NL8500353A

NL8500353A - Dunwandig reservoir uit kunststof.

Info

Publication number: NL8500353A
Application number: NL8500353A
Authority: NL
Original assignee: Bellaplast Gmbh
Priority date: 1984-02-24
Filing date: 1985-02-07
Publication date: 1985-09-16
Also published as: SE8500685D0; SE8500685L; GB2157153B; DE3418849A1; SE460516B; DK160401B; FR2560154A1; DK47785A; DK160401C; FR2560154B1; GB2157153A; GB8504779D0; CH667058A5; DE3418849C2; DK47785D0

Description

NL 32.6 69-dV/Vo/rvdv . * v * |

Dunwandig reservoir uit kunststof

De uitvinding heeft betrekking op een dunwandig reservoir uit kunststof, bij voorkeur in bekervorm met een zich vanaf de bodem naar de bovenste openingsrand verbredende om-trekswand, waarin ondersteunings-, vasthoud- en geleidingsin-5 richtingen zijn gevormd voor het samensteken van een gewenst aantal van dergelijke reservoirs tot een stangvormige stapel onder de vorming van, voor het opnemen van gedoseerde hoeveelheden van vulstoffen , zoals poederkoffie en dergelijke, geschikte holle ruimten tussen de bodems van aangrenzende re-10 servoirs en voor het betrouwbaar afzonderen van de reservoirs uit de stapel.

Dunwandige reservoirs van dit type zijn bekend uit het DE-U-8.007.815 en het DE-U-8.007.816. Bij deze reservoirs zijn een, het axiale samensteken van de reservoirs begrenzen-15 de stapelring en de samengestoken reservoirs onderling vasthoudende klemmende wandgebieden toegepast. Deze klemmende wandgebieden kunnen als ringvormige gebieden naast de stapelring of in de vorm van ringvormige ribben van de stapelring verwijderd zijn aangebracht. Deze klemmende wandgebieden ver-20 eisen echter een zeer precies samenpassen van de reservoirs, teneinde een gedefinieerde vasthoudwerking te verkrijgen. Een dergelijk precies samenpassen kan echter bij de vervaardiging van massaprodukten in de praktijk niet worden bereikt. Bij de bekende reservoirs ontstaat derhalve in de onregelmatigheid 25 hetzij een zodanig sterk onderling klemmen, dat het afzonderen van de reservoirs nauwelijks nog mogelijk is, hetzij het ontbreken van elke vasthoudkracht tussen de in de stapel naast elkaar gelegen reservoirs, zodat op dergelijke plaatsen met ontbrekende vasthoudkracht de stapel neigt tot uit-30 eenvallen en aldaar tijdens het transport of bij de toepassing van de reservoirstapel vulstof naar buiten treedt.

Bij andere reservoirs van de in de aanhef genoemde soort, zoals deze bijvoorbeeld bekend zijn uit het AU-B-255.194, wordt de onderlinge vergrendeling van de reservoirs-35 omtrekswand in ringvormige gebieden nagestreefd, teneinde de BAD <jRl©MMLar gestoken naast elkaar gelegen reservoirs aan elkaar vast te houden. Dit kan bij de bekende reservoirs door zich in omtreksrichtinc uitstrekkende» in elkaar grijpende gren- delribben of door een schubvormige vormgeving van de reser-voiromtrekswand worden geprobeerd. De vorming van dergelijke grendelinrichtingen vereist echter eveneens een hoge precisie, om de noodzakelijke vasthoudwerking te bereiken. Een derge-5 lijke hoge precisie kan echter bij de vervaardiging van mas-saprodukten nagenoeg niet worden bereikt.

Uit het GB-A-1.525.132 zijn reservoirs van het in de aanhef genoemde type bekend, waarbij de vasthoudinrichtin-gen als omtreksreeksen van ruitvormige uitsteeksels en tussen 10 deze ruitvormige uitsteeksels door te voeren stiftvormige contra-elementen zijn uitgevoerd. Deze ruitvormige uitsteeksels en de stiftvormige contra-elementen moeten eveneens met : hoge precisie zijn gevormd, om enerzijds een betrouwbaar, precies onderling, vasthouden van de in elkaar gestoken reser-15 voirs en anderzijds een probleemloos losmaken van de reservoirs te garanderen. Hierbij neigen een reeks van ruitvormige uitsteeksels en daartussen aangrijpende stiftvormige elementen er toe, dat het losmaken van een dergelijke vasthoudin-richting aan de omtrek van het reservoir ongelijkmatig is en 20 het reservoir derhalve bij het afzonderen uit de stapel tot kantelen neigt.

