NL8304019A - Veld-, resp. plukhakselmachine. - Google Patents

Description

Λ 4 ....... V

Λ -1- VO 5224

Veld-, resp. plukhakselmachine.

De uitvinding betreft een veld-, resp. plukhakselmachine, in het bijzonder een schijfwielhakselmachine met werpschoepen aan het messenwiel of een achter een veldhakselmachine geschakelde ventilator, welke in verbinding met een maalinrichting voor de korrels staat.

5 Het oogsten en malen van maïs en thans ook van koren door maai- of plukhakselinrichtingen, hetzij voor het sileren of voor een direkt voederen, kan als zodanig niet worden uitgebreid, zoals ten opzichte van de zeer dure arbeidsketen maaidorsmachine-molen juist voor voedermiddelen verwacht. Dit ligt hieraan, dat gemeten naar de 10 hoge kosten voor apparatuur en energie voor de extra maal en dergelijke inrichting voor de korrels,het korrelverkleiningsgetal te klein is.

Voor een optimaal benutten van het voedsel bij het voederen, moeten de korrels en eventueel ook kernen fijngemaakt worden, terwijl het overige hakselmateriaal, zoals stro en stengels alsmede vliezen op velerlei 15 gronden niet verder verkleind behoeven te worden.

Een bekende maalinrichting bij maai-, resp. plukhaselma-chines bestaat uit een aan de tegenhoudende wand van een schijvenhaksel-inrichting aangebrachte wrijvingsbodem, waaraan aan het messenwiel behalve de schoepen hamers zijn toegepast - zie Zwitsers octrooischrift 20 514.273 -. Doch zelfs bij het aanbrengen van grotere wrijvingsbodem- vlakken verhindert het overige hakselmateriaal zoals kernen, stro en vliezen de korrels het toetreden daartoe, zodat slechts een naar verhouding klein aandeel van de korrels fijngemaakt wordt.

Een andere maalinrichting bestaat uit een in de haksel-25 uitlaat aangebrachte wisselbare zeef, waardoor het hakselmateriaal zolang in de inrichting kan omlopen, totdat de voor de doortrede door de zeefgaten bepaalde verkleiningsgraad bereikt is. Omdat de zeefgaten voor een werkzaam fijnmaken van de korrels een kleinere diameter dan deze moeten hebben, wordt het overige hakselmateriaal ten dele ver-30 stoven, zodat dit bij het uitblazen verloren gaat.

Beide maalinrichtingen benodigen daarenboven een hoog aan-drij fvermogen.

Met het oog op deze nadelen van de bekende inrichtingen is voorgesteld - zie Duits Offenlegungsschrift 3.000.946 - achter de haksel-35 inrichting breekwalsen te schakelen.

V o U 4 0 1 9 __ i * » -2-

Deze maalinrichting is echter zeer dinar, omdat de aan het hakselmateriaal gegeven uitgangssnelheid met behulp van een transport-worm afgeremd en alsdan door een opwaarts gerichte transportinrichting naar de invoer van de walsen moet worden gevoerd, welke, het haksel-5 materiaal alsdan in vrije val naar de breekwalsen toevoert.

Dientengevolge bestaat het probleem van de uitvinding daarin, een minder dure en zo mogelijk zonder extra aandrijfvermogen uit te voeren maalinrichting voor veld-, resp. plukhakselinrichtingen te verschaffen, waarbij een groot verkleiningsgetal voor de korrels bij 10 een zo veel mogelijk behoud van de snedestructuur van de overige haksel-materiaaldeeltjes verkregen kan worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat in het bereik van de hakselinrichting, waar het vlak van de schoepenomtreks-drkel zich scheidt van de tegenhoudende wand en de schoepen in het 15 uittreeddeel treden, zich tenminste een kam met lijstvormige slagor-ganen vanaf de wand van het uittreeddeel tot ongeveer het omtreksvlak van de schoepencirkel in het uittreedbereik uitstrekt.

Op verrassende wijze kunnen de zwaardere korrels wel door een bij transport van de gehakselde deeltjes in de hakselinrichting door 20 de centrifugaal kracht en de wrijvingskracht langs de tegenhoudende wand of wrijvingsbodemdeel veroorzaakte ontmengingseffekt grotendeels allereerst door de schoepeinden aan het uittreedeinde los en komen aldus met een snelheid van een vertikaal naar boven geworpen lichaam op de slaglichamen. De lichtere en de elastischere deeltjes daarentegen, 25 waarvan de snelheid zondermeer zich instelt op de lagere snelheid van de luchtstroom door de ventilator, komen grotendeels niet in de slag-lichamen en kunnen het fijrmaken van de korrels niet hinderen. De door het verkleinen veroorzaakte snelheidsvermindering van de korreldeeltjes is eveneens voordelig, omdat in het bijzonder bij schijfwielhakselin-30 richtingen de zware en sterker dan de overige deeltjes versnelde korrels vaak bij transport in de oogstwagen als gevolg van een grotere snelheid terugstoten of verder geworpen worden en verloren gaan.

