NL8400481A - Transportinrichting. - Google Patents

Description

ES 61

TRANSPORTINRICHTING

Door aanvraagster wordt als uitvinder genoemd:

Hendrik Jacob Meijlis te Sneek

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het staps-5 gewijs langs een gesloten baan verplaatsen van voorwerpen die over een deel van de baan onderworpen moeten worden aan een uitslingering. Dit kan zich voordoen bij het injecteren met kunstharslijm en vervolgens het aanwenden van een centrifugaalkracht, waardoor de lijm in daarvoor bestemde openingen van een bepaalde constructie kan vloeien en uitharden.

10 Wanneer men zich het ontwerpen van een daarvoor geschikte transport inrichting als doel voor ogen heeft gesteld, zal men geneigd zijn voor de realisering van de stapsgewijze verplaatsing een vorm gelijksoortig aan een eindloze ketting te kiezen, waarbij de schalmen gevormd worden door afzonderlijke centrifuge-eenheden. Minder eenvoudig is het om een geschikte 15 instelbare aandrijving te vinden voor het roteren -van de uit te slingeren voorwerpen. Conventionele centrifugeaandrijvingen laten zich moeilijk verenigen met het stapsgewijs verplaatsbaar zijn van de te behandelen voorwerpen. De uitvinding gaat uit van het inzicht dat het niet nodig is de voorwerpen tijdens een stapsgewijze verplaatsing ook voor het uitslinge-20 ren aan te drijven, maar dat evengoed deze aandrijving alleen tijdens het stilhouden van die afzonderlijke centrifuges kan plaatshebben.

Daartoe is de inrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat gespatieerde houders voor de uit te slingeren voorwerpen om een verticale as draaibaar zijn opgesteld op als lagerhuizen uitgevoerde ketting-25 schalmen die stapsgewijs langs de baan kunnen worden bewogen, welke houders in rotatie kunnen worden gebracht en gehouden door met de as verbonden draaibare metalen schijven, die samen kunnen werken met op dezelfde steekafstand als de houders vast langs de baan opgestelde statoren . die met de schijven tijdens de stilstand van de stapsgewijze verplaatsing 30 even zo vele aandrijfmotoren vormen.

Derhalve worden de draaibare houders stapsgewijs voortbewogen en staan de statoren stil langs de baan en deze laatste zorgen ervoor dat de houders tijdens hun stilstand aangedreven worden.

)4 Indien de aard van de kunstharslijm zulks vergt, verdient het %5 aanbeveling de uit te slingeren voorwerpen gelijktijdig aan een warmte- \\ 8400481 2.

behandeling te onderwerpen. Daartoe is volgens een verdere uitwerking van de uitvindingsgedachte het deel van de baan waarin de voorwerpen gelijktijdig onderworpen moeten worden aan een uitslingering en een warmtebehandeling uitgevoerd als een tunneloven, waarin de statoren buiten de 5 bodem zijn opgesteld en door de bodem naar* binnen steken.

Wanneer bij de warmtebehandeling in een dergelijke tunneloven gassen of dampen zouden vrijkomen die explosief, giftig of agressief zijn, kan het aanbeveling verdienen de statoren nabij de bodem buiten de tunneloven op te stellen en de wand van de tunneloven daar ter plaatse dun maar 10 magnetisch doorlaatbaar uit te voeren.

Om het plaatsen van de te behandelen voorwerpen in de draaibare houders, resp. het wederom wegnemen van de behandelde voorwerpen uit die houders met behulp van mechanische apparatuur mogelijk te maken, dient de stand van de houder in beide gevallen eenduidig te zijn. Dit wordt volgens 15 een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat over het deel van de baan waar de voorwerpen niet aan een uitslingering onderworpen worden, de bodem van de baan is voorzien van geleide-strippen waarmede twee nokrollen onderaan de draaiingsas van de houder samenwerken om de houder over dat deel van de baan in een voorafbepaalde 20 stand te brengen.

<J

Teneinde het toerental van de draaiende houders in nauwkeurige grenzen te handhaven, verdient het aanbeveling indien het toerental van de draaiende schijf met behulp van een sensor kan worden bepaald.

De uitvinding zal in het navolgende onder verwijzing naar een 25 uitvoeringsvoorbeeld in de tekening nader worden besproken.

Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een trarisportinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een onderaanzicht van enkele schijven en statoren in perspectief.

30 Fig. 3 is een dwarsdoorsnede van de opstelling in een tunneloven.

Onder verwijzing naar fig, 1, een bovenaanzicht van een transportinrichting volgens de onderhavige uitvinding, is op de vloer van een toch wel beperkte ruimte 1 een gesloten baan 2 van de als kettingschalmen aan elkaar gekoppelde lagerhuizen 3 aangebracht. In de ruimte 1 is over 35 een deel van de gesloten baan 2 een tunneloven 4 geplaati welke in het geschilderde voorbeeld een U-vorm bezit, maar in principe elk andere vorm kan bezitten, of uit meerdere afzonderlijke delen kan bestaan. I.p.v. een warmtebehandeling kunnen langs de baan eventueel afwisselend vele O andere behandelingen plaatsvinden. De te behandelen voorwerpen worden J % 40 - na bij 5 te zijn toegevoerd - met mechanische apparatuur op de houders % 1 van de centrifuges geplaatst; de behandelde voorwerpen worden - alvorens \ I 8400481 3.

