NL8403428A - Werkwijze en inrichting voor het van een pijpleiding verwijderen van een bekledingsmantel van gewapend beton of dergelijk materiaal. - Google Patents

Description

P & C ^ , . W 5426-7 Ned.B/EvF ~ «

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het van een pijpleiding verwijderen van een bekledingsmantel van gewapend beton of dergelijk materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het van een pijpleiding verwijderen van een bekledingslaag van gewapend beton of dergelijk materiaal, door in de bekledingsmantel met behulp van een roterend snijorgaan een of meer de samenhang van de mantel in omtreks-5 en langsrichting verbrekende sneden aan te brengen.

Een dergelijke werkwijze wordt onder andere toegepast op pijpleidingen, die het transport van olie of gas over de zeebodem verzorgen en die ter bescherming en ter verhoging van het nodige ballast-gewicht zijn voorzien van een bekleding van gewapend beton. In bepaalde 10 situaties nu, zoals bij reparaties van door het scheepvaartverkeer veroorzaakte beschadigingen, het opheffen van verstoppingen of het maken van dwarsverbindingen, dient de bekleding plaatselijk te worden verwijderd om vervolgens op het vrijgemaakte pijpleidingoppervlak de nodige bewerkingen te kunnen uitvoeren. Bij de tot nu toe voor dit doel toegepaste, 15 door duikers uitgevoerde werkwijze wordt gebruik gemaakt van het bij sloopwerkzaamheden "in de droge" gebruikelijke gereedschap, zoals handzaag-machines en hakgereedschappen.

Deze wijze van werken is niet alleen zeer moeizaam en tijdrovend, doch houdt ook een groot gevaar in voor beschadigingen van het 20 pijpleidingoppervlak op plaatsen, die buiten de te vervangen sectie van de pijpleiding vallen.

De uitvinding nu beoogt een werkwijze te verschaffen, waarmede de bezwaren van de bekende werkwijze in aanzienlijke mate worden verminderd.

25 De werkwijze volgens de uitvinding bestaat daarin, dat men de sneden aanbrengt tot een diepte, die een bekledingslaag van geringe dikte op de pijp achterlaat, welke laag vervolgens geheel wordt doorgesneden onder de eroderende werking van een in het snedespoor van het roterende snijorgaan meebewegende straal van een medium onder druk.

30 Bij de werkwij ze volgens de uitvinding is dus sprake van een combinatie van twee snijmethodes en wel een mechanische, die snel is en voor het doorsnijden van het grootste gedeelte van het totale doorsnede-oppervlak wordt gebruikt, alsmedè èen hydraulische snijmethode, die op zich minder snel is, doch geen gevaar inhoudt voor beschadiging van de kale 35 pijpleidingmantel.

Opgemerkt wordt, dat het onder water snijden van gesteente δ 4 r " o p \ f

If - 2 - onder water met behulp van een straal van een medium onder druk, meer in het bijzonder een waterstraal onder hoge druk, op zichzelf bekend is.

De uitvinding verschaft voorts een inrichting voor het uitvoeren van bovengenoemde werkwijze, welke wordt gekenmerkt door een 5 op de beklede pijpleiding te plaatsen drager met een in radiale richting beweegbaar hierdoor ondersteund roterend snijorgaan en een, gezien in de snijrichting, achter dit snijorgaan opgesteld mondstuk voor het leveren van een straal van een medium onder druk, welke drager voorts is voorzien van geleide middelen, die een beweging van het roterende snijorgaan 10 tezamen met het mondstuk in omtreksridating en langsrichting op de pijpleiding mogelijk maken.

In een praktische uitvoeringsvorm wordt de drager gevormd door een tweetal in evenwijdige vlakken gelegen, door een langsstaaf verbonden, C-vormige steunen, die van opzij op de pijpleiding kunnen worden geplaatst 15 en daarbij zodanig rond de pijpleiding gesloten kunnen worden, dat de. door deze beide steunen en de verbihdingsstang gevormde drager als een kooi rond de pijpleiding draaibaar is, terwijl de verbindingsstang een langsgeleiding vormt voor het snijgerèedschap, dat tezamen met het mondstuk wordt gedragen door een hefboom, die aan één einde is gelegen op 20 een aan de rotatieas van het snijorgaan evenwijdig lopende steunas, die op zijn beurt om eeh radiaal ten opzichte van de pijpleiding tussen een axiale positie èn eeh tangentiale positie zwenkbaar met een op de verbindingsstang verschuifbaar gemonteerde geleidembf is verbonden.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met 25 een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 toont een aanzicht in perspectief van een gedeelte van een met gewapend beton beklede pijpleiding, tezamen met de daarop geplaatste, op het maken van een omtrekssnede ingestelde inrichting volgens de uitvinding en 30 fig. 2 toont een dwarsdoorsnede door de inrichting volgens fig. 1.