Daarentegen heeft de uitvinding ten doel reservoirs van het in de aanhef genoemde type zodanig aanzienlijk te verbeteren, dat de ondersteunings-, vasthoud- en geleidings-25 inrichtingen een betrouwbare samenhang tussen de saraengesto-ken reservoirs biedt, ook zonder de noodzaak van een hoge precisie, terwijl bij het afzonderen van de reservoirs uit de stapel een gemakkelijk loslaten van de vasthoudinrichtin-gen en een probleemloos, betrouwbaar alsmede kantelvrij uit-30 elkaar glijden van de reservoirs wordt gegarandeerd.

Hiertoe heeft de uitvinding het kenmerk, dat de ondersteunings-, vasthoud- en geleidingsinrichtingen een sta-pelring met een bovenste stapelschouder en een onderste sta-pelschouder en in een functionele samenwerking met deze sta-35 pelring een vasthoudring met tenminste twee boven elkaar geplaatste ringvormige delen omvatten, waarbij bij samengestoken reservoirs het bovenste ringvormige deel van de vasthoudring van het buitenste reservoir en het onderste ringvormige Biife&DRKalN&b vasthoudring van het binnenste reservoir elkaar 40 overlappen en in tenminste ëên van deze ringvormige delen van fi K A Λ ? » -3- ] de vasthoudring tenminste éên zich rondom het reservoir uitstrekkende reeks van gewelfde uitsteeksels is gevormd, die zodanig in een het buitenste reservoir resp. het binnenste reservoir overlappend ringvormig deel van de vasthoudring 5 naar binnen resp. naar buiten uitsteken, dat deze bij samengestoken reservoirs onder elastische vervorming tegen elkaar resp. tegen een glad, ringvormig deel van de vasthoudring drukken.

Door de uitvinding wordt bereikt, dat bijvoorbeeld 10 bij een uit twee ringvormige delen bestaande vasthoudring met * telkens een zich rondom het reservoir uitstrekkende reeks van gewelfde uitsteeksels deze bij axiaal samengestoken reservoirs elastisch in elkaar vervormen en elkaar in een elastische verende tegenwerking houden. Hierdoor wordt een betrouw-15 bare en verende klemming van de axiaal tot een stapel samengestoken reservoirs bereikt. Volgens de uitvinding is het echter ook mogelijk, dat slechts in een ringvormig deel van de vasthoudring gewelfde uitsteeksels zijn gevormd, zodat deze bij samengestoken reservoirs elastisch tegen een (voor het 20 samensteken) glad ringvormig deel van een stapelring worden gedrukt, waarbij in gelijke mate een betrouwbare klemming van de samengestoken reservoirs wordt bereikt als bij een vormgeving met telkens in elk ringvormig deel van de vasthoudring gevormde gewelfde uitsteeksels. Deze vormgeving volgens de 25 uitvinding met elastisch tegen elkaar gedrukte gewelfde uitsteeksels of elastisch met een glad ringvormig deel van de stapelring vervormende gewelfde uitsteeksels maakt echter ook op voordelige wijze een probleemloos, nagenoeg schokvrij uit elkaar trekken van samengestoken reservoirs mogelijk. Dit vindt 30 plaats als gevolg van de bij het uit elkaar trekken opgewekte verende beweging in de gewelfde uitsteeksels resp. in het gladde ringvormige deel van de vasthoudring. Al deze functionele samenwerkingen worden zonder speciale pasprecisie van de reservoirs, bereikt, zodat ook bij massaprodukten een be-35 trouwbaar samenhouden van de gestapelde reservoirs bij nagenoeg gelijke krachtverhoudingen onafhankelijk van afmetings-toleranties binnen de bij massaprodukten onvermijdelijke to-BADÖfWetMflitegrenzen wordt bereikt.

Bij voorkeur is het ringvormige deel voorzien van 40 tenminste êén zich rondom het reservoir uitstrekkende reeks . -,- . , ! van gewelfde uitsteeksels en is het andere ringvormige deel uitgevoerd met een in hoofdzaak cilindrisch, ringvormig wandgedeelte. Daarbij is het mogelijk, dat in het bovenste deel van de vasthoudring een zich rondom het reservoir uit-5 strekkende reeks van naar het inwendige van het reservoir uitstekende gewelfde uitsteeksels.is gevormd, terwijl het onderste deel van de vasthoudring een in hoofdzaak cilindrisch ringvormig wandgedeelte met een dergelijke elasticiteit bevat, dat de gewelfde uitsteeksels van een daar overheen ge-10 stoken reservoir radiaal binnenwaarts elastisch hierin naar binnen drukken. Zoals proefnemingen hebben getoond, volstaat deze eenvoudige uitvoeringsvorm met een tweedelige vasthoudring om tegemoet te komen aan de eisen van een vaste klemming van tot een stapel samengestoken reservoirs alsmede het daar-15 op volgende, schokvrij uitelkaar trekken van de reservoirs. Tegelijkertijd heeft deze vormgeving een gunstige invloed op de vervaardiging van dergelijke reservoirs, zoals het op zich ook van massaprodukten moet worden verlangd, echter door de bekende bekers met een veel meer gecompliceerde structuur 20 (een geringe tolerantie) niet werd bereikt.

