NL8301983A - Schakeling voor eliminatie van kleurinformatiesignaalruis. - Google Patents

Description

.·Ν· * Λ.* f C/Ca/ar/1542

Schakeling voor eliminatie van kleurinformatiesignaalruis.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een schakeling voor eliminatie van kleurinformatiesignaalruis, en meer in het bijzonder op een schakeling voor eliminatie van een ruiscoraponent uit een kleurentelevisie-5 signaal, een chromasignaal, een kleurverschilsignaal of dergelijke.

Verwezen wordt naar Pig. 1 van de bijbehorende tekening, welke een blokschema van een dergelijke ruiseliminatieschakeling van bekend type laat zien, en voorts 10 naar Fig. 2, welke enige signaalgolfvormen ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens Fig. 1 toont.

Bij de ruiseliminatieschakeling van bekend type volgens Fig. 1 wordt een ingangskleurinformatie-15 signaal volgens Fig. 2A met een frequentie van 3,58MHz, een signaalniveau A en een ruisniveau N door middel van een ver-tragingslijn 1 met een aan de beeldregelaftastperiodeduur gelijke vertragingsduur vertraagd tot het signaal volgens Fig. 2B met het signaalniveau A en het ruisniveau N, waarna 20 het oorspronkelijke signaal volgens Fig. 2A en het vertraagde signaal volgens Fig. 2B aan een aftrekschakeling 2 worden toegevoerd, welke tezamen met de vertragingslijn 1 een kam-filter vormt. Aangezien het kleurhulpdraaggolfsignaal van een televisiesignaal van het NTSC-type bij opeenvolgende 25 beeldregels van fase omkeert, zullen de beide aan de aftrekschakeling 2 toegevoerde kleurinformatiesignaalcomponenten met elkaar in tegenfase verkeren en beeldregelcorrelatie vertonen. Na niveaureductie met een factor 1/2 resulteert een beeldregelcorrelatie vertonend kleurinformatiesignaal volgens 30 Fig. 2C, waaruit de vervorming veroorzakende ruiscomponent N, welke niet de genoemde beeldregelcorrelatie vertoont, is geëlimineerd.

Het aldus verkregen kleurinformatiesignaal met regelcorrelatie volgens Fig. 2C vertoont in zijn voorste 35 deel het halve niveau A/2 en in zijn laatste deel een niet . in het oorspronkelijke ingangskleurinformatiesignaal voor- 8301983 -2-

I I

r * komende component met het niveau A/2. Deze verschijnselen hebben tot gevolg, dat bij beeldzichtbaarmaking op een beeldscherm kleursmeerverschijnselen in de verticale richting van het beeldscherm optreden en dat het kleurniveau aan de rand 5 van het zichtbaargemaakte beeld verandert.

Teneinde het optreden van dergelijke verschijnselen tegen te gaan, wordt bij de bekende ruiseliminatie-schakeling de volgende verdere signaalbewerking toegepast.

Het uitgangssignaal volgens Fig. 2C van het kamfilter wordt 10 door middel van een aftrekschakeling 3 van het oorspronkelijke ingangskleurinformatiesignaal volgens Fig. 2A afgetrokken, waaruit een signaalcomponent volgens Fig. 2D zonder de genoemde beeldregelcorrelatie (zie voorste deel en achterste deel van het signaal)en een ruiscomponent zonder de genoemde 15 beeldregelcorrelatie resulteren. Dit signaal volgens Fig. 2D wordt toegevoerd aan een ruisvereffeningsschakeling met een begrenzer 4 en een aftrekeenheid 5. In de ruisvereffeningsschakeling werkt de begrenzer 4 slechts.op de amplitude van de signaalcomponent in, zodat een signaal E met het signaal-20 niveau A' en het oorspronkelijke ruisniveau resulteert. De aftrekeenheid 5 trekt dit signaal E af van het uitgangssignaal D van de aftrekschakeling 3, waaruit het signaal F volgens Fig. 2F als een kleurinformatiesignaal A/2-A' zonder beeldregelcorrelatie en zonder ruiscomponent resulteert.

