NL8303147A - Inrichting voor het in de slachtlijn verwijderen van de onderpootgedeelten of klauwen bij de achterpoten van slachtvee. - Google Patents

Description

; NO 31966

Inrichting voor het in de slacht!ijn verwijderen van de onderpootgedeelten of klauwen bij de achterpoten van slachtvee.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in de 5 slachtlijn verwijderen van de onderpootgedeelten of klauwen bij de achterpoten van slachtvee, in het bijzonder van kalveren, bestaande uit een toevoerbuisbaan met meeneemtransporteur waarmee de karkassen hangend aan één poot door middel van een aan de bui sbaan opgehangen en met een lus om het ondereinde van die poot geslagen ketting, komend uit het 10 verbloedingstrajekt worden toegevoerd, een tweede transporteur waaraan de karkassen met behulp van een in de bewerkte poot gestoken hulphaak kunnen worden opgehangen en een afvoertransporteur met buisbaan waaraan de karkassen kunnen worden opgehangen met behulp van een in beide bewerkte poten gestoken sprei der.

15 Een dergelijke inrichting is uit de praktijk bekend. Bij deze bekende inrichting wordt het karkas, hangend aan een pootketting, toegevoerd via een buisbaan met meeneemtransporteur. De andere achterpoot hangt vrij en wordt bij het bereiken van dit gedeelte van de slachtlijn bewerkt en voorzien van een tussenhaak, die dan met behulp 20 van een takel, zoals een pneumatisch bediende takel, wordt opgehesen en opgehangen aan een rail. De poot met pootketting komt dan vrij door het overhangen van het gewicht van het karkas zodat de pootketting kan worden verwijderd en de vrijgekomen poot kan worden bewerkt. Daarna wordt ook in de tweede poot een hulphaak aangebracht en deze wordt met 25 een takel opgehesen en eveneens aan een rail opgehangen. Daarna wordt de spreider aangebracht en vindt overhangen plaats op de afvoerbuisbaan, zodat de tussenhaken kunnen worden verwijderd.

Met deze bekende inrichting is een hoge productie niet mogelijk omdat een vloeiende doorstroming van de karkassen tijdens de bewerking 30 van de achterpoten en het overhangen niet mogelijk is. Ter plaatse van de takels, die de aan tussenpoten hangende bewerkte poten ophijsen, hangt elk karkas vrijwel stil.

Doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen waarmee een continue doorstroming mogelijk is met schokvrije overhanging van de 35 karkassen.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat de toevoerbuisbaan een dalend trajekt heeft gelegen tussen een eerste horizontaal toevoergedeelte en een tweede lager gelegen horizontaal gedeelte, ter plaatse van het dalende trajekt van de buisbaan zich een 40 dit dalend trajekt kruisend stijgend trajekt bevindt van een 8 c· y v' i 4 7

~ 9 I

2 hulpkettingtransporteur zonder einde, die loopt in een verticaal vlak evenwijdig aan het verticale vlak van de toevoerbuisbaan en is voorzien van daaraan hangende haken, welk stijgend trajekt wordt gevolgd door een horizontaal trajekt, dat zich bevindt boven het tweede horizontale 5 gedeelte van de toevoerbuisbaan, welk horizontaal gedeelte van de eerste hulptransporteur wordt gekruist door het dalend trajekt van een tweede hulptransporteur zonder einde met meerdere aan kettingen hangende haken, welke tweede hulptransporteur loopt in een vlak evenwijdig aan het verticale vlak van de eerste hulpkettingtransporteur, beide hulptranspor-10 teurs vervolgens lopen naar een gemeenschappelijk niveau, dat zich bevindt boven de plaats waar de afvoerbuisbaan begint waarna het gemeenschappelijk trajekt een daling vertoont voordat beide hulptransporteurs elk hun omkeerwiel bereiken.