Als alternatief is het echter ook mogelijk, dat in het onderste deel van de vasthoudring een zich rondom het reservoir . uitstrekkende reeks van naar het uitwendige van het reservoir uitstekende gewelfde uitsteeksels is gevormd, ter-25 wijl het bovenste deel van de vasthoudring een in hoofdzaak cilindrisch ringvormig wandgedeelte met een dergelijke elasticiteit bevat, dat de gewelfde uitsteeksels van een ingestoken reservoir radiaal buitenwaarts elastisch hierin ·. drukken.

30 In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het echter ook mogelijk, dat in elk der ringvormige delen van de vasthoudring tenminste ëën 2ich rondom het reservoir uitstrekkende reeks, van gewelfde uitsteeksels is gevormd, die in het ene ringvormige deel, bij voorkeur het bovenste ringvor-35 mige deel, naar het inwendige van het reservoir, en in het andere ringvormige deel van de vasthoudring naar het uitwendige van het reservoir uitsteken. Bij deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding vervormen de gewelfde uitsteeksels in de irwand bij het samensteken van de reservoir als i 40 een soort van snapveren elastisch in elkaar en houden elkaar ** Λ Λ — — - -5- «· ! in een elastische verende tegenwerking. Tegelijkertijd wordt door deze elastische, verende tegenwerking van de in elkaar vervormde gewelfde uitsteeksels een bijzonder betrouwbare en verende klemming van de reservoirs in een opeenstapeling van 5 de elkaar aanrakende stapelschouders bereikt, alsmede wordt een probleemloos en schokvrij uit elkaar trekken van de samengestoken reservoirs mogelijk gemaakt.

Teneinde het reservoir met zijn dunne reservoirwand een extra stijfheid te verlenen, is het volgens de uitvinding 10 mogelijk, dat een zich rondom het reservoir uitstrekkende verstijvingsring tussen het bovenste deel en het onderste deel van de vasthoudring in de reservoiromtrekswand is gevormd. Tegelijkertijd wordt door deze vormgeving volgens de . uitvinding bereikt, dat de de vasthoudring vormende ringvor-15 mige delen bij het in elkaar plaatsen en uit elkaar trekken van de reservoirs wat betreft hun plaats gefixeerd zijn, waardoor de o.a. door de uitvinding bereikte voordelen van een betrouwbare klemming en het schokvrij uit elkaar trekken van de reservoirs nog verder worden versterkt.

20 Het ligt echter ook in het kader van de uitvinding, dat de zich rondom het reservoir uitstrekkende verstijvings-ring als extra vasthoudring is uitgevoerd, waardoor een extra verbetering van de klemeigenschappen bij samengestoken reservoirs wordt bereikt.

25 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de gewelfde uitsteeksels bolkapvormig uitgevoerd. Deze bolkapvormige uitsteeksels bezitten een bijzonder hoge elasticiteit, waarbij deze vormgeving door gunstige glij- en ge-leidingseigenschappen tevens op voordelige wijze een 30 invloed uitoefent op het samensteken en uit elkaar trekken van de reservoirs. Tegelijkertijd kan deze vormgeving op eenvoudige wijze fabricage-technisch worden bereikt.

Bij voorkeur hebben de gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels van één omtreksreeks van uitsteeksels dezelfde 35 onderlinge afstand, om zo een in hoofdzaak gelijkmatige krachtenverdeling aan de reservoiromtrek te bereiken. Daarentegen is het gunstig, om de gewelfde resp. bolkapvormige uit-BAD ΘβΙέΙΝΜ-ls in het ene ringvormige deel op grotere onderlinge afstanden te plaatsen dan de onderlinge afstand van de ge-λλ «ai Ma ’•oen Mllrsmrnrmiσρ. uitsteeksels in het andere ring— v ! vormige deel van de vasthoudring. Daardoor wordt bereikt, dat bij elk samensteken van twee reservoirs aan de omtrek van de vasthoudring alle denkbare tegenover elkaar plaatsingen van gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels met periodieke her-5 haling optreden. Over de gehele omtrek ontstaat dan opnieuw een gelijkmatige krachtenverdeling, zonder dat de reservoirs in een onderlinge voorkeursstand samengevoegd moeten worden.