25 Dit zojuist genoemde signaal F wordt door middel van een opteleenheid 6 opgeteld bij het uitgangssignaal C van de optelschakeling 2, respectievelijk het kamfilter, waardoor signaalniveaucorrectie in het voorste en het laatste deel van het kleurinformatiesignaal wordt ver-30 kregen, zoals Fig. 2G laat zien. De signaal/ruis-verhouding van het aldus gecorrigeerde kleurinformatiesignaal is met een bedrag van ongeveer 3dB ten opzichte van het oorspronkelijke ingangskleurinformatiesignaal verbeterd, terwijl de signaalvervorming (niveauverandering) aan het voorste deel 35 F en het achterste deel B van het signaal is verminderd in.

' vergelijking met het geval, waarin uitsluitend een kamfilter 8301983 * < u -3- 1,2 zou worden toegepast.

Zoals Fig. 2G echter laat zien, blijven de door signaalvervorming in het voorste deel F veroorzaakte kleurniveaudaling en de door signaalvervorming in het achter-5 ste deel B veroorzaakte kleursmeerverschijnselen echter bestaan. Teneinde deze ongewenste verschijnselen tegen te gaan dient het effect van de begrenzer 4 van de ruisvereffenings-schakeling volgens Fig. 1 enerzijds te worden vergroot, zodanig, dat het kleurinformatiesignaal verder wordt begrenzd, 10 doch anderzijds te worden verkleind ter vermindering van het resterende ruisniveau en de resterende vervormingscomponent. Deze beide vereisten zijn echter onverenigbaar.

De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, een ruiseliminatieschakeling te verschaffen, welke in 15 staat is om de hiervoor genoemde, respectievelijk aan het voorste en het achterste deel van een ingangskleurinformatie-signaal optredende kleurniveaudaling of kleursmeerverschijnselen tot een wat betreft hun zichtbaarheid verwaarloosbare mate terug te dringen en om de signaal/ruis-verhouding van 20 een signaaldeel met beeldregelcorrelatie te verbeteren ten opzichte van die verhouding in geval van toepassing van slechts een kamfilter.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende 25 tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen:

Fig. 1 een blokschema van een gebruikelijk type ruiseliminatieschakeling met een kamfilter,

Fig. 2A-2G enige golfvormen ter verduide-30 lijking van de werking van de schakeling volgens Fig. 1,

Fig. 3 een blokschema ter verduidelijking van het werkingsprincipe van een ruiseliminatieschakeling volgens de uitvinding,

Fig. 4A-4D enige golfvormen ter verduide-35 lijking van de werking van de schakeling volgens Fig. 3, • Fig. 5A-5D' enige respectievelijk met die volgens Fig. 4 overeenkomende golfvormen ter verduide- 8301983 t ι -4- lijking van een verder verbeterde werking van een ruiselimi-natieschakeling volgens de uitvinding,

Fig. 6 een blokschema van een ruiseliminaties chake ling volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, 5 Fig. 7A-7C enige golfvormen ter verduide lijking van de werking van de schakeling volgens Fig. 6,

Fig. 8A en 9A schema's van respectieve principe-uitvoeringen van de bij de schakeling volgens Fig. 6 toegepaste correlatoren, 10 Fig. 8B en 9B golfvormen ter verduide lijking van de werking van de respectieve schakelingen volgens de Fig. 8A en 9A,

Fig. 10 een signaalgolfvorm ter verduidelijking van de aan een ingangskleurinformatiesignaal optreden-15 de vervorming,

Fig. 11A-11C enige golfvormen ter verduidelijking van de door middel van een kamfilter verkregen eliminatie van fasevervorming,

Fig. 12A en 12B enige golfvormen ter ver-20 duidelijking van de na de door de correlator uitgevoerde EN-bewerking resulterende fasevervorming,

Fig. 13A-13D enige golfvormen ter verduidelijking van de door de correlatoren volgens Fig. 6 uitgevoerde EN-bewerking, 25 Fig. 14 een grafiek van het frequentie spectrum van een voor meting van de karakteristiek- van de ruiseliminatieschakeling volgens Fig. 6 gebruikt ingangskleurinformatiesignaal en

Fig. 15 een schema ter verduidelijking 30 van de bij de correlatoren volgens Fig. 6 toegepaste temperatuur compensatie .

Zoals reeds is opgemerkt, toont Fig. 3 een blokschema van het werkingsprincipe van een ruiseliminatieschakeling volgens de uitvinding, terwijl de Fig. 4A-4D en 35 5A-5D' enige golfvormen ter verduidelijking van de werking* van de schakeling volgens Fig. 3 laten zien.

