NL8303923A - Uitwendig urineertoestel voor vrouwen. - Google Patents

Uitwendig urineertoestel voor vrouwen. Download PDF

Info

Publication number
NL8303923A
NL8303923A NL8303923A NL8303923A NL8303923A NL 8303923 A NL8303923 A NL 8303923A NL 8303923 A NL8303923 A NL 8303923A NL 8303923 A NL8303923 A NL 8303923A NL 8303923 A NL8303923 A NL 8303923A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sealing surface
cavity
receptacle
hollow
sealing
Prior art date
Application number
NL8303923A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Illinois Tool Works
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from US06/442,207 external-priority patent/US4784654A/en
Priority claimed from US06/442,068 external-priority patent/US4496355A/en
Application filed by Illinois Tool Works filed Critical Illinois Tool Works
Publication of NL8303923A publication Critical patent/NL8303923A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K15/00Check valves
    • F16K15/14Check valves with flexible valve members
    • F16K15/144Check valves with flexible valve members the closure elements being fixed along all or a part of their periphery
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/44Devices worn by the patient for reception of urine, faeces, catamenial or other discharge; Portable urination aids; Colostomy devices
    • A61F5/4404Details or parts
    • A61F5/4405Valves or valve arrangements specially adapted therefor ; Fluid inlets or outlets
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/44Devices worn by the patient for reception of urine, faeces, catamenial or other discharge; Portable urination aids; Colostomy devices
    • A61F5/4404Details or parts
    • A61F5/4408Means for securing receptacles or bags to the body otherwise than by adhesives, e.g. belts, straps or harnesses
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/44Devices worn by the patient for reception of urine, faeces, catamenial or other discharge; Portable urination aids; Colostomy devices
    • A61F5/441Devices worn by the patient for reception of urine, faeces, catamenial or other discharge; Portable urination aids; Colostomy devices having venting or deodorant means, e.g. filters ; having antiseptic means, e.g. bacterial barriers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/44Devices worn by the patient for reception of urine, faeces, catamenial or other discharge; Portable urination aids; Colostomy devices
    • A61F5/451Genital or anal receptacles
    • A61F5/455Genital or anal receptacles for collecting urine or discharge from female member

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • Epidemiology (AREA)
  • Nursing (AREA)
  • Orthopedic Medicine & Surgery (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)
  • Finger-Pressure Massage (AREA)
  • Measurement Of The Respiration, Hearing Ability, Form, And Blood Characteristics Of Living Organisms (AREA)
  • Accommodation For Nursing Or Treatment Tables (AREA)