Verdere uitvoeringsvormen zijn in de onderconclusies 2-5 beschreven.

35 De uitvinding wordt aan de hand van twee uitvoeringsvoor- beelden nader toegelicht. In de tekening toont: figuur 1 het schema van het snijwerk van een schijfwiel- $ t η * n i o y O U J ï S? -3- » hakselinrichting; figuur 2 het snijwerk volgens figuur 1 in bovenaanzicht; figuur 3 op vergrote schaal de eenheid A; en figuur 4 op vergrote schaal de eenheid B.

5 Het in de figuren weergegeven maisoogstapparaat is een schij fwielhakselinrichting, waarbij een snijwerk 1 met een uitwerpbuis 2 - figuur 1 en 2 - een invoerorgaan 3 - figuur 2 - weergegeven is.

Aan de buitenkant is het snijwerk door een cylindrische tegenhoudende wand 4 omgeven. 5 is het vaste tegenmes, waarmee de aan de messen- 10 schijf 6 rondom radiaal aangebrachte messen 7 samenwerken. Aan het messenwiel 6 zijn zich voor de zijwand 8a-8b \an het snijwerk 1 uitstrekkende schoepen 9 aangebracht, waarvan het omloopcirkelvlak 12 zich bij 12a van de tegenhoudende wand 4 scheidt en de schoepen 9 in de uitwerpbuis 2 treden.

15 Via het scheidende gedeelte 12a reiken de volgens de uit vinding aan een kam 10 aangebrachte slaglijsten 10a, bijv. door sleuven 13 in de wand 2b van de af voer 2 en eveneens volgens de uitvinding in het uitreedbereik en strekken zich hier tot aan het omtreksvlak van de schoepen 12 uit.

20 Deze laatste kunnen, zoals in figuur 1 en 3 weergegeven, aan de voorkant dienovereenkomstig aangepast zijn. De langs de schoep-einden 9a, resp. de tegenhoudende wand 4 glijdende zware deeltjes lossen grotendeels allereerst van de schoepen 9 en komen in een vertikale worp op de slaglijsten 10a, waarbij de zijkanten daarvan de korrels wigvormig 25 uit elkaar doen springen.

In figuur 3 en 4 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven van de constructie van de kam 10. Deze is aan de buitenzijde aan de uittrede 2 van het snijwerk op een door consoles 14 gesteund platform 15 door middel van schroeven 16 in sleufgaten 14a verschuifbaar gehouden.

30 Door het losmaken van de schroeven 16 kan men de noodzakelijke invoer-diepte van de slaglijsten 10a in de uittrede 2 instellen of de slaglijsten geheel daaruit terugtrekken.

Op dezelfde wijze kan de constructie bij een werkventilator worden uitgevoerd.

____;_ 3 3 0 > 0 19 35

Claims (6)

1. Veld-, resp. plukhakselinrichting,in het bijzonder schijfwielhakselinrichting met werpschoepen aan het messenwiel of een achter een veldhakselinrichting geschakelde ventilator, welke in ver- 5 binding met een maalinrichting voor de korrels bestaat, met het kenmerk, dat in het bereik van de uittrede (2) van het snijwerk (1), waar het omtreksvlak van de schoepencirkel (12) zich scheidt van de tegenhoudende wand(4) en de schoepen (9) in de uittrede (2) reiken, zich tenminste een kam (10a) met lijstvormige slagorganen (10a) vanaf 10 de wand (2b) van de uittreedbuis (2) tot ongeveer aan het omtrekscirkel-vlak van de schoepen (12) in de uittrede (2) uitstrekt.

2. Veld-, resp.'plukhakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het tegenover het einde van de tegenhoudende wand (4) afgeschuinde vlak (2a) van de uittrede (2) in de uittreedas 15 gerichte slaglichamen aanwezig zijn.

3. Veld-, resp. plukhakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de slaglichamen (9a) door sleuven in de wand van de uittrede (2) aan een aan de buitenzijde gelegen scharnier in en uit-zwenkbaar en eventueel in elke stand door middel van schroeven verstel- 20 baar en arreteerbaar zijn.

4. Veld-, resp. plukhakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de slaglichamen (10a) door sleuven (13) in de wand (2b) van de uittrede (2) op een met consoles (14) gesteund platform (15) met sleuven (14a) uit-, resp. inschuifbaar en eventueel in alle 25 standen door schroeven (16) arreteerbaar zijn.

5. Veld-, resp. plukhakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste twee slaglichaamrijen met op enige afstand staande slagorganen (10a) aanwezig zijn.

6. Veld-, resp. plukhakselinrichting volgens conclusie 1, 30 met het kenmerk, dat de vrije einden (10b) van de slaglichamen (10a) een aan het omtrekscirkelvlak van de schoepen aangepaste kromming hebben. 33 0 4 0 19