NL8401810A - Bedieningskop voor een afgeefhouder. - Google Patents

Description

. *, - f η 84. 3074/Rey/Rdm/sme

Korte aanduiding: Bedieningskop voor esn afgeefhouder.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een spuitmond-inzetstuk en hierbij.behorende huls waardoorheen het produkt vanaf de afgeefhouder wordt afgevoerd, zoals een vloeistofspuit bij handbediening van een plunjerkop of spuit-5 knop. Meer in het bijzonder is het spuitmond-inzetstuk voorzien van een cirkelvormige zelfblokkerende pal voor het op zijn plaats afdichtend blokkeren van het inzetstuk.

Spuitmond-inzetstukken hebben een grote variëteit aan vorm en model met of zonder wervelkamer-stuwers daarop en 10 verschillende benaderingen werden ondernomen voor het vasthouden van het inzetstuk binnen de boring van de bedieningskop, waarin een produkt-uitlaatdoorgang gericht is aangebracht. In de US-aanvrage nr. 121.223 ingediend op 13 februari 1980, thans Amerikaans octrooischrift is bijvoorbeeld ge- 15 toond dat een ribbe die zich radiaal naar binnen toe uitstrekt, kan worden gevormd op de wand van de boring voor het op zijn plaats vasthouden van het inzetstuk nadat dit achter de ribbe snapt. Anderzijds kan het inzetstuk met een perspassing binnen de boring zijn aangebracht, waarbij een ankering kan zijn ge-20 plaatst op het inzetstuk, die in een corresponderende ringvormige groef in de wand van de boring kan worden opgenomen of axiale ribben op het inwendige van een komvormig inzetstuk kunnen worden toegepast voor het vast verbinden van een pen of sonde, waarop het inzetstuk rust.

25 Zulke inzet-vasthoudmiddelen geven echter aanleiding tot verschillende bezwaren, die de onderhavige uitvinding op een eenvoudige en doeltreffende manier voorkomt. De bekende soort van inzetstukkken kunnen bijvoorbeeld niet direct op hun plaats worden geblokkeerd omdat bij het tegelijkertijd 30 voorzien van een voldoende afdichting tegen lekkage van het produkt rondom het inzetstuk zij geen onronde boringen, die soms gedurende de fabricage van de bedieningskop ontstaan, kunnen onderbrengen en zij weerstand bieden tegen snelle samenvoeging met de bedieningskop gedurende het automatisch 35 samenvoegen. Wanneer de inzetstukken bovendien niet correct met kracht binnen de boring worden gemonteerd, kan dit tot 8401810 7 ï - 2 - een incorrecte of ongewenste produktafvoer leiden. De inzet-stukken kunnen ook dikwijls losraken nadat zij op hun plaats binnen de boring zijn gezet wanneer zij worden onderworpen aan het onder druk staande produkt gedurende het afvoeren.

5 De uitvinding heeft daarom tot doel een spuitmond-inzet- stuk voor het opnemen in een uitlaatboring van een bedienings-kop van een afgeefhouder te verschaffen, welk inzetstuk snel en effectief op zijn plaats kan worden geblokkeerd op een manier dat onregelmatigheden in de wand van de boring worden 10 opgenomen, terwijl tegelijkertijd een dichte afsluiting aan de omtrek met de wand van de boring wordt bereikt en in dwars-richting op zijn plaats wordt gehouden en niet kan losraken om een volledige en aanvaardbare sluiting te garanderen.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van 15 zulk een inzetstuk omvattende een buitenste ringvormige conische flens op een centraal gedeelte daarvan, waarbij de flens radiaal meegeefbaar is en aan zijn uiterste eind een scherpe buitenste omtreksrand bezit met een diameter die een weinig groter is dan de diameter van de boring, waardoor de flens 20 een zelfblokkerende pal verschaft door het direct blokkeren van het inzetstuk wanneer dit volledig binnen de boring rust en zijn einden in de wand van de boring dringen.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van zulk een inzetstuk die in hoofdzaak W-vormig in dwarsdoorsnede 25 is, zodanig dat zijn centrale gedeelte wordt bepaald door een afgeknotte kegel, waarvan de basis een uitlaatring bevat en met de van de cirkelvormige rand van de conus uitstekende conische meegeefbare flens.

