NL8403266A - Werkwijze en inrichting voor het vormen van steenvormlingen. - Google Patents

Description

m * * Μ Kon/MF, 12 Boer

Werkwijze en inrichting voor het vormen van steen-vormlingen.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het vormen van steenvormlingen, waarbij strooisel op kleimoten wordt aangebracht» Het strooisel heeft daarbij ten doel het oppervlak van de steen te verfraaien, bijvoorbeeld met het doel 5 een structuur van een handvormsteen te realiseren. Het op de kleimoten aanbrengen van strooisel is bij een machinaal stapsgewijs uitgevoerde vervaardiging van stenen moeilijk, in het bijzonder op de kopzijden van kleimoten.

De uitvinding verschaft een werkwijze, in het bij-10 zonder voor het aanbrengen van strooisel op kleimoten in moeilijke omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de kleimoot een geselecteerd strooisel niet goed vast houdt en/of wanneer het een moeilijk te bewerken vlak van een kleimoot betreft.

Volgens de uitvinding wordt telkens strooisel op 15 een strooiseldrager aangebracht en worden de strooiseldragen-de strooiseldrager en tenminste één kleimoot tegen elkaar aangebracht.

De uitvinding verschaft tevens een in conclusie 4 beschreven inrichting.

20 De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.

In de tekening stellen schematisch voor:

Figuur 1 een zijaanzicht van een inrichting voor 25 het vormen van steenvormlingen volgens de uitvinding, figuur 2 op grotere schaal detail II uit figuur 1, figuur 3 op grotere schaal een perspektivisch aanzicht van detail III uit figuur 2, figuren 4 en 5 op grotere schaal zijaanzichten van 30 detail III uit figuur 2 in twee verschillende standen, figuur 6 op nog grotere schaal een verder geschematiseerd beeld van detail III uit figuur 2, 8403266 ( ï if -2- figuren 7 en 8 elk een perspektivisch aanzicht van verschillende varianten van detail VII uit figuur 4, en figuren 9 en 10 met de figuren 4 en 5 overeenkomende aanzichten van een andere inrichting volgens de uitvin-5 ding.

De inrichting 1 voor het vormen van vormlingen 2 is gemonteerd aan een gestel 3, waarin roteerbaar gelegerd zijn twee rotoren 4 die een eindloze kettingtransporteur 5 trapsgewijs intermitterend aandrijven en geleiden. De ketting-10 transporteur 5 draagt een aantal eindloze reeksen van vorm-bakken 6, die door veren 7 binnenwaarts gedrongen bodems 8 hebben en die door middel van leidrollen 9 over rails 10 zijn geleid. De inrichting omvat verder een kleireservoir 11, waarvan de afvoermiddelen 12 voor het afvoeren van kleistren-15 gen 13 uit twee walsen 14 en een heen en weer zwenkende aan-drukker 15 bestaan, een motenafsnijder 16, een strooiinrich-ting 64 met een strooier 17 en met een paar door een beweging sraech an isme 66 aangedreven strooiseldragers 65, een vast strooirooster 18, een strooiselopvangtransporteur 19, een 20 motentransporteur 20 met twee tran^ortroosters 21, 22 en een werpinrichting 23 met een drager 25.

De drager 25 is kamvormig en heeft als tanden een reeks roosterstaven 26 die aan hun draagzijde met uitsteeksels 27 zijn bezet. De drager 25 is gekoppeld aan een werp-25 mechanisme 24 dat de drager 25 periodiek tussen een in figuur 2 met volle lijnen getekende ontvangstafstand een een in figuur 2 met streeplijnen getekende afgeefstand heen en weer zwenkt.

De inrichting 1 werkt stapsgewijs en de elementen 30 ervan werken op elk bewerkingsstation periodiek met de frequentie van en ingeleid in overeenstemming met de stapbewe-ging van de kettingtransporteur 5. Zo wordt een support 28 van de motentransporteur 20 op en neer bewogen en wordt een slede 29 ten opzichte van een support 28 geleid en volgens 35 pijlrichting 30 heen en weer bewogen, met het gevolg dat de door de slede 29 gedragen roosters 21 en 22 de kringbanen 31 doorlopen, waarbij rooster 21 de afgesneden moten 32 van een kamrooster 33 opneemt en op het vaste strooirooster 18 deponeert. Het kamrooster 33 schommelt intermitterend om een as 8403266 -3- * % 60 door middel van zwenkarmen 63. Het uit de strooier 17 vallende strooisel 34 komt, zoals hierna uitvoerig zal worden beschreven, deels op de moten 32 en deels op de strooiselop-vanger 19 terecht. De bestrooide kleimoten 32 worden door het 5 transportrooster 22 van het strooirooster 18 afgenomen en op de in zijn ontvangststand verkerende drager 25 gelegd. De werpinrichting 23 werpt deze kleimoten 32 in de vormbakken 6. Door middel van een persmechanisme 35 worden de vormbakken 6 aangevuld en aangedrukt ter vorming van de steenvormlingen 10 2. Vanuit een magazijn 37 worden op de vormbakken 6 droogplaten 36 aan de beide assen gelegd. Vervolgens worden de droogplaten 36 met de daardoor te dragen steenvormlingen 2 op een omkeerplaats van de eindloze transporteurs 5 op een transporteur 38 gebracht en naar een droogoven gevoerd.