8301983 4 4 -5-

Zoals uit Fig. 3 naar voren komt, wordt een ingangskleurinformatiesignaal A volgens Fig. 4A toegevoerd aan een kamfilter, dat bestaat uit een vertragingslijn 1 met een aan de beeldregelaftastperiodeduur gelijke ver-5 tragingsduur (1H) en uit een aftrekschakeling 2, op soortgelijke wijze als bij de bekende schakeling volgens Fig. 1.

Door het genoemde kamfilter wordt een kleurinformatiesignaal C volgens Fig. 4C met een verbeterde signaal/ruis-verhouding afgegeven, dat vervolgens wordt toegevoerd aan een correlator 10 7, welke het kleurinformatiesignaal C correleert met het oorspronkelijke ingangskleurinformatiesignaal A. De correlator 7 heeft een logische EN-functie en produceert een uitgangssignaal D = A x C volgens Fig. 4D. Aangezien aan de uitgang van de correlator 7 geen ongewenste, niet tot het oorspronke-15 lijke ingangskleurinformatiesignaal A behorende signaalcompo-nent verschijnt (zie B in Fig. 4D), zullen zich bij de beeld-zichtbaarmaking geen ongewenste kleursmeerverschijnselen in de verticale richting van het beeldscherm voordoen.

Volgens de uitvinding wordt een verdere 20 verbetering van de ruiseliminatieschakeling volgens Fig. 3 verkregen, wanneer de correlator 7 zodanig wordt uitgevoerd, dat ook de aan het voorste deel F van het kleurinformatiesignaal volgens Fig. 4D optredende kleurniveaudaling wordt gecorrigeerd. Zoals meer in het bijzonder uit de golfvorm 25 volgens Fig. 5D' naar voren komt, wordt in dat geval een niet tot het uitgangssignaal volgens Fig. 5B van de vertragings-lijn 1 behorend ingangskleurinformatiesignaal volgens Fig. 5A als uitgangscomponent D' (= A) ter plaatse van het voorste deel F van het uitgangssignaal door de correlator 7 afgegeven. 30 Voorts wordt als middendeel van het gecorrigeerde kleurinformatiesignaal een met de beide signalen A en B beeldregel-correlatie vertonend signaaldeel gebruikt (D' = C). In het laatste deel D komt, zoals reeds is opgemerkt, een ongewenste, niet tot het ingangskleurinformatiesignaal A behorende doch 35 wel in het vertraagde signaal B voorkomende component niet - meer voor (D' = A x C = 0). Een en ander heeft tot gevolg, dat een nagenoeg geheel met het oorspronkelijke ingangskleur- 8301983 ' i' ί· -6- informatiesignaal A overeenkomend, doch een ten opzichte daarvan verbeterde signaal/ruis-verhouding vertonend uitgangssignaal D' wordt verkregen.

Fig. 6 toont een blokschema van een prac-5 tische uitvoeringsvorm van een ruiseliminatieschakeling volgens de uitvinding, terwijl de Fig. 7A-7G enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van deze uitvoeringsvorm laten zien.

Volgens de Fig. 7A-7G wordt een over de 10 duur van een beeldregelaftastperiode (1H) vertraagd signaal volgens Fig. 7B op soortgelijke wijze als bij Fig. 4 afgetrokken van het ingangskleurinformatiesignaal volgens Fig.

7A, waaruit een kamfilteruitgangssignaal C volgens Fig. 7 resulteert, waarin een (in Fig. 7 met kleine cirkeltjes aan-15 geduide) ruiscomponent zonder beeldregelcorrelatie, welke in het ingangskleurinformatiesignaal voorkwam, is verzwakt. Indien het genoemde ingangskleurinformatiesignaal wordt gevormd door het uitgangssignaal van een videobandapparaat, zal het aan vervorming in de ene amplitude-asrichting door het niet-20 liniaire gedeelte van de tussen de magneetband en de magneet-kop van het videobandapparaat optredende, electromagnetische signaalomzetting zijn onderworpen. Bij opname van een kleur-informatiesignaal onder omkering met de beeldregelaftastperiode zal de als gevolg daarvan optredende vervormings-25 component met opeenvolgende beeldregels in fase omkeren. Als gevolg daarvan zal de vervormingscomponent van het aan bewerking door een kamfilter onderworpen signaal door middeling worden vereffend.