» bij 6 te worden afgevoerd - door andere apparatuur van deze centrifuges afgenomen en gecontroleerd.

De lagerhuizen 3 worden met een kettingwiel 7 stapsgewijs aangedreven om een stapsgewijze verplaatsing van de te behandelen voorwerpen over een 5 vaste steekafstand mogelijk te maken. Omdat de voorwerpen uitgeslingerd dienen te worden, hetgeen bijvoorbeeld nodig is bij het op zijn plaats brengen van een thermohardende kunstharslijm, zijn de bedoelde voorwerpen opgenomen in draaibare houders 16 (zie fig. 3). Elke houders is aangebracht op een spindelas 9 die gelagerd is in een lagerhuis 3. Onder draagt 10 de as 9 via een naaf 20 een metalen schijf 8 als reactieorgaan, dat samenwerkt met elektromagnetische induetievelden.

Een perspectivisch onderaanzicht van twee opeenvolgende gespatieerde reactieorganen 8 is in fig. 2 schematisch afgebeeld. Deze metalen schijven 8 kunnen draaien om verticale assen 9 welke in de lagerhuizen 3 zijn ge-15 lagerd en worden aangedreven door vaste, onder de schijven 8 op dezelfde steekafstand langs de baan 2 aangebrachte statoren 10. Deze combinatie van metalen schijf 8 en stator 10 vormt een zogenaamde lineaire motor van de soort waarbij de stator 0.0) samenwerkt met een cirkelvormige reactieorgaan (8). Elke stator 10 heeft ten minste twee elektromagnetische 20 inductievelden, de faseverschuiving daartussen bepaalt de draairichting van de schijf 8. De luchtspleet (doorgaans klein, bijv. 1,5 mm) is van invloed op de ontwikkelde aandrijfkracht en op de opgenomen wisselstroom.

Dit type van motor kan ook als rem worden gebruikt door omkering van de beweging van het statorveld.

25 In fig. 3 is de bodem van de baan (2) met 11 aangegeven. De goot- vormige baan heeft twee rechtopstaande kanten 12 en daarop aansluitende horizontale randen 13. Op deze randen zijn slijtstrippen 14 aangebracht, waarover de huizen 3 kunnen rollen op wielen 15. Om redenen van stabiliteit is elk huis 3 geplaatst op drie van dergelijke wielen 15, die in 30 een driehoek om de draaiingsas 9 zijn opgesteld. In het huis 3 is de verticale draaiingsas 9 gelagerd. Deze as 9 draagt dus aan de bovenzijde een eveneens draaibare houder 16, waarop een of meer te behandelen voorwerpen (niet-afgebeeld) worden geplaatst. Met 34 is een bekervormig, op het huis 3 bevestigd spatscherm aangeduid.

35 Het in fig. 3 links van de as 9 weergegeven deel van het huis 3 bevindt zich in werkelijkheid in de hartlijn van de baan, doch is over 90° om de as 9 verdraaid weergegeven. Het stelt, het voorste einde van een huis 3 voor en geeft een mogelijke wijze weer waarop twee opeenvol-

Ogende huizen (3 en 3') als kettingschalmen aan elkaar gekoppeld zijn.

40 Daartoe kan het voorste einde 30 van het huis 3 vorkvormig zijn uitge- \ I 8400481 4.

voerd, waartussen het achterste einde van het voorgaande huis 3' past.

Deze delen scharnieren daarbij om een verticale pen 31. Het onderste einde 32 van de pen 31.reikt niet tot aan de bodem 11 en is wat dikker uitgevoerd. Met 33 is daarbij gestippeld aangegeven een tand van het aan- * 5 drijfwiel 7 (fig. 1) of van het omkeerwiel 21, die ter hoogte van deze wielen met het verdikte ondereinde 32 in ingrijping kan komen. Door intermitterend verdraaien van het aandrijfwiel 7 kan de ketting van huizen 3, met de daarop geplaatste draaibare houders 16, stapsgewijs over de steekafstand over de baan 2 worden verplaatst.

10 De as 9 draagt via de naaf 20 aan het ondereinde een metalen schijf 8. Onder de schijf 8 bevindt zich op een geringe spleetafstand van bijv. 1,5 tot 10 mm een stator 10 voorzien van twee of meer spoelen om de werking van de lineaire motor tussen schijf 8 en stator 10 tot stand te brengen.

15 Wanneer de centrifuge-eenheden stilstaan en alle beladen houders 16 zich bevinden boven statoren in de tunneloven 4, wordt de laatst toegevoerde houder (16) in draaiing gebracht en worden de overige houders in draaiing gehouden op een toerental van bijv. 400 omwentelingen per minuut. Dit toerental is voldoende om in de voorwerpen de gewenste uit- 20 slingering te bewerkstelligen. Teneinde een voldoend nauwkeurige toeren- regeling te bereiken is een sensor 17 onder de schijf 8 geplaatst om het toerental te bepalen. Voorts wordt in de tunneloven 4 een warme en geconditioneerde atmosfeer gehandhaafd, nodig voor het uithardingsproces. De wanden zijn geïsoleerd met isolatie 18.