Description

η * VO 5246
Titel: Uitwendig urineertoestel voor vrouwen
De uitvinding heeft betrekking op het gebied van urineertoestellen of -inrichtingen voor mensen, die zijn uitgevoerd om buiten het menselijke lichaam op hun plaats te worden gehouden, en meer in het bijzonder op het 5 gebied van urineertoestellen, die in het bijzonder zijn ontworpen om in beginsel buiten het vrouwelijke lichaam zacht op hun plaats te worden gehouden. Het toestel is doeltreffend gebleken indien gebruikt door een patient, die zich in een recht opstaande, zittende of algemeen achterover liggende houding bevindt.
10 Bepaalde beiderzijds in de benen verlamde, in alle vier ledematen verlamde, zich niet kunnen beheersende en andere vrouwelijke patiënten behoeven dikwijls hulp bij het van urine ontlasten van de urineblaas.
De industrie van urineertoestellen voor vrouwen vervaardigt een verscheidenheid aan inrichtingen, uitgevoerd voor het verschaffen van verschillende 15 maten van hulp voor dergelijke patiënten. Een moeilijkheid, waarvoor de industrie van urineertoestellen voor vrouwen zich geplaatst ziet is het vervaardigen van een toestel, dat gemakkelijk kan worden gedragen en bij gebruik niet lekt. Dit betekent in beginsel, dat het toestel niet alleen in staat moet zijn door in de handel beschikbare vastzetmiddelen te worden 20 vastgezet aan het vrouwelijke lichaam en door dergelijke vastzetmiddelen nauwsluitend op zijn plaats te kunnen worden gehouden, maar betekent ook, dat het toestel een doeltreffende en overigens niet lékkende afdichting moet verschaffen na aanbrenging aan het vrouwelijke lichaam. ( of buitenoppervlak van het lichaam ). Bovendien moét het toestel niet hechtend zijn, 25 niet knellend, niet irriterend, buigzaam, veerkrachtig, bacteriënvrij, steriel en in het algemeen enigszins glad en zacht voor het gevoel.
Veel van de stand van de techniek houdt zich niet bezig met het vraagstuk van het lékken, samenhangende met de lichaamsaangrijping van een bepaald urineertoestel op het vrouwelijke lichaam, zodat het grootste 30 gedeelte van de stand van de techniek op het gebied van urineertoestellen voor vrouwen geen lekvrij urineertoestel omschrijft. De sleutel tot het lekvrije kenmerk van een urineertoestel voor vrouwen is de wijze waarop het toestel het vrouwelijke lichaam aangrijpt.
Vele van de moeilijkheden, samenhangende met een urineertoestel 35 voor vrouwen, dat een afdichtende aangrijping maakt met het vrouwelijke ---- .
8303923 -2- fc * lichaam, vloeien op natuurlijke wijze voort uit de bijzondere aard van de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen, die natuurlijk de uitmonding van de urinebuis omringen.
De medische stand leert, dat de uitwendige geslachtsorganen van de 5 vrouw worden gevormd door de schaamheuvel, de grote en kleine schaamlippen, de kittelaar, de urlnegang en de uitmonding van de schede, en omschrijft de uitdrukking "uitwendige schaamdelen" om al deze delen te omvatten. Bovendien wordt de "voorhof", zoals gebruikt in verband met het vrouwelijke lichaam, medisch omschreven als zich bevindende in een driehoekig glad 10 gebied tussen de kittelaar en de ingang van de schede, en aan weerszijden begrensd door de kleine schaamlippen. Tenslotte leert de medische stand, dat de urinegang (ook aangeduid als de uitmonding van de urinebuis) zich bij een achterste (of onderste) deel van de voorhof bevindt op ongeveer 2,5 cm onder de kittelaar nabij de rand van de schede, en dat de urinegang 15 wordt omringd door een uitstekende verhoging van een slijmvlies.
Het is een doel van de uitvinding een urineertoestel voor vrouwen te verschaffen, dat een lekvrije afdichtende aangrijping kan maken met het vrouwelijke lichaam, wanneer de patient zich in een staande, zittende of algemeen achterover liggende houding bevindt.
20 Dienovereenkomstig is een algemeen doel van de uitvinding het verschaf fen van een stelsel, dat het zich niet kunnen beheersen in vrouwen kan beheersen zonder het gebruik van in blijvende katheders, luiers enz.
Dit wordt tot stand gebracht door het verschaffen van een urineertoestel, dat afdichtend kan aangrijpen met het vrouwelijke lichaam, welke aangrijping 25 .wordt verbeterd door een vacuum of toestand van negatieve druk.
Meer in het bijzonder is het een doel, dat een zwakke vacuumtoestand voor een dergelijk toestel enigszins gelijkblijvend is en gemakkelijk kan worden gehandhaafd bij het gebied, waar het toestel in aanraking is met het voorhofweefsel en dit omringt.
30 Een verder doel is het verschaffen van een stelsel, dat een afvoer buis met een vooraf bepaalde hoogte bevat en een klep, die een vacuumtoestand kan bereiken door het handhaven van een vloeistofkolom met een vooraf gekozen en betrekkelijk gelijkblijvende hoogte.
Een verder doel is het verschaffen van een klep, die tijdens bedrijf 35 in het algemeen niet wordt beïnvloed door lucht of een ander gas, dat de 8303923 4 -3- klep via de klepuitlaat binnenkomt.
. Een samenhangend doel is het verschaffen van een dergelijke klep, voorzien van een kleplichaam, dat een waterafstotende, gefiltreerde ont-luchtingspoort kan opnemen, die lucht of een einder gas daardoorheen laat 5 diffunderen.
Nog een ander algemeen doel is het verschaffen van een toestel, een klep en een opvang stelsel, die bij gezamenlijk gebruik samenwerken om het tot stand brengen mogelijk te maken van een bijzonder nuttig resultaat.
10 Een bijzonder doel is derhalve in de eerste plaats het verschaffen van een toestel, dat afdichtend kan aangrijpen met bepaalde voorhof weefsels van de vrouw, welke aangrijping wordt verbeterd door vooraf bepaalde vacuumtoestanden, en ten tweede het verschaffen van een klep, die het toestel voorziet van de vooraf bepaalde, gewenste vacuumtoestand.
15 Hoewel een groot aantal bekende klepvormen kan worden gebruikt, bestaan de verduidelijkende voorkeurs uitvoeringsvormen uit schamierklep-pen, die een vooraf bepaalde druk vereisen voor het drijven van de inrichting, en die in een gewoonlijk gesloten stand zijn. Bij een uitvoeringsvorm, zijn er twee gefiltreerde ontluchtingspoorten aanwezig, die een 20 waterafstotend filter bevatten, dat diffusie van gas daardoorheen toelaat·, maar niet van vloeistoffen. Bij een voorkeursstelsel, dat een vertikaal stuk buis van 20 cm bevat tussen het toestel en de terugslagklep, vindt de volgende druk/vacuum volgorde plaats, wanneer het toestel op zijn plaats is. Tijdens het stromen vein urine is een (positieve) druk van 490-980 25 Pa aanwezig in het gedeelte van het stelsel boven de klep. Wanneer de stroming ophoudt, daalt deze druk onmiddellijk tot een negatieve waarde met als gevolg een vacuumhoogte van 1,94-3,92 kPa. De stroomopwaartse, waterafstotende filterontluchting in de klep laat lucht dan het stelsel binnengaan totdat een evenwicht is bereikt. In de beschreven uitvoering is dit 30 een vacuum van ongeveer 784-980 Pa. Het stelsel blijft op deze hoogte voor het verzekeren, dat geen lekkage plaatsvindt tussen het toestel en het voorhofweefsel, totdat de urine weer vrij door het toestel stroomt waardoor een drukstijging in het stelsel wordt veroorzaakt tot een positieve· waarde van 490-980 Pa, en de kringloop wordt herhaald. Het gebruik van 35 een tweede filterontluchtingspoort aan de stroomafwaartse zijde van de klep 8303923
« I
-4- maakt het diffunderen moge lijk van een gasdruk ophouw in de opvangzak en heft zodoende elk nadelig gevolg op, dat dergelijke drukken kunnen hebben op de klep. Een bovenmatige drukopbouw in de zak doet de klep in een gesloten stand blijven en voorkomt derhalve het in de'zak brengen van aanvul-5 lend fluïdum of veroorzaakt de ontwikkeling van een grote druk of vloei-stofkolom aan de inlaatzijde van de klep, hetgeen lekkage om het toestel heen tot gevolg kan hebben.
Overeenkomstig de doeleinden is een urineertoestel voor vrouwen verschaft, uitgevoerd voor het afdichtend uitwendig aangrijpen van het 10 vrouwelijke lichaam. Het urineertoestel voor vrouwen kan worden gebruikt voor het opvangen van urine van een patient op een half doorlopende of zelfs een doorlopende wijze. Verder kan het toestel door de vrouw worden gebruikt voor het opvangen van urine wanneer de patient in een rechtopstaande of staande houding is, een algemeen achterover liggende houding 15 of een zittende houding.
Het toestel dicht af wanneer het zacht op zijn plaats wordt gehouden. Het toestel maakt eerst een afdichtende aangrijping met het slijmvlies, dat de urinegang omringt, en ten tweede met de voorhof. Teneinde een dergelijke tweeledige afdichtende aangrijpiïig te verschaffen, is het toestel 20 voorzien van een paar verhoogde afdichtoppervlakken. Een zachte druk, uitgeoefend op een achterzijde of onderzijde van het toestel, dat zich tegenover een ürine-opnemende holte bevindt, doet één van de twee verhoogde afdichtoppervlakken en een verhoogd gedeelte van het toestel samenwerken voor het duidelijk uitstekend in de urine-opnemende holte van het 25 toestel dwingen van weefsel, dat de urinegang omringt, waarna een uit de urinebuis uitmonding komende stroom urine in deze holte wordt gericht.
De afdichtende aangrijping van het toestel wordt aanvullend verbeterd door de aard van de algemene voorzijdegedaante en oppervlakte geometrie van de afdichtoppervlakken, die zijn ontworpen voor het in beginsel te 30 zijn aangepast aan de hoek en lichaamsoppervlakken van de voorhof van het vrouwelijke lichaam.
Meer in het bijzonder grijpt het toestel afdichtend de voorhof aan, en scheidt het de uitmonding van de urinebuis van de uitmonding van de schede. Lichaamsaangrijping met de voorhof omvat een reeks afdichtende 35 aangrijpingen tussen de kleine schaamlippen, het uitmondingsuitsteeksel 8303323 « *. -5- tussen de uitmonding van de schede en de uitmonding van de urinebuis en bepaalde andere weefsels, die zich dichtbij de kittelaar bevinden maar enigszins op afstand daarvan in de richting van de uitmonding van de urinebuis.
5 Bij een tweede uitvoeringsvorm gaat het in plaats van om een ovolde of ei vormige uitwendige gedaante, om een paar in het algemeen ellips vormige ruggen, voorzien van een flauwere helling tussen tegenover elkaar liggende einden van de grote hartlijn van de inrichting. Dit is proefondervindinde-lijk door toepassing bij een verscheidenheid aan vrouwelijke patiënten 10 vastgesteld voor het bepalen van een nagenoeg algemene gedaante voor het volwassen vrouwelijke lichaam.
De tweede uitvoeringsvorm kan ook worden gebruikt als deel van een stelsel, waarbij het toestel in eerste instantie wordt aangebracht door het uitoefenen van een zachte druk op de achterzijde van het toestel met 15 de hand of bij voorkeur door gebruik van een onderbroek met een in het midden in het kruis daarvan zich bevindende opening. Bij het gebruiken van een voorkeurs uitvoeringsvorm van het toestel bleek het wenselijk om tussen de urine-opvanger en het afvoerkanaal een terugslagklep aan te brengen. Wanneer urine uit het toestel stroomt door de verbindingsbuis 20 en de klep in de urine-opvanger, wordt een vacuum ontwikkeld bij de afdichtende oppervlakken van het toestel, veroorzaakt door de venturi-werking van de urinestroming. De bereikte vacuumhoogte is een functie van de lengte en de diamter van de verbindingsbuis, en de hoogte van het toestel ten opzichte van de urine-opvanger en de klep. De ontwikkeling 25 van een dergelijke vacuumtoestand voor het toestel bij de lichaamsaangrijp-gebieden met de vrouw, verbetert de afdichting op de voorhofweefsels.
Deze vacuurawerking kan tijdens een daarop volgende afvoer van urine cumulatief en kan een hoogte bereiken, die ongemak kan veroorzaken voor de drager. Als oplossing voor deze moeilijkheid kan het klepdeel zijn voor-30 zien van één of meer ontluchtingspoorten onder gebruikmaking van waterafstotende filtermiddelen, die een ontluchting verschaffen om het mogelijk te maken, dat omgevingsdrukken de binnenzijde van het stelsel bereiken en om de door de gebruiker ondervonden vacuumhoogte te verminderen.
Samenvattend is de tweede uitvoeringsvorm van het toestel een 35 ééndelige, uitwendige urine-opvanginrichting voor vrouwen, die in de 33 03 32 3 -6- plooien van de lippen van de gebruiker kan worden geplaatst om in aanraking te zijn met het voorhofweefsel rondom de urinegang en om zacht en gestabiliseerd te worden vastgehouden door mechanische middelen, maar versterkt door een lichte vacuumtoestand. Het toestel bestaat uit een in het alge-5 meen ellipsvormig en open, bekervormig deel, en heeft een in het algemeen in het midden aangebrachte boringopening, zodat urine vrij door het deel en de boring van het toestel kan stromen. Het bovenoppervlak van het toestel bevat een in het algemeen ellipsvormig en naar binnengericht , gesloten lusvormig, van hoorns voorzien oppervlak, en een in hoofdzaak 10 doorlopende gebogen rug, die zich vandaar naar boven uitstrekt. Gedeelten van het bovenoppervlak van het toestel, die zich op afstand bevinden van het van hoorns voorziene oppervlak tegenover de gebogen rug, en de gebogen rug bepalen tweeledige bovenste gedeelten van een holte in het deel. Deze tweeledige bovenste gedeelten vormen een naburig paar afdicht-15 oppervlakken, dat zich in hoofdzaak doorlopend uitstrekt langs de buiten- . omtrek van de inrichting. Het binnenoppervlak is verder naar boven ten opzichte van het buitenoppervlak op afstand van de holte aangebracht. Vanaf een achterzijde van het deel eh uit een stuk daarmee en in verbinding met de boringopening en de holte, strekt zich neerwaarts een steel of 20 cylindrische flens uit. De gedaante van de steel is aangepast voor het voorkomen van een belemmering van de fluldumstroming door de boringopening door het vormen van een dunwandige kamer en een onderste dikwandig gedeelte aan het einde van de kamer tegenover het toestel, en ingericht om te worden verbonden met het stuk buis, dat naar de klep voert. Het zwaardere 25 gedeelte en de buigzame dunwandige kamer zijn ingericht voor het voorkomen van de moeilijkheid van het kinken, en het voorkomen van een belemmering van de fluldumstroming door de boringopening.
Behalve het in het algemeen ellipvormig in gedaante zijn, heeft het open, bekervormige deel een flauw hellende oppervlakte geometrie, die het 30 mogelijk maakt het toestel nauwsluitend vast te zetten tegen het voorhof weefsel zonder bovenmatige drukken, welke nauwsluitende, afdichtende aanbrenging wordt verbeterd door een lichte vacuumtoestand, geplaatst op de holte van het toestel.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, 35 waarin: 8303923 * 'f -7-
Fig. 1 een ruimtelijk aanzicht is van boven op een gedeelte van een paar afdichtoppervlakken, dat zich bevindt rondom de holte bij het urine-opnemende einde van het toestel,
Fig. 2 een aan fig. 1 gelijk ruimtelijk aanzicht is, waarbij het 5 toestel over ongeveer 180^ is gedraaid rond de lengtehartlijn,
Fig. 3 een bovenaanzicht is van de urine-opnemende holte van het toestel, waarbij de in beginsel eivormige aard van de afdichtoppervlakken is verduidelijkt,
Fig. 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 2, 10 Fig. 4A een aan fig. 4 gelijke doorsnede is, waarbij het afvoer kanaal is gebogen en in een stand is geplaatst, die in hoofdzaak 90° verschilt, van die weergegeven in fig. 4 voor het verduidelijken van de doelmatigheid van het tegengaan van het kinken,
Fig. 4B een doorsnede is volgens de lijn IV3-IVB in fig. 4A, 15 Fig. 5 een ruimtelijk aanzicht is van het toestel, dat werkzaam is verbonden met een fluldumvoorraadhouder, en wordt gebruikt in samenhang met een voorkeursuitvoering van een in de handel beschikbare inrichting voor het vastzetten aan het lichaam en het opvangen,
