NL8400391A - Systeem voor het weergeven van een op een schijfvormige registratiedrager opgetekend programma. - Google Patents

Description

% PHN 10.929 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Systeem voor het weergeven van een op een schijfvormige registratiedrager opgetekend programma.

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het weergeven van een op een schijfvormige registratiedrager opgetekend programma bestaande uit opeenvolgende filmbeelden, bevattende een uitleesinrichting voor het aftasten van de registratiedrager waarbij 5 deze registratiedrager is voorzien van een in hoofdzaak spifaalvormig of concentrisch informatiespoor waarin het programma als videosignaal in een opeenvolging van twee beeldrasters per spooromtrek is opgetékend, waarbij teneinde een weergave met oorspronkelijke snelheid te verkrijgen n filmbeelden per tijdseenheid moeten worden weergegeven 10 terwijl de nominale weergavesnelheid van de registratiedrager m, met m7n, videobeelden van twee beeldrasters per tijdseenheid bedraagt, waarbij de uitleesinrichting middelen bevat voor het in in hoofdzaak radiele richting vooruit of achteruit verplaatsen van het aftastpunt van de registratiedrager over een afstand overeenkomstig met het radiële 15 verloop over tenminste éeh omwenteling.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een uitleesinrichting en een registratiedrager voor toepassing in het systeem volgens de uitvinding.

Een dergelijk systeem is békend uit de Nederlandse octrooi-20 aanvrage marnier 7702874 (PHN 8717).

De genoemde registratiedragers zijn in eerste instantie bedoeld cm van fabriekswege van een programma te worden voorzien en dus als voorbespeelde registratiedragers te worden aangeboden.

Als programmamateriaal voor dit soort voorbespeelde registratiedragers 25 komt in hoofdzaak filnmateriaal in aanmerking omdat hiervan een grote voorraad en een grote verscheidenheid in repertoire bestaat. Wil men bij de vervaardiging van registratiedragers voor bijvoorbeeld de Amerikaanse markt van een filmprogramma uitgaan dat treedt een kcmpli-katie op als gevolg van het verschil tussen de normen met betrekking 30 tot de weergave van filmbeelden en die met betrekking tot de weergave van televisiebeelden. De bij film in hoofdzaak gehanteerde normalisatie houdt onder andere In dat bijvoorbeeld 24 filmbeelden per sekonde worden opgenomen en weergegeven. Om een dergelijke film cm te zetten 8400391 ;· % PHN 10.929 2 in een voor registratie op genoemde schijfvormige registratiedragers geschikt videosignaal wordt elk filmbeeld afgetast volgens een patroon van geïnterlinieerde beeldrasters. Volgens bijvoorbeeld de Amerikaanse televisienorm worden er echter 30 beelden per sekonde weergegeven, zodat 5 het niet mogelijk is één filmbeeld tot één televisiebeeld te transformeren omdat daarbij de weergeefsnelheid van het opgenomen programma niet korrekt zou zijn. De noodzakelijke aanpassing kan verkregen worden door de filmaftasteenheid zodanig te programmeren, dat opeenvolgende filmbeelden afwisselend worden omgezet in een stelsel van twee beeld-10 rasters en een stelsel van drie beeldrasters. Dit betekent dat twee filmbeelden worden getransformeerd tot vijf beeldrasters oftewel vier filmbeelden tot 10 beeldrasters of 5 videobeelden, hetgeen overeenkomt met de transformatie 24/30 in normalisatie van film en televisie.

In de stilstaand-beeld-modus wordt net behulp van deflektie-15 middelen de af tastvlek na elke omwenteling van de registratiedrager over één spoorsteek in radiale richting terug verplaatst, waardoor steeds opnieuw dezelfde spooromtrek van het spiraalvomige spoor wordt afgetast. Aangezien in één spooromtrek precies twee beeldrasters staan opgetekend, die tezamen geïnterlinieerd een televisiebeeld vormen,· wordt 20 in deze stilstaand-beeld-modus kontinu een bepaald beeld van het opgetekende televisiesignaal weergegeven. Bedrijft men nu een uitlees-inrichting voor schijfvormige registratiedragers in de stilstaand-beeld-modus dan blijkt bij gebruik van registratiedragers waarop een op ' bovengegeven wijze verkregen televisieprogramma is opgetekend de weer-25 gavekwaliteit niet altijd bevredigend te zijn. Veelal vertoont het in de stilstaand-beeld-modus weergegeven televisiebeeld een onscherpte en is bij bepaalde programma's zelfs geheel onacceptabel. Dit komt omdat er afwisselend twee en drie rasters per filmbeeld worden opgenomen zodat er ontrekken zijn waarop twee tot verschillende filmbeelden behorende 30 rasters staan die afwisselend in de stilstaand-beeld-modus worden weergegeven.