Vervolgens worden het ingangskleurinfor-30 matiesignaal A en het uitgangssignaal C van het kamfilter aan een logische EN-bewerking onderworpen (A x C), waarbij het signaal D volgens Fig. 7D wordt verkregen, dat geen kleursmeerverschijnselen aan het laatste deel B van het kleurinformatiesignaal zal veroorzaken. Indien de amplitude 35 van het ingangskleurinformatiesignaal A groter is dan die * vah het uitgangssignaal C van het kamfilter, zal dit laatst genoemde uitgangssignaal voor alle delen van het kleurinfor- 8301983 t t * -7- matiesignaal, behalve voor het laatste deel daarvan, als uitgangssignaal B resulteren. In het voorste deel van het signaal D komt een ingangsinformatiesignaalcomponent met een tot de helft gereduceerd niveau (-6dB) als vervormingscomponent voor.» 5 De genoemde signalen A en B worden vervol gens aan een OF-bewerking onderworpen (A + B), waaruit een signaal E volgens Fig. 7E zonder beeldregelcorrelatie met een vervormingscomponent zonder beeldregelcorrelatie resulteert.

De genoemde signalen E en A worden vervolgens aan EN-bewerking 10 onderworpen (A x E), waaruit een signaal F volgens Fig. 7F

resulteert, dat het eerste beeldregelinterval van het ingangs-kleurinformatiesignaal en een ruis- of vervormingscomponent zonder beeldregelcorrelatie bevat en waaruit het (ongewenste) signaaldeel, dat kleursmeerverschijnselen in het zichtbaar-15 gemaakte beeld zou veroorzaken, is verdwenen.

Tijdens een laatste bewerkingsstap worden vervolgens de signalen D en F (door een correlator) aan OF-bewerking onderworpen, waarbij niveaucorrectie van het voorste deel van het signaal wordt verkregen, resulterende in het uit-20 gangssignaal G volgens Fig. 7G. Wanneer dit uitgangssignaal G en het oorspronkelijke ingangskleurinformatiesignaal A met elkaar worden vergeleken, blijkt het eerstgenoemde voor het eerste beeldregelinterval van het kleurinformatiesignaal uit * het oorspronkelijke ingangskleurinformatiesignaal te bestaan, 25 voor zijn middendeel uit een door kamfilterbewerking aan ruiseliminatie onderworpen signaal te bestaan en in zijn einddeel, dat wil zeggen na het einde van het ingangskleurinformatiesignaal, geen extra component te bevatten. Als gevolg daarvan zullen bij toepassing van een volgens de uitvinding 30 gecorrigeerd kleurinformatiesignaal G niet de ongewenste verschijnselen optreden, welke zich bij de bekende ruiseliminatie schakeling volgens Fig. 1 voordoen, dat wil zeggen een daling van het kleurniveau aan het voorste deel in de verticale richting van een beeld en kleursmeerverschijnselen aan het 35 achterste deel.

Een practische uitvoeringsvorm van een* ruiseliminatieschakeling volgens de uitvinding zal nu worden 8301983 « « -8- verduidelijkt aan de hand van Fig. 6, waarin de respectieve symbolen A-G overeenkomen met dïe in de Fig. 7A-7G.

Volgens Fig. 6 wordt een ingangskleur-informatiesignaal via een versterker 10 als ingangssignaal 5 a toegevoerd aan een vertragingslijn 11 en vervolgens een vertragingslijn 12, ieder met een geringe vertragingsduurtf. Het desbetreffende ingangssignaal a en de respectieve uitgangssignalen b en c van de vertragingslijnen 11 en 12 worden gebruikt voor eliminatie van een nog nader te beschrijven 10 fasevervorming. Het uitgangssignaal b van de vertragingslijn 11 dient als hoofdbeeldregelsignaal en wordt voor bewerking toegevoerd aan een uit een vertragingslijn 1 met een aan de duur van één beeldregelaftastperiode gelijke vertragingsduur, een aftrekschakeling 2 en een optelschakeling 13 bestaand kam-15 filter. De respectieve uitgangssignalen C en E van de aftrekschakeling 2 en de optelschakeling 13 van het kamfilter en de reeds genoemde signalen a-c worden vervolgens bewerkt door correlatoren 15-22, waarbij de aan de hand van Fig. 7 beschreven, logische bewerkingen (EN en OF) worden uitgevoerd.

20 Aangezien iedere correlator slechts de bovenste helft of de onderste helft (positieve en negatieve cycli) van de golfvorm van het (ingangs)kleurinformatiesignaal bewerkt, zijn twee series correlatoren voor respectieve bewerking van deze beide golfvormhelften aanwezig.

