NL8400069A - Werkwijze voor het afvoeren van huishoudelijk afvalwater uit een aantal huisaansluitingen. - Google Patents

Description

N.0. 32.218 ^ - Werkwijze voor het afvoeren van huishoudelijk afvalwater uit * " een aantal huisaansluitingen.

De uitvinding heeft betrekking op een besturingsinrichting voor een zuigklep van een vacuitm-afwateringsstelsel, die zich automatisch opent wanneer een bepaald niveau van het toestromende afvalwater wordt bereikt en die na het afzuigen van een bepaalde water-5 hoeveelheid en een daaropvolgende luchthoeveelheid zich weer sluit.

Sen der gelijke besturingsinrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 71.04642.

Wanneer by een vloeistofreservoir dat afwisselend tot een bepaald niveau wordt gevuld en daarna wordt geledigd, stuurfunkties 10 van bijvoorbeeld de klep voor het ledigen moeten worden uitgevoerd, past men gewoonlijk vlotters of niveau-aftastorganen toe. Afvalwater, in het bijzonder ook huishoudafvalwater, bevat echter zowel agressieve bestanddelen die eventueel de vlotter of aftastorgaan corroderen, als bestanddelen die op langere termijn een steeds ster-15 kere korstvorming daarop doen ontstaan en die dus de genoemde organen buiten werking stellen.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een besturingsinrichting van de in de aanhef genoemde soort, die onafhankelijk van de samenstelling van het afvalwater gedurende vele jaren storings-20 vrij werkt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat het openen en sluiten van de zuigklep wordt tot stand gebracht door een luchtkussen dat is ingesloten in een stijgleiding die met het systeem van het toestromende afvalwater in verbinding staat.

25 Daardoor komt slechts nog de zuigklep zelf met het afval water in aanraking. De klep wordt behoed voor afzettingen en verstoppingen, aangezien deze voortdurend wordt gereinigd door de met grote snelheid daardoorheen gezogen vloeistof en lucht.

Zou men het in de stijgleiding ingesloten luchtkussen on-30 middellijk op het bedieningsmechanisme van de zuigklep laten werken, dan zou deze slechts langzaam worden geopend en gesloten.

Daardoor ontstond het gevaar, dat grotere bestanddelen in het afvalwater in de klep klem raken en deze verstoppen. Bij een by voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van de uitvinding is daarom de 35 maatregel getroffen dat voor het snel bedienen van de zuigklep de onderdruk van het leidingsstelsel mede wordt gebruikt, doordat het stuursignaal voor het openen van de zuigklep door een bestu- 8400069 * * v - 2 - ringsklep kan worden voortgebracht, die door het luchtkussen be-diehbaar is. By bediening kan de besturingsklep dan een achter de zuigklep van de vacuümleiding afgetakte, naar de zuigklep voerende vacuümbesturingsleiding met een schakelservo verbinden, die in de bediende eindtoestand een versterkerklep in een op de vacuilm-besturingsleiding aangesloten, de eerste besturingsklep kortsluitende omloopleiding opent.

Aan de eis van een geringe storingsgevoeligheid is byzonder moeilijk te voldoen, wanneer de zuigklep niet slechts tydens het ledigen van het afvalwater-reservoir, maar ook nog na het afzuigen van het verzamelde afvalwater een bepaalde tijdsperiode geopend moet worden gehouden om een nauwkeurig afgemeten luchthoeveelheid achter het afgezogen water in het systeem binnen te laten. By voorkeur wordt de tydsbesturing van het openen van de zuigklep bereikt, doordat de schakelservo tegelijkertyd als relais is uitgevoerd en dat in zijn bediende eindtoestand een andere besturingsklep omschakelbaar is, die de verbinding van de schakelservo met de vacuümleiding blokkeert en een met de buitenatmosfeer in verbinding staande inlaatleiding opent, waarin een als smoorplaats dienend mondstuk is aangebracht, waarbij de schakelservo door eigen gewicht en/of een terugstelveer in zijn uitgangsstand kan worden teruggevoerd. Het mondstuk kan by voorkeur instelbaar of uitwisselbaar zyn om de tijdsperiode van terugstellen van de schakelservo in de uitgangsstand in te stellen.

8400069 - 3 -

De uitvinding zal hierna aan de hand van de tekening nader worden toegelicht.