De in de tekening weergegeven stalen pijpleiding 1 kan in de praktijk, een diameter' hebben' van ongeveer 60 cm tot ongeveer 120 cm. en is ter bescherming en verzwaring voorzien van een bekleding 2, bestaande 35 uit eeh laag bitumen en een bekledingsmantel van gewapend beton.

De op de pijpleiding 1, 2 geplaatste inrichting volgens de uitvinding heèft een' drager' 3 bestaande uit twee in evenwijdige vlakken gelegen, ongeveer C-vormige steunen 4, die door een langsbalk 5 onderling a n ?. * o * ' - ·· - ϋ C-r - 3 -

* T

zijn verbonden.

De steunen 4 bestaan elk uit twee om een as 6 scharnierend met elkaar verbonden segmenten 4a en 4b. De steunen 4 dragen voorts elk een drietal steunrollen 7, waarvan er dén in de scharnieras 6 tussen de 5 segmenten 4a en 4b is geplaatst, en de beide andere elk nabij een vrij einde van een segment 4a resp. 4b om loodrecht op het vlak van de betreffende steun 4 verlopende assen 8 draaibaar zijn gemonteerd. Het is duidelijk, dat de opening van de C-vormige steunen 4 door het spreiden van de segmenten 4a en 4b zo groot kan worden gemaakt, dat de drager 3 10 van opzij op de pijpleiding 1, 2 kan worden geplaatst. Vervolgens worden de segmenten 4a en 4b van de steunen 4 om de pijpleiding samengetrokken tot de in de tekening weergegeven positie, waarin de drager 4 via de rollen 7 op de betonnen bekledingsmantel rust. De afmetingen van de segmenten 4a en 4b alsmede de plaatsing van de rolassen 8 zijn bij voorkeur 15 zo gekozen, dat de rollen 7 van elke steun 4 in de werkzame positie als afgebeeld in de tekening gelijkmatig, dus op onderlinge boogafstanden van 120° over de betonmantel verspreid liggen.

De drager 3 kan in de getekende werkzame positie op de betonmantel 2 worden geborgd door de vrije einden van de segmenten 4a, 4b van 20 alke steun 4 met elkaar te verbinden door middel van een verbindings-schakel 9 van bekend type.

Met 10 is het roterende snijorgaan aangegeven, dat in het getekende uitvoeringsvoorbeeld wordt gevormd door een door een elektromotor 11 aangedreven zaagblad 12, De motor 11 en het zaagblad 12 zijn gemonteerd 25 op een tussenliggend punt van een hefboom 13, welke aan één einde draaibaar is gelegerd om een steunas 14, die op zijn beurt om een radiaal ten opzichte van de pijpleiding 1 verlopende as 15 zwenkbaar is tussen een tangentiale positie en een axiale positie ten opzichte van de pijpleiding 1. De as 15 maakt daarbij deel uit van een geleidemof 16, die in axiale 30 richting heen en weer verschuifbaar op de verbindingsbalk 5 is gemonteerd.

De hefboom 13 draagt aan zijn vrije einde, d.w.z. aan zijn van de draagas 14 af gekeerde einde, een voelorgaan 17 in de vorm van een zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekkende tastvinger, waarvan de dikte kleiner is dan de breedte van een met het zaagblad 12 te maken 35 snede.. De tastvinger 17 bevindt zich in het snedespoor van het zaagblad 12 en is samangebouwd met een mondstuk 18, bestemd voor het leveren van een waterstraal onder hoge druk, van welk mondstuk de straal-uittree-opening op een punt tussen de diepst gelegen delen van het zaagblad 12 •S /; -Λ : 9 f? i » - 4 - en de tastvinger 17 is gericht,. .

In de tekening neemt de draagas 14 zijn axiale positie in, zodat het zaagblad 12 zich bevindt in een vlak loodrecht op de as van de pijpleiding. Door in deze positie de drager 3, bij draaiend zaagblad 12, als 5 een kooi in de richting van pijl I op de pijpleiding rond te draaien, kan in de betonmantel 2 een in omtreksrichting verlopende snede 19 worden aangebracht. In de beginfase van een dergelijke snijbewerking zal het zaagblad 12 aanvankelijk slechts een geringe diepteaanzet kunnen bereiken, doordat de tastvinger 17 bij het radiaal naar binnen zwenken van de hefboom IQ 13, bijvoorbeeld onder invloed van een in de tekening niet nader weergegeven veerinrichting, reeds spoedig op het nog niet doorsneden gedeelte van de betonmantel achter het zaagblad 12 zal stuiten. Reeds na een geringe draaibeweging van de drager 3 in de pijlrichting I echter zal de tastvinger 17 in de door het zaagblad 12 gemaakte groef kunnen "duiken", 15 terwijl in het spoor van het zaagblad 12 werkzame mondstuk een verdere uitdieping van de gemaakte zaagsnede in deze beginfase bewerkstelligt.

