NL8303473A - Weergeefeenheid. - Google Patents

Description

4 \ /-1- -

Weergeef eenhe id.

De uitvinding heeft betrekking op een weergeef-eenheid van de soort met een vertoningsvlak waarin de waarde 5 van een invoervariabele en van een bijschrift dat de aard van de invoervariabele aangeeft, worden vertoond, een ver-werkingseenheid die het vertoningsvlak aandrijft in responsie op de invoervariabele, en een verbindingsorgaan waardoor de weergeefeenheid wordt aangesloten voor het ontvangen 10 van een signaal dat de invoervariabele voorstelt, waarbij het verbindingsorgaan bestaat uit een eerste deel dat in de weergeefeenheid is gemonteerd, en een tweede deel dat is verbonden met een bron van de signalen die de invoervariabele voorstellen.

15 De uitvinding is in het bijzonder, echter niet uitsluitend, gericht op weergeefeenheden voor voer- of vaartuigen, zoals luchtvaartuigen, schepen of onderzeeboten.

. In vele voer- of vaartuigen is het nodig tegelijkertijd de waarde van vele verschillende invoer-20 variabelen te vertonen. Dit wordt gewoonlijk bereikt met gebruikmaking van afzonderlijke weergeefeenheden voor elke invoervariabele. Iedere weergeefeenheid moet de aard van de invoervariabele aanwijzen, kan een bijzondere wijze van voorstelling hebben en zal gewoonlijk een gespecialiseerde 25 verwerkingseenheid bevatten voor het afleiden van een signaal uit de invoervariabele in een vorm die geschikt is voor het aandrijven van het vertoningsvlak. Om deze reden zal het duidelijk zijn dat elke weergeefeenheid verschillend van andere dergelijke eenheden moet zijn. Opdat de fabrikant 30 of de gebruiker reservedelen kan leveren, dient hij ver vangingen te hebben voor iedere weergeefeenheid zodat deze bij het optreden van een gebrek, kan worden verwisseld.

Het zal duidelijk zijn dat dit grote kosten met zich brengt en dat het tevens leidt tot een toename van het gewicht en 35 w ·.> ♦ -» » - 2 -f van de nodige opslagruimte. Dit kan in het bijzonder een probleem worden ingeval reservedelen in een voer- of vaartuig moeten worden meegevoerd.

Het is een doel van de uitvinding een aan-5 zienlijke verlichting van de hiervoor genoemde problemen mogelijk te maken.

Volgens een eerste aspekt van de uitvinding wordt een weergeefeenheid van de hierboven genoemde soort verschaft die is gekenmerkt doordat het tweede deel van 10 het aansluitorgaan zodanig is gecodeerd dat het de aard van de invoervariabele aanwijst, en doordat de verwerkings-eenheid reageert op de codering van het tweede deel van het verbindingsorgaan* zodanig dat de vertoning van een bijschrift in het vertoningsvlak in overeenstemming met de 15 codering wordt verkregen.

Op deze manier kan dezelfde weergeefeenheid worden gebruikt voor het vertonen van de waarde van verschillende invoervariabelen door de eenheid te verbinden met het op toepasselijke wijze gecodeerde tweede deel van 20 een ander verbindingsorgaan.

Het vertoningsvlak kan een gebied bevatten met een schikking in een matrix van elektrisch te bekrachtigen elementen waardoor het bijschrift dat de aard van de invoervariabele aanwijst, wordt vertoond. Het vertonings-25 vlak kan een bijschrift vertonen dat de eenheden van de invoervariabele aanwijst, en kan een gebied bevatten met een schikking in een matrix van elektrisch te bekrachtigen elementen waardoor het bijschrift dat de eenheden van de invoervariabele aanwijst, wordt vertoond. De verwerkings-30 eenheid kan de vertoning van de waarde van de invoervariabele in overeenstemming met de codering van het verbindingsorgaan besturen. De delen van het verbindingsorgaan kunnen een aantal in elkaar passende pen- en voet-elementen hebben. Sommige van de elementen kunnen zijn aangesloten aan een 35 bron van de signalen die de invoervariabele voorstellen, en ». '

• . 'J

« * - 3 - andere elementen kunnen de codering verschaffen. Het tweede deel van het verbindingsorgaan kan zijn gecodeerd al naar welke van de elementen aan een spanningsbron zijn aangesloten.