15 Het transportrooster 22 van de strooiinrichting 64 van figuur 3 heeft als gemeenschappelijke drager van een veelvoud van kleimoten 32 een flinke breedte, evenals de strooiseldragers 65, zodat zij vanaf beide zijden van de inrichting 1 aangedreven worden door een gemeenschappelijke as 20 39 die via een snaardrijfwerk 40 en een reductiedrijfwerk 45 aangedreven wordt, bijvoorbeeld door een periodiek bekrachtigde, elektrische remmotor 41, waarvan de rotor 42 bij zijn bekrachtiging tegen veerwerking van een veer 43 ontkoppeld wordt van een rem 44 en onmiddellijk bij ontkrachtiging door 25 deze veer 43 in aangrijping met de rem 44 wordt gebracht, waardoor de aandrijving van het bewegingsmechanisme 66 wordt gestaakt. De ontkrachtiging wordt bediend door een tastscha-kelaar 61 reagerende op een nokkenschijf 62 van de as 39.

Met de as 39 verbonden volgens pijl 48 roterende, 30 aandrijvende krukken 46 doen via drijfstangen 47 en aangedreven krukken 49 een as 50 om een vaste aslijn 57 heen en weer roteren en doen daarmee met de as 50 verbonden zwenkarmen 52 volgens pijlen 51 heen en weer zwenken. Om vaste aslijnen 53 ten opzichte van gestel 3 zwenkbare, in consolen roteerbaar 35 gelegerde krukken 54 zijn om scharnieraslijnen 56 scharnier-baar verbonden met de strooiseldragers 65. De zwenkarmen 52 grijpen scharnierend op de strooiseldragers 65 aan in scharnierasli jnen 58. De scharnieraslijnen 56 en 58 en de vaste aslijnen 53 en 57 zijn onderling evenwijdig, bijvoorbeeld 8403266 i j ï -4- horizontaal.

Op de as 50 aangebrachte kettingwielen 71 drijven via kettingen 72 op een as 53 aangebrachte kettingwielen 73 aan voor het aandrijven van de onderling door middel van 5 tandwielen 75 gekoppelde assen 53. Het bewegingsmechanisme 66 voert in 1 seconde de gehele beweging van dicht-open naar dicht uit.

De onderlinge positionering van de vaste aslijnen 53 en 57 en de scharnieraslijnen 56 en 58 en de lengte van de 10 zwenkarmen 52 en krukken 54 zijn, zoals in verhouding in figuur 4 is getoond, en zijn gekozen, opdat het bewegingsmechanisme 66 de strooiseldragers 65 zodanig aandrijft en geleidt, dat de strooiseldragers 65 tijdens het naderen van hun aan-slagstand aan zodanige versnellingen en vertragingen onderhe-15 vig zijn, dat het er op aanwezige strooisel 34 er voor een belangrijk deel op blijft en tegen kopzijden 68 van kleimoten 32 aan wordt gebracht.

Strooisel 34 dat in de in figuur 4 getoonde positie van de strooiseldragers 65 uit de strooier 17 valt, wordt 20 door de strooiseldragers 65 opgevangen en althans ten dele tegen de vertikale kopzijden 68 van de kleimoten 32 aangebracht. Wanneer de strooiseldragers 65 tussen strooier 17 en kleimoten 32 weg zijn, valt strooisel 34 direkt op de bovenzijde 69 en de schuine zijkanten 70 van de kleimoten 32.

