NL8401555A - Vuurwapen van het gatling-type. - Google Patents

Description

-i- _ ö ** WL ï *-> i 4Η^^ΙΗΒ9ΙΒ9ΜβΒΒλ

Vuurwapen van het Gatling-type_ ‘ * · ► ♦'««aan·

De uitvinding heeft betrekking op een vuurwapen van het Gatling-type.

De moderne gebruikelijke vuurwapens van het Gatling-type omvatten een aantal afsluiters, die elk een slagpen hebben, 5 die bekrachtigd wordt door een veer, die samengedrukt wordt en dan ontspannen. Bij zulke kanonnen als bijv. weergegeven in Amerikaans octrooischrift 3.380.341 van Chiabrandy bedient een enkele hoofdveer opeenvolgend elk van een aantal slagpennen op opvolgende afsluiters. Wanneer het vuurwapen 10 op veilig wordt gezet, kan het vooreinde van de slagpen toch nog aan de voorzijde uit het voorvlak van de afsluiter uitsteken. Bij zulke kanonnen van het type als weergegeven in Amerikaans octrooischrift 4.301.710 van Kirkpatrick heeft elke afsluiter een eigen slagpen en veer. Alle veren worden 15 opeenvolgend samengedrukt en dan ontspannen om het vooreinde ' van de slagpen uit het voorvlak van de afsluiter te doen steken. Elke veer wordt samengedrukt door een haanpen, glijdend over een hellend nokleidvlak en dan ontspannen doordat de haanpen vrij van dit vlak komt, zoals aangegeven 20 in Amerikaans octrooischrift 4.359.927 van Tassie, Amerikaans octrooischrift 4.359.928 van Sawyer en Amerikaans octrooischrift 4.274.325 van Snyder c.s. Daarbij is voor het op veilig zetten van het vuurwapen een doorlopend vlakdeel voor het hellende nokvlak aangebracht. Er kan hier echter 25 iets misgaan ten aanzien van het goed in werking komen van dat doorlopende vlakdeel, waarbij de slagpen toch weer uit de voorzijde van de afsluiter kan steken.

De uitvinding beoogt nu een afvuurmechanisme voor de afsluiters van een vuurwapen van het Gatling-type te verschaf-30 fen, waarbij, wanneer de rotor, die de afsluiters draagt, niet roteert, geen energie beschikbaar is voor het bewegen van de slagpen.

Een ander doel is om een afvuurmechanisme te verschaffen, waarbij het niet nodig is dat een veer wordt samenge-35 drukt en ontspannen om de slagpen aan de voorzijde uit de afsluiter te doen steken om tot afvuren te komen.

Een verder doel is nog om een afsluiter te verschaffen, die geen slagpenveer nodig heeft.

a 8401 555 Ί l> __ -2- - 9 & Λ

In dit verband stelt de uitvinding ziil,kII^e)^vuu^a^^S^3„ voor met een huis, een rotor, die roteerbaar ten opzichte van dat huis wordt ondersteund, en een aantal afsluiters, in een ringvormige krans op de rotor aangebracht, met slagpen-5 constructies, die geen slagpenveer hebben, en schakelbare besturingsmiddelen voor het bedienen der slagpennen, aangebracht aan het huis voor het opeenvolgend samenwerken met elk der slagpenconstructies tijdens rotatie van de rotor en met een eerste stand der delen voor het gedwongen doen 10 uitsteken van het voorste deel van elke slagpen uit het voorvlak van zijn afsluiter door het over een bepaalde tijdsperiode koppelen van de kinetische energie van de rotor rotatie met die slagpen, en met een tweede stand der delen voor het gedwongen tegenhouden van de slagpen zodanig dat 15 zijn voorste deel niet uit het voorvlak van zijn afsluiter kan steken.

Deze en verdere doeleinden, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de volgende beschrijving van een als voorbeeld bedoelde uit-20 voering, die in bijgaande tekeningen is weergegeven. In die tekeningen is:

Fig. 1 een gedeeltelijk aanzicht, gedeeltelijk doorsnede, van achter naar voor gezien, van de voor de uitvinding belangrijke delen van een vuurwapen van het Gatling-type met 25 een afvuurmechanisme volgens de uitvinding, waarbij het nok-poortelement in zijn stand voor het afvuren is weergegeven;

Fig. 2 een doorsnede volgens het gekromde vlak II—II in Fig.