In de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 7702874 (PHN 8717) is daarom voorgesteld öm één bepaalde van een set van twee tot eenzelfde filmbeeld behorende rasters van een beeldnummer te voorzien en de 35 uitleesinrichting zodanig in te richten dat slechts die twee door dat beeldnummer bepaalde rasters in de stilstaand-beeld-modus kunnen worden weergegeven. Hierdoor kan die omwenteling waarin twee tot verschillende beelden behorende rasters zijn opgenomen, niet als stilstaand beeld worden 3400391 f EHN 10.929 3 weergegeven. Het een en ander heeft echter wel tot gevolg dat de beeld-nummers van de opeenvolgende beelden op de plaat op twee 180° verschoven radialen van de omtrek komen te liggen waardoor sprongen over meerdere beelden of zoekoperaties naar beeldnunmer gecompliceerder worden en 5 niet ogenblikkelijk kunnen worden uitgevoerd omdat snelle acties slechts op ongeveer een radiaal kunnen worden uitgevoerd. Een oplossing hiervoor is cm de filmbeelden opvte nemen in de volgorde twee, drie, drie, twee rasters en de beeldnummers aan te brengen in het eerste, derde, zevende en negende of tweede, vierde, achtste en tiende raster van telkens die 10 cyclus van de tien bij vier filmbeelden behorende rasters.

De uitvinding beoogt een system van het in de aanhef genoemde type alsmede een uitleesinrichting en een registratiedrager voor toepassing in dat systeem waar op iedere cmtrek stilstaand beeld mogelijk is en beeldnummers in elke onttrek en op een radiaal kunnen worden aan-15 gebracht en waarbij tevens liet nadeel wordt opgelost dat het herhalen van beeldinformatie ten koste gaat van de speelduur.

Het systeem volgens de uitvinding wordt daartoe gekenmerkt, doordat per opgetekend filmbeeld slechts twee opeenvolgende rasters zijn opgetekend, en dat volgens een voorafbepaald patroon tijdens uit-2o lezing het aftastpunt achteruit en/of vooruit naar qp tenminste een afstand overeenkomstig met het radiële verloop over een omwenteling gelegen vorige respektievelijk een volgende spoorcmtrek wordt verplaatst zodanig, dat steeds opeenvolgende filmbeelden worden weergegeven door opeenvolgende stelsels van tenminste twee tot hetzelfde filmbeeld 25 behorende beeldrasters zodanig, dat het aantal weergegeven filmbeelden per tijdseenheid het voorgeschreven aantal n bedraagt terwijl het aantal weergegeven videobeelden m bedraagt.

In het bijzonder in het beschreven geval van film met 24 beelden per sekonde en een televisienorm van 30 beelden per sekonde 30 kan de uitvinding nader worden gekenmerkt, doordat n = 24 en m = 30 en dat genoemd patroon zodanig is, dat per cyclus van vier filmbeelden twee stelsels van twee tot een onderscheidenlijk filmbeeld behorende rasters en twee stelsels van drie tot een onderscheidenlijk filmbeeld behorende rasters worden weergegeven door het tengevolge van dit patroon 35 twee maal per cyclus weergeven van twee van de acht bij die vier filbeelden behorende opgetekende rasters.

Een uitvoeringsvorm van dit systeem wordt nader gekenmerkt, doordat in die cyclus van vier filmbeelden en dus tien weergegeven 8400391 - c PHN 10.929 4 rasters na elk vierde en zesde raster een sprong naar twee rasters terug wordt uitgevoerd en na elk vijfde raster een sprong naar twee rasters voorwaarts.

Een alternatief hiervan waar ·' lieer' sprongen nodig zijn, g wordt gekenmerkt, doordat in die cyclus van vier filmbeelden en dus tien weergegeven rasters na elk vierde, zesde en achtste raster een sprong naar twee rasters terug wordt uitgevoerd en na elk vijfde en zevende raster een sprong naar twee rasters voorwaarts.