25 De verblijftijd van een houder met de daarop geplaatste voorwerpen in de tunneloven kan bijv. 10 minuten bedragen. De onderlinge steek-• afstand van de schalmen, dus van de lagerhuizen 3 en de statoren 10 bedraagt bijv. circa 60 cm. In een bepaald geval bevonden zich in totaal 30 statoren (10) in een tunneloven (4).

30 De laatste stator in de tunneloven dient ervoor de schijf 8 en daar mede de houder 16 af te renmen -en tot stilstand te brengen, teneinde de uitgeslingerde en uitgeharde voorwerpen buiten de tunneloven uit de dan stilgezette houder te kunnen nemen. Teneinde buiten de tunneloven 4 de voorwerpen op de stilstaande houders 16 te kunnen plaatsen of ervanaf 35 te kunnen nemen met behulp van mechanische apparatuur, dienen deze houders vooraf in een vastgestelde positie t.o.v. de baan te worden gebracht en te worden gehouden. Daartoe zijn twee nokrollen 19 draaibaar onder de naaf 20 van de schijf 8 aangebracht, welke rollen samenwerken met op de bodem 11 van de baan 2 gemonteerde geleidestrippen (niet-getekend om de Jjf ap figuur niet te overladen) die de houder in een bepaalde, eenduidige stand \% dwingen. In de oven 4 kan bij het omkeerwiel 21 een schematisch met 22 \ 84 0 0 4 8 1 c ^ 5.

aangeduide kettingspaninrichting zijn aangebracht, teneinde thermische uitzetting van de kettinglengte te kunnen compenseren.

De oven kan op een draagstel 23 op de vloer 24 van de ruimte 1 rusten. . Hoewel de statoren bij de huidige wikkeltechnieken voldoende ex-5 plosie-veilig kunnen zijn uitgevoerd, kan m'en eventueel de statoren nabij de bodem van de tunneloven ook buiten de oven plaatsen, waarbij evenwel de wand van de oven ter plaatse dun maar magnetisch doorlaatbaar dient te zijn uitgevoerd.

dq 8400481

Claims (7)

1. Inrichting voor het stapsgewijs langs een gesloten baan verplaatsen van voorwerpen die over een deel van de baan onderworpen moeten worden aan een uitslingering, daardoor gekenmerkt, dat gespatieerde houders (16) voor 5 de uit te slingeren voorwerpen om een verticale as (9) draaibaar zijn op gesteld op als lagerhuizen (3) uitgevoerde kettingschalmen die stapsgewijs langs de baan (2) kunnen worden bewogen, welke houders(16) in rotatie kunnen worden gebracht en gehouden door met de as (9) verbonden draaibare metalen schijven (8), die samen kunnen werken met op dezelfde steekafstand 10 als de houders (16) vast langs de baan (2) opgestelde statoren (10) die met de schijven (8) tijdens de stilstand van de stapsgewijze verplaatsing even zo vele aandrijfmotoren vormen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de uit te slingeren voorwerpen gelijktijdig onderworpen moeten worden aan een warmtebehandeling, met het 15 kenmerk, dat het deel van de baan (2) waarin de voorwerpen gelijktijdig onderworpen . moeten worden aan een uitslingering en een warmtebehandeling is uitgevoerd als een tunneloven (4), waarin de statoren (10) buiten de bodem (11) zijn opgesteld endoor de bodem (11) naar binnen steken.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de statoren nabij 20 de bodem buiten de tunneloven zijn opgesteld en de wand van de tunneloven daar ter plaatse dun maar magnetisch doorlaatbaar is uitgevoerd.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat over het deel van de baan (2) waar de voorwerpen niet a,an een uitslingering onderworpen worden, de bodem (11) van de baan (2) is voorzien van geleidestrippen 25 waarmede twee nokrollen (19) onderaan de draaiingsas (9) van de houder (16) samenwerken om de houder (16) over dat deel van de baan in een voorafbepaalde stand te brengen.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het toerental van de schijf (8) met behulp van een sensor (17) kan worden bepaald. 3D

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de huizen (3) op drie wielen (15) over de gootvormig (11, 12) uitgevoerde baan (2)‘ kunnen rollen.

^ 7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat opeenvolgende huizen (3, 3') door een verticale scharnierpen (31)'zijn verbonden waarvan V | 8 4 0 0 4 8 1 rn gummin—nw«ii»TrT τ ïmr ~ ΓΤττ—ιμί» ,γ-~ ·~'Ηΐιηη·~ττΜ·τ·ΓΓΠΜ·ΠΓΤΓΜ-—-wiMnrTrig—γττγτ τύγTTiiymwkmr^Aiw ι ^ it M'n tsswe»· 7. het verdikte ondereinde (32) met een tand (33) van het aandrijfwiel (7) of omkeerwiel (21) in ingrijping kan komen. * n 00 I i 840048 t