5 Een weergeefeenheid voor een onderzeeboot volgens de uitvinding zal nu als uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding worden beschreven onder verwijzing naar de tekening waarin:

Fig. 1 een perspektivische schets is van de 10 weergeefeenheid;

Fig. 2 een schematisch zijaanzicht in doorsnede van de eenheid volgens fig. 1;

Fig. 3 een perspektivische schets is van een contactstop voor aansluiting aan de eenheid; 15 Fig. 4 een achteraanzicht is van de contact stop volgens fig. 3; en

Fig. 5 het gebruik van een aantal weergeef-eenheden in een onderzeeboot laat zien.

Onder verwijzing naar allereerst de figuren 20 I en 2 bestaat de weergeefeenheid uit een metalen huis 1 met een vertoningsvlak 2 op zijn voorkant 3 en met twee buscontactdozen 4 en 5 op zijn achtervlak 6. Het huis 1 bevat elektronische schakelingen 10 voor het op geschikte wijze verwerken van een invoervariabele om het vertonings-25 vlak 2 aan te drijven.

Een energiebron 40 is via een kabel 41 verbonden met een contactstop 42 die in de buscontactdoos 4 kan worden opgenomen. De buscontactdoos 4 is via een aan-sluitdraad 43 verbonden met de elektronische schakelingen 30 10 in het huis.

De andere buscontactdoos 5 maakt deel uit van een verbindingsorgaan waarvan het andere deel wordt verschaft door een contactstop 50 die in de buscontactdoos 5 wordt opgenomen. Signalen op een kabel 51 die een invoervariabele 35 voorstellen, worden toegevoerd aan de weergeefeenheid via ---· '------ - 4 - de contactstop 50. De contactstop 50 wordt met meer bijzonderheden getoond in de figuren 3 en 4, waaruit blijkt dat de contactstop van de soort is met een aantal pennen 52 die evenwijdig aan de as van het verbindingsorgaan zijn 5 gemonteerd in een elektrisch isolerend blok 53. Tenminste enkele van de pennen, met name de pennen 52A, 52B en 52C, zijn aangesloten aan respektievelijke afzonderlijke draden 54, 55 en 56 in de kabel 51, waarbij deze draden de signalen die een invoervariabele voorstellen, dragen. Vier andere 10 pennen 52D, 52E, 52F en 52G worden gebruikt als codering voor het identificeren van de aard van de invoervariabele.

De door de pennen 52Dtot52G verschafte codering verschilt voor kabels 51 die signalen uit verschillende bronnen die een invoervariabele voorstellen, dragen.

15 Voor het coderen van de contactstop 50 zijn verschillende manieren mogelijk. In het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld zijn twee van de pennen, 52E en 52F, aangesloten aan een vijfde pen 52H. De vijfde pen 52H wordt bij het insteken in de buscontactdoos 5 verbonden 20 met een aansluitdraad 60 in de weergeefeenheid waarover een onveranderlijke lage spanning is aangelegd. Door meting

V

van de spanning op de pennen 52D tot>2G is het dus mogelijk vast te stellen dat de pennen 52E en 52F zijn aangesloten aan de spanningsvoerende draad, terwijl dit door de pennen 25 52D en 52G niet het geval is. Op deze wijze wordt een codering 0110 gegeven. Het zal duidelijk zijn dat door op deze wijze vier pennen te gebruiken 16 verschillende coderingen kunnen worden verkregen, waarbij het vergroten van het aantal pennen het aantal verschillende coderingen ver-30 groot dat aan een contactstop kan worden gegeven.

Op andere wijze zou de codering kunnen worden verkregen door gebruikmaking van weerstanden van verschillende waarde die tussen de pennen in de contactstop zijn aangesloten.

35 De aansluitdraden 60 gaan uit van de buscontact- - 5 - doos 5 en verbinden deze met een verwijzingseenheid 61 in de schakeling 10. In het bijzonder dragen de aansluit-draden 60A, 60B en 60C het signaal dat de invoervariabele voorstelt, terwijl de aansluitdraden 60D t/m 60G de mogelijk-5 heid geven de codering van de contactstop 50 vast te stellen.