Reeds na een betrekkelijk geringe hoekverdraaiing zal de in fig. 2 weergegeven positie zijn bereikt, namelijk een positie, waarin het zaagblad 12 zijn maximale diepteaanzet heeft bereikt, welke diepteaanzet wordt 20 bepaald door het aanliggen van de tastvinger 17 op de door de kale pijpleiding gevormde bodem van de gemaakte snede. Het zaagblad 12 laat dus een laag d van geringe dikte op de pijpleiding achter, welke laag echter door de eroderende werking van de uit het mondstuk 18 tredende hoge-drukstraal wordt verwijderd. Aldus is het staal van de pijpleiding op doel-25 treffende wijze tegen kontakt met de tandenvan het zaagblad 12 beschermd.

Het is duidelijk, dat op de bovenbeschreven wijze meerdere om-trekssneden' in de betonmantel kunnen worden aangebracht, nadat de geleide-mof 15 op corresponderende langsposities op de geleidebalk 5 is ingesteld.

Het is ook mogelijk met behulp van het zaagblad 12 langssneden 30 in de betonmantel 2 aan te brengen. Hiertoe wordt de draagas 14 met de hefboom 13 over 90° tegen de wijzers- van een uurwerk in om de as 15 gedraaid. Het'zaagblad 12'komt dan in een axiaal vlak door de as van de pijpleiding te liggen. Vervolgens kan de snijinrichting, bij stationair gehouden drager 3,' in axiale richting langs de geleidebalk 5 worden 35 verplaatst. Door de drager 3 vervolgens stapsgewijs rond de pijpleiding te verplaatsen, kunnen meerdere langssneden worden aangebracht en wordt het bewerkte betonmantelgedeelte opgedeeld; in een aantal segmenten, die gemakkelijk van de pijpleiding kunnen worden gelicht,

-3 A 0 Q

-£,! --t V v “7 &. o

Claims (6)

1. Werkwijze voor het van een pijpleiding verwijderen van een bekledingslaag van gewapend beton of dergelijk materiaal, door in de be-kledingsmantel met behulp van een roterend snijorgaan een of meer de samenhang van de mantel in omtreks- en langsrichting verbrekende sneden 5 aan te brengen, met het kenmerk, dat men de sneden aanbrengt tot een diepte, die een bekledingslaag van geringe dikte op de pijp achterlaat, welke laag vervolgens geheel wordt doorgesneden onder de eroderende werking van een in het snedespoor van het roterende snijorgaan meebewegende straal van een medium onder druk. 10

2, Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de bodem van de snede op een juist achter de trefplaats van de straal gelegen punt aftast met behulp van een voelorgaan en dat men de aftastdiepte gebruikt als maat voor de diepteaanzet van het roterende snijorgaan.

3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens con-15 clusies 1-2, gekenmerkt door een op de beklede pijpleiding te plaatsen drager met een in radiale richting beweegbaar hierdoor ondersteund roterend snijorgaan en een, gezien in de snijrichting, achter dit snijorgaan opgesteld mondstuk vo.or het leveren van een straal van een medium onder druk, welke drager voorts is voorzien van geleidemiddelen, 20 die een beweging van het roterende snijorgaan tezamen met het mondstuk in omtreksrichting en langsrichting van de pijpleiding mogelijk maken.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de drager wordt gevormd door een tweetal in evenwijdige vlakken gelegen, door een langsstaaf verbonden, C-vormige steunen, die van opzij op de pijpleiding 25 kunnen worden geplaatst en daarbij zodanig rond de pijpleiding gesloten kunnen worden, dat de door deze beide steunen en de verbindingsstang gevormde drager als een kooi rond de pijpleiding draaibaar is, terwijl de verbindingsstang een langsgeleiding vormt voor het snijgereedschap, dat tezamen met het mondstuk wordt gedragen door een hefboom, die aan één einde 30 is gelegen op een aan de rotatieas van het snijorgaan evenwijdig lopende steunas, die op zijn beurt om een radiaal ten opzichte van de pijpleiding tussen een axiale positie en eentangentiale positie zwenkbaar met een op de verbindingsstang verschuifbaar gemonteerde geleidemof is verbonden,

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de C-vormige 35 steunen elk bestaan uit een om een aan de langsstaaf evenwijdig lopende as scharnierend met elkaar verbonden segmenten, en voorts elk zijn voorzien van tenminste drie steunrollen, waarvan er één in de schamieras tussen ? Oo - o - 6 - de segmenten is geplaatst en de beide andere elk nabij een vrij einde van een segment draaibaar zijn gemonteerd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vrije einden van de segmenten van elke steun door een verbindingsschakel van 5 variabele lengte met elkaar verbindbaar zijn. 8 4 0 3 4 2 8