De. in.dezelfde omtreksreeks gelegen gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels bezitten bij voorkeur tevens de-10 zelfde diameter en dezelfde welvingsstraal. Daarentegen is het van voordeel, wanneer de gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels.in het bovenste ringvormige deel zijn uitgevoerd Λ met een grotere diameter dan de bolkapvormige uitsteeksels in het onderste deel van de vasthoudring. De gewelfde resp. bol-15 kapvormige uitsteeksels met de grotere diameter en de gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels met de grotere welvingsstraal· bezitten daarbij de kleinere veerkracht, zodat de gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels met de kleinere diameter en de kleinere welvingsstraal zich bij voorkeur sterker 20 in de gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels met de grotere diameter en de grotere welvingsstraal drukken.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels in het bovenste ringvormige deel van de vasthoudring naar het inwendi-25 ge van het reservoir gericht, met de grotere diameter en eventueel met de grotere welvingsstraal uitgevoerd en met de kleinere onderlinge afstand geplaatst. Hierdoor wordt be- s reikt, dat de in sterkere mate vervormende gewelfde resp. bolkapvormige uitsteeksels met de grotere diamter resp. gro-30 tere welvingsstraal in het algemeen slechts met ëën enkel gewelfd resp. bolkapvormig uitsteeksel van de andere groep in aanraking komen en daardoor vastgelegde vervormingsomstandig-heden bezitten, terwijl het onbelangrijk is, wanneer een bolkapvormig uitsteeksel met een kleinere diameter gelijktijdig 35 op twee bolkapvormige uitsteeksels met een grotere diameter resp. grotere welvingsstraal aangrijpt.

De vasthoudring is bij voorkeur naast de stapelring, boven of onder de stapelring aangebracht.. Hierdoor kan de B&8cS^£^^:apel s chouder s veroorzaakte stabilisatiewerking ter 40 plaatse van de vasthoudring volledig worden benut. Tevens is . . ..1 het mogelijk, dat de vasthoudring met zijn ene ringvormige deel tussen de stapelschouders in de stapelring is gelegen.

De door een naast elkaar gelegen of in elkaar gelegen plaatsing van de stapelring en de vasthoudring gevormde combinatie 5 wordt bij voorkeur in het onderste randgebied van de reser-voiromtrekswand geplaatst, zodat deze nagenoeg ter plaatse van de bovenste omtrekswand van de bij de reservoirbodem gevormde vuistofopneemkamer is gelegen. Hierbij is het in een voordelige uitvoeringsvorm mogelijk, dat onder de onderste 10 stapelschouder van de stapelring een centreerring en boven het bovenste ringvormige deel van de vasthoudring tenminste één zuigerveervormig uitstekende geleidingsring is gevormd in de reservoiromtrekswand. Hierdoor wordt een bijzonder betrouwbare axiale geleiding van de reservoirs bij het afzonde-15 ren gegarandeerd, zodat een opwervelen of anderszins verstoren van de op de reservoirbodem gelegen vulstof wordt vermeden .

De positie waar de combinatie van stapelring en vasthoudring op de reservoiromtrekswand is aangebracht kan 20 echter ook op een andere plaats worden gekozen, bijvoorbeeld in het bovenste randgebied van de reservoiromtrekswand. Tevens is het mogelijk, dat de stapelring en de vasthoudring van elkaar gescheiden zijn aangebracht, bijvoorbeeld de ene in het onderste randgebied en de andere in het bovenste rand-25 gebied van de reservoiromtrekswand. Zelfs bij een dergelijke scheiding is een functioneel samenwerken van de stapelring en de vasthoudring via de hen verbindende reservoiromtrekswand gegarandeerd, alhoewel de stabiliserende werking van de stapelschouders ter plaatse van de vasthoudrand niet meer 30 plaatsvindt.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeel-den zijn weergegeven.

Pig. 1 toont drie in elkaar gestoken drinkbekers in 35 een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de beide buitenste bekers in doorsnede en de binnenste beker in zijaanzicht zijn weergegeven;

Fig. 2 toont het gedeelte 2 uit fig. 1 op grotere

BAD ORIGINAL

schaal; 40 Fig. 3 toont een werkingsschema van de bolkapvormi-

— -b- I

« W J

ge uitsteeksels in de vasthoudring?

