NL8302264A - Klepmechanisme voor infuus. - Google Patents

Description

* > -1- 23309/CV/tl

Korte Aanduiding: Klepmechanisme voor infuus.

De uitvinding heeft betrekking op een klepmechanisme bestemd om te worden aangebracht in een leiding via welke vloeistof wordt: ingebracht 5 in een lichaam van een mens of dier.

Uit medische overwegingen is het veelvuiLg noodzakelijk,dat bij een persoon of dier een of andere vloeistof inhet lichaam wordt· ingébracht. Dergelijke vloeistoffen bevinden zich veelal in uit flexibele kunststof of dergelijk materiaal vervaardigde zakken waarop een uiteinde van een 10 slang kan worden aangesloten. Het andereiiit einde van een dergelijke slang wordt aangesloten op een naald,welke in een lichaamsdeel van de desbetreffende persoon of dier,veelal in de onderarm·of dergelijke wordt gestoken voor het toedienen van de desbetreffende vloeistof.Daarbij is voor het regelen van de toevoer van vloeistof pertijdseenheid op de 15 slang veelal een klemorgaan aangebracht met behulp waarvarjÖe doortocht van de slang te beïnvloeden is döor de slang meer of minder samen te knijpen. Dergelijke klemosganen zijn veelal lastig instelbaar,terwijl in vele gevallen na een eenmaal uitgevoerde instelling na verloop van tijd in het vervormde materiaal van de slang een zekere vormverandering 20 plaatsvindt waardoor de grootte, van de met behulp^an het klemorgaan ingestelde doortocht wordt beinvloed,zodat dan eeh afwijking van de ingestelde doorstroomhoeveelheid zal optreden.

Met de uitvinding wordt beoogd een klepmechanisme van bovengenoemde soort te verkrijgen,dat een eenvoudige opbouw bezit,gemakkelijk in te 25 stellen is en indien eenmaal ingesteld een handhaving van de ingestelde doorstroomhoeveelheid waarborgt.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het klepmechanisme is voorzien van een huis met een tweetal aansluitingenVoor leiding-delen,die in het huis uitmonden aan verschillende zijden van een in het 30 huis gelegen klepzitting ,terwijl verder een met de klepzitting samenwerkend kleporgaan is aangebracht,waarbij defclepzitting en het kleporgaan relatief ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn ter beïnvloeding van de grootte van de stromingsdoortocht tussen deklepzitting en het kleporgaan.

Het klepmechanisme volgens de uitvinding kan een eenvoudige opbouw 55 bezitten,terwijl een gemakkelijke nauwkeurige regeling van de per tijdseenheid doorstromende hoeveelheid vloeistof is te bewerkstelligen door 8302264 -2- 23309/CV/tl y v t 4 de klepzitting en het kleporgaan in de juiste stand ten opzichte van elkaar in te stellen. Daarbij kunnen de klepzitting en het kleporgaan zodanig zijn uitgevoerd en opgesteld,dat geen ongewenste vervormingskrachten op deze onderdelen inwerken,zodat een eenmaal ingestelde grootte van 5 doorstroomhoeveelheid per tijdseenheid in verloop van de tijd geen ongewenste veranderingen zal ondergaan.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezeten de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

10 Fig. 1 toont in perspectief een aanzicht op een uitvoeringsvoor beeld van een klepmechanisme volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont het in fig.1 afgeheelde klepmechanisme gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk in aanzicht.

Fig. 3 toont schematisch de opstelling van hetin fig.1 en 2 weerge-15 geven klepmechanisme opgenomen in een leiding via welke vloeistof in een menselijk lichaam kan worden toegevoerd.

Het in de figuren weergegeven klepmechanisme omvat een uit een tweetal huisdelen 1 en 2 bestaand huis. Het' huisdeell omvat een centraal clindrisch gedeelte 3,dat is voorzien van uitwendige schroefdraad 4.