Fig. 6 een vooraanzicht is van de inrichting volgens fig. 5, 20 Fig. 7 een achteraanzicht is van de inrichting volgens fig. 5,
Fig. 8 een afbeelding is van de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen, waarbij de gebieden van de voorzijde-aangrijping van de afdichtoppervlakken van het toestel met het vrouwelijke lichaam zijn weergegeven, Fig. 9 een vertikale middendoorsnede is van het vrouwelijke bekken-25 gebied, waarbij ongeveer de plaatsing en de lichaamsaangrijping van het toestel is weergegeven wanneer de patient in een rechtopstaande, een algemeen achterover liggende of een zittende houding is,
Fig. 10 een ruintelijk aanzicht is van een andere voorkeurs uitvoeringsvorm van het toestel, 30 Fig. 11 een zij-aanzicht is van het toestel volgens fig. 10,
Fig. 12 een bovenaanzicht is van het toestel volgens fig. 10,
Fig. 13 een doorsnede is volgens de lijn XIIÏ-XIII in fig. 12,
Fig. 14 een asm fig. 13 gelijke doorsnede is, waarin het tegengaan van het kinken is verduidelijkt, 35 Fig. 15 een doorsnede is van een in een vorm gevormde verbindings- ( 8303923 * ,.
-8- inrichting met inzetstuk voor het bevestigen van een stuk afvoerbuis aan het toestel,
Fig. 16 een doorsnede· is van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens fig. 15, 5 Fig. 17 een doorsnede is van nog een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens fig. 15,
Fig. 18 een zij-aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van het gehele stelsel, waarbij gebruik wordt gemaakt van het toestel,
Fig. 19 een zij-aanzicht is van een klep- en filtermechanisme, gebruikt 10 in het stelsel volgens fig. 18,
Fig. 20 een doorsnede is volgens de lijn XX-XX in fig. 19,
Fig. 21 een bovenaanzicht is van de scharnierklep, gebruikt in het stelsel volgens fig. 18,
Fig. 22 een aanzicht is,gedeeltelijk in doorsnede, van een tweede 15 uitvoeringsvorm van de klep van het stelsel volgens fig. 18, en
Fig. 23 een doorsnede is met uiteengenomen delen volgens de lijn XXIII-XXIII in fig. 22.
In fig. 1 is het toestel 10 ruimtelijk weergegeven, en bestaat het uit een opvanghouder 12 en een holle steel 14. De opvanghouder 12 bevat 20 een holte 16. De holte 16 heeft een ingangsopening 18, die in beginsel een vertikale verlenging van de holte 16 is.
De holte 16 is in beginsel radiaal gericht rond een lengtehartlijn 10, waarbij de opvanghouder 12 een in het algemeen ovoïde of eivormige buitenomtrek heeft, en een in het algemeen ellipsvormige of ovale inwendige 25 doorsnede, die beide loodrecht zijn gericht op de lengtehartlijn 20.
De opening 18 is voorzien van twee in het algemeen ellipsvormige afdichtoppervlakken 22, 24, in het algemeen convex in doorsnede. Elk afdichtr oppervlak steekt uit vanaf de opneemhouder 12 op een zadelvormige wijze volgens de richting van de lengtehartlijn 20. Elk afdichtoppervlak is in 30 zij-aanzicht voorzien van twee ruggen, zich bevindende tussen twee pieken bf toppen), waarbij elke piek nabij een bijbehorend einde van de grote hartlijn van de opvanghouder 12 is geplaatst.
Het eerste (of binnenste), in hoofdzaak doorlopende afdichtoppervlak 22 is voorzien van een eerste of voorste piek 26, die afdichtend kan aan-35 grijpen met het vrouwelijke lichaam op een eerste plaats net onder de 9303923 v ƒ -9- kittelaar. Deze eerste plaats bevindt zich in het algemeen tussen de kittelaar en de uitmonding van de urinebuis, en gewoonlijk nabij de kittelaar maar op enige afstand daarvan in de richting van de uitmonding van de urinebuis. Het binnenste afdichtoppervlak 22 is ook voorzien van 5 een tweede of achterste piek (of "bult) 28, die afdichtend kan aangrijpen met het vrouwelijke lichaam op een tweede plaats, die zich bevindt tussen de uitmoöding van de urinebuis en de uitmonding van de schede. Het binnenste afdichtoppervlak 22 is voorzien van een eerste paar op afstand tegenover elkaar liggende zij-of verbindingsruggen 30, 32, welke ruggen afdichtend 10 kunnen aangrijpen met de onderzijde of de binnenoppervlakken van de twee kleine schaamlippen Icings een tegenover elkaar liggend paar eerste ellipsvormige gebieden.
Het tweede (of buitenste) afdichtoppervlak 24 is in beginsel aangebracht langs de buitenomtrek van het eerste afdichtoppervlak 22. De 15 oppervlakte-omtrekken van het buitenste afdichtoppervlak 24 gaan bij de eerste piek 26 vloeiend over in het eerste afdichtoppervlak 22. Het tweede afdichtoppervlak 24 is eveneens voorzien van een tweede paar ruggen 34, 36, welke ruggen op soortgelijke wijze afdichtend kunnen aangrijpen met de twee kleine schaamlippen langs een tégenover elkaar liggend paar 20 tweede ellipsvormige of ovale gebieden. Behalve het vloeiend overgaan van het oppervlak 24 in de piek 26, is elk tweede ellipsvormige of ovale gebied zowel radiaal als axiaal enigszins verplaatst ten opzichte van het bijbehorende naburige eerste ellipsvormige gebied, zoals afgebeeld in de fig, 1 en 2.
25 Eet buitenste afdichtoppervlak 24 is voorzien van een andere piek 38, die afdichtend kan aangrijpen met het vrouwelijke lichaam op een derde plaats, die zich bevindt tussen de tweede plaats en de uitmonding van de schede.
De oppervlakte geometrie van de opvanghouder 12 is zodanig, dat 30 het binnenste afdichtoppervlak 22 in het algemeen uitsteekt en verder weg van het hoofdgedeelte van de opvanghouder 12 dan het buitenste afdichtoppervlak 24. Dit uitsteken is op een zadelvormige wijze en volgens de richting van de lengtehartlijn 20.
De oppervlakte-omtrekken van het binnenste afdichtoppervlak 22 en 35 het buitenste afdichtoppervlak 24 zijn in buitenwaartse richting convex 9303923 «f ν -10- gebogen, waarbij de kromming positief is weggericht van de holte 16. Bovendien gaat het binnenste afdichtoppervlak 22 vloeiend over in de holte 16 voor het zodoende verschaffen van de opening 18.
Het binnenste afdichtoppervlak 22 en het buitenste afdichtoppervlak 5 24 hebben elk een wand, die voldoende dik is, zodat het binnenste afdicht oppervlak 22 en het buitenste afdichtoppervlak 24 elk hun gedaante behouden en niet vervormen wanneer het urineertoestel 10 op zijn plaats wordt gehouden tegen het vrouwelijke lichaam door een lichte druk, in het algemeen uitgeoefend langs een achterzijde of onderzijde van de opneem-10 houder 12 tegenover de holte 16. De binnenste en buitenste afdichtopper-vlakken 22, 24 van het toestel 10 maken het elk mogelijk, dat hettoestel 10 een afdichtende aangrijping heeft met het weefsel, dat de urinegang omringt. De oppervlaktekromming, de zadelvormige omtrekken en de ellipsvormige doorsnede van de twee afdichtoppervlakken 22, 24 van het toestel, 15 en meer in het bijzonder de verhoogde "bult” of piek 28 van het binnenste afdichtoppervlak 22, werken samen met het buitenste afdichtoppervlak 24 voor het verschaffen van een licht uitbollen van het uitsteeksel van de urinegang in de holte 16 van het toestel 10 voor het zodoende in de holte 16 van de opneemhouder richten van de urinestroom.
20 De tweeledige afdichtoppervlakken dienen voor twee doeleinden. Ten eerste wordt een urinemonster, dat moet worden gebruikt voor analyse, niet verontreinigd door afscheiding uit de schede, en ten tweede kan de normale menstruatie afzonderlijk worden verzorgd door het gewone gebruik van in de handel beschikbare inrichtingen met betrekking tot de menstruatie zonder 25 het hanteren van afvalfluïdum te belemmeren.
De fig. 1-3 verduidelijken de oppervlakte geometrie van de binnenste en buitenste afdichtoppervlakken 22, 24 van het toestel 10, waarbij de fig. 8 en 9 laten zien op welke wijze het toestel 10 een afdichtende aangrijping maakt met het vrouwelijke lichaam.
30 De holle steel 14, weergegeven in de fig. 1, 2 en 4, is radiaal gericht rond de lengtehartlijn 20, en uit een stuk met een gedeelte van de achterzijde of onderzijde van de opvanghouder 12 tegenover de holte 16. De holle steel 14 staat in verbinding met de holte 16 en vóórziet de holte 16 van een uitlaat 40. In beginsel naar benden kijkende langs de lengte-35 hartlijn 10 en in de holte 16, is de binnendiameter van de holle steel 14 8303923 , s -11- in beginsel cirkelvormig. De holle steel 14 heeft een enigszins gelijke wanddikte, en een buitendiameter, die geleidelijk in lichte mate afneemt vanaf de opvanghouder 12 naarbuiten.
De holle steel 14 heeft een voldoende wanddikte en is gemaakt van 5 een voldoende veerkachtige stof, zodat "kinken”, dat anders de stroming van urine uit de holte 16 belemmert, niet optreedt, aangezien de holle-steel 14 is voorzien van een het kinken tegengaande maatregel, bestaande uit een hol overgangsgedeelte 42 (dat een buitenhoek 42a, een horizontale flens 42b en een binnenhoek 42c bevat) en een holle kraag 44 voor het ver-10 minderen van de mogelijkheid van kinken.
Een afvoerkanaal (voor de holte 16) is uit een stuk met de achterzijde of onderzijde van de opneemhouder 12 tegenover de holte 16, en bevat de holle steel 14, het holle overgangsgedeelte 42 en de holle kraag 44. Zoals afgebeeld in fig. 4 is de holle steel 14 uit een stuk met de 15 holle overgangsgedeelten 42a, b en c,en zijn de holle overgangsgedeelten 42 uit een stuk met de holle kraag 44, die tevens uit een stuk is met de achterzijde of onderzijde van de opneemhouder 12 tegenover de holte 16.
Ten behoeve van de beschrijving van het afvoerkanaal, neemt de bin-nendiameter van de holle steel 14 geleidelijk iets af bij het naar buiten 20 weggaan van het hoofdgedeelte van de opneemhouder 12, waarbij de wanddikte van de holle steel 14 in hoofdzaak gelijk blijft. Als een deel van de maatregel van het afvoerkanaal voor het tegengaan van kinken, heeft de holle steel 14 een grotere wanddikte dan de holle overgangsgedeelten 42a, 42b en 42c, die zelf een grotere wanddikte hebben dan de holle kraag 44.
25 De holle aard van de steel 14, het overgangsgedeelte 42 en de kraag 44 maakt verbinding mogelijk tussen de holte 16 en de uitlaat 40. Debetrekkelijk dunwandige holle kraag heft' in beginsel de nadelige gevolgen op, veroorzaakt door het kinken wanneer het afvoerkanaal tijdens gebruik wordt gebogen. Zoals is te zien in de fig. 4A en 4B, kan het afvoerkanaal 30 naar boven worden gebogen over 90^ vanaf de lengtehartlijn 20, waarbij een in hoofdzaak volledige stromen uitde uitlaat 40 wordt gehandhaafd.
De geleidelijk verkleinde dikte van de verschillende elementen bij het axiaal naar boven gaan vanaf de steel 14 door het overgangsgedeelte 42 in de holle kraag 44 maakt het aan een zijde naar binnen klappen van 35 de kraag 44 mogelijk voor het vormen van althans een ellipsvormige opening 8 t Q 7- $ 9 λ
J V V ^ v Ih U
_ "'ill -12- dat wil zeggen een enigszins afgeplat einde aan de steel 14, waar deze is bevestigd aan de overgangsgedeelten 42, en dat uitmondt in de rest van het inwendige van de kraag 44, Dit is het duidelijkst te zien in de fig.
4A en 4B, en verzekert zelfs een open afvoerkanaal, wanneer de steel 14 0 5 over in hoofdzaak 90 is bewogen vanuit de gebruikelijke stand wanneer de patient beweegt vanuit een recht opstaande of achterover liggende houding in een zittende houding.
Evenals de holle steel 14, hebben het holle overgangsgedeelte 42 en de holle kraag 44 elk een in beginsel cirkelvormige doorsnede. De 10 buitendiamter van de holle kraag 44 is duidelijk groter dan de buitendiameter van het holle overgangsgedeelte 42, die zelf iets groter is dan de buitendiameter van de holle steel 14.
Wanneer een lichte druk wordt uitgeoefend in een richting in hoofdzaak evenwijdig met de lengtehartlijn 20 langs de achterzijde of onder-15 zijde van de opneemhouder 12, werken de binnenste en buitenste afdicht-oppervlakken 22 en 24 en meer in het bijzonder de bult 28 samen voor het doeltreffend doen afscheiden, te weten afzonderlijk afdichten, door de binnenste en buitenste afdichtoppervlakken 22, 24, en het voorzien van de holte 16 van de opvanghouder 12 van een paar afdichtaangrijpingen met 20 het vrouwelijke lichaam. Een afdichtaangrijping wordt in het algemeen gemaakt rondom de uitmonding van de Urinebuis. Deze tweeledige afdichtoppervlakken 22, 24 verzekeren niet alleen een dichte afdichting met een minimale druk, maar stabiliseren ook het toestel 10 tegen een op en neer gaande of zijdelingse beweging.
25 Het toestel 10 is vervaardigd van een geschikt zacht rubber, rubber achtige of kunststof samenstelling.
Het toestel 10 kan op zijn plaats tegen het vrouwelijke lichaam worden gehouden door een willekeurige, in de handel beschikbare inrichting, ontworpen voor het in afdichtende lichaamsaangrijping brengen van het 30 toestel. Het toestel 10 kan bijvoorbeeld op zijn plaats worden gehouden met een gordel- of rieminrichting. De beschreven uitvoeringsvorm, afgebeeld in fig. 5, toont een dergelijke inrichting, bestaande uit een riem 46, vier gordels 48, 50, 52 en 54 en een kussen 56.
De riem 46 kan volgens de omtrek passen rondom het middel van de 35 patient, en is vervaardigd van een geschikt veerkrachtig materiaal voor 8303323 » ? -13- het in hoofdzaak op zijn plaats blijven bij het neerwaarts trekken door de werking van de gordels. De voorkeursriem is een in de handel beschikbare soort, gemaakt van een samenstel van stof en elastiek. De voorkeursriem is voorzien van een in de handel beschikbaar sluitorgaan 47 om te passen 5 op een aantal middelmaten.
De vier gordels 48, 50, 52, en 54 zijn eveneens gemaakt van een geschikt veerkrachtig materiaal, zodat het kussen 56 tot het uitoefenen wordt gedwongen van een lichte druk op de achterzijde of onderzijde van de opneemhouder 12 tegenover de holte 16, wanneer de riem- en -gordelin-10 richting wordt gedragen door een patient, die zich in een staande, zittende of anderszins algemeen achterover liggende houding bevindt. Bij de voorkeurs uitvoeringsvorm bestaat elke gordel uit een stof gedeelte en een elastiekgedeelte. Elk stofgedeelte is bevestigd aan de riem 46, en elk elastiek gedeelte aan het kussen 56, zoals afgeheeld in de fig, 5, 6 en 7.
15 Deze wijze van bevestiging doet het kussen 56 zich aanpassen aan de achterzijde of onderzijde van de opneemhouder 12 tegenover de holte 16 voor het zodoende tot stand brengen van de eerder beschreven afdicht-aangrijpingen. Bij de voorkeursuitvoeringsvorm lopen de twee onderste (of buitenste) gordels 48, 54, zoals afgebeeld. in de fig. 6 en 7, aan 20 weerzijden van de endeldarm onder het volgen van de bilplooi, en zijn vervolgens bevestigd aan de riem 46. Bij deze uitvoeringsvorm zijn de onderste gordels 48, 54 aan de riem 46 bevestigd bij het heupbeen of bij het darmbeen uitsteeksel van het bekken voor-boven. Zoals afgebeeld in de fig. 6 en 7 bevinden de bovenste (of binnenste) gordels 50, 52, die 25 aangrenzend zijn bevestigd aan de riem 46, zich op plaatsen nabij de bijbehorende onderste gordels 48, 54. Bij de voorkeurs uitvoeringsvorm zijn de binnenste en buitenste gordels naast het veerkrachtig en derhalve rekbaar zijn, eveneens in lengte verstelbaar.
Het kussen 56 is gemaakt van een geschikt zacht en plooibaar mate-30 riaal. Bij de voorkeurs uitvoeringsvorm is de zijde van het kussen, die is gericht naar het vrouwelijke lichaam, gemaakt van een zacht, viltachtig materiaal, waarbij de achterzijde van het kussen, die is weggericht van het vrouwelijke lichaam, met vezel is versterkt. Het voorkeurskussen is enigszins schijfvormig en in doorsnede iets groter dan de doorsnede van 35 de achterzijde of onderzijde van de opvanghouder 12 tegenover de holte 16, 8303223 -14- zodat een lichte druk kan worden uitgeoefend over in het algemeen de gehele achterzijde of onderzijde van de opvanghouder 12 tegenover de holte 16. De gordels 48, 50, 52 en 54 zijn gewoonlijk aan de buitenomtrek van het kussen 56 bevestigd op een wijze, die het, het kussen 56 mogelijk 5 maakt een aanzienlijke oppervlakte-aanraking te maken met de achterzijde of onderzijde van de opvanghouder 12 tegenover de holte 16.