De'tekening toont schematisch het beginpunt van een vacuümlei-ding 10, een daarvoor aangebrachte afzuigklep 12 en het einde van 5 een,, onder atmosferische druk staande gebruikelijke afschotleiding 14, bijvoorbeeld een ventilerende afvoerleiding van een huis. De afzuigklep 12 kan bijvoorbeeld van het type zijn dat is beschreven in het Duitse octrooischrift 1.609*245· De vacuttmleiding 10 loopt naar een niet getekend en op een vacuflmpomp aangesloten verzamel- 10 reservoir, waarnaar het afvalwater wordt gezogen. Bij een bepaalde mate van vulling wordt de verzamelde hoeveelheid dan tegen de onderdruk van het leidingstelsel in uit het verzamelreservoir gepompt en toegevoerd aan een bezinkinrichting. De vacutlmleiding 10 kan een groot aantal niet-getekende aftakkingen naar andere huis- 19 aansluitingen hebben en wordt in principe zodanig in de grond gelegd, dat in op onderlinge afstand liggende laagste punten in de vorm van zakken of dalingen steeds weer proppen vloeistof zich kunnen verzamelen, die de gehele leidingdoorsnede vullen en afsluiten. Een dergeljjk leidingstelsel is bijvoorbeeld ook beschreven in het 20 Duitse octrooischrift 1.238.858, doch voor vacuüm-toiletten. By een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm wordt bij een in principe horizontaal leidingverloop de pijp op voorafbepaalde afstanden plaatselijk gelicht en met zand ondersteund. De buizen zijn voldoende flexibel om op gewenste wijze omlaagwaarts gaande en weer stygen- 25 de pypsecties met daardoor teweeggebrachte laagste punten, waarin zich vloeistof proppen kunnen vormen, te verkrijgen.

De afzuigklep 12 is normaliter gesloten en wordt slechts kortstondig geopend ten einde water, dat zich by het beneden-uiteinde van de huis-aansluitleiding 14 heeft verzameld, weg te zuigen.

30 Instelaandrijving en automatische besturing van de zuigklep gebruiken bij voorkeur de, in de vacutlmleiding 10 ter beschikking staande onderdruk. Daarby kan een extra energiebron achterwege worden gelaten.

Bij het benedenuiteinde van de afschotleiding 14 heeft men 35 geen speciale reservoirs nodig om het huishoudelijke afvalwater te verzamelen alvorens de afzuigklep 12 met tijdintervallen wordt geopend. De leiding 14 zelf dient by voorkeur als verzamelhouder.

Op deze plaats moet ook niet te veel afvalwater worden verzameld, opdat in de eerste plaats een rottingsproces wordt verhinderd en in de tweede plaats steeds slechts betrekkelijk geringe hoeveel- 8400069 — - 4- r . -J· *s heden water aan de vacuümleiding worden toegevoerd.

De bestuningsinrichting voor de afzuigklep 12 waarvan de be-langryke onderdelen in de tekening zijn weergegeven, is in zijn geheel in een besturingskast geïnstalleerd, die via een stygleiding 5 16 met de huisaansluiting 14 is verbonden en voorts via een be- sturingsleiding 18 met de afzuigklep 12 en tenslotte via een aan-sluitieiding 20 met de vacuümleiding 1.0 is verbonden.De aansluitlei-ding 20 is via een voortdurend geopende leidingverbinding 22 en een leiding 24 op een membraanklep 26 aangesloten, die in de norma-10 le toestand door de voortdurend optredende onderdruk in de leidingen 20 en 24 gesloten wordt gehouden. De membraanklep 26 opent zich bij een bepaalde drukstyging in de stygleiding 16. In de geopende toestand wordt door de membraanklep 26 een verbinding tussen de leiding 24 en een leiding 28 tot stand gebracht, die weer 15 in verbinding staat met een leiding 30 die op een besturingsklep 32 is aangesloten. Deze klep 32 verbindt in de uitgangssituatie de leiding 30 met een leiding 34» via welke het vacuüm een sehakel-servo 36 bereikt. De laatstgenoemde heeft een zuiger 38 die by een onderdruk in de leiding 24 tegen de werking van een niet getoonde .20 terugstelveer in omhoog wordt getrokken. Aan de zuiger 38 is een nok 40 aangebracht, die in de bovenste eindstand een versterkerklep 42 zodanig bedient, dat deze de aangesloten leidingen 20 en 28 met elkaar verbindt en daardoor een omloop verschaft, die parallel is geschakeld aan de met vacuümverliezen werkende membraanklep 26.

25 Dit heeft tot gevolg dat de leiding 30 eerst de volledige onderdruk ontvangt, nadat de versterkerklep 42 door de nok 40 in de geschakelde toestand wordt gebracht, waarin door de versterkerklep 42 de leidingen 20 en 28 met elkaar zyn verbonden.