1;

Fig. 3 een bovenaanzicht van een detail van Fig. 1 in de 30 toestand voor het afvuren;

Fig. 4 eenzelfde aanzicht als Fig. 1 met het nokpoortelement in de op veilig gestelde stand;

Fig. 5 een doorsnede volgens het gekromde oppervlak V-V in Fig. 4; 35 Fig. 6 een bovenaanzicht van de constructie van Fig. 4;

Fig. 7 een langsdoorsnede van de afsluiter met slagpen en haanpen en -hefboom samenwerkende met het nokpoortelement; en Fig. 8 een bovenaanzicht van de afsluiter van Fig. 7.

Het getekende vuurwapen van het Gatling-type heeft" een .

40 stationair huis 10, waarin een rotor 12 draaibaar is gela-s * 'C Z " « e V’ · .) -3- rj·* gerd. Deze heeft een aantal afsluiters ^J^ieglijSno^S banen 16, die zich vast in de rotor bevinden. Élke afsluiter heeft een rol 18, die loopt over een schroeflijnvormige leibaan in het huis, zodat wanneer de rotor 12 draait elke 5 afsluiter 14 langs die baan voorwaarts en achterwaarts wordt bewogen. Elke afsluiter heeft ook een slagpen 20 en een haanpen 22, die daaruit uitsteekt en reikt door een sleuf in het huis 24 van de afsluiter en door een sleuf in de drager 26 voor de afsluiter (Fig. 7).

10 Het mechanisme 28 voor het afvuren en het op veilig zet ten omvat een hoofdframe 32, dat een arm 34 heeft, waaraan een poortelement 36 scharnierend is aangebracht via een pen 38, die door boringen in het oog 40 van dat poortelement en in die arm loopt. Het poortelement 36 heeft een in dwars-15 richting en naar boven reikende blinde sleuf 42 daarin, begrensd door een voorvlak 44 en een achtervlak 46a en 46b.

Het oppervlak 46a ligt meer naar achter dan het oppervlak 46b, met een tamelijk scherp hellingoppervlak 46c daartussen. Het uitstekende einde van elke haanpen 22 passeert tot 20 in, door en weer uit de sleuf 42 wanneer de betreffende afsluiter door de rotor 12 door zijn hoekbereik voor het afvuren wordt bewogen.

Het poortelement 36 heeft een plat oppervlak 45, waarop een bedieningsplaat 46 ligt. Die plaat wordt scharnierend op 25 het oppervlak 45 ondersteund door een kolompen 48, die naar boven uitsteekt uit en bevestigd is aan het poortelement en die grijpt in een boring 50 door de plaat. Een hefboom 52 heeft een kamer 54 aan één einde daarvan, die het uitstekende einde van een kolompen 46 opneemt, welke bevestigd is 30 aan en naar boven uitsteekt uit de bedieningsplaat 46. Deze kolompen reikt naar boven door een opening 58 in een naar achter uitstekend bovenste deel 60 van het hoofdframe 32, welk bovenste deel boven de bedieningsplaat 46 ligt. De hefboom 52 wordt geleid door een sleuf 62 in het hoofdframe 35 32 en wordt door het hoofdframe vastgehouden door een pen 64, die door een boring 66 in dat frame en door een sleuf 68 in die hefboom passeert. Het andere einde van de hefboom is verbonden met het anker van een solenoïde 70, bevestigd aan het huis 10, met verende middelen om. deze hefboom naar de 40 uitgangsstand te dringen. Een kolompen 72a is bevestigd aan 8401555

, V

en steekt naar boven uit ten opzichte van fr&%»-4»oaÊd.frajje 32\^ ·

Het naar achter reikende omtreksvlak 74a van deze pen dient als een volgvlak ten opzichte van een nokvolgoppervlak 76a (Fig. 6), gevormd door het naar voren reikende 5 omtreksoppervlak van de bedieningsplaat 46. Eenzelfde kolompen 72b is bevestigd aan en steekt naar boven uit ten opzichte van het hoofdframe 32. Het naar voren reikende . omtreksoppervlak 74b van deze pen dient als een volgvlak ten opzichte van een nokvolgoppervlak 76b, gevormd door het naar 10 voren reikende omtreksoppervlak van de bedieningsplaat 46.