25 De Fig. 8A en 9A tonen de principeschema1s van de respectieve correlatoren 15-22, terwijl de Fig. 8B en 9B de werking in de vorm van respectieve golfvormen verduidelijken.

Bij de correlatoren volgens de Fig. 8A 30 en 9A, welke als Niet-Additieve-Meng-schakeling of NAM-schakeling kunnen worden aangeduid, zijn de emitters en de collectors van de beide transistoren van het NPN- of het PNP-type van een paar respectievelijk met elkaar doorverbonden, waarbij aan een gemeenschappelijke emitterweerstand RE 35 het EN- of OF-bewerkingsresultaat Z van de aan de respectieve - bases van de beide transistoren toegevoerde ingangssignalen X en Y wordt verkregen. Wanneer de correlator transistoren 8301983 i Φ -9- van het NPN-type bevat, zoals in het geval volgens Fig. 8A, bepaalt het ingangssignaal X of Y van het hoogste niveau het uitgangsniveau. Dit wil zeggen, dat een uitgangssignaal Z als logisch resultaat van de OF-bewerking X + Y voor de 5 bovenste helft van de golfvorm volgens Fig. 8B wordt verkregen, terwijl een uitgangssignaal Z als logisch resultaat van de EN-bewerking voor de onderste helft van de golfvorm wordt verkregen. Wanneer de correlator daarentegen twee transistoren van het PNP-type bevat, zoals in het geval volgens Fig. 9A, 10 zal het ingangssignaal X of Y van het laagste niveau het uitgangsniveau bepalen. Het uitgangssignaal Z zal dan voor de bovenste helft van de golfvorm het logische resultaat van de EN-bewerking X x Y zijn en voor de onderste helft van de golfvorm het logische resultaat van de OF-bewerking X + Y zijn.

15 De correlatoren 15-22 volgens Fig. 6 be vatten ieder een schakeling volgens Fig. 8A of 9A. Volgens het in Fig. 6 getekende blokschema worden het ingangssignaal a en de respectieve uitgangssignalen b en c van de met elkaar in serie geschakelde vertragingslijnen 11 en 12 toegevoerd 20 aan de correlatoren 17 en 18, welke het logische OF-bewer-kingsresultaat a + b + c voor de respectieve onderste en bovenste helft vein het signaal leveren. Hoewel de door de vertragingslijnen 11 en 12 uitgevoerde bewerking als op eliminatie van fasevervorming gerichte voorbewerking wordt toe-25 gepast, zoals nog nader zal worden beschreven, wordt het logische OF-product a + b + c of het logische EN-product a.b.c. practisch behandeld als gelijk aan het ingangskleur-informatiesignaal volgens Fig. 7A. De uitgangssignalen A van de respectieve correlatoren 17 en 18 worden toegevoerd aan 30 de respectieve correlatoren 21 en 22, welke deze als ingangssignalen aan logische EN-bewerking met het uitgangssignaal C (zie Fig. 7C) van het kamfilter (respectievelijk de aftrek-schakeling 2) onderwerpen. De correlatoren 21 en 22 leveren derhalve de uitgangssignalen D = A x C (zie Fig. 7D).

35 Intussen wordt het uitgangssignaal B (zie - Fig. 7B)van de vertragingslijn 1 van het kamfilter door de optelschakeling 13 opgeteld bij het hoofdbeeldregelsignaal b 8301983 -10- (=A) tot het signaal E volgens Fig. 7E. Dit signaal E en de genoemde signalen a,b en c worden toegevoerd aan de correla-toren 15 en 16. Deze vormen voor de respectieve bovenste en onderste helft van het signaal de logische EN-bewerking 5 (a.b.c) x E of (A x E) uit, waaruit het signaal F volgens Fig. 7F resulteert. Dit signaal F en de van de correlatoren 21 en 22 afkomstige uitgangssignalen D worden toegevoerd aan de correlatoren 19 en 20, welke voor de respectieve bovenste en onderste helft van het signaal de logische OF-bewerking 10 (D + F) uitvoeren, waaruit het signaal G volgens Fig. '7G resulteert.

De uit deze bewerking resulterende signalen worden voor optelling door middel van een optelschakeling 25 daaraan toegevoerd via respectieve onderste en bovenste 15 afsnijdschakelingen 23 en 24. Het uitgangssignaal van de optelschakeling 25 wordt voor eliminatie van hogere harmonischen aan een laagdoorlaatfilter 26 toegevoerd.