Een verder onderwerp van de uitvinding is het verschaffen 30 van zulk een inzetstuk met naar binnen uitstrekkende geleiding met tenminste aan één tangentiële zijde een inlaat in verbinding met de uitlaatdoorgang en met de wervelkamer aangebracht tussen de top van de sonde en het centrale gedeelte van het inzetstuk.

35 Een nog verder doel van de uitvinding is het verschaffen van zulk een inzetstuk waarin zijn binnenste eind stuit tegen een aanslag wanneer het geheel binnen de boring rust en een ringvormige lip-afsluiting op de bedieningsknop de uitlaatdoor- 8401810 - \ - 3 - gang omgeeft en naar buiten van deze aanslag uitsteekt tot sluitende aanligging met het afgeknot kegelvormige deel van het inzetstuk.

Se uitvinding wordt nu aan de hand van de bijgaande teke-5 ning nader toegelicht. In de tekening zijn: fig. 1 een verticale doorsnede van een gedeelte van een met de hand bedienbare pomp van een afgeefhouder, die een spuitmond-inzetstuk volgens de houder bevat; fig. 2 eenzelfde doorsnede als van fig. 1 op een grotere 10 schaal die details van de uitvinding toont; en fig. 3 en 4 zijn dwarsdoorsneden volgens de lijnen III-III en IV-IV in fig. 2.

In de tekening zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt voor de overeenkomstige delen door de verschillende doorsneden 15 en het gedeelte van een pompsamenstel 10 is van de soort, zoals dit is getoond in de hiervoor genoemde aanvragen in fig. 1 van de een druk opbouwende soort, die is vervaardigd en op eenzelfde manier functioneert zoals is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 4.050.613. Het pompsamenstel omvat 20 een afsluitkap 11 voor het bevestigen aan een houder voor een stromend produkt, dat afgegeven dient te worden. De kap heeft een holle opstaande zuiger 12 met een inlaatklepzitting 13, waarop een kogelterugslagklep 14 rust en een aantal kogelvast-houdvingers 14 om de kogelterugslagklep op een afstand van 25 elkaar zodat deze gedurende de zuigslag van de zitting kan vrijkomen.

Een ringvormige plunjer of verzamelaar 16 omgeeft de pompzuiger, die ten opzichte hiervan heen en terug beweegt en een variabele pompkamer 18 vormt. Een terugdrukveer 19 30 steunt tegen een flens 21 van de plunjer, die deze naar boven in een geheel opgeheven stand drukt, zoals in de tekening is getoond. De plunjer of bedieningskop 22 heeft een naar beneden gerichte gesloten holte 23, die gemakkelijk en schuifbaar de plunjer 16 opneemt en bepaalt hierdoor de omsloten verzamel-35 kamer 24 met een variabel volume in open verbinding met de pompkamer 18. Deze verzamelkamer heeft een grotere diameter dan de pompkamer en het naar boven gerichte ringvormige einde van de plunjer is blootgesteld aan de vloeistofdruk binnen de 8401810

V V

- 4 - verzamelkamer bij het naar benedengaan in tegenstelling tot de naar boven gerichte kracht van de veer 19.

De plunjerkop is voorzien van een naar boven gericht vingerstuk 25, zodat een intermitterende druk met de vinger, 5 die erop wordt uitgeoefend, naar de plunjer wordt overgedragen om deze heen en terug te bewegen op de stationaire zuiger 12. Elk omlaagdrukken van de plunjer geschiedt tegen de weerstand van de veer 19, die de plunjer in zijn geheel omhoog gerichte stand laat terugkeren elke keer wanneer de druk met de vinger 10 op de kop wordt opgeheven.

De plunjer heeft een buitenste ringvormig omlaaghangende kraag 26, die eindigt in een zich radiaal naar buiten uitstrekkende vasthoudrand 27, waarvan de buitenste afmetingen zodanig zijn, dat deze rand glijdt langs het binnenvlak van 15 een kraag 11. Het bovenste eind van deze kraag is een zich radiaal naar binnen toe uitstrekkende vasthoudrand 28, die samenwerkt met de rand 27 voor het begrenzen van de bovenwaartse beweging van de plunjerkop in een bepaalde stand.