25 Aan de beide assen 50 zijn armen 76 bevestigd, waartussen trekveren 77 zijn bevestigd. Elke strooiseldrager 65 heeft een flink aantal daaraan aangelaste ribben 78 en daarin uitgespaarde gaten 79. De dimensionering, vorm en postionering daarvan is vrij willekeurig, zodat het overbrengeffeet van 30 strooisel 34 op de kleimoot 32 van plaats tot plaats verschillend is. Aldus ontstaat de gewenste willekeurige hand-vormstructuur op de te bakken steen.

De variant van de strooiseldrager 80 van figuur 8 heeft als draagvlak een aantal rubberen strippen 81 met wil-35 lekeurig gebogen vorm en willekeurige afstanden, waardoor eveneens de willekeurige handsteenstructuur van de te bakken stenen wordt verkregen.

Bij de hiervoor beschreven voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting 1, slaan de strooiseldragers 65 neerwaarts 840 32 6 6 1 * -5- tegen kleimoten 32. Het is echter ook mogelijk, dat strooi-seldragers 82 volgens de figuren 9 en 10 zwenkbaar zijn om vaste assen 83 en dan tegen opgeheven kleimoten 32 aan slaan.

Hiertoe heeft de strooiinrichting 84 van figuur 9 5 en 10 een vanuit de in figuur 9 getekende stand bijvoorbeeld door middel van hefcilinder 90 op te heffen rooster 85. De strooiseldragers 82 hebben elk een aandrijfarm 86 met een in een hellende leidrail 87 geleide leidrol 88. De beide leid-rails 87 worden bijvoorbeeld door hefcilinders 89 opwaarts 10 gedreven, terwijl het rooster 85 zich in opgeheven stand bevindt, opdat het op de strooiseldragers 82 liggende strooisel 34 tegen de vertikale kopzijden 68 wordt geslagen.

Het strooisel 34 kan uit zand, zaagsel of ander op zich voor dit doel bekend materiaal bestaan.

840326 6

Claims (12)

1. Werkwijze voor het vormen van steenvormlingen (2), waarbij strooisel (34) op kleimoten (32) wordt aangebracht, met het kenmerk, dat telkens strooisel (34) op~tenminste één strooiseldrager (65) wordt aangebracht en de 5 strooisel (34) dragende strooiseldrager (65) en tenminste één kleimoot (32) tegen elkaar aan worden gebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat strooisel (34) op kopzijden (68) van kleimoten (32) wordt aangebracht. 10 3·. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het ken merk, dat tenminste'één strooisel (34) dragende strooiseldrager (65) vanuit een liggende positie tot voorbij een verti-kale positie wordt gezwenkt en vervolgens in staande stand tegen een kleimoot (32) wordt bewogen.

4. Inrichting (1) voor het vormen van steenvorm lingen (2), omvattende een strooisel (34) op kleimoten (32) aanbrengende strooiinrichting (64), met het kenmerk, dat de strooiinrichting voorzien is van tenminste één strooisel (34) ontvangende strooiseldrager (65) en een bewegingsmechanisme 20 (66) voor het telkens tegenover elkaar aanbrengen van tenminste één kleimoot (32) en de strooisel (34) dragende strooiseldrager (65).

5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bewegingsmechanisme (66) is ingericht voor het 25 telkens tegen elkaar aanbrengen van een zijde (68) van tenminste één kleimoot (32) en tenminste één strooisel (34) dragende strooiseldrager (65).

6. Inrichting (1) volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de strooiseldrager (65) een grillige oppervlak- 30 testructuur heeft.

7. Inrichting (1) volgens conclusie 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat de strooiseldrager (65) een aantal uitsparingen (79) heeft.

8. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande 35 conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de strooiseldrager (65) 8403266 * i -7- opstaande ribben (78) heeft.

9. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies 4-8, met het kenmerk, dat de strooiseldrager (65) zwenkbaar om een liggende aslijn (58) is.

10. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies 4-9, met het kenmerk, dat de strooiseldrager (65) zwenkbaar is bevestigd aan het vrije einde van een zwenkarm (52).

11. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande 10 conclusies 4-10, met het kenmerk, dat strooiseldragers (65) per paar zijn opgesteld voor het telkens van strooisel (34) voorzien van twee tegenover elkaar staande zijden (68) van een kleimoot (32).

12. Inrichting (1) volgens conclusie 9 of 10, met 15 het kenmerk, dat het bewegingsmechanisme (66) een kruk (46) omvat voor het op en neer zwenken van tenminste één zwenkarm (52).

13. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies 10-12, met het kenmerk, dat het vrije einde van de 20 zwenkarm (52) via een andere kruk (54) wordt aangedreven. 8403266