Een uitleesinrichting voor toepassing in het systeem volgens 10 de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat middelen voor het genereren van een voorafbepaald patroon van sprongen vooruit of achteruit zodanig, dat steeds opeenvolgende filmbeelden worden weergegeven door opeenvolgende stelsels van tenminste twee tot hetzelfde filmbeeld behorende beeldrasters zodat het aantal weergegeven filmbeelden per tijdseenheid 15 het voorgeschreven aantal n bedraagt, terwijl het aantal weergegeven videobeelden m bedraagt.

Een uitvoeringsvorm van deze inrichting wordt gekenmerkt, doordat de middelen voor het volgens een voorafbepaald patroon verplaatsen van het aftastpunt telmiddelen omvatten voor het tellen van 20 de weergegeven rasters en als functie van de telstand van die telmiddelen genereren van genoemd patroon.

Deze uitvoeringsvorm van die uitleesinrichting kan nader worden gekenmerkt, doordat de middelen voor het volgens een voorafbepaald patroon verplaatsen van het aftastpunt zodanig zijn ingericht, dat in 25 die cyclus van vier filmbeelden en dus. tien weergegeven rasters na elk vierde en zesde raster een sprong naar twee rasters terug wordt uitgevoerd en na elk vijfde raster een sprong naar twee rasters voorwaarts.

Een alternatief voor deze uitleesinrichting kan worden gekenmerkt, doordat de. middelen voor het volgens een voorafbepaald 3q patroon verplaatsen van het aftastpunt zodanig zijn ingericht, dat in die cyclus van vier filmbeelden en dus tien weergegeven rasters na elk vierde, zesde en achtste raster een sprong naar twee rasters terug wordt uitgevoerd en na elk vijfde en zevende raster een sprong naar twee rasters voorwaarts.

35 De registratiedrager voor toepassing in het systeem volgens de uitvinding kan worden , gekenmerkt, doordat per opgetekend filmbeeld slechts twee opeenvolgende rasters zijn opgetekend.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van dë 8400391 EHN 10.929 5 tekening, waarin: figuur 1 een uitvoeringsvoorbeeld van een systeem volgens de uitvinding toont, figuur 2 een diagram voor de verklaring van de werking van 5 het systeem volgens de uitvinding toont, en figuur 3 een diagram voor de verklaring van de werking van een alternatief van het aan de hand van figuur 2 verklaarde systeem toont.

Figuur 1 toont een inrichting volgens de uitvinding voor het uitlezen van een roterende optisch uitleesbare registratiedrager 1.

Ten behoeven van de uitlezing wordt een lichtbundel afkomstig van een laser 2 via een kantelbare spiegel 3 en een objektief op die registratiedrager geprojecteerd, waarbij de door die registratiedrager gereflekteerde bundel met een halfdoorlatende spiegel 5 op een detektor 6 wordt gepro-jekteerd. In het bijzonder bestaat de laserbundel uit een hoofdbundel en l5 twee zijbundels en detektor 6 uit 3 deeldetektoren zodat met een spoor-volgfoutsignaalgenerator 9 een signaal kan worden verkregen dat een maat is voor de positie van devtrefplaats van de laserbundel ten opzichte van de informatiesporen qp de registratiedrager 1. Met behulp van dat signaal wordt de positie van die trefplaats geregeld, enerzijds doordat 2Q het gehele optische stelsel 10 met een hier symbolisch getoonde mechaniek 11 in radiale richting verplaatst kan worden, en anderzijds doordat de spiegel 3 met behulp van motor 7 gekanteld kan worden zodat de trefplaats van de bundel over een beperkt aantal sporen verplaatst kan worden op een snelle en nauwkeurige manier. Het een en ander is uitvoerig 25 beschreven in onder andere het tijdschrift Philips Technical Review,

Vol. 33 ,1973, no. 7, paginafs 186-189, het Amerikaans octrooischrift nummer 4,037,252 en de Duitse tervisie gelegde octrooiaanvrage nummer 31.21.013, welke publikaties hierin in hun geheel worden geacht te zijn cpgenomen als referentie.