De plunjerkop omvat een uitlaatdoorgang 29, die zich 20 vanaf de pompkamer uitstrekt en die aan zijn binnenste eind gesloten is, zoals getoond in de fig. 1 en 2. De uitlaatdoorgang leidt in een cilindrische boring 31, die in de kop is aangebracht en een cilindrische pen of sonde 32 op de plunjerkop strekt zich gedeeltelijk in de boring 31 uit en is con-25 centrisch ten opzichte hiervan aangebracht. De boring heeft een gladde cilindrische wand 33 met constante diameter aan zijn voorste eind en heeft een wand 34 aan zijn achterste of binnenste eind. Een spuitmond-inzetstuk 35 is volgens de uitvinding in de boring aangebracht. De spuitmond omvat een cir-30 keivormig lichaam in hoofdzaak van W-vormi^ dwarsdoorsnede en is concentrisch ten opzichte van de sonde en de boring wanneer deze op zijn plaats is. Een centraal gedeelte van het inzetstuk wordt gevormd door een afgeknotte kegel 36, die binnen de boring ligt en zijn basis 37 heeft een centrale uit-35 laatopening 38. Het inzetstuk omvat voorts een ringvormige conische flens 39, die ten opzichte van de boring naar buiten is gericht en één geheel vormt met de cirkelvormige rand van de afgeknotte kegel. De dikte van het inzetstuk bij een cir- 8401810 - 5 - ~ * t keivormige scharnierlijn 41 tussen de flens 39 en de conus 36 is zodanig dat de flens radiaal naar binnen en naar buiten ten opzichte van de afgeknotte kegel langs zijn hele omtrek kan buigen. De uitstekende eindwand 42 van de flens ligt in 5 hoofdzaak loodrecht op de centrale as van het inzetstuk en vormt een scherpe hoek met het buitenste conische oppervlak 43 van de flens, waardoor deze een ringvormige buitenste omtreksblokkeerrand 44 van het inzetstuk vormt. Een paar cilindrische leidwanden 45, 46 (fig. 3) zijn aan de binnenzijde 10 van de afgeknotte kegel 36 aangebracht en strekken zich aan de binnenzijde van de boring uit. Deze leidwanden omgeven de uitlaatopening en omgrijpen de cilindrische sonde 32. Tangen-tiale zij-inlaten 47» 48 zijn tussen de leidwanden aangebracht en staan in verbinding met een ringkamer 49. De uitlaatdoor-15 gang 29 leidt naar de kamer zoals ook in fig. 4 is getoond.

In de geheel ingezette stand van het inzetstuk, zoals in fig.

2 is getoond, ligt de basis 37 van de geknotte kegel op een kleine afstand van de punt 51 van de sonde, zodat hierdoor tezamen met de omgevende leidwanden een wervelkamer 52 wordt 20 gevormd. Gedurende de persslag van de plunjerkop wordt dus een binnenste verplaatsing van de plunjer 16 bereikt, waardoor een druk binnen de kamer wordt opgebouwd, zodat de uitlaat-doorgang door het produkt onder druk wordt vrijgegeven en in de wervelkamer rondwervelt nadat dit:door de tangentiale 25 zij-inlaten is binnengekomen, waardoor het wordt verbroken in een fijne spuitende mist voordat dit uit de uitlaatdoorgang uittreedt.

Een afgeplat binnenste einde 53 van het inzetstuk ligt loodrecht op de centrale as van dit inzetstuk en stuit tegen 30 een aantal steunen of aanslagribben 54 (in het bijzonder 4, zoals in fig. 4 is getoond maar dit kunnen ook meer of minder zijn), die op de plunjerkop zijn aangebracht. De buitenste vlakken van deze ribben liggen evenwijdig aan het eind 53 en zijn aangebracht voor het overdwars aanbrengen van het inzet-35 stuk op de sonde en binnen de boring. Een ringvormige lipaf-sluiting 55 heeft een buitenrand die tegen de onderzijde van de afgeknotte kegel 36 aanligt en is op de kop 22 aangebracht en strekt zich buiten de ribben 54 uit en ligt afsluitend aan 8401810 f - 6 - tegen de onderzijde van de conus wanneer het inzetstuk geheel in zijn rustpositie is. De lipafsluiting vormt ook een kamer 49 en dient ter afsluiting tegen lekkage gedurende het spuiten.