Vervolgens zal de reeds genoemde eliminatie van fasevervorming worden beschreven. In het algemeen kan 20 worden gesteld, dat een van een videobandapparaat afkomstig kleurinformatiesignaal een amplitudevervorming +Δ E en een fasevervorming vertoont, zoals in de golfvorm volgens

Fig. 10 is aangeduid. Deze vervormingscomponenten vertonen niet de hiervoor besproken beeldregelcorrelatie. Indien bij- 25 voorbeeld de fasevervorming wordt beschouwd, blijkt het cl© kleurinformatiesignaal A voor de n beeldregel of het "n-beeldregelsignaal" volgens Fig. 11A een fasevervorming +Δ& te vertonen, welke tegengesteld is aan de fasevervorming -Δ & van het signaal a' voor de (n + 1) beeldregel of 30 n + 1-beeldregelsignaal volgens Fig. 11A'; daarbij zijn de desbetreffende fasevervormingen ten opzichte van de referen- tiefase nul gemeten. Bij het kamfilter volgens Fig. 6 wordt als uitgangssignaal C een signaal van de gedaante volgens

Fig. 11C verkregen, dat het rekenkundig gemiddelde van de cl© s t© 35 desbetreffende signalen van aangrenzende (n ) en n + 1 ) • beeldregels vormt? dit wil zeggen, dat een correlatie wordt gevonden tussen het over de duur van één beeldregelaftast- 8301983 -11- periode vertraagde signaal volgens Fig. 11B en het (n + 1)-beeldregelsignaal volgens Fig. 11A'; met behulp van deze correlatie kan de optredende fasevervorming worden vereffend of "uitgemiddeld".

5 Bij de door de correlatoren 21 en 22 volgens Fig. 6 uitgevoerde EN-bewerking van het ingangskleur-informatiesignaal A en het uitgangssignaal C van het kamfilter wordt een logisch uitgangssignaal A x C met "uitgemiddelde" fasevervorming in plaats van het met een gebroken lijn in 10 Fig. 12A weergegeven, oorspronkelijke uitgangssignaal C van clê het kamfilter verkregen. Daarbij is voor de n beeldregel het rechtersignaaldeel geëlimineerd in verband met de vervorming +A & van het ingangssignaal A, terwijl Fig. 12B laat zien, voor de (n + 1) beeldregel het linkersignaaldeel is 15 geëlimineerd in verband met de vervorming Dit wil zeggen, dat het kamfilteruitgangssignaal C voor het middendeel van het signaal volgens Fig. 7G niet rechtstreeks, dat wil zeggen ongewijzigd, ter beschikking komt, doch de door menging met het ingangssignaal A veroorzaakte fasevervorming vertoont.

20 In verband daarmede worden, zoals Fig.

6 laat zien, de respectievelijk door middel van de vertragings-lijnen 11 en 12 in geringe mate ten opzichte van het ingangssignaal a vertraagde signalen b en c gebruikt. De correlatoren 17 en 18 vormen het logische OF-product a + b + c, dat het 25 signaal A vormt. Dit signaal A en het kamfilteruitgangssignaal C worden vervolgens door de correlatoren 21 en 22 aan een EN-bewerking onderworpen. Indien Έ>Α&, zal deze bewerking tot een uitgangssignaal leiden, dat de gedaante van het kamfilteruitgangssignaal C zelf heeft, zoals met gearceerde lijnen in 30 Fig. 13 is weergegeven.

In het uitgangssignaal E (zie Fig. 7E) van de optelschakeling 13 van het kamfilter volgens Fig. 6 is ook de amplitudevervorming volgens Fig. 10 vereffend, respectievelijk "uitgemiddeld". Indien bij de door de corre-35 latoren 15 en 16 uitgevoerde EN-bewerking A x E als signaal.

A het logische EN-product a.b.c wordt gebruikt en indien voor 8301983 « ' -12- de minimale amplitude van dit EN-product a.b.c een hogere waarde dan voor het signaal E wordt gekozen, zal derhalve een filteruitgangssignaal E zonder amplitudevervorming kunnen worden verkregen in de vorm van het logische EN-uitgangs-5 signaal F.