3Q Het door detektor 6 gewonnen signaal wordt aan een verwerkings- . schakeling 8 toegevoerd die het teruggewonnen videosignaal aan een uitgang 17 levert.

De inrichting omvat verder een sprongsignaalgenerator 13 die cp kcmmando van signalen aan zijn ingangen 20 respectievelijk 21 35 een sprongsignaal genereert cm de positie van de trefplaats van de uitleesbundel over een spoor vooruit respektievelijk teruguit te verplaatsen* Dit sprongsignaal aan uitgang 24 wordt via een schakelaar 14 aan motor 7 toegevoerd. Die sprongsignaalgenerator 13 schakelt een 8400391 PM 10.929 6 schakelaar 14 die de verbinding tussen spoorvolgfoutgenerator 13 en de motor 7 verbreekt zodat motor 7 door die sprongsignaalgenerator 13 bestuurd wordt, totdat een sprong is voltooid.

De spoorvolgsignaalgenerator 9 levert verder op op zich bekende 5 wijze via schakelaar 14 een regelsignaal aan de aandrijfmotor 7 cm wanneer geen sprong wordt uitgevoerd de laserbundel op het te volgen spoor gericht te houden.

Vaak komt het voor dat beeldmateriaal in de vorm van films ter beschikking zijn waarbij dan problemen ontstaan bij het opnemen van 10 deze films op videoplaten vanwege de verschillende normalisaties. De bij film in hoofdzaak gehanteerde normalisatie houdt onder andere in, dat 24 filmbeelden per sekonde worden opgencmen en weergegeven. Om een dergelijke film cm te zetten in een voor registratie op videoplaat geschikt videosignaal wordt elk filmbeeld afgetast volgens een patroon van geïnter-15 linieerde beeldrasters. Volgens de Amerikaanse televisienorm worden er echter 30 beelden per sekonde weergegeven, zodat het niet mogelijk is een filmbeeld tot één televisiebeeld te transformeren omdat daarbij de weergeef snelheid van het opgenomen programma niet korrekt zou zijn.

De noodzakelijke aanpassing kan op bekende wijze verkregen worden door 20 de filmaftasteenheid zodanig te programmeren, dat opeenvolgende filmbeelden afwisselend worden omgezet in een stelsel van twee beeldrasters en een stelsel van drie beeldrasters. Dit betekent dat twee filmbeelden worden getransformeerd tot vijf beeldrasters oftewel vier filmbeelden tot 10 beeldrasters of 5 televisiebeelden, hetgeen overeenkomt met de 25 transformatie 24/30 in normalisatie van film en televisie. Hierdoor ontstaat bij videoplaten met één videoveld (twee rasters) per omwenteling de situatie dat afwisselend twee en drie tot eenzelfde filmbeeld behorende rasters 'zijn opgencmen zodat er omwentelingen zijn voor twee rasters afkomstig van één en hetzelfde filmbeeld staat opgetekend. In de weergave 30 itodus "stilstaand beeld" kan dit aanleiding geven tot een niet-bevredigend stilstaand beeld. In de Nederlandse octrooiaanvrage 7702874 (PM 8717) is daarom voorgesteld om één bepaalde van een set van twee tot eenzelfde filmbeeld behorende rasters van een beeldnummer te voorzien en de video-platenspeler zodanig in te richten dat slechts die twee door dat beeld-35 nummer bepaalde rasters in de stilstaand-beeld-modus kunnen worden weergegeven. Hierdoor kan die omwenteling, waarin twee tot verschillende beelden behorende rasters zijn opgenomen, niet als stilstaand beeld worden weergegeven. Het een en ander heeft echter wel tot gevolg dat de beeld- 8400391 PHN 10.929 7 nunmsrs van de opeenvolgende beelden op de plaat op twee 180° verschoven radialen van de oratrek kernen te liggen waardoor sprongen over meerdere beelden of aoekoperaties naar beeldnummer gecompliceerder worden en niet ogenblikkelijk kunnen worden uitgevoerd omdat snelle acties slechts 5 op ongeveer een radiaal kunnen worden uitgevoerd. Ben oplossing hiervoor is cm de filmbeelden op te nonen in de volgorde twee, drie, drie, twee rasters en de beeldnurrmers aan te brengen in het eerste, derde, zevende en negende of tweede, vierde, achtste en tiénde rasters van telkens die cyclus van de film bij vier filmbeelden behorende rasters.