Het kussen 56 heeft een gat 58, dat zich ongeveer in het midden daarvan bevindt. Bij de voorkeurs uitvoeringsvorm steekt de holle kraag 44 wanneer het toestel 10 in afdichtende lichaamsaangrijping wordt gebracht 10 met het vrouwelijke lichaam, naar buiten door het gat 58 en weg van het lichaam van de patient. Zoals bij deze voorkeursuitvoeringsvorm gebruikt, is het toestel 10 door een geschikt verbindingsmiddel 60 (zoals een koppelstuk) verbonden met een stuk buis 62 met een passende diameter en geschikte buigzaamheid. Het stuk buis 62 is weer verbonden meteen fluïdum 15 voorraadhouder 64, voorzien van een geschikt verbindingsmiddel 66 en een klemmiddel 68. Gedurende de dag kan de fluïdumvoorraadhouder 64 een beenzak zijn, en 's-nachts een dreinagezak. Een gedeelte van het stuk buis 62 is gewoonlijk met plakband vastgezet aan de dij van de patient boven de knie.
20 Aangezien dit gedeelte van het stuk buis 62 met plakband is vast gezet aan het been, weerstaat de holle steel 14 het kinken aan de achterzijde of onderzijde van de opvanghouder 12 tegenover de holte 16, Wanneer de holle steel 14 vanaf de lengtehartlijn 20 wordt weggebogen, vervormt eerst de holle kraag 44, dan het holle overgangsgedeelte 42 en tenslotte 25 de holle steel 14. De betrekkelijk grote binnendiameter van de holle kraag 44 ( in vergelijking met die van de holle steel 14) maakt een aanzienlijke verplaatsing mogelijk van het afvoerkanaal vanaf de lengtehartlijn 20 onder het handhaven van een vrije stroming van urine uit de holte 16. De holle steel 14 kan over ongeveer 90° worden gebogen vanaf 30 de lengtehartlijn 20, waarbij in de holte 16 stromende urine verder uit de holte 16 stroomt door de uitlaat 40 tot in het stuk buis 62.
Het gat 58 in het kussen 56 is iets groter dan de holle kraag 44 teneinde dit buigen of deze bewegingsvrijheid van het afvoerkanaal of het stuk buis 62 mogelijk te maken zonder te kinken of vast te klemmen 35 of beide.
3303923 • * -15-
Bij deze uitvoeringsvorm is de vervaardiging van het toestel uitgevoerd onder gebruikmaking van in de handel beschikbare spuitgietmiddelen. Gewoonlijk worden urineertoestellen van rubber, rubberachtig materiaal of kunststof gemaakt door een dompelbehandeling, waarbij het zeer moei-5 lijk is de wanddikten te sturen. De wanddikten van de kraag, het holle overgangsgedeelte en de holle steel van het onderhavige toestel kunnen kritisch worden gestuurd door een in de handel beschikbare spuitgietbe-handeling. Bij de voorkeurs uitvoeringsvorm wordt het toestel gemaakt van een geschikte thermoplastische rubberpolymeer of van een elastomeer 10 van medische kwaliteit (zoals een vloeibare polysiloxan rubber).
Thans wordt een verduidelijkende, tweede voorkeurs uitvoeringsvorm van het toestel aan de hand van de fig. 10-14 besproken.
Dit toestel 130 is een ééndelige, uitwendige urine-ropvanginrichting voor vrouwen, die in de lipplooien kan worden geplaatst van de gebruiker, 15 (Ln het algemeen langs de binnenoppervlakken of onderzijden daarvan)en in aanraking kan zijn met het voorhofweefsel rondom de gang, die de opening van de urinebuis bepaalt. Het toestel 130 bevat een in het algemeen ellip-vormig en open, bekervormig deel 132 met een tapse bovenste kamer 134, die bij het smalle einde eindigt in een in het algemeen in het midden 20 aangebrachte boringopening 136, zodat urine kan stromen door het deel 132 en het toestel 130. De bovenoppervlak geometrie van het toestel 132 bevat een in het algemeen ellipsvormig en naar binnen gericht, van horens voorzien oppervlak 138 in de vorm van een gesloten lus, en een in hoofdzaak doorlopend gebogen rug 140, die zich vandaar naar boven uitstrekt.
25 Gedeelten van het bovenoppervlak van het toestel 130, die op afstand liggen van het van horens voorziene oppervlak 138 tegenover de gebogen rug 140, zijn aangeduid als het oppervlak 142, en bepalen en vormen een naburig paar afdichtoppervlakken 140, 142. Het binnenste oppervlak 140 bevindt zich ten opzichte van het buitenste oppervlak 142 verder naar 30 boven vanaf de holte 134.
In hoofdzaak loodrecht neerwaarts zich uitstrekkende vanaf een achterzijde (in het algemeen aangeduid door het verwijzingscijfer 144, zie fig. 11 en 13) van het deel 132 en uit een stuk daarmee is een betrekkelijk dunwandige cylindrische flens of buisvormig deel 146 aanwezig, 35 dat in verbinding staat met de boringopening 136 en de holte 134 voorziet 8303023 -- -16- van een afvoerkanaal. De flens 146 is rond de hartlijn 148 gericht (zie fi'g. 13) . Verdere details van de cylindrische flens of de buis 146 worden onderstaand uiteengezet.
De afdichtoppervlakken 140, 142 en het deel 132 zijn gericht rond 5 een hartlijn 150, die in hoofdzaak evenwijdig is met de hartlijn 148, en vandaar kan zijn verplaatst over de afstand D (fig. 13). Gezien van boven zijn de uitsteeksels van de afdichtoppervlakken 140, 142 van het toestel 130 (fig. 12) in het algemeen ellipsvormig. Zoals te zien,ié, heeft het toestel 130 een grote hartlijn A, die door de hartlijnen 148 en 150 10 gaat, en een kleine hartlijn B, die zijdelings is gericht met betrekking tot de hartlijn 148, maar loodrecht op de grote hartlijn A (fig. 12).
Deze beide hartlijnen A en B vormen een vlak, dat in hoofdzaak loodrecht staat op de hartlijn 148. Verwijzende naar fig. 11 is bovendien te zien, dat het zijdelingse uitsteeksel van het toestel 130 eveneens in het algemeen 15 ellipsvormig is volgens een tweede vlak, dat de hartlijn 148 bevat of in hoofdzaak evenwijdig daarmee is, waarbij een half kleine hartlijn C verticaal is gericht, evenals de hartlijn 148.
In het door de hartlijnen A, B (fig. 12) gevormde vlak of in een vlak (niet weergegeven), in het algemeen evenwijdig daarmee, dat loodrecht 20 is geplaatst ten opzichte van de hartlijn 150, is in het algemeen een oorsprong aanwezig (willekeurig afgebeeld in fig. 12)voor een eerste krommingsstraal Rl, die in het algemeen de ellipsvormige buitenrand begrenzing van het toestel 130 beschrijft. Een tweede krommingsstraal R2, voorzien van een tweede oorsprong, die zich in hoofdzaak op dezelfde plaats 25 bevindt als hiervoor beschreven voor de eerste oorsprong, beschrijft in het algemeen de plaats van het horens voorziene oppervlak 138, dat de naburige afdichtoppervlakken 140, 142 scheidt. In het vlak, gevormd door de hartlijnen A, C (fig. 11) en vanuit een oorsprong, die zich bevindt op de hartlijn 150 buiten het toestel 130 (fig. 13), beschrijft een derde 30 krommingsstraal R3 de flauw hellende oppervlakte geometrie (van het toestel 130) bij de ingang naar de holte 134, waar het toestel 130 in het algemeen in aanraking is met de voorhof en lipplooien van de vrouw. Zoals het duidelijkst is te zien in fig. 13, worden de eindoppervlakken van het toestel 130 bepaald door oorsprongen, die op de hartlijn A liggen, waarbij de straal 35 R5 de buiteneindgeometrie bepaalt van het toestel 130, en de straal R4 8303923 ♦ -17- het van horens voorziene oppervlak 138,bepaalt.
Vacuumafdichting van het toestel 130 op de vrouw kan in het algemeen worden bereikt wanneer de volgende waarden worden aangehouden. Thans verwijzende naar de fig. 11 en 12, ligt de lengte 60 langs de hartlijn A tussen 5 4,01 en 4,78 cm . De lengte 160 is bij voorkeur ongeveer 4,39 cm. De breedte 162 langs de hartlijn B ligt tussen 2,62 en 3,12 cm. De breedte 162 is bij voorkeur ongeveer 2,87 cm. De nominale projectiehoogte C ligt tussen 0,94 en 1,19 cm. C is bij voorkeur ongeveer 1,07 cm. Het verspringende verband, bepaald door de afstand D ligt tussen 0,178 en 0,218 cm. D is 10 bij voorkeur ongeveer 0,198 cm. R1 ligt tussen 3,81 en 4,57 cm. Rl is bij voorkeur ongeveer 4,19 cm. R2 ligt tussen 2,48 en 2,98 cm. R2 is bij voorkeur ongeveer 2,73 cm. R3 ligt tussen 2,32 en 2,83 cm. R3 is bij voorkeur ongeveer 2,58 cm. R4 ligt tussen 1,00 en 1,22 cm. R4 is bij voorkeur ongeveer 1,11 cm. R5 ligt tussen 1,143 en 1,397 cm. R5 is bij voorkeur ongeveer 15 1,27 cm. R6 ligt tussen 3,77 en 4,61 cm. R6 is bij voorkeur 4,191 cm.
De naburige afdichtoppervlakken 140, 142, die doorlopend zijn en tweeledige naburige afdichtoppervlakken verschaffen langs de gehele omtrek van het toestel 130, maken het mogelijk, dat het toestel 130 afdichtend en doorlopend aanraking heeft met de vrouw door aangrijping me.t de binnenge-20 deelten van de lipplooien en de rest van het voomoemde voorhof weefsel.
Meer in het bijzonder vewijzende naar de fig. 13 en 14, is de cylin-drische, buisvormige flens 146 een dunwandig deel met een wanddikte tussen 0,0635 en 0,0889 cm, en bij voorkeur ongeveer 0,0787 cm, waarbij de lengte van het dunwandige gedeelte, gemeten vanaf de achterzijde 144 van 25 het deel 132, slechts iets groter is dan de binnendiameter van de flens 146. Een dikwandige verlenging 152 bevat een middenopening 154 en een onderste tegenboring 156, die een stuk buis 158 kan opnemen, voorzien van een binnenboring, die in hoofdzaak gelijk is aan de boring van de opening 154, waardoor een vrije onbelemmerde stroming in het stuk buis mogelijk is.
30 Het stuk buis 158 is in de tegenboring 156 bevestigd door op dit gebied bekende, geschikte middelen, zoals een plakmiddel of door warmtelassen.
Zoals het duidelijkst is te zien in fig. 14, heeft het uitbuigen van de flens 146 een licht sluiten tot gevolg van de binnendiameter daarvan door het buigen van een zijde en het strekken van de andere zijde zonder het 35 afsluiten van de boring, en het zodoende mogelijk maken van een onbelemmerde 83J3323 -18- vrije doorgang van de urine door het inwendige van, de flens 146, het ver-diktégedeelte 152 en het stuk buis 158 naar een geschikte opvanger. Deze maatregel voor het tegengaan van kinken kan gemakkelijk worden opgenomen en uit één stuk vervaardigd in de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm 5 van de urine-opvang inrichting voor vrouwen.
Thans verwijzende naar de fig, 15-17 zijn aanvullende uitvoeringsvormen weergegeven van het verbindingsmiddel.In fig. 15 bevat de buigzame flens 146a een verdikt gedeelte 152a, voorzien van een in het midden aangebrachte boring 154a, en een buis-verbindingstuk 170 met een vergrote flens 10 172, als inzetstuk gevormd in het verdikte gedeelte 152a. Het buisverbin-dingsstuk 170 bevat aan het vrije einde een aantal getrapte schouders 174 van de op dit gebied algemeen bekende soort voor het u'itzetten en verschaffen van een afgedicht opnemen en doorgang naar het inwendige van het stuk buis 158a, dat daaroverheen is uitgezet. Het verbindingsstuk 170 heeft een 15 middenboring, niet weergegeven, die in hoofdzaak gelijk is aan de diameter van de boring 154a voor het verschaffen van een onbelemmerde doorstroming van urine vanuit het niet weergegeven toestel voor vrouwen.
Een tweede uitvoeringsvorm van het verbindingsmiddel omvat een dunwandige flens 146b, waarvan een gedeelte in doorsnede is" weergegeven, 20 en waarbij de einden 176, die in eerste instantie co-axiaal-daarmee zijn, naar binnen zijn gebogen voor het vormen van een naar binnen gerichte flens 178, door plakmiddel of warmtelassen vastgezet aan het stuk buis 158b, weergegeven in fig. 16.
Fig. 17 toont nog een andere uitvoeringsvorm, waarbij een dunwandige 25 flens 146c waarvan een gedeelte in doorsnede is weergegeven, is voorzien van een naar binnengerichte flens 180 en een naar beneden gerichte, cylin-drische flens 182. De naar binnen gerichte flens 180 heeft een middenboring voor het opnemen van het stuk buis 158c, waarbij de naar beneden gerichte flens 182 een kamer of opneemholte vormt met het stuk buis 158c voor het 30 opnemen van een afdichtring 184 van een met plakmiddel of andere bekende O-ringen werkend af dicht- en vasthoudmechanisme..
De maatregel tegen het kinken in elk der drie laatste in de fig. 15 16 en 17 weergegeven uitvoeringsvormen, werkt op dezelfde wijze als die, weergegeven in fig. 14, dat wil zeggen dat een dunwandige flens, eindigende 35 in een dikwandig stijf gedeelte, het buigen en strekken richt in het dun- 9303923 -19- wandige gedeelte 146a, b en c zonder te kinken of volledig afsluiten van de urinestroming daardoorheen.
In de fig. 18-23 en in het bijzonder fig. 18 is het onderhavige stelsel weergegeven. Het toestel 130 is bij voorkeur verbonden met een urine-5 opvangvat of urine-opvangzak 190 (fig. 18). De urine-opvanger 190 is gewoonlijk een afgedichte en in eerste instantie platte zak of tas van kunststof van een op dit gebied algemeen bekende soort. Het toestel 130 kan in eerste instantie worden vastgezet aan het gewenste voorhofweefsel van de vrouw, zoals hiervoor uiteengezet, door het opleggen van een licht 10 vastzet- en drukmiddel, zoals een onderbroek 192 (waarvan alleen het kruis in doorsnede is weergegeven), die een in het midden aangebrachte opening heeft voor het opnemen van de neerwaarts zich uitstrekkende gedeelte 146 eii 152. Bij voorkeur dient een mini kussen 194, voorzien van een plaklaag 196 voor vastzetting aan de onderbroek 194, voor het stabiliseren van de 15 opvanger 130 en het op de vooraf bepaalde gewenste plaats houden daarvan.
Dit wordt aangevuld door het plaatsen van een lichte vacuumtoestand op de holte 134 van het toestel 130. Een bekende werkwijze voor het plaatsen van een dergelijke vacuumtoestand op de holte 134 is door het handhaven van een vooraf gekozen vloeistof kolom (zoals urine) onder het toestel 130.
20 Voor het tot stand brengen hiervan is de terugslagklep bij voorkeur aangebracht tussen het toestel 130 en de opvanger 190 voor het sturen van de urinekolom en het vacuum. Qe klep 200 bevat een klepconstructie 202, die een klepinlaat 204 en een klepuitlaat 206 bepaalt en omsluit een schar-nierklep 208. Een voorkeurs uitvoeringsvorm van de schamierklep 208 bevat 25 een klap 210, die door een hals 212 uit een stuk is met een cirkelvormige omtrekskraag 214, zie de fig. 20 en 21. Zoals het duidelijkst is te zien in de fig. 20, bevat de klepinlaat 104 een ringvormige, axiaal zich uitstrekkende, afgeronde randflens 220, die dient als een zitting., waartegen de klap 210 zich kan plaatsen in een gewoonlijk gesloten verband, waarbij aan de 30 buitenzijde daarvan een tweede flens 222 aanwezig is, die axiaal is gericht en eindigt in hetzelfde vlak als de flens 220, en diametraal naar buiten ten opzichte daarvan een schouder 224. De klepuitlaat 206 bevat een tegenboring, die een schouder 226 vormt, en een axiaal zich uitstrekkende flens 228. De klepinlaat 204 en de klepuitlaat 206 doen door hun co-axiale 35 plaatsing de flens 222 en de schouder 226, de kraag 214 volgens een dicht 83ü3323 -20- afdichtend verband aangrijpen. Deze afdichting kan teweeg worden gebracht door het verbinden met een in de handel beschikbaar plakmiddel of ook door het met warmte aan elkaar lassen van de twee kunststofgedeelten. Door het handhaven van de axiale afmeting van de flenzen 222 en 228 voor aan-5 passing aan de dikte van de schamierklep 208, vindt een gewoonlijk gesloten positief zitten plaats tussen de klap 210 en de axiaal gerichte flens 220, dienende als de zitting voor de klap 210. Wanneer urine naar beneden stroomt, wordt een vooraf bepaalde urinekolom tot stand gebracht in het stuk buis 158, hetgeen werkt tegen de klap 210 en deze na het tot stand 10 brengen van deze kolom, op een bekende wijze naar een open stand drukt.