Zoals in Fig. 3 aangegeven als stand voor het afvuren wordt de hefboom 52 door de solenoïde 70 naar rechts getrokken tegen de genoemde verende middelen om deze naar de uitgangsstand te dringen, welke middelen in de solenoïde 15 kunnen zijn ingebouwd, en de bediendingsplaat wordt om de • als scharnierpen werkende kolompen 48 verzwenkt tegen de wijzers van de klok tot in een stand waarbij het nokvolgoppervlak 76a op afstand van het nokvlak 74a van de betreffende pen is gekomen, terwijl het nokvolgoppervlak 76b in 20 contact is met het nokleidoppervlak 74b. Het poortelement 36 wordt om zijn scharnierpen 38 verzwenkt tegen de wijzers van de klok tot in zijn daarbij behorende eindstand door zijn scharnierende verbinding met de bedieningsplaat, gevormd door de scharnierpen 48. Het uitstekende einde van het 25 poortelement is in zijn meest voorwaartse stand zo geplaatst dat zijn voorste binnenwand 44 naar voren op een afstand is gelegen van de bewegingsbaan van de haanpen 22. Het oppervlak 80 op het hoofdframe, dat overeenkomt met het gebruikelijke hellende leidvlak voor de haan als weergegeven 30 in Amerikaans octrooischrift 4.274.325, ligt nu op een afstand naar voren ten opzichte van het poortelement achter oppervlak 46a met een afstand daartussen, juist groot genoeg om de haanpen 22 te laten passeren. De stanghoek 82 van oppervlak 80 ligt rechts van het achterste hellende 35 leidoppervlak 46c. Het oppervlak dient om de haanpen naar achter te houden en om daarmee dus ook de slagpen in achterwaartse stand te houden, totdat de haanpen de stanghoek 82 is gepasseerd.

De haanpen is daarbij verschoven langs of zeer dicht na-40 bij het achtervlak 46a en is daarna vrij om snel voorwaarts ‘S £ pk 1 v: V; c; y <4 ij * ,v . 3s ¾ -5- te worden versneld door het hellingoppervlak 46c, waarbij de_ voorste punt van de slagpen samen daarjn.ee^j/b^ya^^s^/.s^i-y^ sneld wordt tot voorwaarts uitstekend uit ^e^jl^aluiter. Het hellende leidoppervlak 46c dient om de rotor 12 te koppelen 5 met de slagpen via de haanpen over de tijdsperiode, bepaald door de hoek, bestreken door de dwarse sector van het hellingoppervlak en de rotatiesnelheid van de rotor. Over deze gehele tijdsperiode wordt kinetische energie van de rotor op de voorwaarts bewegende slagpen overgebracht, zodat deze 10 wordt doorgegeven aan de ontsteker van een afvuurlading. De haanpen beweegt dan langs of dicht bij het aehteroppervlak 46b totdat de haanpen stoot tegen het voorste oppervlak 44 van het poortelement, welk oppervlak de haanpen achterwaarts geleidt en dus ook de slagpen, zodat de haanpen dan kan 15 verplaatsen langs een ander en wel conventioneel nokleidoppervlak 83 van het hoofdframe overeenkomend met het betreffende oppervlak als weergegeven in Amerikaans octrooischrift 4.274.325.

De slagpen is bovendien in zijn achterste stand in de 20 afsluiter op zijn plaats gehouden door de gebruikelijke L-vormige sleuf 84 in het lichaam van de afsluiter als weergegeven in Amerikaans octrooischrift 3.595.128 van Hoyt en in Amerikaans octrooischrift 3.611.871 van Kirkpatrick. De afsluiter is in Fig. 8 in zijn ontgrendelde stand weergege-25 ven, waarbij de teen van de L-vormige sleuf de haanpen in de achterste stand houdt. Wanneer het lichaam 24 van de afsluiter gedraaid wordt ten opzichte van de drager 26 voor de afsluiter, komt het staande been van de L-vormige sleuf in lijn met de haanpen en deze zou dan dus vrij zijn om 30 voorwaarts te bewegen afgezien van het nokvlak gevormd door de stanghoek 82. De haanpen passeert de hoek van de L-vormi-ge sleuf van de afsluiterdrager juist voordat hij vrijkomt van die stanghoek aan het hoofdframe.

Zoals weergegeven in Fig. 6, weergevende de stand voor 35 gegrendeld of veilig, is de hefboom 52 naar links gedrongen door de betreffende verende middelen, die deze naar de uit-gangsstand trachten te bewegen en die ter plaatse van de solenoïde 70 zijn aangebracht, en de bedieningsplaat is om zijn scharnierpen naar zijn uiterste stand, gezien met de 40 wijzers van de klok, verzwenkt, waarbij het nokvolgoppervlak 8401555 <? Λ- -6·- 76a beweegt langs het nokpenoppervlak 74b*fer^het nokvolgop- -~-pervlak 76b op een afstand van het· nokleidoppervlak 74a ligt. Het poortelement 36 wordt om zijn scharnierpen 38 verzwenkt tot in zijn eindstand met de wijzers van de klok 5 door zijn scharnierende verbinding 48 met de bedienings-plaat. Het uitstekende einde van het poortelement ligt in zijn meest achterste stand met zijn voorste binnenwand 44 in lijn met het oppervlak 80. De haanpen ligt op een afstand van de achterwand 46a, 46b en 46c en beweegt langs de wand 10 44 vandaar tot op het oppervlak 83. Aldus wordt de haanpen op geen enkel moment vrijgelaten om voorwaarts te bewegen en daardoor wordt de voorste punt van de slagpen verhinderd om voorwaarts uit het vooroppervlak van de afsluiter uit te steken. Deze verhindering geschiedt niettegenstaande het 15 feit dat het lichaam van de afsluiter tot in zijn vergrendelde stand kan zijn geroteerd en de haanpen in lijn is gelegen met het been van de L-vormige sleuf 84.