10 Een oplossing waarbij zonder meer stilstaand beeld en bovendien in elke omwenteling kan worden verkregen en de beeldnurrmers op één radiaal kunnen worden geplaatst, welke oplossing bovendien als belangrijk voordeel heeft dat neer speelduur wordt verkregen, wordt toegelicht aan de hand van figuren 2 en 3. Die oplossing bestaat in het langs electro-15 nische weg realiseren van de weergave-sequentie met twee en drie rasters per filmbeeld in een bepaalde volgorde, waarbij figuur 2 de volgorde twee-drie-twee-drie toelicht en figuur 3 de volgorde twee-drie-drie-twee toelicht.

Figuur 2 toont schematisch met 25 een deel van de afgewikkelde 20 spiraal van een registratiedrager met daarin vier opeenvolgende filmbeelden, elk met twee rasters a en b cpgenomen, hetgeen een speelduur-vergroting met een faktor 10/8 betekent ten opzichte van de situatie dat afwisselend twee en drie rasters per filmbeeld worden opgenemen. Stilstaand beeld is zonder meer in elke omwenteling mogelijk omdat 25 steeds twee van hetzelfde filmbeeld afkomstige rasters per omwenteling zijn opgenemen. Bovendien liggen alle beeldnurrmers, tenminste wanneer die aan of alle rasters a bf alle rasters b (of steeds beide) zijn toegevoegd, op één radiaal.

De lijn 26 geeft schematisch de afspeelprocedure weer waarbij 30 de getrokken lijn "weergave" betekent en de onderbroken lijn een sprong (over in dit voorbeeld één omwenteling oftewel twee rasters) betekent.

De procedure begint met de weergave van de eerste vier rasters la, 1b, 2a en 2b gevolgd door een sprong teruguit. Daarna wordt raster 2a opnieuw weergegeven gevolgd.door een sprong voorwaarts, waarna raster 3b 35 wordt weergegeven. Hierna volgt een sprong terugwaarts waarna raster 3a wordt weergegeven gevolgd door een sprong voorwaarts. Hierna wordt raster 4b weergegeven waarna na een sprong terugwaarts de cyclus wordt voltooid roet de weergave van rasters 4a en 4b. Met 27 is de daadwerkelijk 8400301 V ψ ' PHN 10.929 8 weergegeven rastervolgorde aangeduid in figuur 2. Er worden dus tien rasters per vier filmbeelden weergegeven in een sequentie twee-drie-twee-drie en afwisselend een raster a en een raster b zodat de juiste interliniëring blijft behouden. Het een en ander kan worden gerealiseerd 5 door in de inrichting volgens figuur 1 met een teller 15 de door ver-werkingsschakeling 8 afgescheiden rastersynchronisatiepulsen te tellen en bij elke vijfde, zevende en negende puls aan ingang 20 van sprong-signaalgenerator 13 een signaal te geven teneinde een sprong terugwaarts in te leiden en bij elke zesde en achtste puls aan ingang 21 van die 10 sprongsignaalgenerator 13 een signaal te geven teneinde een sprong voorwaarts in te leiden. Teneinde de juiste sequentie te behouden kan telkens na de tiende rastersynchronisatiepuls (aan uitgang 22) een terugstelsig-naal aan die teller worden gegeven, bij voorkeur synchroon met een door schakeling 8 aan uitgang 19 gegenereerde beeldimpuls door combinatie 15 van die telstand "10" met de beeldimpuls via EN-poort 16. Ook kan deze synchronisatie geschieden door elke vierdè beeldimpuls te detekteren.

De benodigde signalen toont figuur 2 met 28 de rastersynchronisatie-irrpulsen aan uitgang 18, 29 het signaal aan ingang 20 en 30 het signaal aan ingang 21.

20 Figuur 3 toont in wezen hetzelfde diagram als figuur 2 waarbij verwijzingscijfers 31, 32, 33, 34, 35 respektievelijk 36 in figuur 3 corresponderen met verwijzingscijfers 25, 26, 27, 28, 29 respektievelijk 30 in figuur 2. Het verschil bestaat daarin dat slechts bij elke vijfde en zevende rastersynchronisatiepuls een sprong terugwaarts 25 wordt ingeleid en bij de zesde rastersynchronisatieimpuls een sprong voorwaarts waardoor een weergavevolgorde twee-drie-drie-twee wordt verkregen.