De klap 210 grijpt aan, dekt in hoofdzaak af en dicht af tegen de zitting, gevormd door de flens 220, en handhaaft zodoende een eerste urinekolom (of een andere vloeistofkolom) in het buisvormige gedeelte 230 van de klepinlaat 204 (de vloeistof is niet weergegeven). De schamierklep 15 208 is gemaakt van een in de handel beschikbare, geschikte buigzame stof, die het moge lijk maakt, dat de eerste vloeistofkolom een vooraf bepaalde waarde aanneemt. De voorkeurs schamierklep is gemaakt van een polyester foelie fcnet een dikte van ongeveer 0,13 mm De hals 212 en de kraag 214 werken samen voor het tegen de zitting 230 drukken van de klap 210 voor 20 het zodoende voorkomen, dat de vloeistof via de klepuitlaat 206 uit het stuk buis 230 naar buiten stroomt.
Wanneer de vloeistofkolom in hoogte toeneemt, neemt het gewicht van de vloeistof in het stuk buis 230 uiteindelijk toe tot het punt, waar de klap 210 van de zitting 220 wordt gelicht. Daarna neemt de hoogte 25 van de vloeistofkolom in de buis 230 en het stuk buis 258 snel af wanneer devloeistof langs de klap 210 stroomt. Het merendeel van deze vloeistof stroomt gewoonlijk onmiddellijk uit de klepuitlaat 206 naar buiten onder het bij voorkeur vullen van de daarmee verbonden opvanger 190. De hoogte van de vloeistof in de buis 230 wordt snel verminderd tot een punt, waar 30 de klap 210 weer het gewicht van de vloeistof in de buis 230 kan dragen. Daarna beweegt de klap 210 weer naar boven tegen de zitting 220 door de drukwerking van de hals 212, en dicht de zitting 220 af.
Opgemerkt is echter, dat de gang van urine door het toestel 130 en het stuk buis 158 en de klep 200, door een venturi werking een eerste 35 vacuumtoestand ontwikkelt, die door het toestel 130 wordt uitgeoefend 8303323 -21- op het lichaam van de vrouw, waarbij wanneer de vrouw aanvullende urine loost in de holte 134 van het toestel 130, een duidelijk gevoel van toegenomen ongemak wordt gevoeld (met de tijd) bij het voorhofweefsel, waarop het toestel 130 is aangebracht. Indirect Is waargenomen, dat 5 wanneer urine wordt geloosd in de holte 134 van het toestel 130, deze een deel van de lucht en bepaalde andere gassen, die in eerste instantie aanwezig zijn in de holte 134, meeneemt. Dit meenemen ontdoet de holte 134 van een eerste hoeveelheid lucht of ander gas, en dient voor het over een tijdsduur versterken van het vacuumgevoel.
10 Tussen de klap 210 en het toestel 130 bevat het inlaatgedeelte 204 van de klepconstructie 200 een eerste ontluchting 240, waardoorheen lucht en bepaalde andere gassen kunnen gaan, zodat een eerste vacuumtoe-stand, uitgeoefend op de holte 134 van het toestel 130, kan worden gehandhaafd.
15 Een dergelijke ontluchting bevat een waterafstotend filter of mem braan 242, dat de ontluchting 240 bedekt, en het binnenstromen of naar buiten stromen van gassen toelaat, maar als gevolg van de waterafstotende aard de doorgang van vloeistoffen, zoals urine, voorkomt. In het buisvormige gedeelte 230 is de hoogte van de vloeistof gewoonlijk duidelijk 20 boven de ontluchting 240, waarbij het waterafstotende filter 242 voorkomt, dat vloeistof uit het buisvormige gedeelte 230 naar buiten lekt. Het filtermembraan 242 heeft een zodanige poriëngrootte, dat het meeste gas daardoorheen kan diffunderen, maar dat urine of andere vloeistoffen niet waarneembaar of duidelijk daardoorheen kunnen diffunderen. Wanneer 25 de poriëngrootte tussen 3 en 15/ί m ligt (een de voorkeur verdienend poriëngrootte bereik ), wordt geen diffusie van urine opgemerkt.
De afgebeelde uitvoeringsvorm van het stelsel, dat het toestel 130 bevat met de uitlaatflens 146, 152, verbonden met een stuk holle en buigzame kunststofbuis 158 met een geschikte lengte, wordt gewoonlijk gebruikt 30 voor het verbinden van het toestel 130 met de klep 200. Bij de meeste toepassingen verdient een lengte van ongeveer 20 cm voor het stuk buis 158 de voorkeur. Tijdens de stroming van urine is een (positieve) druk van 490-980 Pa aanwezig in het gedeelte van het stelsel boven de klep. Wanneer de afvoer van de urinestroming ophoudt, daalt deze druk onmiddellijk 35tot een negatieve waarde met als gevolg een vacuumhoogte van 2,94-3,92 kPa.
fe? V v v o £* %,» t -22-
De stroomopwaartse, waterafstotende filterontluchting 240 in de klep 200 laat lucht dan het stelsel binnengaan totdat ongeveer een evenwichtstoestand is bereikt. Bij de beschreven uitvoering is dit een vacuum van ongeveer 784-980 Pa. Het stelsel blijft op deze hoogte voor het verzekeren van 5 een dichte aangrijping van het toestel 130 met het voorhofweefsel, tot dat de urine weer stroomt voor het veroorzaken van een drukverhoging in het stelsel tot een positieve waarde van 490-980 Pa, waarna de kringloop wordt herhaald. De evenwichts vacuumhoogte wordt gedeeltelijk bepaald door de lengte van het ë:uk buis en de vertikale afstand van het toestel 10 boven de klep. Het bovenste verbindingsorgaan in de klep (boven de stroom-opwaartse ontluchting) heeft in het algemeen een binnendiameter, die ligt tussen 0,445 en 0,711 cm, waarbij een optimale, de voorkeur verdienende binnendiameter ongeveer 0,508 cm is voor het bereiken van de hiervoor beschreven druk/vacuum volgorde.
^2 Opgemerkt moet worden, dat wanneer de vrouw urine loost in de holte 134 van het toestel 130, en urine naar beneden stroomt door het stuk buis 158 en door de klep 200, is waargenomen, dat kleine belletjes in de urine-kolom worden gezien. Deze belletjes verschijnen eerst aan de vloeistof*· zijde van het semi-permeabele membraan 242, waarbij is waargenomen, dat 20 zij door de ontluchtingsopening 240 gaan en naar binnen in de urine in het buisvormige gedeelte 230 van de klep 200. Zonder de ontluchtingsopening 240 in het buisvormige gedeelte 230, worden geen belletjes waargenomen.
Verder is waargenomen, dat de hoogte van de vloeistofkolom in de klep 200 en het stuk buis 158 behalve door de drukwerking mn de hals 212 25 van de schamierklep 208 wordt veroorzaakt door de oppervlaktespanning van de bepaalde vloeistof. Wanneer het gebruikte stuk buis 154 bijvoorbeeld meer in het bijzonder van een in de handel beschikbaar geëxtrudeer-de latex is met een nominale binnendiameter van ongeveer 0,794 cm, is waargenomen, dat de hoogte van de urine in de klep 200 en het stuk buis 30 158 zich in het algemeen tussen 7,62 en 10,16 cm boven de ontluchtings-inlaat 240 uitstrekt. Een dergelijk stuk inde handel beschikbare buis wordt op een toelaatbare speling van de binnendiameter gehouden van ongeveer 0,40 cm. Toch is voor een nominale binnendiameter van het stuk buis van ongeveer 0,953 cm waargenomen, dat een dergelijke urinehoogte 35 of -kolom niet in het stuk buis 158 en het buisvormige gedeelte 230 3303923 t -23- van de klep 200 boven de ontluchtingsinlaat 240 kan worden gehandhaafd. De urinekolom in het stuk buis 158 strekt zich dan vanaf de schamierklep 208 naar boven slechts uit tot in het algemeen de ontluchtingsopening .240. Voor een nominale binnendiameter van ongeveer 0,635 cm voor het 5 stuk buis, is verder opgemerkt, dat de belletjes (waargenomen in de urine) niet naar boven bewegen in het buisvormige gedeelte 230 of de klep 200.
De proef met de nominale binnendiameter van het stuk buis van ongeveer 0,794 cm werd herhaald, en een aanzienlijke hoeveelheid van een in de handel beschikbare zeepoplossing werd toegevoegd aan de urinekolom, waarna de 10 urinehoogte in de buis 230 en het stuk buis 158 aanmerkelijk lager bleef dan eerder opgemerkt. Voor het stuk buis 158 is de de voorkeur verdienende nominale binnendiamter 0,794 cm. De de voorkeur verdienende binnendiameter bij het inlaateindgedeelte 204 van de klep 200 is ongeveer 0,508 cm.
Het stuk buis 158 is bij voorkeur in hoofdzaak doorschijnend, waar-15 bij de klep 200 bij voorkeur is gemaakt van een geschikte en heldere kunststof en bij voorkeur doorzichtig is.
Een tweede stuk buigzame kunststofbuis 198 met een geschikte lengte verbindt het uitlaat eindgedeelte 206 van de klep 200 met een geschikte inlaatverbinding 188 aan de urine-opvanger 190. Wanneer urine naar beneden 20 stroomt door het uitlaat klepgedeelte 206 van de klep 200 en de opvanger 190 vult, begint meegenomen lucht en ander eventueel meegenomen gas in de opvanger 190 op te hopen, welke lucht uiteindelijk uit de opvanger 190 wordt verplaatst en naar boven in het stuk uitlaatbuis 198, waar het het bedrijf van de schamierklep 208 kan belemmeren.
25 Dienovereenkomstig bevat het uitlaatgedeelte 206 van de klep 200 bij voorkeur een tweede ontluchtingsopening 244 om het gas in de uitlaatbuis 198 mogelijk te maken door de wand van de klepconstructie 200 te gaan. Deze klepontluchtingsopening 244 bevat ook en is bedekt door een waterafstotend filtermembraan 246, dat daar een vloeistof afdichting vormt.
30 Het tweede membraan 244 is bij voorkeur van dezelfde stof en heeft dezelfde poriënafmeting als het eerste membraan 242. Opgemerkt moet worden, dat de twee membranen als inzetstuk kunnen zijn gevormd tijdens de vervaardiging van het inlaat gedeelte 204 en het uitlaatgedeelte 206 van de klep 200 of kunnen zijn gevormd als deel van een sluitdop (niet weer-35 gegeven, die in de kleppoorten 240 en 244 wordt gestoken. Het is duidelijk, a 5 n t cs ? t
V W w w 4 J
-24τ dat de stroomafwaartse, waterafstotende filterontluchting 244 lucht laat ontsnappen vanuit de opvanger/beenzak 190, om zodoende een grotere fluidum-hoogte mogelijk te maken voordat een tegendruk wordt ontwikkeld, die het juiste bedrijf van het stelsel benadeelt, dat wil zeggen dat meegenomen 5 lucht dient om te werken tegen de klap 210 om deze in een gesloten stand te doen blijven met als gevolg een ongewenste vloeistofkolom in het stuk buis 158 en een mogelijke lekkage van vloeistof uit de opvangereenheid 130.
Hoewel niet weergegeven is gebleken, dat een klep met een enkele stroomafwaartse ontluchtingspoort, dat wil zeggen de ontluchtingspoort 10 244 met een waterafstotend filtermembraan 246 op juiste wijze werkzaam is voor het verwijderen van lucht en andere gassen uit de zak, en het als gevolg van de niet positieve aard van de schamierklep 208 mogelijk maakt, dat voldoende omgevingslucht het stelsel binnengaat voor het gedeeltelijk opheffen van de vacuumtoestand, waar het toestle 130 het voorhof- en lip-15 weefsel aangrijpt. Een dergelijke uitvoeringsvorm is gelijk aan de eerder beschreven uitvoeringsvorm met de klep 200, maar met weglating van de bovenste ontluchtingspoort 240 en het bijbehorende waterafstotende filter 242.
De eerste uitvoeringsvorm van de klep en het filter (weergegeven 20 in de fig. 19-21), zoals hiervoor beschreven, is slechts een voorbeeld van een in lijn liggende klep en filter, die kunnen worden gebruikt. Een tweede uitvoeringsvorm van een dergelijke met filters uitgeruste klep is te zien in de fig. 22 en 23. Terwijl het eerste klepdeel, te weten het inlaatgedeelte 204 en het uitlaatgedeelte 206, in een eenvoudige uit-25 gangsvorm kan worden gevormd met een minimale zijdelingse werking voor de poorten 240 en 244, vereist de tweede uitvoeringsvorm volgens de fig. 22 en 23 een enigszins grotere investering in gereedschap als gevolg van het grotere aantal omvatte onderdelen. Deze uitvoeringsvorm van de klep 300 bevat een hoofdlichaam 302, voorzien van een inlaateinde 304, 30 op passende wijze gevormd voor het aangrijpen van het inwendige van het stuk buis 158, en een uitlaatopening 306, die in een schuin geplaatste of af geschuinde zitting 308 reikt. Een schamierklep 310 met een ontwerp, dat in hoofdzaak gelijk is aan dat van de eerder beschreven klep 208, bevat een klap 312, die de zitting 308 aangrijpt en de opening 306 bedekt, 35 een scharnier 314 en een omringend lichaam 316. Een zij-opening 320, die 8303323 -25- een kamer in het lichaam 302 vormt, die de zitting 308 bevat, is afgesloten door een dekseldeel 322, voorzien van een flensmiddel 324 voor aangrijping van het omtrekslichaamsgedeelte 316 van de klep 310 om deze in stevige aangrijping te houden met de zitting 308 maar een bewegingsvrijheid 5 toe te laten van de klap 312 om te openen en het verschaffen van een ontluchting door de opening 306. Het hoofdlichaam bevat een uitlaatopening 330, ingericht voor aangrijping met de afvoerbuis 198, die is verbonden met de opvanger 190,
Bij deze uitvoeringsvorm is stroomopwaarts van de klep 310 een ont-10 luchtingspoort 332 aanwezig, die een van een opening voorziene dop 334 bevat, die een waterafstotend filter 336 kan opnemen, dat voor hetzelfde doel dient als de filters in de voorgaande uitvoeringsvorm. Op soortgelijke wijze is een stroomafwaartse ontluchtingspoort 340 bedekt door een van een poort voorziene dop 342, die een soortgelijk waterafstotend 15 filtermembraan 344 draagt. De bedrijfswerking van deze klep is in hoofdzaak gelijk aan de eerste uitvoeringsvorm bij gebruik in het in fig. 18 weergegeven stelsel.
cHet is duidelijk, dat de schamierkleppen 200 en 300 slechts twee uitvoeringsvormen zijn van kleppen, die vloeistof in slechts een richting 20 kunnen laten stromen, zoals vereist door de uitvinding. Veranderingen in uitvoeringsvormen van schamierkleppen van deze soort zijn op dit gebied algemeen bekend, maar niet het gebruik van een dergelijke klep, voorzien van een ontluchtingspoort met een waterafstotend filter daarin in de hier beschreven omgeving. Het beschreven stelsel verschaft een 25 zacht mechanisch middel voor het in eerste instantie aangrijpen van het voorhofslijmvlies van het vrouwelijke lichaam, en verzekert na een eerste lozen van urine een voortdurende afdichting met deze voorhof- en lip-weefsels door het handhaven van de vacuumtoestand. De nadelige gevolgen van het vacuum zijn in het algemeen opgeheven door de waterafstotende, 30 van een filter voorziene ontluchtingspoorten, die het ongemak voor de patient verminderen maar een toereikende vacuumtoestand voor afdicht-doeleinden verzekeren. Het stelsel kan goedkoop worden vervaardigd en kan door het in acht nemen van algemene reinheid en bekende technieken opnieuw worden gebruikt. De opvanginrichting voor vrouwen kan door 35 spuitgieten worden vervaardigd van polyetheen,alsmede andere bij het 8 3 i; 3 9 2 3 -26- spuitgieten te gebruiken, zachte rubberachtige materialen, die comfortabel zijn voor het vrouwelijke lichaam. De klepelementen kunnen door spuit-gieten worden vervaardigd van geschikte kunststofmaterialen van een op de markt bekende grote verscheidenheid, en inert voor urine.
5 Hoewel bepaalde afmetingen uiteen zijn gezet voor de opvanginrichting, die kan worden gebruikt voor een "normale volwassen vrouw", moet het duidelijk zijn, dat smallere eenheden kunnen worden gebruikt voor kleine en tengere vrouwen, waarbij inrichting, die dezelfde algemene eigenschappen vertonen, maar die een kleinere lengte en breedte hebben dan de 10 vermelde afmetingen, zijn ontwikkeld voor gebruik voor onvolwassen vrouwen, dat wil zeggen tieners,die lijden aan het zich niet kunnen beheersen.
Wat hier is afgebeeld en beschreven is een nieuw stelsel en een verbeterd urineertoestel voor vrouwen. Hoewel de klep en het toestel zijn 15 afgebeeld en beschreven aan de hand van een aantal voorkeurs uitvoeringsvormen, is de uitvidning niet hiertoe beperkt. Alternatieven, veranderingen of wijzigingen kunnen in tegendeel voor deskundigen duidelijk worden na het lezen'van de voorgaande beschrijving. Deze alternatieven, veranderingen en wijzigingen moeten derhalve worden beschouwd als deeluitmakende 20 van de uitvinding voorzover zij binnen de strekking en het kader van de bijgevoegde conclusies vallen.
8303923