Fig. 4 toont het gedeelte 4 van fig. 1 op grotere schaal;

Fig. 5 toont een doorsnede door twee in elkaar ge-5 stoken drinkbekers in een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding en

Fig. 6 toont een doorsnede door twee in elkaar gestoken drinkbekers in nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

10 In het getoonde voorbeeld bezitten de drinkbekers 10 een in vier gedeelten verdeelde eendelige omtrekswand 11, die aan zijn bovenste rand overgaat in een omgeflenste lip-rand 12 en aan zijn onderste rand overgaat in de bekerbodem 13. Het onderste gebied 14 van de omtrekswand 11 strekt zich 15 uit onder de stapelring 15 en komt in hoofdzaak overeen met de opneemkamer voor de vulstof, bijvoorbeeld poederkoffie.

Boven de stapelring 15 is een vasthoudring 16 met een bovenste ringvormig deel 16a en een onderste ringvormig deel 16b gevormd. Op de bovenzijde van de vasthoudring 16 sluit het 20 gebied 17 van de omtrekswand 11 aan, dat het grootste gedeelte van de hoogte van de beker 10 inneemt, en waarin zich in omtreksrichting uitstrekkende zuigerveervormige ribben 18 zijn gevormd.

In het bovenste ringvormige deel 16a van de vast-25 houdring 16 is een rondom lopende reeks van bolkapvormige uitsteeksels 19 gevormd, die uitsteken naar het inwendige van het reservoir. In het onderste ringvormige deel 16b van de vasthoudring 16 zijn bolkapvormige uitsteeksels 20 gevormd, die uitsteken naar het uitwendige van het reservoir. Zoals 30 bovendien in fig. 1 is getoond, gaat het onderste ringvormige deel 16b van de vasthoudring 16 aan zijn onderzijde over in de bovenste stapelschouder 21, terwijl tussen de stapelring 15 en het onderste omtrekswandgedeelte 14 de onderste stapelschouder 22 is gevormd. Naast de onderste stapelschouder 22 35 is in het onderste omtrekswandgebied 14 een centreerring 23 gevormd.

Zoals in het bijzonder de fig. 2 en 3 tonen, zijn de in het bovenste ringvormige deel 16a gevormde, naar het hbssto van het reservoir uitstekende bolkapvormige uit-40 steeksels 19 rondom op gelijke afstanden A1Q geplaatst en A r λ λ m. - .

-9- . , . j uitgevoerd met een diameter en een welvingsstraal R.jg. De bolkapvormige uitsteeksels 20 in het onderste ringvormige deel 16b bezitten over de gehele omtrek een gelijke onderlinge afstand A2Qr een diameter D2Q en een welvingsstraal R^q· 5 Daarbij is de welvingsstraal van de bolkapvormige uitsteeksels 19 groter dan de welvingsstraal R2Q van de bolkapvormige uitsteeksels 20. De diameter D^g van de bolkapvormige uitsteeksels 19 is groter dan de diameter D20 van de bolkapvormige uitsteeksels 20. Tenslotte is de onderlinge afstand 10 A^g van de bolkapvormige uitsteeksels 19 aanzienlijk kleiner dan de onderlinge afstand A2Q van de bolkapvormige uitsteeksels 20. Zoals fig. 2 laat zien, is de de breedte van de sta-pelring 15 bepalende axiale afstand tussen de bovenste sta-pelschouder 21 en de onderste stapelschouder 22 zodanig afge-15 stemd op de breedte van de vasthoudring 16 en de breedte van het bovenste ringvormigè deel 16a en het onderste ringvormige deel 16b, dat bij het volledig in elkaar steken van de beide bekers 10a en 10b, dus wanneer de onderste stapelschouder 22 van de binnenste beker 10b fust op de bovenste stapelschouder 20 21 van de buitenste beker 10a, het onderste ringvormige deel 16b in de vasthoudring 16 van de binnenste beker 10b tegenover het bovenste ringvormige deel in de vasthoudrand van de buitenste beker 10a ligt, en weL zodanig, dat de welvingsmid-delpunten M^g en van de tegenover elkaar geplaatste bol-25 kapvormige uitsteeksels 19 en 20 in hoofdzaak in een normaal-vlak ten opzichte van de bekeras zijn gelegen.

Zoals blijkt uit fig. 2, drukken de naar het uitwendige van het reservoir uitstekende bolkapvormige uitsteeksels 20 in het onderste ringvormige deel 16b van de binnenste 30 beker 10b zich in de naar het inwendige van het reservoir uitstekende bolkapvormige uitsteeksels 19 in het bovenste ringvormige deel 16a van de vasthoudring 16 van de buitenste beker 10a.