Het zal duidelijk zijn dat veel meer aansluitdraden de buscontactdoos 5 kunnen verbinden met de verwerkingseenheid 61 zodat signalen die verschillende invoervariabelen voorstellen, kunnen worden toegevoerd aan verschillende delen 10 van de verwerkingseenheid.

De verwerkingseenheid 61 omvat een codeer-orgaan 62 dat de aard van de invoervariabele uit de codering van de contactstop zoals die langs de aansluitdraden 60D t/m 60 G is doorgegeven, vaststelt, en levert signalen die 15 de aard van de invoervariabele voorstellen, aan een eerste vertoningsaandrijfeenheid 70 via een aansluitdraad 63. De signalen op de aansluitdraden 60A, 60B en 60C die een invoervariabele voorstellen, worden op geschikte wijze door de eenheid 61 verwerkt en via aansluitdraden 64 toegeoverd 20 aan een tweede vertoningsaandrijfeenheid 71. In dit opzicht bestuurt de verwerkingseenheid 61 het op schaal brengen, de bemonsteringsfrequentie en de indeling van de vertoning uitgaande van de aard van de invoervariabele zoals aangewezen door de codering van de contactstop.

25 De vertoningsaandrijfeenheden 70 en 71 leveren signalen aan verschillende vertoningsgebieden 21 en 22 op het weergeefpaneel 2. Het bovenste vertonings-gebied 21 is gevormd uit een matrixschikking van elektrisch te bekrachtigen elementen 23 (fig. 1), zoals lichtuitzendende 30 diodes, terwijl het onderste vertoningsgebied bestaat uit zeven 7-segmentelementen 24. Het bovenste matrixschikking-gebied 21 wordt bekrachtigd voor de vertoning van een bijschrift in de vorm van letters die de aard van de invoervariabele aanwijzen, bijvoorbeeld "DEPTH'1, "SPEED", "HEADING", 35 "LATIDUDE", "LONGITUDE", enz. Het onderste vertoningsgebied

--:_M

* Λ - 6 - f» 22 wordt bekrachtigd voor het aanwijzen van een getal, namelijk de getalswaarde van de invoervariabele. Het zal duidelijk zijn dat de twee gebieden een matrixindeling kunnen hebben, en dat de elementen die deze schikking vormen 5 van ieder bekend type kunnen zijn.

Voorts is nog een derde vertoningsgebied 40 op het paneel opgenomen voor het vertonen van een bijschrift dat de meeteenheden aanwijst. Ook dit wordt bekrachtigd door de bekrachtigingseenheid 70 teneinde een bijschrift te ver-10 tonen zoals "METRES", "KNOTS", "DEGREES", enz.

De vertoningsaandrijfeenheden 70 en 71 zijn van bekende uitvoering. In de aandrijfeenheid 70 zijn in een geheugen 72 signalen vastgelegd die representatief zijn voor de bekrachtigingspatronen voor alle bijschriften 15 die de weergeefeenheid kan vertonen. Een adresseerorgaan 73 leest de vastgelegde signalen uit uit de toepasselijke geheugenplaatsen in het geheugen 72 in overeenstemming met de signalen op de aansluitdraad 63 die een voorstelling zijn van de aard van de invoervariabele. De andere aandrijf-20 eenheid 71 is op geschikte wijze ingericht voor het bekrach tigen van geselekteerde segmenten van de elementen 24 om het toepasselijke getal te vertonen dat de waarde voorstelt van de invoervariabele in overeenstemming met de signalen op de aansluitdraad 64.