De solenoïde kan worden bekrachtigd wanneer de trekker wordt bediend en ook alleen slechts dan. Bij het loslaten 20 van de trekker en zelfs voor het ophouden van de rotatie van de rotor zullen de verende terugdringmiddelen de poort naar zijn veilige stand bewegen en dus het afvuren verhinderen.

In een vuurwapen met automatisch vrijmaken door terugbewegen zal het vuurwapen dus naar zijn veilige stand worden bewogen 25 voordat de teruggaande rotatie van de rotor inzet. Dit gebruik van een besturingssignaal als een trekkerfunctie maakt het mogelijk het vuurwapen te laden of op veilig te zetten op afstand, waardoor een aanzienlijke mate van veiligheid voor het bedieningspersoneel wordt verkregen.

30 Zoals opgemerkt, althans uit het voorgaande blijkt, kan het op veilig worden gesteld tijdens een eerder ingeleid afvuren, waardoor de tijd waarover niet gevuurd wordt zo klein mogelijk kan worden. Zelfs wanneer een afsluiter in de hoekstand van de rotor behorende bij het afvuren in rust is 35 zal, omdat er geen veer op de slagpen werkt om de terugtrekkende verende werking van de solenoïde tegen te werken, de verende terugdringing effectief zijn om het poortelement en de daartegen rustende haanpen naar de veilige stand te zwenken.

8401555

Claims (4)

1. Vuurwapen van het Gatling-type, omvattende een huis, een rotor, die roteerbaar ten opzichte van dat huis wordt ondersteund, en een aantal afsluiters, in een ringvormige krans op de rotor aangebracht, waarbij elke afsluiter een 5 slagpen en een daaraan bevestigde haanpen heeft, waarbij verder schakelbare besturingsmiddelen voor het bedienen der slagpennen aan het huis zijn aangebracht voor het opeenvolgend werken op elk der haanpennen der afsluiters tijdens de rotatie van de rotor door het hoekbereik voor het afvuren 10 van het wapen, met een eerste stand der delen voor het gedwongen doen uitsteken van het voorste deel van elke slagpen uit het voorvlak van zijn afsluiter door aangrijpen op zijn haanpen door het over een bepaalde tijdsperiode koppelen van de kinetische energie van de rotorrotatie met 15 die slagpen, en met een tweede stand der delen voor het gedwongen tegenhouden van de slagpen zodanig dat zijn voorste deel niet uit het voorvlak van zijn afsluiter kan steken.

2. Vuurwapen volgens conclusie 1, waarin de schakelbare 20 besturingsmiddelen voor de slagpenbediening een nokvlak omvatten, dat in die eerste stand der delen werkzaam is voor het aanliggen tegen een dat vlak passerende haanpen en voor het voorwaarts geleiden daarvan wanneer zijn afsluiter door de rotor door het hoekbereik voor het afvuren van het wapen 25 wordt gevoerd.

3. Vuurwapen volgens conclusie 2, waarbij die schakelbare besturingsmiddelen voor de slagpenbediening een verder nokvlak omvatten, dat werkzaam is bij die tweede stand der delen voor het aanliggen tegen een passerende haanpen, welk 30 nokvlak voorwaartse beweging van die pen verhindert wanneer zijn afsluiter door de rotor door het hoekbereik voor het afvuren van het wapen wordt gevoerd.

4. Vuurwapen volgens conclusie 3, dat verder een bewegende stangconstructie heeft, gekoppeld met die schakelbare 55 besturingsmiddelen voor het bedienen der slagpennen en met een solenoïde met verende middelen om de bewegende delen * . naar de uitgangsstand te dringen, met een eerste stand der delen, waarin die solenoïde is bekrachtigd, dienend om die ! ' * \ 'im M -7¾ •J ^ i ;) J J- >v -s- besturingsmiddelen voor de slagpennen in hun~e^r4er- bedo-elde ' eerste stand der delen te brengen en te holjfieWre tweede stand der delen, waarin die sol^i^ïd^---n'iet“ is' bekrachtigd, dienend om die besturingsmiddelen voor de 5 slagpennen te bewegen naar en vast te houden in die eerder bedoelde tweede stand der delen. 8401555