Zoals fig. 3 toont, wordt door de verschillende af-35 standen A^g en A2q tussen de bolkapvormige uitsteeksels 19 resp. de bolkapvormige uitsteeksels 20 bereikt, dat verschillende in elkaar grijpomstandigheden ontstaan tussen de bol-uitsteeksels 19 en de bolkapvormige uitsteeksels 20. In het voorbeeld van fig. 3 is de verhouding tussen de 40 afstanden A1Q en de afstanden Aon zodanig, dat vijf kleinere - , -10- , , j bolkapvormige uitsteeksels 20 tegenover zes grotere bolkap-vormige uitsteeksels 19 liggen. Hierbij kan het voorkomen, dat een kleiner bolkapvormig uitsteeksel 20 gelijktijdig in aangrijping is met twee grotere bolkapvormige uitsteeksels 19 5 of aangrijpt tussen twee grotere bolkapvormige uitsteeksels 19.

Zoals blijkt uit fig. 4, zijn de zuigerveervormige naar buiten uitstekende geleidingsringen 18 zodanig gevormd, dat deze geleidingsringen 18 van een binnenste beker 10b in 10 een licht contact staan met het binnenoppervlak van de respectievelijk buitenste beker 10a. Hierdoor verkrijgt de buitenste beker 10a, wanneer deze van de bekerstapel wordt weggenomen, met zijn inwendige oppervlak een glijgeleiding langs deze geleidingsringen, zodat de bolkapvormige uitsteeksels 19 15 en 20 met een in hoofdzaak axiaal gerichte beweging van elkaar worden gescheiden.

Bij het in fig. 5 als doorsnede door twee in elkaar gestoken reservoirs weergegeven voorbeeld bestaat de op de stapelring 15 via de bovenste stapelschouder 21 aansluitende 20 vasthoudring 16 uit een onderste, in hoofdzaak glad, cilindrisch deel 16b en een bovenste, van naar het inwendige van het reservoir gerichte bolkapvormige uitsteeksels 20 voorzien, ringvormig deel 16a. Tussen de beide ringvormige delen 16a, 16b is via de schouders een naar het inwendige van het reser-25 voir uitstekende verstijvingsring 16c gevormd. Deze verstij-vingsring 16c kan echter zodanig zijn uitgevoerd, dat hij in samenwerking met de buitenste omtrekswand voor een ander in deze twee reservoirs gestoken reservoir een extra vasthoudring vormt. Volgens de uitvoeringsvorm van de beker volgens .

30 fig. 2 is ook bij het in fig. 5 getoonde voorbeeld de, de breedte van de stapelring 15 bepaldende axiale afstand tussen de bovenste stapelschouder 21 en de onderste stapelschouder 22 zodanig afgestemd op de breedte van de vasthoudring 16 alsmede de breedten van het bovenste ringvormige deel 16a, 35 van de boven de schouders in de reservoirwand gevormde verstijvingsring 16c en het onderste ringvormige deel 16b, dat bij het volledig in elkaar steken van de beide bekers 10a en BAffiSpiQUttAlwanneer de onderste stapelschouder 22 van de binnenste beker 10b op de bovenste stapelschouder 21 van de buiten-40 ste beker 10a rust, het onderste, voorafgaande aan het in el-

-11- . ' I

kaar steken in hoofdzaak gladde ringvormige deel 16b in de vasthoudring 16 van de binnenste beker 10b tegenover de bovenste met bolkapvormige, naar het binnenste reservoir 10b gerichte uitsteeksels 20 in de vasthoudring van de buitenste 5 beker 10a ligt. Daarbij drukken de naar het inwendige van het reservoir uitstekende bolkapvormige uitsteeksels 20 van het bovenste ringvormige deel 16b van het buitenste reservoir 10a zich onder elastische vervorming in het niét van uitsteeksels voorziene onderste ringvormige deel 16b van het binnenste re-10 servoir 10b. Ten gevolge van de hogere stabiliteit van de bolkapvormige uitsteeksels 20 zal het gladde onderste ringvormige deel 16b van het binnenste reservoir 10b hierbij in meer of mindere mate elastisch vervormen, zodat bij het hierop volgende afzonderen van de reservoirs eventueel een naar 15 het inwendige van het reservoir gerichte kleine instulping 24 achterblijft. Dit heeft echter geen nadelige invloed op de gehele stijfheid van het reservoir, maar biedt het voordeel van een stevige klemming en een schokvrij afzonderen van de samengestoken reservoirs.