25 Een bepaalde toepassing voor dergelijke weer- geefeenheden is die in onderzeeboten waarbij bijvoorbeeld een weergeefpaneel kan zijn samengesteld uit negen dergelijke eenheden 101 t/m 109 als voorgesteld in fig. 5. Bij deze toepassing is elke weergeefeenheid identiek aan de overige 30 die het paneel samenstellen, maar omdat elk paneel een ander signaal dat een invoervariabele voorstelt, ontvangt via een anders gecodeerde contactstop, zijn het bijschrift en het getal dat door de weergeefeenheden wordt vertoond, verschillend. Op deze wijze behoeven minder reservedelen te 35 worden meegevoerd omdat indien een weergeefeenheid uitvalt, f - 7 - deze niet behoeft te worden vervangen door een gespecialiseerde weergeefeenheid die is ingericht voor het vertonen van een enkele funktie, maar kan de weergeefeenheid worden vervangen door de genormaliseerde weergeefeenheid die on-5 middellijk de verlangde vertoning verschaft zodra de ge codeerde contactstop in de bijbehorende buscontactdoos is gestoken. Omdat minder reservedelen behoeven te worden meegevoerd, kan worden bespaard op gewicht, ruimte en kosten.

Inplaats van voor de vertoning van het bij-10 schrift een vertoningsgebied 21 met een matrixschikking te hebben, kunnen afzonderlijke vertoningsgebieden worden benut voor verschillende bijschriften zodat door het bekrachtigen van het ene of het andere van deze afzonderlijke gebieden het toepasselijke bijschrift zichtbaar wordt gemaakt.

15 Verder kunnen vertoningsgebieden worden toegevoegd, zoals het gebied 25 dat is vertoond op de eenheid 108, waardoor een waarschuwing of een andere aanwijzing kan worden vertoond.

20 -1

J

- ||t j

Claims (8)

1. Weergeefeenheid met een vertoningsvlak waarin de waarde van een invoervariabele en een bijschrift dat de aard van de invoervariabele aanwijst, worden vertoond, een verwerkingseenheid die het vertoningsvlak be- 5 krachtigt in responsie op de invoervariabele, en een ver- bindingsorgaan waardoor de weergeefeenheid is aangesloten voor het ontvangen van een signaal dat de invoervariabele voorstelt, waarbij het verbindingsorgaan een eerste deel omvat dat in de weergeefeenheid is gemonteerd, en een tweede 10 deel dat is aangesloten aan een bron van de signalen die de invoervariabelen voorstellen, met het kenmerk, dat het tweede deel (50) van het verbindingsorgaan zodanig is gecodeerd dat het de aard van de invoervariabele aanwijst, en dat de verwerkingseenheid (61) reageert op de codering van 15 het tweede deel (50) van het verbindingsorgaan om zo een vertoning te leveren van een bijschrift in het vertoningsvlak (2) in overeenstemming met de codering.

2. Weergeefeenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vertoningsvlak (2) een gebied (21) 20 bevat met een matrixschikking van elektrisch te bekrachtigen elementen (23) waardoor het bijschrift dat de aard van de invoervariabele aanwijst, wordt vertoond.

3. Weergeefeenheid volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het vertoningsvlak (2) een bijschrift 25 vertoont dat de eenheden van de invoervariabele aanwijst.

4. Weergeefeenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het vertoningsvlak (2) een gebied (40) bevat met een matrixschikking van elektrisch te bekrachtigen elementen waardoor het bijschrift dat de eenheden van 30 de invoervariabele aanwijst, wordt vertoond.

4 Ό - 8 -

5. Weergeefeenheid volgens een van de vooraf- t» - 9 - gaande conclusies , met het kenmerk, dat de verwerkings-eenheid (61) de vertoning bestuurt van de waarde van de invoervariabele in overeenstemming met de codering van het verb indings orgaan.

6. Weergeefeenheid volgens een van de vooraf gaande conclusies met het kenmerk, dat de delen (5 en 50) van het verbindingsorgaan een aantal in elkaar passende pen- en voetelementen (52) hebben.

7. Weergeefeenheid volgens conclusie 6, 10 met het kenmerk, dat enkele van de elementen (52A, 52B en 52C) zijn aangesloten aan een bron van de signalen die een invoervariabele voorstellen, en dat andere elementen (52D, 52E, 52F en 52G) voor de codering zorgen.

8. Weergeefeenheid volgens conclusie 7, 15 met het kenmerk, dat het tweede deel (50) van het verbin- dingsorgaan is gecodeerd al naar welke van de elementen (52D, 52E, 52F en 52G) is of zijn aangesloten aan een spanningsbron. 20 ___-_^