20 Het van schroefdraad voorziene cilindrische gedeelte 3 is via een deel van het huisgedeelte 1 uitmakend verbindingsdeel 5 verbonden met een aan-sluitnippel 6. In de aansluitnippel 6 en hetdaarop aansluitende . verbin-dingsgedeelte 5 is een boring 7 aangebracht welke aaryiijn van de nippel 6 afgekeerde uiteinde uitmondt in een geleidelijk in diameter groter 25 wordende boring 8. De boring 8 vormt een verbinding tussen de boring 7 en een een grotere diameter dan de boring 7 bezittende boring 9 in het cilindrische gedeelte 3.

Zoals verder nog uit fig.2 blijkt sluit op de buitenomtrek van het verbindingsgedeelte 5 een afhangend schort 10 aan,dat het van uitwendige 30 schroefdraad voorziene gedeelte 3 van het huisgedeelte 1 over een gedeelte van zijn hoogte concentrisch omgeeft. Aan het vrije ondereinde· van het schort 10 is een zich naar binnen toe uitstrekkendei“ondlopende rand 11 aangebracht.

Het huisgedeelte 2 bestaat grotendeels'uit een cilindrische mantel 35 12,die aan een uiteinde is voorzien van een. bodem 13 waarop een aansluitnippel 14 is aangebracht. In deze. aansluitnippel strekt een zich in het 8 3 0 2 2 6 4 * tr -3- 23309/CV/tl » * inwendige van het huisgedeelte 2 uitmondende boring 15 uit. Aan het van de bodem 13 afgekeerde open uiteinde van het huisgedeelte 2 is de mantel 12 van inwendige ,met de schroefdraad 4 overeenkomende schroefdraad voorzien,zodat de beide huisgedeelten 1 en 2 op de in fig. 2 weergegeven 5 wijze kunnen worden samengevoegd. Daarbij is de mantel 12 verder bij het open uiteinde voorzien van een naar buiten uitstekende kraag 14. In onbelaste toestand is de uitwendige diameter van de kraag 14 een weinig groter dan de diameter van de kraag 11 in onbelaste toestand. Het zaldan ook duidelijk zijn,dat indien het huisgedeelte 2 van het huisgedeelte 1 wordt 10 losgeschroefd de kragen 11 en 14 achter elkaar grijpen en zodoende een onbeoogd geheel van elkaar losraken van beide huisgedeelten 1 en 2 voorkomen. Doordat echter het schort 10 enigszins flexibel is is het door het uitoefenen van enige kracht op de huisgedeelten 1 en 2 wel mogelijk om de huisgedeelten geheel van elkaar los te maken.

15 Zoals verder in het bijzonder uit fig.1 blijkt isnp^1{^%%na<?stand van het open uiteinde van de mantel 12 op debuitenomtrek van de/gekartelde rand 15 aangebracht. Met de kartelingen van de rand 15 werken aan de binnenzijde van het schort 10 aangebracht uitsteeksels 16 samen,zodanig dat voor de verdraaiing van de beide huisdelen ten opzichte van elkaar om de 20 met elkaar samenvallende hartlijnen van deze huisdelen 1 en 2 een zekere kracht nodig is^aarbij de gekartelde rand 15 en het uitsteeksel 16 een grendelmechanisme vormen,dat een onbeoogde verdraaiing van beide' huisdelen ten opzichte van elkaar tegengaat.

In het inwendige van de mantel 12 is verder een staafvormig orgaan 25 of naald 17 opgesteld. Daarbij is de naald 17 met behulp van enige zich vanaf de naald radiaal naar buiten uitstrekkende steunschotten 18 vast verbonden met de binnenomtrek van de mantel 12 zodanig,dat de hartlijn van de staaf 17 samenvalt met de met elkaar samenvallende hartlijnen van de huisgedeelten 1 en 2. Het naar de doortochi/7 toegekeerde uiteinde 19 30 van de naald 17 is^j^s toelopend uitgevoerd,zodanig,dat de omtrekswand 19 van dit uiteinde/ evenwijdig uitstrekt aan de wand van d^fconische boring 8. Het andere uiteinde 20 van de naald is in het weergegeven uit-voeringsvoorbeeld eveneens taps toelopend litgevoerd,maar ditis niet noodzakelijk.