20 Bij het in fig. 6 getoonde uitvoeringsvoorbeeld be zitten de ten opzichte van de in fig. 5 weergegeven reservoirs een iets kleinere diameter, waarbij de via de schouders daartussen gevormde verstijvingsring 16c naar het uitwendige vam het reservoir is gericht. Tevens zijn in afwijking tot 25 het reservoir uit fig. 5 in het onderste ringvormige deel 16b van de vasthoudring 16 naar het uitwendige van het reservoir gerichte bolkapvormige uitsteeksels 20 aangebracht, die nu in samenwerking met het in hoofdzaak gladde bovenste ringvormige deel 16a van het buitenste reservoir 10a een stevig samenhou-30 den van de gestapelde reservoirs alsmede een schokvrij afzonderen van de reservoirs garanderen. Echter moeten met betrekking tot de breedte van de stapelring 15 en de breedte van de vasthoudring 16, alsmede de onderlinge afstemming van de breedten der ringvormige delen 16a, 16b en de ingevormde ver-35 stijvingsring 16c dezelfde voorwaarden worden gesteld als bij de beker uit fig. 5.

BAD ORIGINAL

Claims

1. Dunwandig reservoir uit kunststof, bij voorkeur in bekervorm met een zich vanaf de bodem naar de bovenste openingsrand verbredende omtrekswand, waarin ondersteunings-, vasthoud- en geleidingsinrichtingen zijn gevormd voor het sa-5 mensteken van een gewenst aantal van dergelijke reservoirs tot een stangvormige stapel onder de vorming van, voor het opnemen van gedoseerde hoeveelheden van een vulstof, zoals poederkoffie en dergelijke, geschikte holle ruimten tussen de bodems van aangrenzende reservoirs en voor het betrouwbaar 10 afzonderen van de reservoirs uit de stapel, met het kenmerk, dat de ondersteunings-, vasthoud- en geleidings inrichtingen een stapelring (15) met een bovenste sta-pelschouder (21) en een onderste stapelschouder (22) en in een functionele samenwerking met deze stapelring (15) een 15 vasthoudring met tenminste twee boven elkaar geplaatste ringvormige delen (16a, 16b) omvatten, waarbij bij samengestoken reservoirs het bovenste ringvormige deël (16a) van de vasthoudring (16) van het buitenste reservoir (10a) en het onderste ringvormige deel (16b) van de vasthoudring (16) van het 20 binnenste reservoir (10b) elkaar overlappen en in tenminste één van deze ringvormige delen (16a, 16b) van de vasthoudring (16) tenminste één zich rondom het reservoir (10) uitstrekkende reeks van gewelfde uitsteeksels (19, 20) is gevormd, die zodanig in een het buitenste reservoir (10a) resp. het 25 binnenste reservoir (10b) overlappend ringvormig deel (16a, 16b) van de vasthoudring (16) naar binnen resp. naar buiten uitsteken, dat deze bij samengestoken reservoirs onder elastische vervorming tegen elkaar resp. tegen een glad, ringvormig deel van de vasthoudring (16) drukken.

2. Reservoir volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat het ringvormige deel (16a) is voorzien van tenminste één zich rondom het reservoir (10) uitstrekkende reeks van gewelfde uitsteeksels (19) en dat het andere ringvormige deel (16b) is uitgevoerd met een in hoofdzaak cilin-35 drisch, ringvormig wandgedeelte. BAD ORIGINAL 3. Reservoir volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in het bovenste deel (16a) van de vast-· hoüdring (16) tenminste één zich rondom het reservoir uit- -13- » '| m V 1 strekkende reeks van naar het inwendige van het reservoir uitstekende gewelfde uitsteeksels (19) is gevormd, terwijl het onderste deel (16b) van de vasthoudring (16) een in hoofdzaak cilindrisch ringvormig wandgedeelte met een derge-5 lijke elasticiteit bevat, dat de gewelfde uitsteeksels van een daar overheen gestoken reservoir radiaal binnenwaarts elastisch hierin naar binnen drukken.

4. Reservoir volgens conclusie 2, m e t het ken me r k, dat in het onderste deel (19b) van de vast- 10 houdring (16) tenminste één zich rondom het reservoir (10) uitstrekkende reeks van naar het uitwendige van het reservoir uitstekende gewelfde uitsteeksels (20) is gevormd, terwijl het bovenste deel (16a) van de vasthoudring (16) een in hoofdzaak 'cilindrisch ringvormig wandgedeelte met een derge- 15 lijke elasticiteit bevat, dat de gewelfde uitsteeksels (20) van een ingestoken reservoir radiaal buitenwaarts elastisch hierin drukken.