Claims (31)

  1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een afvoerkanaal uit eenstuk met het deel aan een achterzijde daarvan, welk kanaal zich vandaar uitstrekt en in verbinding staat met de boringopening, en door middelen voor het voorkomen van het kinken van het afvoerkanaal, 3.Ééndelig, zacht en plooibaar toestel voor het afdichtend aan-20 grijpen van het vrouwelijke lichaam bij het voorhof oppervlakteweefsel in het algemeen langs de kleine schaamlippen, een gedeelte van dit weefsel dat zich nabij de kittelaar bevindt en een ander gedeelte van dit weefsel dat zich nabij de uitmonding van de urinebuis bevindt en is verplaatst naar de uitmonding van de schede, voor het opnemen van urine-25 lozing uit een patient, gekenmerkt door een open opneemhouder, voorzien van een mond, die een zadel bepaalt voor aangrijping met de vrouw bij het voorhofweefsel, welk zadel is voorzien van althans twee in het algemeen naburige oppervlakken met een in het algemeen buitenwaarts convexe kromming, van welke naburige oppervlakken een binnenste in het algemeen 30 iets verder naar boven is aangebracht ten opzichte van een buitenste van de naburige oppervlakken voor het maken van eenafdichtende aangrijping met de vrouw langs het voorhofweefsel, welke opneemhouder een uitlaat bevat voor het daaruit laten afvoeren van de lozing, en door middelen voor het voorkomen van het sluiten van de uitlaat en het belemmeren van 35 de afvoer daaruit. 3303323 -28- r - 4. Ééndelig, zacht en plooibaar toestel voor het afdichtend aagrij-pen van het vrouwelijke lichaam bij het voorhof oppervlakteweefsel in het algemeen langs onderplooien van de kleine schaamlippen, een gedeelte van het weefsel dat zich nabij de kittelaar bevindt, en een ander gedeel- 5 te van dit weefsel dat zich nabij de uitmonding van de urinebuis bevindt en is verplaatst naar de uitmonding van de schede, voor het opnemen van urinelozing uit een patient, gekenmerkt, door een open en in het algemeen ovale opneemhouder, voorzien van een mond, die een zadel bepaalt,·voor aan-grljping met de vrouw bij het voorhofweefsel, welk zadel twee in het alge-10 meen naburige oppervlakken bepaalt, die in het algemeen iets verder naar boven ten opzichte van een buitenste daarvan zijn aangebracht voor het maken van afdichtende aangrijping met de vrouw langs althans twee in het algemeen verschillende oppervlakte-omtreksgedeelten van het voorhofweefsel, welke opneemhouder een buisvormig deel bevat, uit een stuk daarmee en 15 voorzien van een uitlaat, die het mogelijk kan naken dat de lozing op natuurlijke wijze daaruit wordt afgevoerd, en door middelen voor het voorkomen van het kinken van hetbuisvormige deel en het belemmeren van de natuurlijke afvoer daaruit.
  2. 5. Toestel volgens één der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de 20 afvoerkanaaluitlaat een kamer bevat, verder een overgangsgedeelte en een holle verbindingssteel, die alle in verbinding staan met de holte en samen een middel vormen voor het voorkomen van hé: kinken
  3. 6. Toestel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de kamer een grotere diameter heeft dan het overgangsgedeelte, dat een grotere diameter 25 heeft dan de steel.
  4. 7. Toestel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de wanddikte van de kamer, van het overgangsgedeelte en van de steel omgekeerd evenredig zijn met de diameters, waarbij de kamerwand dunner is dan het overgangsgedeelte, dat dunner is dan de steel waardoor een hoekbeweging van de 30 steel totaan 90 vanuit de gebruikelijke stand daarvan eengedeeltelijke omkering van de kamerwand en het overgangsgedeelte veroorzaakt, maar een open boring in de steel handhaaft in verbinding met de kamer en de holte.
  5. 8. Urineertoestel voor het uitwendig afdichtend aangrijpen van een 35 vrouwelijk lichaam, gekenmerkt door een opneemhouder, voorzien van een 8303923 . · I -29- opening en met een holte, welke holte radiaal is gericht rond een lengte hartlijn, welke opneemhouder is voorzien van een in hoofdzaak ellipsvormige doorsnede, die loodrecht is gericht op de lengtehartlijn, welke opening is voorzien van twee afdichtoppervlakken, waarbij elk afdichtoppervlak 5 uitsteekt vanaf de holte op een zadelvormige wijze, elk afdichtoppervlak is voorzien van twee ruggen, geplaatst tussen twee pieken, elke plek is geplaatst nabij een bijbehorend einde van de grote hartlijn van de opneemhouder, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van eeneerste piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een eerste 10 plaats, welke eerste plaats zich bevindt tussen de kittelaar en de uitmonding van de urinebuis en nabij de kittelaar maar enigszins verplaatst vanaf de kittelaar in de richting van de uitmonding van de urinebuis, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een tweede piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een tweede plaats, 15 die zich bevindt tussen de uitmonding van de urinebuis en de uitmonding van de schede, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een eerste ] paar ruggen voor het afdichtend aangrijpen van de twee kleine schaamlippen langs een tegenover elkaar liggend paar eerste ellipsvormige gebieden, elk betreffend eerste ellipsvormige gebied zich nabij één van 20 de twee kleine schaamlippen bevindt, het tweede afdichtoppervlak in hoofdzaak langs de buitenomtrek van het eerste afdichtoppervlak is geplaatst en vloeiend overgaat in het eerste afdichtoppervlak bij de eerste piek, het tweede afdichtoppervlak is voorzien van een tweede paar ruggen voor het afdichtend aangrijpen van de twee kleine schaamlippen langs een tegen-25 over elkaar liggend paar tweede ellipsvormige gebieden, elk betreffend tweede ellipsvormige gebied op enige afstand is geplaatst van een naburig eerste ellipsvormig gebied en van de lengtehartlijn, het tweede afdichtoppervlak is voorzien van een derde piek voor het afdichtend aangrijpen vein het vrouwelijke lichaam op een derde plaats, die zich bevindt tussen 30 de tweede plaats en de uitmonding van de schede, het eerste afdichtoppervlak verder uitsteekt vanaf de holte dan het tweede afdichtoppervlak, het eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak convex zijn gebogen en de kromming naar buiten en weg van de holte is gericht, het eerste afdichtoppervlak en het tweede oppervlak elk zijn voorzien van een wand 35 die voldoende dik is, zodat het eerste afdichtoppervlak en het tweede 8 3 ö 3 8 2 3 ' ' -30- afdichtoppervlak elk hun betreffende gedaante handhaven en niet vervormen wanneer het urineertoestel tegen het vrouwelijke lichaam wordt gehouden door een lichte druk, uitgeoefend in hoofdzaak langs een onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, waarna, wanneer een lichte druk wordt 5 uitgeoefend langs de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, de eerste en tweede afdichtoppervlakken samenwerken voor het doeltreffend van de uitmonding van de schede scheiden van de voorhof, afzonderlijk afdichten van de urinegang en de holte van de opneemhouder voorzien van een paar afdichtaangrijpingen met het vrouwelijke lichaam, te weten eerst 10 rondom de voorhof van het vrouwelijke lichaam en ten tweede rondom de urinegang van het vrouwelijke lichaam.
  6. 9. Urineertoestel voor het uitwendig afdichtend aangrijpen van een vrouwelijk lichaam, gekenmerkt door een opneemhouder, voorzien van een opening en met een holte, welke holte radiaal is gericht rond een 15 lengtehartlijn, welke opneemhouder is voorzien van een in hoofdzaak ellipsvormige doorsnede, die loodrecht is gericht op de lengtehartlijn, welke opening is voorzien van twee afdichtoppervlakken, waarbij elk af-dichtoppervlak vanaf de holte uitsteekt op een zadelvormige wijze, elk afdichtoppervlak is voorzien van twee ruggen, geplaatst tussen twee pieken, 20 elke piek is geplaatst nabij een bijbehorend einde van de grote hartlijn van de opneemhouder, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een eerste piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een eerste plaats, welke eerste plaats zich bevindt tussen de kittelaar en de uitmonding van de urinebuis en nabij de kittelaar maar enigszins op 25 afstand vanaf de kittelaar in de richting van de uitmonding van de urinebuis, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een tweede piek, voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een tweede plaats, die zich bevindt tussen de uitmonding van de urinebuis en de uitmonding vande schede, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een 30 paar ruggen voor het afdichtend aangrijpen van de twee kleine schaamlippen langs een tegenover elkaar liggend paar eerste ellipsvormige gebieden, elk bijbehorend eerste ellipsvormige gebied zich bevindt nabij één van de twee kleine schaamlippen, het tweede afdichtoppervlak in hoofdzaak langs de buitenomtrek van het eerste afdichtoppervlak is geplaatst en 35 vloeiend overloopt in het eerste afdichtoppervlak bij de eerste piek, het 8303923 Β ψ -31- tweede afdichtoppervlak is voorzien van een tweede paar ruggen voor het afdichtend aangrijpen van de twee kleine schaamlippen langs een tegenover elkaar liggend paar tweede ellipsvormige gebieden, elk betreffende tweede ellipsvormige gebied iets verder weg is aangebracht van een naburig 5 eerste ellipsvormige gebied en van de lengtehartlijn, het tweede afdicht-oppervlak is voorzien van een derde piek, voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een derde plaats, die zich bevindt tussen de tweede plaats en de uitmonding van de schede, het eerste afdichtopper-vlak verder vanaf de holte uitsteekt dan het tweede afdichtoppervlak, het 10 eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak convex zijn gebogen en de kromming naar buiten is gericht weg van de holte, het eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak elk zijn voorzien van een wand, die voldoende dik is, zodat het eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak elk hun betreffende gedaante handhaven en 15 niet vervormen wanneer het urineertoestel tegen het vrouwelijke lichaam wordt gehouden door een lichte druk, uitgeoefend in hoofdzaak langs een onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, en door een holle steel, die uit een stuk is met de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, welke holle steel in verbinding staat met de holte en de holte Voor-20 ziet van een uitlaat, waarna wanneer een lichte druk wordt uitgeoefend langs de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, de eerste en tweede afdichtoppervlakken samenwerken voor het doeltreffend scheiden van de voorhof van de uitmonding van de schede, het afzonderlijk afdichten van de urinegang en het voorzien van de holte van de opneemhouder van 25 een paar afdichtaangrijpingen met het vrouwelijke lichaam, te weten eerst rondom de voorhof van het vrouwelijke lichaam en ten tweede rondom de urinegang van het vrouwelijke lichaam.
  7. 10. Töestel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de holle steel radiaal is gericht rond de lengtehartlijn.
  8. 11. Toestel volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de holle steel een cirkelvormige doorsnede heeft en een binnendiamter, die naar buiten en weg vanaf de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte terugloopt.
  9. 12. Toestel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de holle 35 steel een hol overgangsgedeelte bevat, dat een geheel daarmee vormt en 8 '6 υ 3 S 2 3 -32- tevens met een holle kraag, die een geheel vormt met de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte.
  10. 13. Toestel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het holle overgangsgedeelte en de holle kraag elk radiaal zijn gericht rond de 5 lengtehartlijn.
  11. 14. Toestel volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat het holle overgangsgedeelte en de holle kraag elk een cirkelvormige doorsnede hebben, waarbij de binnendiameter van de holle kraag groter is dan die van het holle overgangsgedeelte, waarvan de binnendiameter groter is dan die van 10 de holle steel, die een grotere wanddikte heeft dan het holle overgangsgedeelte, dat een grotere wanddikte heeft dan de holle kraag. *
  12. 15. Inrichting, gekenmerkt door een kussen, voorzien van een voorzijde om te worden gericht naar het vrouwelijke lichaam, welk kussen is gemaakt van een zachte en plooibare stof, en is voorzien van een aantal aan de 15 buitenrandomtrek daarvan bevestigde, strekbare gordels, elk met een eerste einde, dat is bevestigd aan de buitenrandomtrek van het kussen, en met een tweede einde, dat is bevestigd aan een riem, die kam passen rondom het middel van een vrouwelijke patient, waarbij de riem en elke gordel elk een lengte hebben, die voldoende is om de voorzijde van het kussen een 20 lichte druk te doen uitoefenen op een gebied nabij de voorhof van het vrouwelijke lichaam wanneer de riem op gebruikelijke wijze rondom het middel wordt gedragen, en door een urineertoestel voor het uitwendig af dichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam, bestaande uit een opneemhouder, voorzien van een opening en met een holte, die radiaal is gericht rond 25 en lengtehartlijn, welke opneemhouder is voorzien van een in hoofdzaak ellipsvormige doorsnede, die loodrecht is gericht op de lengtehartlijn, welke opening is voorzien van twee afdichtoppervlakken, waarbij elk af-dichtoppervlak vanaf de holte uitsteekt op een zadelvormige wijze, elk afdichtoppervlak is voorzien van twee ruggen, geplaatst tussen twee pieken, 30 elke piek is geplaatst nabij een bijbehorend einde van de grote hartlijn van de opneemhouder, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een eerste piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een eerste plaats, die zich bevindt tussen de kittelaar en de uitmonding van de urinebuis en op kleine afstand nabij de kittelaar in de richting 35 van de uitmonding van de urinebuis, het eerste afdichtoppervlak is voorzien 8303323 » 9 -33- van een tweede piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een tweede plaats, die zich bevindt tussen de uitmonding van de urinebuis en de uitmonding van de schede, het eerste afdekoppervlak is voorzien van een eerste paar ruggen voor het afdichtend aangrijpen van 5 de twee kleine schaamlippen langs een tegenover elkaar liggend paar eerste ellipsvormige gebieden, elk betreffende eerste ellipsvormige gebied zich bevindt nabij één van de twee kleine schaamlippen, het tweede afdichtopper-vlak in hoofdzaak langs de buitenomtrek van het eerste afdichtopppervlak is geplaatst en vloeiend overgaat in het eerste afdichtoppervlak bij de 10 de eerste piek, het tweede afdichtoppervlak is voorzien van een tweede paar ruggen voor het afdichtend aangrijpen van de twee klein schaamlippen langs een tegenover elkaar liggend paar tweede èllipsvormige gebieden, elk betreffende tweede ellipsvormige gebied op enige afstand ligt van een naburig eerste ellipsvormige gebied en vanaf de lengtehartlijn, het 15 tweede afdichtoppervlak is voorzien van een derde piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een derde plaats, die zich bevindt tussen de tweede plaats en de uitmonding van de schede, het eerste afdichtoppervlak verder uitsteekt vanaf de holte dan het tweede afdichtoppervlak, het eerste afdichtoppervlak en heb tweede afdichtoppervlak 20 convex zijn gebogen en de kromming naar buiten is gericht weg van de holte, het eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak elk zijn voorzien van een wand, die voldoende dik is, zodat het eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak elk hun betreffende vorm behouden en niet vervormen wanneer de voorzijde van het kussen het urineertoestel 25 op zijn plaats houdt tegen het vrouwelijke lichaam wanneer een lichte druk wordt uitgeoefend in hoofdzaak Icings een onderzijde van de opneem-houder tegenover de holte, waarna wanneer een lichte druk wordt uitgeoefend door het kussen tegen de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, de eerste en tweede afdichtoppervlakken samenwerken voor het doeltreffend 30 scheiden van de voorhof van de uitmonding van de schede, het afzonderlijk afdichten van de urinegang en het voorzien van de holte van de opneemhouder van een paar afdichtaangrijpingen met het vrouwelijke lichaam, te weten eerst rondom de voorhof van het vrouwelijke lichaam, en ten tweede rondom de urinegang van het vrouwelijke lichaam om het zodoende de urine 35 mogelijk te maken vrij vanuit de urineblaas te stromen in de holte zonder 8 3 ü 5 3 2 3 -34- lekkage van de urine uit de opneemhouder.