De beschreven electronische normaanpassing kan ook in andere situaties worden toegepast, in het bijzonder om speelduurvergroting te 3Q verkrijgen. Zo worden bijvoorbeeld in het geval van tekenfilms ook binnen de filmbeelden zelfdvolgens bepaalde patronen herhalingen toegepast om het aantal daadwerkelijk te tekenen beelden per sekonde te verkleinen. In dat geval is het voldoende om slechts de onderling verschillende filmbeelden op te tekenen en die langs electronische weg herhaald af 35 te spelen waarbij dan alleen sprongen achterwaarts ter herhaling van beelden nodig zijn, eventueel in combinatie met bijvoorbeeld de beschreven 24 naar 30 beelden per sekonde normaanpassing. Het is daarbij zelfs mogelijk on volgens verschillende normen gerealiseerde filmbeelden op te 8400391 ' PHN 10.929 9 « 9 nemén en In een beeldcode of een inhoudsopgave aan het begin van de plaat de diverse beelden te identificeren en de afspeler te programmeren hoe de diverse beelden weergegeven dienen te worden. De teller 15 in de inrichting volgens figuur 1 is dan programmeerbaar uitgevoerd met behulp 5 van bijvoorbeeld een microprocessor.

Doordat in de beschreven weergavemethode rasters herhaald worden, is conventionele geluidsoptekening en reproductie niet meer mogelijk. Ccmpressie-expansie of multiplex-technieken kunnen oplossing bieden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk cm voor elk stereokanaal twee 10 EM-geluidsdraaggolven te gebruiken; de ene draaggolf voor het geluid dat tijdens de eerste weergave van een bepaald raster weergegeven moet worden en een voor de weergave van het geluid tijdens de herhaalde aftast ting van dat raster, het een en ander in een volgorde overeenkomstig het weergavediagram volgens figuren 2 of 3.

15 Bij de beschreven methode wordt telkens over slechts een spoor vooruit of achteruit gesprongen. In het systeem volgens de uitvinding is het echter ook mogelijk om de optekening zodanig te doen dat voor correcte weergave sprongen over meerdere sporen nodig zijn, in het bijzonder wanneer meerdere filmbeelden parallel in tussen elkaar gelegen 20 sporen zijn opgetekénd.

Verder beperkt de uitvinding zich niet tot toepassing bij. optische beeldplaten. Ook andere vormen van registratie zijn toepasbaar.

25 30 35 8400391

Claims (10)

1. Systeem voor het weergeven van een op een schijfvormige registra-tiedrager opgetekend programma bestaande uit opeenvolgende filmbeelden, bevattende een uitleesinrichting voor het aftasten van de registratie-drager waarbij deze registratiedrager is voorzien van een in hoofdzaak 5 spiraalvormig of concentrisch informatiespoor waarin het programma als videosignaal in een opeenvolging van twee beeldrasters per spooromtrek is opgetekend, waarbij teneinde een weergave' met oorspronkelijke snelheid te verkrijgen ,n filmbeelden per tijdseenheid moeten worden weergegeven terwijl de nominale weergavesnelheid van de registratiedrager m, met m^n, 10 videobeelden van twee beeldrasters per tijdseenheid bedraagt, waarbij de uitleesinrichting middelen bevat voor het in in hoofdzaak radiële richting vooruit of achteruit verplaatsen van het aftastpunt van de registratiedrager over een afstand overeenkomstig met het radiële verloop over tenminste één omwenteling, gekenmerkt, doordat per opgetekend filmbeeld 15 slechts twee opeenvolgende rasters zijn opgetekend, en dat volgens een voorafbepaald patroon tijdens uitlezing het aftastpunt achteruit en/of vooruit naar een op tenminste een afstand overeenkomstig met het radiële verloop over één omwenteling gelegen vorige respektievelijk een volgende spooromtrek wordt verplaatst zodanig, dat steeds opeenvolgende filmbeelden 20 worden weergegeven door opeenvolgende stelsels van tenminste twee tot hetzelfde filmbeeld behorende beeldrasters zodanig, dat het aantal weergegeven filmbeelden per tijdseenheid het voorgeschreven aantal n bedraagt terwijl . het aantal weergegeven videobeeldenmbedraagt.