De via de toevoerbuisbaan in het bewerkingstrajekt komende karkas-15 sen kunnen nu worden bewerkt aan de vrij hangende poot voordat de buis-baan naar beneden beweegt. Doordat de eerste hulptransporteur het dalende trajekt van de buisbaan kruist, heeft deze eerste hulptransporteur een lager gelegen toevoertrajekt, dat het mogelijk maakt de vrij hangende juist bewerkte poot te koppelen met een aan een ketting zittende haak 20 want deze ketting is vrij van spanning. Daar waar het dalende trajekt en het stijgende trajekt elkaar kruisen wordt de belasting overgenomen en gaat het karkas hangen aan de bewerkte poot, terwijl de pootketting spanningsloos wordt en kan worden losgemaakt. In het daarop volgende horizontale trajekt vindt allereerst de bewerking van de tweede poot 25 plaats waarna bij het kruisen van het dalende trajekt van de tweede hulptransporteur deze tweede poot eveneens met een hulphaak van de tweede transporteur kan worden gekoppeld. Door nu beide hulptransporteurs naar eenzelfde niveau te brengen wordt het gewicht gelijkmatig over de beide poten verdeeld met het karkas dwars op de voortbewegingsrichting. De 30 haken met de achterpoten hangen aan kettingen en laten dus enige dwars-verplaatsing toe waardoor de sprei der gemakkelijk kan worden aangebracht door deze met de spitse uiteinden tussen de naar elkaar toe gekeerde binnenvlakken van de achterpootgedeelten te plaatsen waarna de dwarscom-ponenten van het gewicht ervoor zorgen, dat de haken goed in de poten 35 dringen respectievelijk daarin blijven. Door nu dit gezamenlijk trajekt van de hulptransporteurs verder naar beneden te laten bewegen komt de spreider te hangen op de afvoerbuisbaan en kunnen de hulphaken worden losgemaakt omdat de kettingen spanningsvrij zijn geworden. Doordat de kar kassen continu in beweging zijn en door het kruisen van de transportbanen 40 het overhangen geleidelijk plaatst vindt kan het personeel, dat de 8r λ " r "7 n : . ·» i fi ƒ 3 « · bewerkingen uitvoert telkens met het In bewerking zijnde karkas meelopen. Onderbrekingen van de bewerking door stilstand vinden niet meer plaats en de produktie kan derhalve worden verhoogd respectievelijk met minder man worden uitgevoerd.

5 Opgemerkt wordt dat uit de praktijk ook nog een inrichting bekend is waarbij de aan ëën poot ketting hangende en uit het verbloedingstrajekt komende karkassen via een buisbaan met een dalend trajekt terechtkomen op een transporteur, die na ontkoppeling van de pootketting de karkassen in rugligging continu verder transporteert. In 10 deze rugligging worden verschillende bewerkingen uitgevoerd waaronder het verwijderen van de onderpootgedeelten en wordt uiteindelijk de spreider aangebracht waarna met behulp van een Jacobs!adder de karkassen worden opgetild en teruggebracht in de verticale stand. Met deze inrichting is evenmin een snelle efficiënte bewerking mogelijk.

15 De uitvinding zal thans nader worden toegeiicht aan de hand van de tekening.

Deze toont in fig. 1 schematisch het verloop van de verschillende transportmiddelen en de verschillende bewerkingstadia.

Fig. 2 tot en met 7 zijn doorsneden door fig. 1 volgens de lijnen 20 ΙΙ-Π, III-III enz. tot en met VII-VII.

De toevoerbuisbaan is aangeduid met 1. Deze heeft een niet-getoond omkeereinde rechts van de tekening van fig. 1 en bij 2 het linker omkeereinde.

Erboven bevindt zich een transportketting zonder einde 3 met het 25 omkeereinde 4, die op bekende wijze is voorzien van niet-getoonde meenemers voor het voortbewegen van de haken 5 waaraan telkens een karkas 6 is opgehangen met ëën poot 7 met behulp van een om het pooteinde geslagen pootketting 8.

In het rechter horizontale toevoergedeelte van de buisbaan 1 vindt 30 de bewerking plaats van de vrij hangende poot 9.

Fig. 2 toont de toestand nadat deze poot 9 is bewerkt en deze poot is bevestigd aan de haak 10 van een ketting 11 van een eerste hulptransporteur 12 zonder einde. Deze haak wordt op het punt 13 in de poot gehaakt. De eerste hulptransporteur 12 heeft een rechter omkeerwiel 35 ter plaatse van het cijfer 14 gevolgd door een dalend trajekt 15 dat het horizontale trajekt 1, 3 van de toevoer kruist zodat de bedieningsman in het lager gelegen horizontale gedeelte 16 van de eerste hulptransporteur 12 de beschikking krijgt over haken aan kettingen, die spanningsvrij in de zojuist bewerkte poot 9 kunnen worden gehaakt.

40 Het dalende trajekt 15 is nodig in verband met de aanvoer van de F “· ï. i ^ ƒ V W V 1 - 7 _ 4 kalveren vla de baan 1, waardoor het omkeerwiel hoger moet worden geplaatst.

5 Fig. 3 laat zien hoe 1n het stijgende trajekt 17 van de eerste hulptransporteur de poot 9 omhoog wordt getrokken en het karkas daaraan gaat hangen vla haak 10 en ketting 11 terwijl de pootkettlng zelf van de poot 7 spanningsloos wordt en kan worden losgemaakt.

Fig. 4 toont dan de stand waarin deze pootketting los is en de 10 bedieningsman de nu vrijgekomen tweede poot kan bewerken.

Na het bewerken van de tweede poot 7, met karkas nog steeds hangend aan de poot 9, krijgt de bedieningsman de beschikking over hulphaken 18 van een tweede hulptransporteur zonder einde 19, die met een dalend trajekt 20 het horizontale gedeelte 21 van de eerste hulptransporteur 15 kruist. De bedieningsman kan dan, zoals getoond in fig. 5, de poot 7 verbinden met de haak 18, ongeveer ter plaate van het horizontale gedeelte 22 van de tweede hulptransporteur 19.