  13. 16. Inrichting, gekenmerkt door een kussen, voorzien van een voorzijde om te zijn gericht naar het vrouwelijke lichaam, welk kussen is gemaakt van een zachte en plooibare stof en is voorzien van een in het midden 5 daarin zich bevindend gat, waarbij een aantal strekbare gordels is bevestigd aan de buitenrand-omtrek van het kussen, elke strekbare gordel is voorzien van een eerste einde, dat is bevestigd aan de buitenrandomtrek van het kussen, en is voorzien van een tweede einde, dat is bevestigd aan een riem, die kan passen rondom het middel van een vrouwelijke patient, de riem en 10 elke gordel afzonderlijk zijn voorzien van een lengte, die voldoende is voor het door de voorzijde van het kussen doen uitoefenen van een lichte druk op een gebied nabij de voorhof van het vrouwelijke lichaam wanneer de riem op een gebruikelijke wijze rondom het middel wordt gedragen, door een fluïdum voorraadhouder voor het opnemen en bevatten van urine uit de 15 vrouwelijke patient, welke fluldumvoorraadhouder is voorzien van verbindingsmiddelen voor het werkzaam verbinden van de fluldumvoorraadhouder met een eerste einde van een buis, en door een urineertoestel voor het uitwendig afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam, welk toestel bestaat uit een opneemhouder, voorzien van een opening en met een holte, 20 die radiaal is gericht rond een lengtehartlijn, welke opneemhouder is voorzien van een in hoofdzaak ellipsvormige doorsnede, die loodrecht is gericht op de lengtehartlijn, en van twee afdichtoppervlakken, waarbij elk afdichtoppervlak uitsteekt vanaf de holte op een zadelvormige wijze, elk afdichtoppervlak is voorzien van twee ruggen, geplaatst tussen twee 25 pieken, elke piek is geplaatst nabij een bijbehorend einde van de grote hartlijn van de opneemhouder, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een eerste piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een eerste plaats, die zich bevindt tussen de kittelaar en de uitmonding van de urinebuis en zich op kleine afstand vanaf de kittelaar bevindt 30 in de richting van de uitmonding van de urinebuis, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een tweede piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een tweede plaats, die zich bevindt tussen de uitmonding van de urinebuis en de uitmonding van de schede, het eerste afdichtoppervlak is voorzien van een eerste paar ruggen voor het afdichtend 35 aangrijpen van de twee kleine schaamlippen langs een tegenover elkaar lig- 8303923 ; * -35- gend paar eerste ellipsvormige gebieden, elk betreffende eerste ellips-vormige gebied zich bevindt nabij één van de twee kleine schaamlippen, het tweede afdichtoppervlak in hoofdzaak langs de buitenomtrek van het eerste afdichtoppervlak is geplaatst en vloeiend overgaat in het eerste 5 afdichtoppervlak bij de eerste piek, het tweede afdichtoppervlak is voorzien van een tweede paar ruggen voor het afdichtend aangrijpen van de twee kleine schaamlippen langs een tegenover elkaar liggend paar tweede ellipsvormige gebieden,elk betreffende tweede ellipsvormige gebied zich op kleine afstand bevindt van een naburig eerste ellipsvormige gebied 10 en van de lengtehartlijn, het tweede afdichtoppervlak is voorzien van een derde piek voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam op een derde plaats, die zich bevindt tussen de tweede plaats en de uitmonding van de schede, het eerste afdichtoppervlak verder uitsteekt vanaf de holte dein het tweede afdichtoppervlak, het eerste afdichtopprvlak en het 15 tweede afdichtoppervlak convex zijn gebogen en de kromming naar buiten is gericht weg vanaf de holte, het eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak elk zijn voorzien van een wand, die voldoende dik is, zodat het eerste afdichtoppervlak en het tweede afdichtoppervlak elk een betrefende gedaante behouden en niet vervormen wanneer de voorzijde van 20 het kussen het urineertoestel op zijn plaats houdt tegen het vrouwelijke lichaam wanneer een lichte druk wordt uitgeoefend in hoofdzaak langs een onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, en uit een holle steel, die uit een stuk is met de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, in verbinding staat met de holte en de holte voorziet van een uit-25 laat, die werkzaam is verbonden met een tweede einde van de buis, waarna wanneer een lichte druk wordt uitgeoefend door het kussen tegen de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, de eerste en tweede afdicht-oppervlakken samenwerken voor het doeltreffend scheiden van de voorhof van de uitmonding van de schede, het afzonderlijk afdichten van de urinegang 30 en het voorzien van de holte van de opneemhouder van een paar afdichtaan-grijpingen met het vrouwelijke lichaam, te weten ten eerste rondom de voorhof van het vrouwelijke lichaam en ten tweede rondom de urinegang van het vrouwelijke lichaam om het zodoende de urine mogelijk te maken vrij uit de urineblaas te stromen in de fluldumvoorraadhouder zonder lekkage 35 van urine uit de opneemhouder. 8303§23 -36-
  14. 17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de holle steel radiaal is gericht rond de lengtehartlijn.
  15. 18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17 met het kenmerk, dat de holle steel een cirkelvormige doorsnede heeft en een binnendiameter, die 5 naar buitenen weg van de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, terugloopt.
  16. 19. Inrichting volgens conclusie 15 of 18, met het kenmerk, dat vier strekbare gordels zijn bevestigd aan het kussen.
  17. 20. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de holle 10 steel een hol overgangsgedeelte bevat, dat een geheel daarmee vormt en ook met een holle kraag, die een geheel vormt met de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte.
  18. 21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het holle overgangsgedeelte en de holle kraag radiaal zijn gericht rond de lengte- 15 hartlijn.
  19. 22. Inrichting volgens conclusie 20 of '21, met het kenmerk, dat het holle overgangsgedeelte en de holle kraag elk een cirkelvormige doorsnede hebben, waarbij de binnendiamter van de holle kraag groter is dan die van het holle overgangsgedeelte, waarvan de binnendiameter groter is dan die 20 van de holle steel, waarvan de wanddikte groter is dan van het holle overgangsgedeelte, dat een grotere wanddikte heeft dan de holle kraag.
  20. 23. Inrichting, gekenmerkt door een urineertoestel voor het uitwendig afdichtend aangrijpen van een vrouwelijk lichaam, welk toestel is voorzien van een opneemhouder, die een holte bevat, die radiaal is gericht rond een 25 lengtehartlijn, en door een afvoerkanaal, dat het kinken tegengaat en een geheel vormt met een achterzijde van de opneemhouder tegenover de holte, welk afvoer kanaal bestaat uit een holle steel, een hol overgangsgedeelte, dat een geheel daarmee vormt, en een holle kraag, dat-een geheel vormt met het holle overgangsgedeelte, welke holle kraag ook een geheel vormt 30 met de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte, waarbij de holle steel in verbinding staat met de holte en deze voorziet van een uitlaat, de holle steel, het holle overgangsgedeelte en de holle kraag elk in hoofdzaak in lijn liggen volgens de richting van de lengtehartlijn en elk zijn voorzien van een cirkelvormige doorsnede, de binnendiameter van de 35 holle kraag groter is dan die van het holle overgangsgedeelte, waarvan de t 8303923 -37- binnendiameter groter is dan die van de holle steel, waarvan de binnen-dianstervanaf de onderzijde van de opneemhouder tegenover de holte geleidelijk afneemt, de holle steel is voorzien van een grotere wanddikte dan het holle overgangsgedeelte, dat is voorzien van een grotere wanddikte 5 dan de holle kraag, waarna wanneer de holle steel vanaf de lengtehartlijn tot een waarde van ongeveer 90° is verplaatst, de kraag samen met het overgangsgedeelte langs een gedeelte van hun wanden omkeren, waarbij de holle steel uitmondt in de kraag en de verbinding tussen de holte en de uitlaat wordt gehandhaafd. 10 24. Ééndelige, uitwendige urine-opvanginrichting voor vrouwen, uitge voerd om te worden geplaatst in de lipplooien van de gebruikster en in aanraking met het voorhofweefsel rondom de gang, die de urinebuis uitmonding bepaalt, en op zijn plaats gehouden door zachte mechanische middelen, geholpen door een gestuurd vacuum, gekenmerkt door een in het algemeen 15 ellipsvormig en open, bekervormig deel, voorzien van een in het algemeen in het midden aangebrachte boringopening, waarbij een bovenoppervlak van het deel een in het algemeen ellipsvormig en naar binnen gericht, van horens voorzien oppervlak in de vorm van een gesloten lus bevat, en een in hoofdzaak doorlopend gebogen rug, die zich naar boven vandaar uitstrekt, oppervlak-20 te gedeelten van het bovenoppervlak, die op afstand zijn gepletst van het horens voorziene oppervlak tegenover de gebogen rug en oppervlaktegedeelten van de gebogen rug, tweeledige bovenste gedeelten bepalen, die een naburig paar afdichtoppervlakken vormen, het binnenste van de naburige oppervlakken verder naar boven is geplaatst vanaf de holte ten opzichte van het buiten-25 ste van de naburige oppervlakken, doorgangsmiddelen een in hoofdzaak hol afvoerkanaal bevatten uit een stuk met het deel aan een achterzijde daarvan, zich vandaar uitstrekkende en in verbinding staande met de boring opening, en middelen voor het voorkomen van het in hoofdzaak sluiten van het afvoerkanaal en zodoende belemmeren van de natuurlijke stroming van urine uit 30 het deel voor het afdichtend en doorlopend in aanraking en aangrijping zijn met de lipplooien en het voorhofweefsel. 25. Ééndelig, zacht en plooibaar urineertoestel voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam bij het voorhofoppervlakteweefsel langs onderplooien van de kleine schaamlippen nabij de kittelaar en nabij 35 de uitmonding van de urinebuis maar verschoven naar de uitmonding van de 8303923 -38- schede, voor het opnemen van urinelozing uit een patiënt en om op zijn plaats te worden gehouden door een licht vacuum, gekenmerkt door een in het algemeen ellipsoïdale opneemhouder met een open mond, welke houder een boring opening bevat, en een mond in verbinding met de boringopening 5 voor aangrijping met de patiënt bij het voorhofweefsel, welke mond een in het algemeen ellipsvormig en naar binnen gericht, van horens voorzien oppervlak in de vorm van een gesloten lus bevat en een in hoofdzaak doorlopend gebogen rug, die zich vandaar naar boven uitstrekt, waarbij opper-vlaktegedeelten van de mond, die op afstand zijn geplaatst van het van • 10 horens voorziene oppervlak tegenover de gebogen rug, en opppervlaktegedeel-ten van de gebogen brug, twee naburige oppervlakken bepalen met een in het algemeen naar buiten convexe kromming, die de mond omringen, het binnenste van de naburige oppervlakken verder naar boven is geplaatst vanaf de boring opening ten opzichte van het buitenste van de naburige oppervlakken, door-15 gangsmiddelen een in hoofdzaak hol cylindrisch deel bevatten, uit een stuk met de Opneemhouder aan een achterzijde daarvan, zich in het algemeen loodrecht van daar uitstrekkende en in verbinding staande met de boringopening, en middelen voorkomen dat het cylindrische deel in hoofdzaak sluit en zodoende de natuurlijke stroming van urine uit de opneemhouder 20 belemmert voor het afdichtend en doorlopend in aanraking en aangrijpen zijn met het voorhofweefsel.
  21. 26. Urine-opvangstelsel voor vrouwen, gekenmerkt door een afgedicht urine-opvangvat, voorzien van een vatinlaat, door een stromingsstuureenheid, die een klephuis bevat, dat een vloeistof stromingsdoorgang daardoorheen 25 bepaalt, een klepinlaat en een klepuitlaat, en middelen voor het sturen van een vooraf bepaalde urinestroming tussen de klepinlaat en de klepuitlaat en door het huis, en voor het handhaven van een vooraf gekozen vacuum toestand hij de klepinlaat, welk opvangvat in fluïdum verbinding is met de stromingsstuureenheid via de klepuitlaat, en de vooraf bepaalde druktoe-30 stand verschaft, en door een eendelige, uitwendige, urine-opvanginrichting voor vrouwen om te worden geplaatst in de lipplooien van de gebruikster, in aanraking met het voorhofweefsel rondom de gang, die de urinebuis uitmonding bepaalt en om op zijn plaatst te worden gehouden door een licht vacuum, welke inrichting een in het algemeen ellipsvormig en open, beker-· 35 vormig deel bevat, voorzien van een in het algemeen in het midden aangebrachte 8303923 -39- boringopening, van welk deel een bovenoppervlak een in het algemeen ellips-vormig en naar binnen gericht, van horens voorzien oppervlak in de vorm van een gesloten lus bevat en een in hoofdzaak doorlopend gebogen rug, die zich van daar naar boven uitstrekt, waarbij oppervlakte gedeelten van 5 het bovenoppervlak, die op afstand liggen van het van horens voorziene oppervlak tegenover de gebogen rug, tweeledige bovenste gedeelten bepalen van een holte in het deel, welke tweeledige bovenste gedeelten een naburig paar afdichtoppervlakken bepalen, het binnenste van de naburige oppervlakken verder naar boven is geplaatst van de holte,ten opzichte van het bui-10 tenste van de naburige oppervlakken, door doorgangsmiddelen, die een in hoofdzaak hol afvoerkanaal bevatten uit een stuk met het deel aan een achterzijde daarvan, zich vandaar uitstrekkende en in verbinding staande met de boring opening, welk afvoerkanaal is verbonden met de klepinlaat, waarbij het bovenoppervlak van het deel in aanraking en aangrijping is 15 met het voorhof weefsel, de stromingsstuureenheid en de urine-opvanginrich-ting samenwerken voor het vande vooraf gekozen vacuumtoestand voorzien van de stromings stuureenheid, waardoor het urine„opvangvat in fluldumverbinding is met de inrichting via de stromings stuureenheid en door midddelen voor het voorkomen van het in hoofdzaak afsluiten van het afvoerkanaal en het 20 zodoende belemmeren van de natuurlijke stroming van urine uit de inrichting, voor het afdichtend en doorlopend in aanraking en aangrijping zijn met de lipplooien en het voorhofweefsel en voor het in het algemeen ononderbroken opvangen van urine in het opvangvat.
  22. 27. Urine-opvangstelsel voor vrouwen, gekenmerkt door een afgedicht 25 urine-opvangvat, voorzien van een vatinlaat, door een stromings stuureenheid, die een klephuis bevat, dat een klepinlaat en klepuitlaat bepaalt en een stromings stuurelement omsluit, door middelen voor het handhaven van een vooraf bepaalde stroming van urine tussen de klepinlaat en de klepuitlaat en door het stromings stuurelement en het huis, en door middelen voor' 30 het handhaven van vooraf bepaalde diffusiesnelheden van gas door althans twee verschillende gedeelten van het huis, waarbij de inlaat van het op-vang-vat is verbonden met de klepuitlaat, en door een ééndelig, zacht en plooibaar urineertoestel voor het afdichtend aangrijpen van het vrouwelijke lichaam bij het voorhof oppervlakteweefse1 langs onderplooien van de 35 kleine schaamlippen nabij de kittelaar en naij de uitmonding van de urine- 8303023 -40- buis, maar verplaatst naar de uitmonding van de schede, voor het opnemen van urinelozing uit een patiënt, en om op zijn plaats te worden gehouden door licht vacuum, welk toestel een in het algemeen ellipsoïdale opneem-houder met een open mond bevat, welke opneemhouder een boringopening be-5 vat en een mond in verbinding daarmee voor aangrijping met de patient bij het voorhof weefsel, welke mond een in het algemeen ellipsvormig en naar binnen gericht, van horens voorzien oppervlak in de vorm van een gesloten lus bevat en een in hoofdzaak doorlopend gebogen rug, die zich van daar uitstrekt, waarbij oppervlakte gedeelten van de mond, die op af-10 stand liggen van het van horens voorziene oppervlak tegenover de gebogen rug, en oppervlaktegedeelten van de gebogen rug, twee naburige oppervlakken bepalen met een in het algemeen naar buiten convexe kromming, die de mond omringen, het binnenste van de naburige oppervlakken verder naar boven vanaf de boring opening is geplaatstten opzichte van de buitenste 15 van de naburige oppervlakken, door doorgangsmiddelen, die een in hoofdzaak hol cylindrisch deel bevatten, uit een stuk met de opneemhouder aan een achterzijde daarvan, zich in het algemeen loodrecht vandaar uitstrekkende en in verbinding staande met de boring opening, welk cylindrische deel is verbonden met de klepinlaat, de mond van de opneemhouder in aan-20 raking en aangrijping is met het voorhof weefsel, de stromings stuur-eenheid en het urineertoestel samenwerken voor het handhaven van de vooraf bepaalde stroming van urine tussen de klepinlaat en de klepuitlaat en door middelen voor het voorkomen van het in hoofdzaak sluiten van het cylindrische deel en het zodoende belemmeren van de natuurlijke stroming 25 van urine uit de opneemhouder, voor het afdichtend en doorlopend in aanraking en aangrijping zijn met het voorhofweefsel voor het in het algemeen ononderbroken opvangen van urine in het opvangvat, en voor het handhaven van de vooraf bepaalde diffusiesnelheden van het gas.
  23. 28. Stelsel volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het stromings-30 stuurelement een onder druk aangrijpbaar klepmiddel is, dat een stromings stuuroppervlak bevat, en een klepzitting voor het stuurbaar handhaven van de stroming van de urine door het huis.
  24. 29. Stelsel volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het stromings-stuurelement een terugslagklep met schamierelement is. 35 30, Stelsel volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de middelen 83 0 3 S23 -41- voor het handhaven van de vooraf bepaalde stroming van de urine, en de middelen voor het handhaven van de vooraf bepaalde diffusiesnelheden, althans een semi-permiabel, waterafstotend membraan bevatten, dat langs de betreffende gedeelten van het huis wordt gedragen, waarbij thans het 5 benedenstroomsse van deze gedeelten van het huis een ontluchtingsgat door het huis bevat en het membraan zodanig daarmee in aangrijping is, dat de urine niet daaruit lekt, welk membraan een zodanige poriën afmeting heeft, dat de urine niet daardoorheen diffundeert, maar dat gas in het algemeen daardoorheen kan diffunderen.
  25. 31. Stelsel volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat het membraan een porienafmeting heeft van 3-15 //. m.
  26. 32. Stelsel volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat het ontluchtingsgat en het waterafstotende membraan in een aantal van twee aanwezig zijn, en zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts ten opzichte van de schamier- 15 klep zijn voorzien in het huis.
  27. 33. Stromings stuureenheid, gekenmerkt door een klephuis, dat een klepinlaat en een klepuitlaat bepaalt en een stromings stuurelement omsluit, door middelen voor het handhaven van een vooraf bepaalde stroming van vloeistof tussen de inlaat en de uitlaat en door het element en het huis, 20 en door middelen voor het handhaven van vooraf bepaalde diffusiesnelheden van gas door althans twee verschillende gedeelten van het huis.
  28. 34. Eenheid volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat het stromings-stuurelement een onder druk aangrijpbaar klepmiddel is, dat een stromings-r stuuroppervlak bevat en een klepzitting voor het stuurbaar handhaven van 25 de stroming van de vloeistof door het huis.
  29. 35. Eenheid volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat het stromings-stuurelement een terugslagklep met schamierelement is.
  30. 36. Eenheid volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat de middelen voor het handhaven van de vooraf bepaalde stroming van vloeistof en de 30 middelen voor het handhaven van de vooraf bepaalde diffusiesnelheden, althans twee semi-permiabele membranen bevatten, die langs de gedeelten van het huis worden gedragen, waarbij elk der gedeelten van het huis een gat door het huis bevat, en de membranen daarmee zodanig in aangrijping zijn, dat vloeistof niet daaruit lekt, welke membranen elk zijn voorzien 35 van een zodanige porienafmeting, dat vloeistof niet daardoorheen diffun- 8303923 -42- deert, maar gas in het algemeen daardoorheen kan diffunderen.
  31. 37. Eenheid volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de membranen een poriën afmeting hebben van 3-15 /C m, wanneer de vloeistof bestaat uit menselijke urine. 83 0 3 9 2 3
NL8303923A 1982-11-16 1983-11-15 Uitwendig urineertoestel voor vrouwen. NL8303923A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US44206882 1982-11-16
US06/442,207 US4784654A (en) 1982-11-16 1982-11-16 Urinary collection system and improved female urinary appliance
US44220782 1982-11-16
US06/442,068 US4496355A (en) 1982-11-16 1982-11-16 External female urinary appliance

