identiek aan de voorafgaande, ~~ maVen de ontwikkeling van 3 tot 4 blanke wortels na 2-3

* ^ I

- 7 -

De aldus verkregen jonge planten, voorzien van wortels van 2-4 cra# worden vervolgens overgebracht in potjes die een niet steriel en vochtig substraat bevatten, welk substraat bijvoorbeeld voor één deel uit turfmolm en één deel uit zand 5 bestaat, en met een vochtigheid van 80% van zijn waterterug-houdend vermogen. De potjes worden vervolgens in kleine kassen geplaatst die zijn uitgerust met een regelbare klep, en waarin de volgende klimatologische omstandigheden heersen:

- temperatuur overdag: 20°C

10 - temperatuur 's nachts: 15eC

- natuurlijke belichting op de plaats waar de uitvinder werkt en een belichtingsintensiteit die beneden 15.000 lux wordt gehouden.

Wanneer de planten aldus onder deze condities worden 15 gehouden, ontwikkelen zij zowel voor wat betreft het loof (een bladschijf van ongeveer 10 cm voor de oudste bladeren) en voor wat betreft het wortelsysteera ( het ontspruiten van 3 of 4 lange, van lichte knolvorming voorziene wortels, waarop fijne en overvloedige, laterale wortelharen groeien.

20 Na een teeltperiode van 4-6 weken, zijn de planten gereed om overgebracht te worden naar het produktieveld teneinde het telen van zeekoolgroente uit te voeren.

De belangrijkste voordelen van de vegetatieve micro- ' vermeerderig in vitro bij de zeekool, met betrekking tot de 25 traditionele stekvorming van de wortels, zijn de volgende: - volledige homogeniteit van de het veld uit te zetten stekken, hetgeen een zeer grote homogeniteit van de op het veld uitgezette teelt oplevert; - de vorming van een individu, uitgaande van een kloon 30 kan continu, onafhankelijk van het seizoen en de klimatiolo- gische omstandigheden, worden uitgevoerd; - de microvermeerdering in vitro van zeekool maakt op spectaculaire wijze de groei van het produktiepotentieel van stekken, uitgaande van één individu mogelijk? en ifikD ORIGINAC verzekert aldus een snel op gang komen van deze nieuwe produktie bij de landbouwers.

a r o n ?> fi ?

Claims (9)

1. Werkwijze voor het vegetatief vermeerderen van een I kloon en van de soort Crambe maritima# met het kenmerk, dat I in chronologische volgorde* I a) uitlopers worden verkregen door nieuwweefselvorming I 5 op callus# door uit te gaan van delen van de bladsteel of de bladschijf van bladeren die zijn afgenomen van de moederplant en die zijn geplaatst in een kultuurmedium dat een auxine en een mengsel van cytokininen bevat? b) de vermeerdering van de planten zonder wortels wor-10 tels wordt verzekerd door microvermeerdering in vitro die bestaat uit het afscheiden van elke individuele plant die is verstoken van wortels, en uit het uitplanten in een vermeerde ringsmedi urn dat een cytokinine of een mengsel van cytokininen bevat# waarbij het vermeerderingsgehalte ligt in de 15 orde van 5 over een interval van 3 weken; c) de planten die één of meer bladeren dragen# maar verstoken zijn van wortels# in vitro worden overgebracht in een wortelvormend medium dat één of meer auxinen bevat, waarbij de wortelontwikkeling plaatsvindt in 2-3 weken? en 20 d) de planten die zijn voorzien van wortels# worden uitgezet in een niet steriel medium en gehouden onder condities met een natuurlijke fotoperiode en belichting beneden 15.000 lux, totdat een plant wordt verkregen die geschikt is om definitief te worden overgebracht op het veld en aldus 25 dient als stek voor het telen van Crambe door de landbouwers .

2. Werkwijze volgens conclusie 1# met het kenmerk# dat het kultuurmedium bestaat uit: a) indolazijnzuur: 0,2 - 0#7 mg/1 (bij voorkeur 0#5 30 mg/1) BAD ORIGINAL kinetine: 5-8 mg/1 (bij voorkeur 6 mg/l) c) N-6 benzylaminopurine: 1 -2 mg/1 (bij voorkeur 1#5 τηη /l 1 ' · *- r*V - 9 - . - , -! dat het vermeerderingsmedium bestaat uit: a) kinetine: 4- 6 mg/1 (bij voorkeur 5 rng/1) b) N-6 benzylaminopurine: 2-4 mg/1 (bij voorkeur 3 mg/l) 5 of uit slechts N-6 benzylaminopurine: 6-8 mg/1 (bij voorkeur 7 mg/1)

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk , dat het wortelvormend medium bestaat uit: 10 naftaleenazijnzuur 0,1 mg/1.

5. Crambeuitlopers verkregen volgens conclusie la en/of 2.

6. Door vermeerdering verkregen zeekoolplanten zonder wortels, verkregen volgens conclusie lb en/of 3.

7. Crambeplanten voorzien van één of meer bladeren en verstoken van wortels, verkregen volgens conclusie lc en/of 4.

8. Crambeplanten voorzien van wortels en geschikt voor uitplanten in een kultuurmedium, zoals verkregen volgens 20 conclusie ld, 2 -4.

9. Kloon van de soort Crambe maritima L., met het kenmerk, dat hij door nieuwweefselvorming in vitro is verkregen op callus door uit te gaan van een deel van de bladsteel of de bladschijf die is afgenomen van een moederplant;

10. Kloon volgens conclusie 9, . met het kenmerk, dat de kloon de volgende morfologische en fysiologische kenmerken bezit: - bladschijf vrij van anthocyanen en met een gemiddelde lengte van 48 cm 30. index l= Aantal tanden van de bladschijf in een be- Lengte (cm) van de beschouwde internervaire schouwde internervaire ruimte_ = 0,068 ruimte x totale lengte van het blad 35 BAD ORIGINAL - plant zonder bloemstadium gedurende het eerste jaar van de teelt op een geschikte plaats.