2. Systeem volgens conclusie 1/ met het kenmerk, dat n = 24 en 25 m = 30 en dat genoemd patroon zodanig is, dat per cyclus van vier filmbeelden twee stelsels van twee tot een onderscheidenlijk filmbeeld behorende rasters en twee stelsels van drie tot een onderscheidenlijk filmbeeld behorende rasters worden· weergegeven door het tengevolge van dit patroon twee maal per cyclus weergeven van twee van de acht bij die vier 30 filmbeelden behorende opgetekende rasters.

3. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in die cyclus van vier filmbeelden en dus tien weergegeven rasters na elk vierde en zesde raster een sprong naar twee rasters terug wordt uitgevoerd en na elk vijfde raster een sprong naar twee rasters voorwaarts.

4. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in die cyclus van vier filmbeelden en dus·1 tien weergegeven rasters na elk vierde, zesde en achtste raster een sprong naar twee rasters tang wordt uitgevoerd en na elk vijfde en zevende raster een sprong naar twee rasters woorwaarts. 8400391 'Z' Λ PEN 10.929 II

5. Uitleesinriditing voor toepassing in een systeem volgens één der voorgaande conclusies omvattende middelen voor het in in hoofdzaak radiële richting vooruit of achteruit verplaatsen van het aftastpunt van de registratiedrager over tenminste een afstand overeenkomstig met 5 het radiële verloop over een omwenteling, gekenmerkt, door middelen voor het genereren van een voorafbepaald patroon van sprongen vooruit of achteruit zodanig, dat steeds opeenvolgende filmbeelden worden weergegeven door opeenvolgende stelsels van tenminste twee tot hetzelfde filmbeeld behorende beeldrasters zodat het aantal weergegeven filmbeelden per tijds-10 eenheid het voorgeschreven aantal n bedraagt terwijl het aantal weergegeven videobeelden m bedraagt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de middelen voor het volgens een voorafbepaald patroon verplaatsen van het aftastpunt talmiddelen omvatten voor het tellen van de weergegeven rasters en 15 als Sanctie van de telstand van die telmiddelen genereren van genoemd patroon.

7. Inrichting volgens conclusies 5 of 6, met het kenmerk, dat de middelen voor het volgens een voorafbepaald patroon verplaatsen van het aftastpunt zodanig zijn ingericht, dat in die cyclus van vier film- 20 beelden en dus tien weergegeven rasters na elk vierde en zesde raster een sprong naar twee rasters terug wordt uitgevoerd en na elk vijfde raster een sprong naar twee rasters voorwaarts.

8. Inrichting volgens conclusies 5.of 6, met het kenmerk, dat de middelen voor het volgens een voorafbepaald patroon verplaatsen. . 25 van het aftastpunt zodanig 2ijn ingericht, dat in die cyclus van vier filmbeelden en dus tien weergegeven rasters na elk vierde, zesde en achtste raster een sprong naar twee rasters terug wordt uitgevoerd en na elk vijfde en zevende raster een sprong naar twee raster voorwaarts.

9. Registratiedrager, voor toepassing in een systeem volgens 30 éen der conclusies 1 tot en met 4,waarbij deze registratiedrager is voorzien van een spiraalvormig informatiespoor waarin een progranma bestaande uit opeenvolgende filmbeelden als videosignaal in een opeenvolging van twee beeldrasters per spooromtrek is opgetekend, waabij teneinde een weergave met oorspronkelijke snelheid te verkrijgen 35 n filmbeelden per tijdseenheid moeten worden weergegeven terwijl de nominale weergavesnelheid van de registratiedrager m, met m> n, videobeelden van twee beeldrasters per tijdseenheid bedraagt, gekenmerkt, doordat per opgetekend filmbeeld slechts twee opeenvolgende rasters 8400591 Sa" V PHN 10.929 12 v. zijn opgetekend.

10. Systeem volgens conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat althans de in genoemd patroon te herhalen rasters van tenminste twee geluidskanalen zijn voorzien waarbij een van die geluidskanalen tijdens 5 de eerste weergave van dat raster wordt weergegeven en het andere geluidskanaal tijdens tweede weergave van dat raster. 10 15 20 25 30 35 840039?