35 Het zal duidelijk zijn,dat ten gevolge van de schroefdraadverbinding tussen de beide huisgedeelten 1 en 2 deze beide huisgedeelten ten opzichte 8302264 4 · » * -4- 23309/CV/tl van elkaar verdraaid kunnen worden,waarbij deze^relatieve verdraaiing van de beide huisgedeelten 1 en 2 ten opzichte van elkaar om hun lengteassen tevens een verplaatsing van de beide huisgedeelten^ ten opzichte^an elkaar evenwijdig aan genoemde lengteassen tot gevolg zal hebben.Ten ge-5 volge van deze verplaatsing zal een wijziging optreden in de afstand tussen het buitenoppervlak van de als klep^verkenden punt 19 van de naald 17 en het als klepzitting functionerende oppervlak van de conisch verlopende boring 8. Ind^r^J^^J^ui^pedeelte 1 tenépzichte van het huisgedeelte 2 de stand inneemt / zoals met stippellijnen in fig.2 is aangeduid zal de 10 beschikbare stromingsdoortocht tussen de klepzitting 8 en de klep 19 geheel zijn afgesloten. Door de klep 19,meer of minder ver van de klepzitting 8 te verwijderen door verdra^mg van de beide huisgedeelten 1 en 2 ten opzichte van elkaar kan de _ / van ide tussen de klepzitting 8 en de klep 19 vrijgegeven strcmin^ckjortocht worden geregeld, Orpèen gemakkelijk 15 zichtbare indicatie van de · / van de vrijgegeven stromingsdoortocht te verkrijgen kan,zoals in fig.1· aangeduid,op de .buitenomtrek van den van de huisgedeelten* in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het huisgedeelte 1, een merkteken 21 zijn aangebracht ten opzichte waarvan.vast op het andere huisgedeelte, hier het huisgedeelte 2,vast aangebrachte 20 merktekens 23 bij verdraaiing van de beide huisgedeelten ten opzichte van elkaar, zullen worden verplaatst. De ligging vanéén bepaald ^Mkteken 23 tegenover het merkteken 21 zal dan een indicatie van de / van de vrijgegeven stromingsdoortocht geven.

Het zal duidelijk ,dat het beschreven klepmechanisme zeer eenvoudig 25 uit weinig onderdelen te vervaardigen is,bij voorkeur uit een geeigende kunststof.Daarbij zal althans het huisgedeelte 2 bij voorkeur uit doorzichtig materiaal worden vervaardigd, zodat een doophet klepmechanisme plaatsvindende stroming gemakkelijk is waakte Riemen.

Zoals in het bijzonder is weergegeven/kan het beschreven klepmecha-30 nisme worden geplaatst tussen een tweetal leidingedeelten of slangen 24 en 25 welke deel uitmaken van een set voor het/toedienen van een vloeistof aan het lichaam van een mens of dier.Daarbij is de leiding 24,waarin nog een schematisch weergegeven filter26 is opgenomen,aangesloten op een de toe te dienen vloeistof bevattende houder 27,veelal een uit flexibel 35 materiaal vervaardigde zak.-Het andere leidinggedeelte 25 is aan zijn vrije uiteinde veelal voorzien van een niet nader weergegeven naald,die 8302264 ’ w > » -5- 23309/CV/tl kan worden ingebracht in het lichaam van de patient met het oog op het toedienen van de zich in de houder 27 bevindende vlaastof. De per tijdseenheid aan de patient toe te dienen hoeveelheid vloeistof kan gemakkelijk met de hand worden ingesteld door het op bovenbeschreven wijze ten opzichte 5 van elkaar verdraaien van beide huisged^^^.g1 en 2. Daarbij worden geen ongewenste krachten uitgeoefend op de de. / van de voor de doorètroming ter beschikking staande doortocht bepalende onderdelen 8 en 19,zodat niet te vrezen valt,dat in verloop van de tijd door zettingen in het materiaal een wijziging in de ingestelde doortocht zalbptreden.

