NL8303505A - Werkwijze en inrichting voor het verdelgen van onkruid. - Google Patents

Description

-1-

Werkwijze en inrichting voor het verdelgen van onkruid.

De uitvinding betreft een inrichting voor het verdelgen van onkruid en/of ongewenst gewas, omvattende een verplaatsbare drager, en tenminste één aan de drager verbonden vlambrander.

5 Een dergelijke inrichting is bekend.

De uitvinding heeft ten doel de verdelging te verbeteren. Daartoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de combinatie van tenminste één vlambrander en tenminste één infraroodstraler.

10 Met deze inrichting is het raogelijk flinke begroei ing te bestrijden. Zelfs het kleine onkruid dat onder het hoge gewas is verscholen, wordt hiermee aangetast.

Vooral indien de vlambrander vóór de infraroodstraler het onkruid bewerkt, is het verdelgend effect van de 15 inrichting volgens de uitvinding buitengewoon goed. Daarbij werkt de infraroodstraler in een omgeving met onkruid en/of gewas die reeds door de vlambrander is voorverwarmd. Hierdoor wordt ook de onderliggende laag bewerkt. De vochtcellen van zowel het hoge als het zeer lage onkruid barsten daardoor 20 open, hetgeen een zeer vernietigende uitwerking heeft.

Opgemerkt zij, dat het gebruik van infraroodstra-lers als onkruidverdelgers op zich bekend zijn. Daarmee is hoog gewas en vooral onder hoog gewas groeiend laag gewas niet goed te bestrijden. Het is de combinatie van vlambrander 25 en infraroodstraler die tot algehele verdelging leidt.

De uitvinding betreft en verschaft tevens een werkwijze zoals beschreven in conclusie 12.

De verder ontwikkelde werkwijze volgens de uitvinding is toegepast in de inrichting van de conclusies 2-11.

30 De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.

In de tekening stellen schematisch voor:

Figuur 1 een zijaanzicht van een inrichting volgens 35 de uitvinding, 8303505 « ·» -2- figuur 2 op grotere schaal een weggebroken zijaanzicht van detail I van figuur 1, figuur 3 op grotere schaal een weggebroken perspektivisch bovenaanzicht van de inrichting volgens de 5 uitvinding, en figuur 4 op grotere schaal detail IV van figuur 2.

De inrichting van de figuren 1 en 2 omvat een drager 2 die middels een op zich zelf bekend ophefmechanisme 3 ophefbaar aan de voorzijde van een voertuig 4, bijvoorbeeld 10 een tractor, is te bevestigen. De drager 2 is voorzien van bodemsteunen 5, bijvoorbeeld sleden of zwenkwielen, waarmee de drager tijdens bedrijf op een constante hoogte boven de grond 6 wordt gehouden. De drager 2 bestaat uit een gestel met een vlamkamer 7 die in de voortbewegingsrichting 8 van de 15 inrichting 1 gezien onmiddellijk vóór een infraroodstraal-kamer 9 is opgesteld.

De vlamkamer 7 is begrensd door een vrijwel gesloten, bodemloze kast 10 met een schoorsteen 11. Een dwars op de bewegingsrichting 8 liggende rij van vlamwerpers 12 reikt 20 tot in d£ vlamkamer 7. Elk van het over de breedte van de inrichting 1 verdeelde veelvoud van vlamwerpers 12 is onder een scherpe hoek a van bijvoorbeeld 40° met de horizon naar de grond 6 gericht, waar de vlamkast 10 open is. De voorwand 14 van de kast 10, die door de vlammen 15 van de vlamwerpers 25 te heet dreigt te worden, is met een isolatielaag 16 bekleed. Ook de andere wanden van de kast 10 kunnen zo bekleed zijn.

De onderranden 17 van de kast 10 en de infraroodstraalkamer 9 zijn ten opzichte van de grond 6 afgedicht middels flexibele dichtmiddelen 18 die over de grond 6 slepen en die bij voor-30 keur uit staalborstels of stalen kettingen bestaan. Aldus wordt vermeden, dat de vlammen 15 buiten de vlamkast 10 treden en wordt de warmte in hoofdzaak uitsluitend voor het bewerken van het bewerkingsvlak van de bodem 6 gebruikt. De scheiding tussen de vlamkast 10 en de infraroodstraalkamer 9 35 wordt eveneens door dergelijke afdichtmiddelen 18 gevormd. Aldus wordt vermeden, dat er een sterke koude trek de hitte-bewerking verstoort.

Aan de bovenzijde van de infraroodstraalkamer 9 zijn een veelvoud, bijvoorbeeld zes, van infraroodstralers 19 8303505 -3- achter elkaar opgesteld, die zich over de gehele breedte van de inrichting 1 dwars op de rijrichting 8 uitstrekken.

Aan de achterzijde van het voertuig 4 is een gastank 20 en een watertank 21 aangebracht. De gastank 20 is via 5 een gasleiding 22 en een veiligheidsafsluiter 23 aangesloten op een waakvlambrander 24, waarvan een thermostaat 25 de veiligheidsafsluiter 23 bestuurt, dat wil zeggen openhoudt, zolang de waakvlam brandt. Een op de veiligheidsafsluiter 23 aangesloten leidingstelsel 26 voedt de infraroodstralers 19 10 via een handbediende afsluiter 27 of een daaraan parallel staande afsluiter 28 die middels een bedieningsorgaan 29 vanaf de bestuurdersplaats 30 van het voertuig 4 wordt bediend. Elke infraroodstraler 19 is voorzien van een mengpijp 31, waarin een gasmondstuk 32 van het leidingstelsel 26 uitmondt. 15 In de mengpijp 31 wordt aangezogen lucht met het gas vermengd. Het gasmengsel verdeelt zich over de lengte van de infraroodstraler 19 in een verdeelkamer 33 en verbrandt in een branderlichaam 34, bestaande uit een gaaspakket. De uitgestraalde hitte is naar de te bewerken grond, dat wil zeggen 20 het zich daarop bevindende onkruid gericht.