De besturingsklep 32 is door middel van een veer en een snap-30 mechanisme zodanig geconstrueerd, dat deze by volledige onderdruk in de leiding 30 automatisch wordt omgeschakeld, waarbij de verbinding tussen de leidingen 30 en 34 wordt onderbroken en de leiding 34 met de buitenatmosfeer in verbinding wordt gebracht. In deze toestand kan lucht via de leiding 34 en een smooropening 44 35 in de servocilinder 36 stromen. Door geschikte keuze van de smoor-opening en dus de smoorwerking kan de tydperiode worden ingesteld, waarbinnen de zuiger 38 door de niet getoonde terugstelveer in zijn laagste eindstand wordt teruggeschoven. Terwijl de zuiger 38 met de voorafbepaalde snelheid daalt, bedient de aan de zuiger 40 aangebrachte nok 40 via een hefboom 46 een andere besturingsklep 8400069 ,:.Ί - 5 - 48. Be hefboom 46 is zodanig gelagerd, dat de nok 40 de besturings-klep 48 slechts tijdens de daling maar niet tijdens de opwaartse beweging van de zuiger 38 bedient.

Zolang de nok 40 tijdens het dalen van de zuiger 38 op de hefboom 46 drukt, verbindt de besturingsklep 48 de leidingen 18 en 20 5 met elkaar. Het contact tussen de nok 40 en de hefboom 46 is echter slechts tijdelijk. Alvorens de zuiger 38 zijn laagste eindstand heeft bereikt, sluit de besturingsklep 48 weer de verbinding tussen de leidingen 18 en 20. Het is dun duidelijk dat de daalsnelheid van de zuiger 38, die afhankelijk is van de kracht van de niet getoonde 10 terugstelveer en de smoorwerking van de smooropening 44> alsmede het eigen gewicht van de zuiger 38, bepalend is voor de tijdsduur, gedurende welke de afzuigklep 12 via zijn besturingsleiding 18, de besturingsklep 48 en de leiding 2Q op de onderdruk wordt aangesloten en daardoor geopend wordt gehouden. Nadat de besturings-15 klep 48 is gesloten, wordt ook de afzuigklep 12 weer gesloten.

Aldus kan door geschikte keuze van de opening 44 sn de terugstel veer van de schakelservo 38 de openingstijd van de afzuigklep 12 zodanig worden ingesteld, dat bij elke openingsbewerking niet slechts de in de leiding I4 aanwezige hoeveelheid vloeistof, maar daaropvolgend 20 bovendien ook nog een zodanige hoeveelheid lucht in de vacuflmlei- # ding 10 wordt gezogen en dat onder de drukvoorwaarden van de vacuttm-leiding het luchtvolume het tweevoudige tot vijftienvoudige van de aangezogen hoeveelheid vloeistof bedraagt.

Er wordt naar gestreefd eerst het afvalwater en daarna de 23 lucht in de vacuQmleiding^te zuigen, omdat de lucht het water zolang mogelijk voor zich uit moet schuiven. Hieraan kan door geschikte uitvoering van het benedeneinde van de afschotleiding 14 worden voldaan, doordat bijvoorbeeld de afzuigklep 12 via een excentrisch reduceerstuk 50 op de leiding 14 is aangesloten, waarby het ge-30 deelte met de zich verkleinende doorsnede op het laagste niveau is gelegd.

Be hierboven beschreven besturingsinrichting werkt als volgt.

In de uitgangstoestand is de afschotleiding 14 en de daarop aangesloten stjjgleiding 16 nog ledig. Aldaar heerst de atmosfe-35 rische druk. By deze druk houdt de membraanklep 26 de verbinding tussen de aangesloten leidingen 24 en 28 gesloten. Be in de leidingen 20, 22 en 24 heersende onderdruk bereikt dus slechts de membraanklep 26 en niet verder.