De werking van de ruiseliminatieschake-ling volgens Fig. 6 zal nu worden toegelicht aan de hand van in de praktijk uitgevoerde metingen. Daarbij diende als in-gangskleurinformatiesignaal een signaal, dat werd verkregen 10 door amplitudemodulatie of fasemodulatie van een hulpdraag-golfsignaal met een frequentie fc = 3,58MHz met een ruiscomponent (XdB) met een frequentie fm = 7,5Khz, zoals uit de spectraalverdeling volgens Fig. 14 naar voren komt. Voor de amplitudeverhouding tussen het ingangskleurinformatiesignaal 15 en het kamfilteruitgangssignaal, dat wil zeggen voor de marge van de amplitudevervorming +2^Ε, werd 5:1 gekozen, terwijl voor de vertragingsduurVC van de vertragiugslijnen 11 en 12, dat wil zeggen voor de marge van de fasevervorming +A&', een waarde van 29ns (3,6°) werd gekozen. Bij meting van de uit-20 gangsvervormingsniveauwaarden in geval van amplitudemodulatie (ML) en van .fasemodulatie (PM) werden voor verschillende vormingsniveauwaarden X (dB) van het ingangssignaal de volgende meetresultaten verkregen: --

Ingangsvervormings- Uitgangsvervormingsniveau_ 25 niveau X (dB) ^ verbetering PM Verbetering (dB) (dB) (dB) (dB) -10 -16 6 -23 13 -12 -33 21 -14 -30 16 -40 26 30 -15 -40 25 -52 37 -16 -50 34

Zoals uit deze meetwaarden blijkt, wordt voor de amplitude- en de fasevervormingen een aanzienlijke verbetering van de signaal/ruis-verhouding verkregen. Daarbij 8301983 » i: f -13- wordt opgemerkt, dat aangezien voor eliminatie van de optredende vervorming bepaalde margewaarden voor +Δ E en +A& in de correlatoren worden ingevoerd, de bereikbare verbetering een daaruit volgende drempelwaarde heeft- Indien de ingangs-5 vervorming buiten de ingestelde marge komt te liggen, daalt het effect van de uitgevoerde vervormingseliminatie.

Tenslotte zal de configuratie van de correlatoren volgens Fig. 6 worden beschreven. Aangezien de bovenste en de onderste helften van de aan de correlatoren 10 15-22 toegevoerde signalen geen wisselstroomsymmetrie vertonen, dienen deze correlatoren gelijkspanningsgekoppeld met elkaar te zijn. Als gevolg daarvan dient, wanneer een correlator een transistor van het NPN-type bevat, zoals in Fig. 15, een buffertransistor van het PNP-type aan de uit-15 gang van de eerstgenoemde transistor te worden aangesloten ter verkrijging van temperatuurscompensatie voor de basis-emitterspanning VBE· Wanneer een correlator een transistor van het PNP-type bevat, dient om dezelfde rede een buffertransistor van het NPN-type te worden toegevoegd.

20 Bij de gelijkstroomkoppeling van enige correlatoren dient een niveauverschui-ver te worden toegepast voor opname van de variaties van de basis-emitterspanning V__. Voorts dient, teneinde de nadelige effecten van variaties van de basis-emitterspanning νβΕ tegen te gaan, het niveau 25 van het te bewerken ingangskleurinformatiesignaal zo groot mogelijk te zijn. Indien dit niveau hoog blijft, kan, zelfs voor het als gevolg van de schakelwerking van de transistor niet-liniaire deel, de niet-liniaire vervorming (voorflank of achterflank van het signaal) van de uitgangssignalen 30 van de afsnijdschakelingen 23 en 24 verwaarloosbaar ten opzichte van de gehele amplitude van het uitgangssignaal worden gehouden. De correlatoren kunnen derhalve op eenvoudige wijze worden.uitgevoerd, dat wil zeggen zonder toepassing van een gecompliceerde terugkoppeling.

35 Samenvattend kan worden gesteld, dat de * onderhavige uitvinding de mogelijkheid verschaft om de aan hét voorste einddeel in de verticale richting van een beeld 8301983 -14- op tredende kleurniveaudaling en de aan het achterste einddeel van het beeld optredende kleursmeerverschijnselen, welke gewoonlijk bij ruiseliminatie met behulp van een kamfilter optreden, zodanig te elimineren, respectievelijk de reduceren, 5 dat een kleurenbeeld van hoge kwaliteit kan worden verkregen.