Het spuitmond-inzetstuk is gevormd van een materiaal dat 5 harder is dan het materiaal van de plunjerkop en de buitenste diameter van het inzetstuk bij de rand 44 is een weinig groter dan de diameter van de cilindrische wand 33 van de boring.

In vrije toestand van het inzetstuk voor het aanbrengen in de boring 31 is zijn buitenste diameter bij de cirkelvormige 10 snijrand 44 een weinig groter dan is getoond in zijn eindstand van fig. 2. Gedurende het samenstellen in het bijzonder bij gebruik van automatische uitrusting, die met een hoge snelheid werkt, ligt het conische oppervlak 43 van de flens van het inzetstuk tegen de buitenrand van de wand van de boring en 15 het inzetstuk wordt in de boring geschoven, waarbij dit langs het oppervlak 43 glijdt, waardoor de conische flens 39 in radiale richting naar binnen na het conische gedeelte 36 buigt bij zijn cirkelvormige scharnierlijn 41. Wanneer het inzetstuk in de boring schuift, komt de rand 44 in aanraking met de wand 20 33 en glijdt hierlangs totdat het inzetstuk in zijn eindstand tegen de ribbe 54 komt en de lipafsluiting 55 met de leidwanden de sonde omgrijpt, zoals in fig. 2 is getoond. In deze eindstand buigt de conische flens 39 radiaal ten opzichte van de conus 36 uit en dient hierbij als blokkeerpal, omdat de snij-25 rand 44 in het betrekkelijk zachtere materiaal, van de cilindrische wand 33 van de boring dringt en vormt zelf zijn blok-keergrotfhierin, zoals in fig. 2 is getoond. Het inzetstuk wordt hierdoor direct en permanent in de boring vastgezet en langs zijn buitenomtrek volkomen afgesloten omdat de snijrand 30 44 zich zelf in het zachtere materiaal van de plunjerkop inbedt.

Dus zelfs in het geval van een enigszins losse tolerantie of dergelijke tussen de leidwanden en de sonde, die als gevolg van de hoge uitlaatdruk ter afsluiting tussen de lipafsluiting 55 en de onderzijde van de conus 36 tracht te verbreken, zal 35 elke lekkage van om de omtrek van het inzetstuk direct verhinderd worden, omdat de hoge druk er alleen aanleiding toe geeft dat de buigzame flens in de wand 33 van de boring laat dringen.

Omdat bovendien het inzetstuk volgens de uitvinding een 8401810 9 t - 7 - cirkelvormige zelfblokkerende pal vormt, heeft dit bovendien een vloeistofdichte afsluiting langs de gehele omtrek van het inzetstuk en het voegt zich om elke onronde vorm of andere onregelmatigheid van de boring op te nemen. Omdat het spuit-5 mond-inzetstuk overdwars binnen de boring is gemonteerd en het tegen de ribben 54 steunt, wordt de zekerheid bereikt dat dit concentrisch ten opzichte van en loodrecht op de cilindrische sonde 32 ligt.

Uit het voorgaande blijkt, dat de inzet-spuitmond voor 10 een bedieningskop van een afgeefhouder is uitgevoerd als een cirkelvormige zelfblokkerende pal met niet alleen directe blokkering van het inzetstuk op zijn plaatst,, maar verschaft bovendien een omtreksafsluiting, zelfs in het geval van onregelmatigheden in de vorm van de wand 33 van de boring. De 15 conische flens 39 is in staat radiaal mee te geven en heeft een scherpe snijrand, die het mogelijk maakt dat de flens in het zachtere materiaal van de plunjerkop in de wand 33 dringt. Hoewel het spuitmond-inzetstuk volgens de uitvinding is be-beschreven met betrekking tot een afgeefhouder, wordt opge-20 merkt dat het ook kan worden toegepast bij spuitkoppen van aerosolverpakking, zonder van de uitvinding af te wijken. Bovendien kan het spuitmond-inzetstuk 35 worden toegepast op een acceleratiepomp.