10 Daar de inrichting zowel geschikt is voor doorstroming in de ene als in de andere richting is een verkeerde aansluiting van de inrichting uitgesloten.

830 2 2 S 4

Claims (10)

1. Klepmechanisme bestemd om te worden aangebracht in een leiding via welke vloeistof wordt ingébracht in een lichaam van een mens of dier, met het kenmerk,dat het klepmechanisme is voorzien van een huis met een tweetal aansluitingen voor leidingdelen,die iphet huis uitmonden aan 5 verschillende zijden van een in het huis gelegen klepzitting,terwijl verder een met de klepzitting samenwerkend kleporgaan is aangebracht waarbij de klepzitting en het kleporgaan relatief ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn ter beïnvloeding vanj.de grootte van de stromings-doortocht tussen de klepzitting en het kleporgaan.

2. Klepmechanisme volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de klepzitting vast is verbonden met een eerste huisgedeelte en het kleporgaan vast is verbonden met een tweede huisgedeelte,terwijl beide huisgedeelten relatief ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn.

3. Klepmechanisme volgens conclusie 2,met het kenmerk,dat de beide 15 huisgedeelten met behulp van een schroefdraadverbinding met elkaar zijn verbonden en de klepzitting en het kleporgaan relatief ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn door verdraaiing van de beide huisgedeelten ten opzichte van elkaar.

4. Klepmechanisme volgens conclusie 2 of 3,methet kenmerk,dat in het 20 ene huisgedeelte een naaldvormig kleporgaan is opgesteld,terwijl het andere huisgedeelte is voorzien van een aan dit naaldvormige kleporgaan aangepaste zitting.

5. Klepmechanisme volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat grendelmiddelen zijn aangebracht met behulp waarvan de klepzitting 25 en het kleporgaan in een gewenste stand tegen relatieveVerplaatsing ten opzichte van elkaar te borgen zijn.

6. Klepmechanisme volgens een der conclusies 3 - 5,met het kenmerk, dat een huisgedeelte is voorzien van een rondom dit huisgedeelte verlopende karteling waarmede een op het andere huisgedeelte aangebracht' uitsteeksel 30 samenwerkt.

7. Klepmechanisme volgens een der voorgaande conclusies 2- 6, met het kenmerk,dat een van de huisgedeelten is voorzien van een markering waar- 6Π langs/het andere huisgedeelte aangebrachte markeringen verstelbaar zijn zodanig,dat deze markeringen een indicatie geven van de grootte van de 35 door de klepzitting en het kleporgaan vrijgegeven stromingsdoortocht. 8302264 Λ * * Conclusies -7- 23309/CV/tl

8. Klepmechanisme volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het huis althans gedeeltelijk uit doorzichtig materiaal is vervaardigd.

9. Klepmechanisme volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 5 dat het ene huisgedeelte een cilindrisch ,van uitwendige schroefdraad voorzien gedeelte bezit, dat althans gedeeltelijk is omgeven door een deel van dat ene huisgedeelte uitmakend schort.

10. Klepmechanisme volgens conclusie 9, met het kenmerk,dat aan het vrije uiteinde van het enigszins flexibel uitgevoerde schort een naar binnen 10 uitstekende rand is aangebracht met een inwendige diameter,die kleiner is dan de uitwendige diameter van een uitstekende kraag aangebracht aan het van schroefdraad voorziene uiteinde van het andere huisgedeelte. 15 6302264