5. Reservoir volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat in elk der ringvormige delen (16a, 16b) 20 van de vasthoudring tenminste één zich rondom het reservoir (10) uitstrekkende reeks van gewelfde uitsteeksels (19, 20) is gevormd, die in het ene ringvormige deel, bij voorkeur het bovenste ringvormige deel (16a), naar het inwendige van het reservoir, en in het andere ringvormige deel (16b) van de 25 vasthoudring (16) naar het uitwendige van het reservoir uitsteken .

6. Reservoir volgens een der conclusies 1-5, me t het.ken merk, dat een zich rondom het reservoir uitstrekkende verstijvingsring (24) tussen het bovenste deel 30 (16a) en het onderste deel (16b) van de vasthoudring (16) in de reservoiromtrekswand (11) is gevormd.

7. Reservoir volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de zich rondom het reservoir (10) uitstrekkende verstijvingsring (24) als extra vasthoudring is 35 uitgevoerd.

8. Reservoir volgens een der conclusies 1-7, m e t het kenmerk, dat de gewelfde uitsteeksels (19, 20) gewelfd zijn uitgevoerd. BAD ORIGINAL g ^ Reservoir volgens conclusie 1,met het 40 kenmerk, dat de gewelfde uitsteeksels (19, 20) van elke -14- . v I omvangsreeks van uitsteeksels een gelijke onderlinge afstand (A^g, A2q) bezitten.

10. Reservoir volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de gewelfde uitsteeksels (20) in het ene 5 ringvormige deel (16b) een grotere onderlinge afstand (A2Q) bezitten dan de onderlinge afstand (A^g) van de gewelfde uitsteeksels (19) in het andere ringvormige deel (16a) van de vasthoudring (16).

11. Reservoir volgens een der conclusies 1-10, me t 10 het kenmerk, dat de gewelfde uitsteeksels (19, 20) van elke omvangsreeks van uitsteeksels een gelijke diameter (D-jg resp. D2q) en dezelfde welvingsstraal (R-jg resp. R2Q) bezitten.

12. Reservoir volgens een der conclusies 1-11, me t 15 kenmerk, dat de gewelfde uitsteeksels (19) in het bovenste ringvormige deel (16a) een grotere diameter (Dig) bezitten dan de diameter (D2q) van de gewelfde uitsteeksels (20) in het onderste deel (16b) van de vasthoudring (16).

13. Reservoir volgens een der conclusies 1-12, m e t 20 het kenmerk, dat de gewelfde uitsteeksels (19) in het bovenste ringvormige deel (16a) een grotere welvingsstraal (R^g) bezitten dan de welvingsstraal (R2q) van de gewelfde uitsteeksels (20) in het onderste ringvormige deel (16b) van de vasthoudring (16).

14. Reservoir volgens een der conclusies 1-13, m e t het kenmerk, dat de gewelfde uitsteeksels (19) in het bovenste ringvormige deel (16a) van de vasthoudring (16) naar het inwendige van het reservoir zijn gericht, met de grotere diameter (D^ g) en eventueel met de grotere welvings-30 straal (R-jg) zijn uitgevoerd en met de kleinere onderlinge afstand (Aig) zijn geplaatst.

15. Reservoir volgens een der conclusies 1-14, m e t het kenmerk, dat de vasthoudring (16) naast de sta-pelring (15) is aangebracht.

16. Reservoir volgens een der conclusies 1-14, m e t het kenmerk, dat de vasthoudring (16) met zijn ene ringvormige deel (16b) tussen de stapelschouders (21, 22) in BA&ORt&P&ifcing (15) is gelegen.

17. Reservoir volgens conclusie 15 of 16, me t 40 het kenmerk, dat de combinatie van stapelring (15) v v I in het onderste randgebied van de reservoiromtrekswand (11) is geplaatst.

18. Reservoir volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat onder de onderste stapelschouder (22) van 5 de stapelring (15) een centreerring (23) en boven het bovenste ringvormige deel (16a) van de vasthoudring (16) tenminste ëën zuigerveervormig uitstekende geleidingsring (18) is gevormd in de reservoiromtrekswand (11).

19. Reservoir volgens een der conclusies 1-14, m e t 10 h e t kenmerk, dat de stapelring (15) en de vasthoudring (16) van elkaar gescheiden zijn aangebracht, bijvoorbeeld de ene in het onderste randgebied en de andere in het bovenste randgebied van de reservoiromtrekswand (11). \ BAD ORIGINAL 8500353