8401810

Claims (6)

1. Bedieningskop voor een afgeefhouder omvattende een lijf met een open boring en een uitlaatdoorgang naar deze boring, welk lijf van een materiaal met bepaalde hardheid is en een concentrisch ten opzichte van de boring een cilindrische sonde 5 heeft en binnen de boring op de sonde een spuitmond-inzetstuk heeft, dat een wervelkamer met de sonde vormt, met het kenmerk, dat de boring een gladde cilindrische wand met constante diameter heeft en het inzetstuk een cirkelvormig lichaam is met een centraal gedeelte dat een uitlaatopening 10 bevat in verbinding met de wervelkamer alsmede een ringvormige conische flens, die zich vanaf het centrale gedeelte radiaal naar buiten uitstrekt en met een eindwand naar de buitenzijde van de boring is gericht, waarbij de flens radiaal meegeefbaar is en aan zijn uiterste eind een scherpe buitenste omtreksrand 15. bezit met een diameter die een weinig groter is dan de constante diameter en het inzetlichaam van een harder materiaal dan het materiaal van de kop en het lijf is en dat de conische flens een cirkelvormige zelfblokkerende pal verschaft voor het direct blokkeren en afsluiten van het inzetstuk wanneer 20 deze geheel binnen de boring rust en de scherpe omtreksrand in de cilindrische wand dringt.

2. Bedieningskop volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat het inzetstuk een in hoofdzaak W-vormige dwarsdoorsnede heeft, dat het centrale gedeelte is gevormd door 25 een afgeknotte kegel met in een eind de uitlaatdoorgang en dat de conische flens zich vanaf de cirkelvormige rand van de afgeknotte kegel uitstrekt.

3. Bedieningskop volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat cilindrische leidmiddelen, die zich naar binnen 30 toe uitrekken op het centrale gedeelte om de uitlaatdoorgang zijn aangebracht, die om de sonde grijpen, waarbij de leidmiddelen tenminste één tangentiale zij-inlaat hebben, die een verbinding vormen tussen de doorgang en de wervelkamer en dat het centrale gedeelte van het inzetstuk op een afstand van 8401810 "t - 9 - *· .de punt van de sonde ligt om tezamen met deze leidmiddelen een wervelkamer te vormen.

4. Bedieningskop volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat de kop een aanslag bevat, waartegen het binnenste 5 eind van het inzetstuk rust wanneer deze geheel binnen de boring ligt en dat een ringvormige lipsluiting op de kop aanwezig is die de doorg:ang omgeeft en die zich buitenwaarts van de aanslag uitstrekt in afsluitende verbinding met de afgeknotte kegel.

5. Bedieningskop volgens conclusie 1,met het ken merk, dat de eindwand van de flens onder een scherpe hoek ten opzichte van het buitenste conische oppervlak van de flens vormt voor het verschaffen van een scherpe rand.

6. Spuitmond-inzetstuk voor een bedieningskop van een afgif-15 tehouder gekenmerkt door een cirkelvormig lichaam met in hoofdzaak W-vormige dwarsdoorsnede, voorzien van een centraal gedeelte gevormd door een afgeknotte kegel, die zich in één richting met een gesloten eind hiervan uitstrekt, welk eind de uitlaatopening heeft met een zich radiaal hiervan 20 uitstrekkende meegeefbare conische flens verbonden aan de cirkelvormige rand van deze kegel en zich in een richting tegengesteld aan die van de kegel uitstrekt met een buitenste eindwand van deze flens onder een scherpe hoek ten opzichte van het buitenste conische oppervlak van deze flens voor het 25 verschaffen van een cirkelvormige buitenomtrek met een scherpe blokkeerrand, welke flens dient als een zelfblokkerpal voor het vastzetten van het inzetstuk in de gladde cilindrische wand van de boring van de spuitkop, welke blokkeerrand is ingericht om in de wand van de boring te dringen en dat cilin-30 drische geleidingsmiddelen op het centrale gedeelte om de uitlaatopening zijn aangebracht elke geleidingsmiddelen zijn ingericht om een centrale sonde op de bedieningskop te omgeven en tenminste één tangentiale zij-inlaat hebben voor verbinding met de uitlaatopening. 8401810