Komt thans in het huis afvalwater voor, dat in de afschot- 34 0 0 0 6 9 - 6 - r leiding 14 wordt verzameld· en waarvan ook het niveau daarvan in de stijgleiding 16'opstijgt, wordt in de stygleiding 16 een luchtvolume ingesloten, dat bjj stijgend watemiveau in toenemende mate wordt gecomprimeerd en daarbij steeds sterker op het membraan van de membraan-5 klep 26 drukt. Wordt daarbij een bepaalde druk bereikt, die overeenkomt met de maximale vulhoogte van het afvalwater in de afschotlei-ding 14, opent de membraanklep 26 de verbinding tussen de leidingen 24 en 28. Tia de leiding 28 bereikt de onderdruk de leiding 30 en van daaraf via de besturingsklep 32 de leiding 34 en de smooropening 10 44 in de cilinder van de schakelservo 36, zodat de zuiger 38 daarvan omhoog wordt getrokken. In de bovenste eindstand van de zuiger 38 bedient de aan de zuiger aangebrachte nok de tot nu toe gesloten ver-sterkerklep 42 die thans een direkte verbinding tussen de leidingen 20 en 28 tot stand brengt. Terwijl voorafgaand de membraanklep 26 15 met verliezen slechts een verzwakt vacuüm aan de leidingen 28 en 30 heeft toegevoerd, krijgen deze leidingen thans via de direkte verbinding in de versterkeiklep 42 de volledige onderdruktodra deze onderdruk met zijn volledige sterkte de besturingsklep 32 bereikt, wordt deze automatisch omgeschakeld en onderbreekt deze de verbinding tus-20 sen de leidingen 30 en 34 en opent de laatstgenoemde naar de buitenatmosfeer. Thans dringt lucht via de leiding 34 en de smooropening 44 lm de cilinder van de schakelservo 36 en de zuiger 38 daarvan wordt door de niet getoonde terugstelveer naar beneden teruggedrukt. Terwijl de zuiger 38 met een door de grootte van de smooropening 44 25 bepaalde snelheid daalt, bedient gedurende een bepaalde tijdsperiode de nok 40 via de hefboom 46 de besturingsklep 48. In deze tijdsperiode verbindt de besturingsklep 48 de leiding 20 waarin een onderdruk heerst, met de besturingsleiding 18 van de afzuigklep 12, zodat deze wordt geopend. De tijdsperiode voor het openen van de afzuigklep 12 30 is zodanig gedimensioneerd, dat niet slechts het afvalwater uit de afschotleiding 14 en ie stijgleiding 16 naar de vacuümleiding 10 wordt gezogen, maar via de afschotleiding 14 ook nog de 2 - 15 vou-dige luchthoeveelheid naar de vacuümleiding 10 kan stromen.

Wanneer de zuiger 38 zijn onderste eindstand nadert, verliest 35 de nok 40 liet contact met de hefboom 46 aan de besturingsklep 48, zodat deze weer wordt gesloten. Intussen is ook de membraanklep 26 weer gesloten, aangezien het afvalwater uit de stijgleiding 16 wordt afgezogen. Tenslotte stelt de zuiger 38 aan het einde van zijn da-lingsbaan ook de besturingsklep 32 in de uitgangstoestand terug, 40 waarin de leidingen 30 en 34 met elkaar zijn verbonden. Thans bevindt 8400069 0r - 7- het stelsel zich dus weer in de uitgangstoestand.

8 A 0 0 0 6 9

Claims (8)

1. Besturingsinrichting voor een zuigklep van een vacuüm-af-wateringsstelsel, die zich automatisch opent wanneer een "bepaald niveau van het toestromende afvalwater wordt bereikt en die na het afzuigen van een bepaalde waterhoeveelheid en een daaropvolgende 5 luchthoeveelheid zich weer sluit, met het kenmerk, dat het openen en sluiten van de zuigklep (12) wordt tot stand gebracht door een luehtkussen dat is ingesloten in een stijgleiding (16) die met het systeem van het toestromende afvalwater in verbinding staat.

2. Besturingsinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de stijgleiding (16) is aangesloten op een als afvalwaterreservoir dienende val- of afschotleiding (14)·

3. Besturingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat het stuursignaal voor het openen van 15 de zuigklep (12) door een besturingsklep (26) wordt voortgebracht, die door het luchtkussen bedienbaar is.

4· Besturingsinrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk , dat de besturingsklep (26) by bediening een achter de zuigklep (12) van de vacuümleiding (10) afgetakte, naar de 20 zuigklep (12) voerende vacuümbesturingsleiding (20 en 24) met een schakelservo (36) verbindt, die in de bediende eindtoestand een versterkerklep (42) in een op de vacuümbesturingsleiding (20) aangesloten, om de eerste besturingsklep (26) verlopende kortsluitlei-ding (28, 30) opent. 25

5· Besturingsinrichting volgens conclusie 4* m e ^ het kenmerk , dat de schakelservo (36, 38) tevens als tijdrelais is uitgevoerd.

6. Besturingsinrichting volgens conclusie 55 m e t het kenmerk , dat in de bediende eindstand van de schakelservor 30 (36, 38) een besturingsklep (32) omgeschakeld kan worden, die de aansluiting van de schakelservo op de vacuümbesturingsleiding blokkeert en een,, met de buitenatmosfeer in verbinding staande invoerleiding opent, waarin aangebracht is een smoormondstuk (44)» waarbij de schakelservo (36, 38) door zijn eigen gewicht en/of een 35 terugstel veer naar zijn uitgangsstand kan worden teruggebracht.

7. Besturingsinrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk , dat het smoormondstuk (44) instelbaar en verwisselbaar is ten einde de tijdsduur van terugstellen van de schakelservo 8400069 - 9 - naar de uitgangsstand in te stellen.

8.4 0 0 0 6 9