Overeenkomstig wordt elke vlamwerper 12 met een gas-luchtmengsel gevoed vanuit gastank 20 via een gasleiding 41 met een veiligheidsafsluiter 43 die op een waakvlambrander 44 is aangesloten, waarvan de thermostaat 45 de veiligheids- 25 afsluiter 43 automatisch sluit bij gedoofde.waakvlam. Een op de veiligheidsafsluiter 43 aangesloten leidingstelsel 46 is aangesloten op mengpijpen 51 via een handbediende afsluiter 47 en een parallel daaraan .opgestelde afsluiter 48 die vanaf de bestuurdersplaats 30 middels een bedieningsorgaan 49 bedienbaar is. In de mengpijp 51 wordt 30 het gas met aangezogen lucht vermengd. Elke mengpijp 51 is via een regelkraan 40 op het leidingstelsel 46 aangesloten om de vlambranders 12 onderling gelijk in te stellen. De inrichting 1 heeft een omhulsel 39 van geperforeerd staalplaat waar verbrandingslucht doorheen wordt aangezogen. Groeiend onkruid 35 en/of groeiend ongewenst gewas verbrandt niet bij de werkwijze volgens de uitvinding, doch hun vochtcellen barsten open, zodat gevaar voor brand door schroeien niet optreedt.

Het kan evenwel voorkomen dat er droge bladeren of ander vlambaar materiaal op de grond 6 ligt. In dat geval wordt de 8303505 -4- < grond 6 bij voorkeur na het verhittingsproces besproeid met water 38, dat vanuit de watertank 21 via een pomp 60 en een waterleiding 55 met een op de bestuurdersplaats 30 bediende afsluiter 56 wordt toegevoerd aan een reeks sproeiers 37 die 5 aan een achter aan de inrichting 1 opgehangen sproeibalk 36 zijn bevestigd.

Bij zeer hardnekkig, bijvoorbeeld wortelachtig, onkruid, kan na 2 a 3 dagen de verdelgingsbewerking worden herhaald om de jonge plantjes te verdelgen. Met behulp van de 10 inrichting 1 kan de verdelging worden uitgevoerd met een rijsnelheid van bijvoorbeeld 3km/uur. Als gas komt vooral pro-paangas in aanmerking. De infraroodstralers 19 stralen hitte uit bij een temperatuur van + 900° C.

De zes infraroodstralers 19 leveren gezamenlijk 15 36.000 Kcal/uur. De acht vlambranders 12 leveren gezamenlijk 144JQ00 KcaL/tnzr. Het spreekt van zelf dat hiermee een voorkeursuitvoeringsvorm is beschreven. Bij een verdubbelde rijsnelheid zal de energielevering ook ongeveer verdubbeld worden. Met dit voorbeeld is de ordegrootte van de dimensiongring 20 van de branders aangegeven.

De inrichting volgens de uitvinding is speciaal geschikt voor het bewerken van straten, fietspaden en dergelijke. In de land en tuinbouw is de inrichting ook bruikbaar. Wanneer in rijen groeiend teeltgewas aanwezig is, worden van 25 het teeltgewas geïsoleerde, tussen de rijen aanwezige stroken grond bewerkt met een vlamwerper en een direct daarna passerende langgerekte infraroodstraler die in de rijrichting is gericht.

8303505

Claims (12)

1. Inrichting voor het verdelgen van onkruid en/of ongewenst gewas, omvattende een verplaatsbare drager, en tenminste één aan de drager verbonden vlambrander, gekenmerkt door de combinatie van tenminste één vlambrander en tenminste 5 één infraroodstraler.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vlambrander in de voortbewegingsrichting van de drager gezien vóór de infraroodstraler is opgesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 10 kenmerk, dat de vlambrander uitmondt in een kamer die aan haar onderzijde middels flexibele afdichtraiddelen ten opzichte van de grond is afgedicht.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de flexibele afdichtmiddelen uit staalborstels bestaan.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de flexibele afdichtmiddelen uit stalen kettingen bestaan. w

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de infraroodstraler in een infra- 20 roodstraalkamer uitmondt die middels flexibele afdichtmiddelen ten opzichte van de grond is afgedicht.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een vlamkamer onmiddellijk wordt gevolgd door een infraroodstraalkamer.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat tenminste één dwars op de voortbewegingsrichting staande rij vlambranders gevolgd wordt door een over een oppervlak verdeelde reeks van infraroodbranders, welk vlak zich zowel in de voortbewegingsrichting van de dra-30 ger als in de dwarsrichting daarvan uitstrekt.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zowel de vlambrander als de infraroodstraler van een waakvlam zijn voorzien, dat de drager is aangebracht aan een voertuig en dat een gasafsluiter vanaf de 35 bestuurdersplaats van het voertuig bedienbaar is. 8303505 » -6-

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager ophefbaar aan een voertuig is aangebracht en voorzien is van bodemsteunen waarmee de drager tijdens bedrijf over de grond beweegbaar is.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, gekenmerkt door tenminste één -in de bewegingsrichting (8) gezien- achter de infraroodstraler opgestelde watersproeier (37).

12. Werkwijze voor het verdelgen van onkruid en/of 10 ongewenst gewas waarbij het met vlammen wordt bewerkt, gekenmerkt door de gecombineerde toepassing van vlammen en infra-roodstralen. 0 5 5 0 5