• 8301983

Claims (7)

1. Schakeling voor eliminatie van kleur-informatiesignaalruis, voorzien van een kamfilterschakeling voor bewerking van een ingangskleurinformatiesignaal en van een over de duur van een beeldregelaftastperiode ten opzichte 5 daarvan vertraagd signaal, gekenmerkt door: optelmiddelen (13) voor optelling van het uitgangssignaal (b) van een voor vertraging van het ingangskleurinformatiesignaal (a) over een voorafbepaalde vertragings-duur (T) dienende vertragingsschakeling (11,12) bij een 10 over één beeldregelaftastperiodeduur vertraagde versie (B) van het genoemde uitgangssignaal (b), aftrekmiddelen (2) voor aftrekking van de over ëên beeldregelaftastperiodeduur vertraagde versie (B) van het genoemde uitgangssignaal (b), 15 eerste mengmiddelen (15,16) voor niet-additieve menging van het ingangskleurinformatiesignaal (a), het aan een vertraging over een voorafbepaalde duur onderworpen signaal (b,c) en het uitgangssignaal (E) van de optelmiddelen (13), 20 tweede mengmiddelen (17,18) voor niet-additieve menging van het ingangskleurinformatiesignaal (a) en het aan vertraging over een voorafbepaalde duur onderworpen signaal (b,c), derde mengmiddelen (21,22) voor niet-additieve 25 menging van het uitgangssignaal (C) van de aftrekmiddelen (2) en het uitgangssignaal (A) van de tweede mengmiddelen (17,18), vierde mengmiddelen (19,20) voor niet-additieve menging van het uitgangssignaal (F) van de eerste meng-30 middelen (15,16) en het uitgangssignaal (D) van de derde mengmiddelen (21,22), en door extractiemiddelen (23,24) voor extractie van een signaal van voorafbepaalde polariteit uit het uitgangssignaal van de vierde mengmiddelen (19,20). .35

2. Ruiseliminatieschakeling volgens con clusie l,met het kenmerk, dat de voorafbepaalde 8301983 -16- verdragingsduur Ct) korter dan ëën beeldregelaftastperiode-duur is.

3. Ruiseliminatieschakeling volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de eerste, tweede, 5 derde en vierde mengmiddelen (15-22) ieder een paar niet-additieve mengschakelingen bevatten.

4. Ruiseliminatieschakeling volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat ieder paar niet-additieve mengschakelingen een aantal met elkaar in serie 10 geschakelde, niet-additieve mengers bevat.

5. Ruiseliminatieschakeling volgens conclusie 4,met het kenmerk, dat iedere van de met elkaar in serie geschakelde, niet-additieve mengers van de ene niet-additieve mengschakeling van een paar een paar tran- 15 sistoren van het PNP-type bevat, waarvan zowel de respectieve collectors als de respectieve emitters met elkaar zijn doorverbonden en de met elkaar doorverbonden emitters gemeenschappelijk met een weerstand zijn verbonden, terwijl iedere van de met elkaar in serie geschakelde, niet-additieve 20 mengers van de andere niet-additieve mengschakeling van het paar een paar transistoren van het NPN-type bevat, waarvan de respectieve collectors en de respectieve emitters met elkaar zijn doorverbonden en de met elkaar doorverbonden emitters eveneens met de genoemde weerstand zijn verbonden.

6. Ruiseliminatieschakeling volgens de conclusies 2 en 5,met het kenmerk, dat de extractiemiddelen een paar kieseenheden (23,24) en een tweede opteleenheid (25) bevatten, waarbij de ene kieseenheid van het paar slechts een signaal met ten opzichte van een voor-30 afbepaalde instelpotentiaal positieve polariteit kiest en de andere kieseenheid van het paar slechts een signaal met een in vergelijking met de voorafbepaalde potentiaal negatieve polariteit kiest, van welk paar kieseenheden de uitgangssignalen aan de tweede opteleenheid (25) worden toege-35 voerd.

„ 7. Ruiseliminatieschakeling volgens con clusie 6,met het kenmerk, dat de niet-additieve 8301983 «r *. ƒ -17- inengschakeling met transistoren van het NPN-type is verbonden met de kieseenheid (24) voor keuze van het signaal met relatief positieve polariteit en dat de niet-additieve meng-schakeling met transistoren van het PNP-type is verbonden 5 met de kieseenheid (23) voor keuze van het signaal met relatief negatieve polariteit. 8301983