Daarna bewegen de horizontale delen 21 en 22 van de eerste en de tweede hulptransporteur naar elkaar toe en komen bij 23 op hetzelfde 20 niveau uit alwaar de karkassen dus met beide poten hangen aan de beide transporteurs waarbij de poten nauwkeurig zijn gepositioneerd in het gewenste dwarsvlak. Dit gedeelte 23 bevindt zich boven het begin van de afvoerbuisbaan 24 alwaar, zoals getoond in fig. 6, de spreider 25 met haak 26 kan worden aangebracht. Dit gebeurt terwijl de karkassen hangen 25 aan de kettingen 18 en 11, zodat de haak 26 van de spreider 25 nog niet in aanraking komt met de buisbaan 24.

De beide hulptransporteurs lopen daarna gemeenschappelijk naar beneden als aangegeven bij 27 waardoor de kettingen 11 en 18 spanningsvrij komen want de haak 26 komt te rusten op de buisbaan 24. De 30 De haken kunnen dan worden verwijderd als aangegeven in fig. 7.

De eerste hulptransporteur 12 heeft daarna bij 28 een omkeerwiel en de tweede hulptransporteur 19 via een omhooggaand trajekt 29 een omkeerwiel bij 30. De teruggaande parten 12' en 19' gaan gezamenlijk door een in algemene zin met 31 aangeduide wasinrichting waarna zij via 35 laag gelegen trajekten 32 en stijgende trajekten 33, 34 lopen naar de hoog gelegen omkeerwielen zoals bij 14 en 35. In de figuren 2 t/m 7 zijn alle teruggaande parten van buisbaan en hulptransporteurs aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers voorzien van een accent.

De reden van deze lage en hoge gedeelten is van constructieve aard, 40 en geldt uitsluitend voor de getekende situatie. De hoge gedeelten zijn 8303147 5 nodig om met de kettingen 11, 18 boven de ban 1, 3 uit te komen ten behoeve van het omkeren van de hulptransporteurs.

De lage gedeelten zijn echter weer nodig om onder de pootkettlngen 5, 8 uit te komen, ter plaatse van omkeerwiel 4. Het is niet mogelijk om 5 boven het omkeereinde 4 uit te komen met de gedeelten 12* en 191 vanwege de met het I-profiel aangegeven ophangbalken in fig. 1.

Met de inrichting volgens de uitvinding zijn de handelingen vereenvoudigd en kunnen deze met groter zekerheid worden uitgevoerd waardoor met een continue doorstroming bij hogere productie kan worden gewerkt.

O 7 ~ 'T

Ό v ï, 1J i h' /

Claims (1)

1. Inrichting in de slachtlijn voor het verwijderen van de onderpootgedeelten of klauwen bij de achterpoten van slachtvee, in het bijzonder van kalveren, bestaande uit een toevoerbuisbaan met meeneemtransporteur waarmee de karkassen hangend aan ëën poot door 5 middel van een aan de buisbaan opgehangen en met een lus om het ondereinde van die poot geslagen ketting, komend uit het verbloedingstrajekt worden toegevoerd, een tweede transporteur waaraan de karkassen met behulp van een in de bewerkte poot gestoken hulphaak kunnen worden opgehangen en een afvoertransporteur met buisbaan waaraan 10 de karkassen kunnen worden opgehangen met behulp van een in beide bewerkte poten gestoken spreider,met het kenmerk, dat de toevoerbuisbaan een dalend trajekt heeft gelegen tussen een eerste horizontaal toevoergedeelte en een tweede lager gelegen horizontaal gedeelte, ter plaatse van het dalende trajekt van de buisbaan zich een dit dalend 15 trajekt kruisend stijgend trajekt bevindt van een hulpkettingtransporteur zonder einde, die loopt in een verticaal vlak evenwijdig aan het verticale vlak van de toevoerbuisbaan en is voorzien van daaraan hangende haken, welk stijgend trajekt wordt gevolgd door een horizontaal trajekt, dat zich bevindt boven het tweede horizontale 20 gedeelte van de toevoerbuisbaan, welk horizontaal gedeelte van de eerste hulptransporteur wordt gekruist door het dalend trajekt van een tweede hulptransporteur zonder einde met meerdere aan kettingen hangende haken, welke tweede hulptransporteur loopt in een vlak evenwijdig aan het verticale vlak van de eerste hulpkettingtransporteur, beide 25 hulptransporteurs vervolgens lopen naar een gemeenschappelijk niveau, dat zich bevindt boven de plaats waar de afvoerbuisbaan begint waarna het gemeenschappelijk trajekt een daling vertoont vödrdat beide hulptransporteurs elk hun omkeerwiel bereiken· 8303147