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8303923A true NL8303923A (nl) 1984-06-18

Family

ID=27033045

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8303923A NL8303923A (nl) 1982-11-16 1983-11-15 Uitwendig urineertoestel voor vrouwen.

Country Status (10)

Country Link
AU (1) AU570223B2 (nl)
CA (1) CA1231285A (nl)
DE (1) DE3341600A1 (nl)
DK (1) DK524683A (nl)
FR (1) FR2535966B1 (nl)
GB (3) GB2130097B (nl)
IT (1) IT1194457B (nl)
NL (1) NL8303923A (nl)
NO (1) NO834178L (nl)
SE (1) SE459469B (nl)

Families Citing this family (26)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4795449A (en) * 1986-08-04 1989-01-03 Hollister Incorporated Female urinary incontinence device
US4889532A (en) * 1988-06-21 1989-12-26 Hollister Incorporated Female urinary incontinence device with forwardly-directed discharge passage and support surface portions
ES2071771T3 (es) * 1989-07-07 1995-07-01 Cabot Tech Corp Dispositivo para controlar la incontinencia femenina.
GB9610848D0 (en) * 1996-05-23 1996-07-31 S G & P Payne Urine collecting device
US7837661B2 (en) 2003-11-19 2010-11-23 Coloplast A/S Device for providing anti-reflux in a body fluid collection and/or sampling system, and method of manufacturing such a device
WO2006084405A1 (de) * 2005-02-14 2006-08-17 Fabian Stebler Andockmundstück zur urinableitung bei der frau mit entsprechenden ergänzungs- und zusatzteilen
ITFR20090023A1 (it) * 2009-10-26 2010-01-25 Mario Gino Di Modello di doppia mutanda con dispositivo per la raccolta di urina da indossare durante il viaggio o le celebrazioni lunghe, da soggtti incontinenti
GB2489029B (en) * 2011-03-17 2017-03-29 Welland Medical Ltd Drainage bag connector
CA2838960C (en) * 2011-06-13 2016-02-16 Mercy Medical Research Institute Sanitary disposable unisex urine device
US11376152B2 (en) 2014-03-19 2022-07-05 Purewick Corporation Apparatus and methods for receiving discharged urine
US11806266B2 (en) 2014-03-19 2023-11-07 Purewick Corporation Apparatus and methods for receiving discharged urine
US10088398B2 (en) 2015-02-11 2018-10-02 Emd Millipore Corporation Stirred cell and method of using same
USD804653S1 (en) 2015-06-12 2017-12-05 Emd Millipore Corporation Pressure vessel
US10973678B2 (en) 2016-07-27 2021-04-13 Purewick Corporation Apparatus and methods for receiving discharged urine
CN107185099B (zh) * 2017-07-05 2022-12-06 山东柏新医疗制品有限公司 一种女性专用导尿管
KR102513810B1 (ko) 2018-05-01 2023-03-24 퓨어윅 코포레이션 유체 수집 장치, 시스템 및 방법
BR112020022150A2 (pt) * 2018-05-01 2021-01-26 Purewick Corporation dispositivos, sistemas e métodos relacionados de coleta de fluido
KR102519976B1 (ko) 2018-05-01 2023-04-10 퓨어윅 코포레이션 유체 수집 의복
KR102493455B1 (ko) 2018-05-01 2023-01-31 퓨어윅 코포레이션 유체 수집 장치, 관련 시스템 및 관련 방법
USD967409S1 (en) 2020-07-15 2022-10-18 Purewick Corporation Urine collection apparatus cover
US11801186B2 (en) 2020-09-10 2023-10-31 Purewick Corporation Urine storage container handle and lid accessories
CN115335012A (zh) 2021-01-19 2022-11-11 普利维克公司 可变配合式流体收集设备、系统和方法
JP2023553620A (ja) 2021-02-26 2023-12-25 ピュアウィック コーポレイション 管開口とバリアとの間に排水受けを有する流体収集装置、ならびに関連するシステムおよび方法
US11938054B2 (en) 2021-03-10 2024-03-26 Purewick Corporation Bodily waste and fluid collection with sacral pad
WO2023205902A1 (en) * 2022-04-29 2023-11-02 Hygie Canada Inc. Reversible female urinary device
ES2961792A1 (es) * 2022-08-11 2024-03-13 Brana Vega Garcia Dispositivo de miccion femenino para deportes acuaticos y sistema de sujecion

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1193261A (en) * 1966-02-28 1970-05-28 Philip Dent Improvements in and relating to Sanitary Appliances for Personal Use
GB1216662A (en) * 1967-03-09 1970-12-23 Harry Ratcliffe A personal urine collecting device
GB1253497A (en) * 1970-02-20 1971-11-17 Jacob Paul Ellis Urinary collection device
GB1422638A (en) * 1972-09-28 1976-01-28 Disabled Living Foundation Personal urinals for female use
NO742874L (nl) * 1974-07-11 1976-01-13 Stoller Norman Kelvin
US4198979A (en) * 1977-06-17 1980-04-22 Cooney Catheter Corporation Urine collector for women
US4160383A (en) * 1977-12-27 1979-07-10 Will Ross Inc. Unitary sample-vent-valve assembly
US4270539A (en) * 1979-04-27 1981-06-02 Nasa Urine collection apparatus
EP0023942A1 (en) * 1979-08-10 1981-02-18 Akira Horiuchi Help implement to be used by human females when urinating
GB2070936A (en) * 1980-03-06 1981-09-16 Craig Med Prod Ltd Female incontinence device
GB2090144A (en) * 1980-12-31 1982-07-07 Thames Valley Medical Ltd Female incontinence device
IE54485B1 (en) * 1982-09-13 1989-10-25 Hollister Inc Female urinary incontinence device

Also Published As

Publication number Publication date
GB2130097B (en) 1987-06-10
DE3341600A1 (de) 1984-05-17
GB8604562D0 (en) 1986-04-03
AU570223B2 (en) 1988-03-10
AU2133983A (en) 1984-05-24
IT1194457B (it) 1988-09-22
NO834178L (no) 1984-05-18
IT8323711A0 (it) 1983-11-15
GB2130097A (en) 1984-05-31
SE8306106D0 (sv) 1983-11-07
DK524683A (da) 1984-05-17
GB2171314B (en) 1987-06-17
FR2535966A1 (fr) 1984-05-18
GB8604563D0 (en) 1986-04-03
CA1231285A (en) 1988-01-12
DK524683D0 (da) 1983-11-16
GB2171315B (en) 1987-06-17
GB2171314A (en) 1986-08-28
GB2171315A (en) 1986-08-28
GB8330295D0 (en) 1983-12-21
SE8306106L (sv) 1984-06-25
SE459469B (sv) 1989-07-10
FR2535966B1 (fr) 1987-02-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8303923A (nl) Uitwendig urineertoestel voor vrouwen.
BE898226A (nl) Uitwendig urineertoestel voor vrouwen.
US4784654A (en) Urinary collection system and improved female urinary appliance
US4886508A (en) Ladies external catheter assembly
US4846816A (en) Male urinary drain system
US3116734A (en) Intravaginal urinal
US4957487A (en) External male urinary catheter and collection system
US4681572A (en) Female urinary incontinence device
EP0285585B1 (en) A device for collecting and temporarily storing urine
US4198979A (en) Urine collector for women
US4596566A (en) Ostomy appliance with suction securing chamber
CA1265405A (en) Male incontinence device
US4889533A (en) Female urinary collection devices having hollow-walled filled urine receptacles
US4592750A (en) Ostomy appliance
US5380312A (en) One-piece male urinary incontinence condom, with a skin shield, non-return valve, urine collecting compartment, and drain valve
US6183454B1 (en) Externally supported female urinary collector
US20150135423A1 (en) External Voiding Apparatus and System
US6679867B2 (en) Male incontinence device
US20170196726A1 (en) Unisex external urine collection apparatus
US4449971A (en) Urine collection method
US7476219B2 (en) Urinary incontinence device
CA1214086A (en) Female urinary incontinence device
US6450995B1 (en) Diaper for an incontinent person
US6716181B2 (en) Female urinary device
US20110270203A1 (en) External voiding apparatus and system

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed