NL8301267A - Inrichting voor het invoeren en uitwerpen van een magneetbandcassette in een magneetbandcassetteapparaat. - Google Patents

Description

' i > τ PHD 83.037 1 28.03.1983

Inrichting voor het invoeren en uitwerpen van een magneetbandcassette in een magneetbandcassetteapparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het invoeren en uitwerpen van een magneetbandcassette in een magneetbandcassetteapparaat, voorzien van een gestel, een van een doorvoeropening voor de cassette voorziene cassettelift, een in een sleuf in de casset-5 telift verschuifbaar geleide cassettemeenemer die gekoppeld is met een hefboom, welke zwenkbaar is cm een op het gestel aanwezige zwenkas, een in het gestel verschuifbaar geleide bedienstang, die aan een einde een uitwerptoets draagt, met een veer verbonden is en van een pen voorzien is, die tijdens het invoeren van de cassette in de cassettelift een 10 relatieve beweging langs een stuurkant op de hefboom maakt, waarbij de pen na het besregen ten opzichte van een deel van de stuurkant onder invloed van de door de veer (¾) de bedienstang uitgeoefende kracht de hefboom verder zwenkt en de meenemer met de cassette de van de doorvoeropening afgekeerde zijde van de cassettelift verschuift.

15 Een bekende inrichting van genoemde soort is zodanig uitge voerd dat bij het invoeren van een cassette in het magneetbandcassette-apparaat de cassette, na over enige afstand in de lift geschoven te zijn, door de meenemer onder invloed van de door de veer uitgeoefende kracht automatisch, tot achter in de lift gevoerd wordt. Aldus behoeft 20 de gebruiker de cassette met de hand slechts over een beperkte afstand in het magneetbandcassetteapparaat te duwen, waarop het verdere invoeren van de cassette in de lift geschiedt door de werking van de veer van de inrichting. Deze veer is met de einden bevestigd aan de bedienstang en het gestel van het apparaat. Hierdoor verloopt de kracht die de veer 25 op de hefboom uitoefent via het bevestigingspunt aan de bedienstang en de daarmee verbanden pen naar de stuurkant op de hefboom. Deze omweg houdt een belasting voor het gestel in, met het risico dat na enige tijd een vervorming van tussen de zwenkas van de hefboom en de bevestiging van de veer gelegen delen van het gestel kan optreden. De veer welke 30 toegepast is bij de békende inrichting speelt geen aktieve rol bij het uitwerpen van de magneetbandcassette? bij het bedienen van de uitwerptoets wordt de veer alleen gespannen.

De uitvinding beoogt de bekende inrichting zodanig uit te voe- ____ 8301267 ., i PHD 83.037 2 28.03.1983 \ ren dat de veer zowel tijdens het invoeren als ook het uitwerpen een optimale werking bezit zonder hierbij het gestel ongunstig te belasten. Hiertoe draagt de uitvinding als kenmerk, dat de veer als drukveer uitgevoerd is, aan de bedienstang en de hefboom bevestigd is, waarbij de 5 bevestigingspunten van de veer op de bedienstang en de hefboom zodanig ten opzichte van de zwenkas van de hefboom gelegen zijn, dat tijdens het bedienen van de uitwerptoets en het zwenken van de hefboom het bevestigingspunt qp de hefboom een vlak door de zwenkas en het bevestigingspunt op de bedienstang passeert, waarna de veer de hefboom verder 10 zwenkt en de cassette uitwerpt.

Ten gevolge van de directe verbinding van de veer met de hefboom en de bedienstang wordt de veerkracht zo direkt mogelijk op de hefboom en de bedienstang uitgeoefend en kan ongunstige belasting op het gestel vermeden worden. Door de opstelling van de bevestigingspunten van 15 de veer t.o.v. de zwenkas van de hefboom, waarbij het bevestigingspunt van de veer qp de hefboom tijdens het uitwerpen van de cassette beweegt van de ene naar de andere zijde van een vlak door de zwenkas en het bevestigingspunt op de bedienstang oefent de veer tijdens het laatste . deel van het uitwerpen een de zwenkbeweging ondersteunend moment uit 20 op de hefboom. Dit heeft tot gevolg dat tijdens het uitwerpen de hefboom* het laatste deel van de verzwenking om de zwenkas kan uitvoeren onder invloed van het door de veer uitgeoefend moment, waardoor de slag van de uitwerptoets beperkt kan blijven, en de kracht op deze toets tijdens het laatste deel van de indrukbeweging beperkt is. Hierdoor verkrijgt men 2g als verder voordeel dat het laatste deel van het uitwerpen van de cassette onder de uitoefening van een goed controleerbare kracht, afkomstig van de veer, geschiedt, waardoor de cassette op het laatste deel van de beweging in de lift een niet grote snelheid bezit en voorkomen wordt dat de cassette uit de lift schiet. Dit is van voordeel bijvoorbeeld 30 bij toepassing van een dergelijk magneetbandcassetteapparaat in een auto.

Een voorkeursvorm van een inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de hefboom een aanslagkant omvat, waartegen de pen tijdens het bedienen van de uitwerptoets drukt voor het zwenken van de hefboom en langs welke aanslagkant de pen verder beweegt tijdens het 35 zwenken van de hefboom ten gevolge van de door de veer uitgeoefende kracht.

Op deze wijze oefent de pen tijdens het indrukken van de uitwerptoets een moment qp de hefboom uit, waardoor de hefboom naar de uit-werppositie ver zwenkt. Deze beweging wordt tijdens het laatste deel van de 8301267 r <* PHD 83.037 3 28.03.1983 verzwenking ondersteund door de werking van de veer. Bovendien levert dit een compacte constructie qp met weinig onderdelen wat van belang is voor bijvoorbeeld apparaten toegepast in auto's.

In verband hiermee wordt nog een voorkeursvorm van een 5 inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de stuur- en de aanslagkant wanddelen zijn van een sleufvormig uitgevoerde uitsparing in de hefboom, waarbij de aanslagkant op een lang been gelegen is en de stuurkant op een kort been van de uitsparing gelegen is. De sleuf vormige uitgevoerde uitsparing levert een praktisch en effectief 10 werkende geleiding voor de pen op, waarbij men er van verzekerd kan zijn dat direct na het voltooien van de uitwerpbeweging en het loslaten van de uitwerp toets de pen opnieuw de oorspronkelijke positie op de aanvang van de stuurkant inneemt.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in 15 de tekening weergegeven uitvoeringsvorm.

Hierbij tonen:

Figuur 1 een bovenaanzicht op een magneetbandcassette-apparaat met een inrichting volgens de uitvinding, waarbij voor de uitvinding niet van belang zijnde delen zijn weggelaten en waarbij de in-20 richting in een positie gelegen is, welke zich voordoet als een cassette wordt uitgeworpen;

Figuur 2 cp vergrote schaal een deel van de hefboom behorende bij de inrichting volgens de uitvinding, alsmede de baan welke de stift maakt ten opzichte van de hefboom tijdens het invoeren en 25 uitwerpen;

Figuur 3 een bovenaanzicht op het apparaat volgens figuur 1, waarbij de inrichting in een positie gelegen is welke zich voordoet als de cassette geheel ingetrokken is.

Het in figuur 1 weergegeven magneetbandcassetteapparaat 30 omvat een gestel 1. In het gestel 1 zijn een tweetal wikkeldooms 2 en 3 roteerbaar gelagerd, waarbij de wikkeldooms via een niet weergegeven overbrengingsmechanisme tijdens bedrijf kunnen worden aangedreven door een motor 4. Hierbij kan de electrische verbinding van de motor 4 worden geschakeld door een met het gestel 1 verbonden elec-35 trische motorschakelaar 5 met contacten 5a en 5b. Het gestel 1 omvat een althans ten dele epen voorzijde 1a. Het gestel 1 draagt verder een om een zwenkas 6 zwenkbare cassettelift 7. De zwenkas 6 strekt zich evenwijdig aan de voorzijde 1a van het gestel uit en is bij voorkeur in 8301267 .· % PHD 83.037 4 28.03.1983 de nabijheid van de achterzijde 1b van het gestel 1, alwaar eveneens de motor 4 gelegen is, opgesteld. In de cassettelift 7 is een gelei-dingssleuf 8 aanwezig, waarin een bij voorkeur uit kunststof vervaardigde cassettemeenemer 9 verschuifbaar is geleid. De meenemer 9 omvat 5 nabij het vrije einde een in de richting van het gestel 1 uitstekend uitsteeksel 9a dat door de elastische uitvoering van de meenemer 9 en de ligging van het uitsteeksel 9a nabij het vrije einde verend bewegen kan in een in een hoofdwand gelegen wikkeldoomopening van een magneet-bandcassette 10, indien deze door de gebruiker in de lift 7 geduwd 10 wordt. De meenemer 9 wordt door middel van een deel 9b geleid in de sleuf 8. Nabij het achtereinde is de meenemer 9 voorzien van een pen 9c. Deze pen 9c dient als aanslag voor de zijrand 10a van de cassette en is verder gestoken in een sleuf 11a van een hefboom 11, die zwenk-baar met het gestel 1 verbonden is via een zwenkas 12. De zwenkas 12 15 is nabij een zich tussen de voorzijde 1a en achterzijde 1b uitstrekkende langszijde 13 van het gestel 1 gelegen. Evenwijdig aan de langszijde 13 in het gestel 1 beweegbaar geleid, strékt zich een bedienstang 14 uit, welke bij voorkeur uit plaatvormig materiaal is vervaardigd en welke tot buiten de voorzijde 1a van het gestel uitsteekt en aldaar verbonden 20 is met een uitwerptoets 15. Het magneetbandcassetteapparaat is verder voorzien van een tweetal bedientoetsen 16 en 17 die op niet weergegeven wijze de snelle vooruitloop respectievelijk terugloop van de magneetband in de magneetbandcassette 10 regelegen.

De hefboom 11 is voorzien van een sleuf vormig uitgevoerde 25 uitsparing 18 die voorzien is van een lang been 19 en een kort been 20. De uitsparing 18 is tevens weergegeven in figuur 2. Het korte been 20 vormt een stuurkant en het lange been 19 een aanslagkant voor een op de bedienstang 14 aanwezige pen 21. In de in figuren 1 en 2 weergegeven positie, waarin de bedienstang 14 nagenoeg geheel ingeschoven is, ligt 30 de pen 21 in een hoekpunt 22 van de uitsparing 18. Dit is de positie van de pen 20 indien de cassette uitgeworpen is c.q. een nieuwe cassette op het punt staat ingevoerd te worden.

De hefboom 11 omvat verder een lip 11b welke aansluit op het de stuurkant vormend korte been 20. De lip 11b is voorzien van een be-35 vestigingselement 11c voor een drukveer 23 die als schroefvormige tuigingsveer is uitgevoerd en die verder verbonden is met een bevesti-gingselement 24 dat gelegen is op de bedienstang 14. De bedienstang 14 is voorzien van een oploopvlak 14a dat in de figuur 1 weergegeven posi- 8301267 PHD 83.037 5 28.03.1983 € \> tie het contact 5a op afstand houdt van het contact 5b waardoor de motor 4 af geschakeld is. De veer 23 ligt met bevestigingspunten 23a en 23b aan tegen de bevestigingselementen 11c respectievelijk 24.

Als in figuur 1 schematisch weergegeven omvat het magneet-5 bandcassetteapparaat verder een magneetkop 25 en drukrol 26, welke op een niet weergegeven koppenplaat gelegen zijn. Het gestel 1 draagt een kaapstander 27 die tijdens bedrijf door de motor 4 roterend aangedreven wordt.

Bij het invoeren van een cassette 10 wordt de cassette via de 10 doorvoeropening 7a van de lift 7 althans ten dele ingeschoven. Dit is de positie weergegeven in figuur 1. In deze positie ligt de meenemer 9 met het zich in de richting van het gestel 1 uitstrekkend uitsteeksel 9a in de opening van de cassette geklemd, terwijl de zijwand van de cassette 10 drukt tegen de pen 9c. Tengevolge van het met de hand 15 aandrukken van de cassette 10 in de lift 7 wordt nu de hefboom 11 ver-zwenkt om de zwenkas 12 in de richting volgens de pijl 28 in figuur 1.

Dit heeft tot gevolg dat de meenemer 9 glijdt in de geleidingssleuf 8 tot de pen 9c de achterzijde van de lift 7 bereikt heeft.

Door het zwenken van de hefboom 11 is de pen 21 uit het 20 hoekpunt 22 bewogen en langs de stuurkant 20 op de hefboom gegleden, waarbij de pen na het glijden langs een deel 20a het hoekpunt gepasseerd is dat qp de aansluiting gelegen is van het deel 20a met een deel 20b van de stuurkant, waarbij de pen in relatieve zin ten opzichte van de hefboom een baan beschrijft weergegeven door de pijl 29 in figuur 25 2. Na het passeren van het hoekpunt tussen het deel 20a en het deel 20b komt de pen onder invloed te staan van de door de veer 23 op de bedien-stang 14 uitgeoefende kracht, waardoor de hefboom 11 door de veer verder verzwsnkt wordt. Door deze ver zwenking wordt de meenemer 9 met de daarmee gekoppelde cassette 10 in de richting van de nabij de achter-30 zijde 1b van het gestel gelegen zijde van de cassettelift 7 verschoven, zonder dat hiervoor van buiten af kracht op het apparaat behoeft te worden uitgeoefend. Op het eind van de beweging langs de stuurkant 20 glijdt de pen 21 langs een deel 20c van de stuurkant dat ten gevolge van de verzwenking van de hefboom 11 inmiddels evenwijdig is komen te 35 liggen aan de langszijde 13 van het gestel 1. Op deze wijze kan de pen 21 onbelemmerd in de richting van de voorzijde 1a van het gestel glijden, waarbij de bedienstang 14 en de uitwerptoets 15 in de richting van de voorzijde 1a verschuiven tot een niet weergegeven aanslag. Tijdens deze 8301267

, V

PHD 83.037 6 28.03.1983 beweging is het oploopvlak 14a vrijgekomen van het contact 5a waardoor de motor schakelaar 5 gesloten is en de motor 4 is gaan draaien. Gelijktijdig is bij de beweging van de bedienstang 14 door middel van een niet weergegeven koppeling tussen de bedienstang en de cassette-5 lift 7 de lift 7 in de richting van het gestel 1 verzwerikt om de zwenk-as 6 waardoor de naven van de cassette 10 gekoppeld zijn net de wikkel-dooms 2 en 3. Direct volgend op deze beweging is de niet weergegeven koppenplaat in de richting van de cassette verschoven waardoor de magneet-kop 25 met de magneetband in samenwerking is gekomen en waardoor de 10 drukrol 26 tegen de kaapstander 27 is gedrukt. Op dit narent vindt het bandtransport plaats en begint het apparaat net het weergeven en/of opnemen van signalen qp de magneetband. Deze positie is weergegeven in figuur 3.

Indien de gebruiker de magneetbandcassette 10 wil uitwerpen 15 wordt de uitwerptoets 15 in de richting van de voorzijde 1a van het gestel 1 gedrukt. Hierbij beweegt de bedienstang 14 weer naar de positie weergegeven in figuur 1. Dit heeft tot gevolg dat de pen 21 nu opnieuw langs het deel 20c van de stuurkant beweegt en wel volgens een pijl 30 weergegeven in figuur 2. De pen 21 beweegt verder in relatieve zin 20 ten opzichte van de hefboom 11 in de richting volgens de pijl 30 totdat de pen de aanslagkant gevormd door het lange been 19 van de uitspring 18 bereikt heeft. Hierop gaat de pen 21 langs de aanslagkant 19 bewegen waarbij de pen een moment uitoefent op de hefboom 11 en waarbij de hefboom 11 beweegt in een richting volgens de pijl 31 in figuur 25 2. Hierbij duwt de pen 9c tegen de zijwand 10a van de cassette en duwt de cassette in de richting van de voorzijde 1a van het gestel. Nog vóór deze beweging is de lift 7 omhoog gezwenkt cm de zwenkas 6 en is de schakelaar 5 opnieuw geopend door een koppeling tussen het oploopvlak 14a en het contact 5a. De magneetkop 25 en de drukrol 26 zijn weer 30 in figuur 1 weergegeven teruggetrokken positie gekomen. Tijdens het verschuiven van de bedienstang 14 heeft het bevestigingspunt 23a van de veer 23 op de hefboom 11 een vlak 32 door de zwenkas 12 en het bevestigingspunt 23b op de bedienstang gepasseerd en wel gezien volgens figuur 3 van de onder- naar de bovenzijde van het vlak 32. Door deze 35 passage van het vlak 32 gaat de veer 23 een positief moment om de as 12 uitoefenen, en doet de hefboom 11 verder zwenken in de richting volgens de pijl 31. Hierbij glijdt de pen 21 verder langs de aanslagkant 19. Tengevolge van deze verzwenking onder invloed van de veer 23 8301267 * A.

Λ —' · HJD 83.037 7 28.03.1983 wordt de cassette uitgeworpen. Op het einde van de beweging na het loslaten van de uitwerptoets 15 is de pen 21 opnieuw in het hoekpunt 22 terecht gekomen. De beschreven constructie biedt het voordeel dat de veer bij het invoeren van de cassette tijdens het glijden langs het 5 wanddeel 20b van de stuurkant 20 een positieve intrekkracht op de cassette uitoefent en deze gedurende het laatste deel van de invoer-beweging in de lift 7 voort, terwijl tijdens het uitwerpen de veer na de passage van het genoemde vlak 32 zelfstandig het uitwerpen van de cassette verzorgt. De hierbij toegepaste veer 23 maakt een compacte op-10 stelling mogelijk, hetgeen ook bevorderd wordt door de sleuf vormige uitvoering van de uitsparing 18 in de hefboom, welke zowel de stuurkant 20 als de aanslagkant 19 draagt. Tijdens het uitwerpen duwt de pen 2.1 tegen de aanslagkant 19, waarbij de pen het begin van de ver zwenking van de hefboom volgens de pijl 31 voor haar rekening neemt tot de veer 15 23 het einddeel van de ver zwenking stuurt. Een bijzonder voordeel hier bij bestaat daarin dat telkens het laatste deel van het invoeren van de cassette respectievelijk het laatste deel van het uitwerpen van de cassette niet met de hand doch door veerkracht wordt verzorgd. De invoer- respectievelijk uitwerpkrachten bij de inrichting volgens de 20 uitvinding, bestaande uit de hefboom 11, de veer 23, de bedienstang 14 en de daarmee verbonden pen 21, alsmede de meenemer 9, kunnen eenvoudig en goedkoop verkregen worden. Gezien de beperkte bouwruimte die hiervoor benodigd is, is de inrichting in het bijzonder geschikt voor mag-neetbandcassetteapparaten bestemd voor inbouw in autoradio's.

25 30 1 8301267

Claims (3)

1. Inrichting voor het invoeren en uitwerpen van een magneet-bandcassette in een magneetbandcassetteapparaat, voorzien van een gestel, een van een doorvoeropening voor de cassette voorziene cassettelift, een in een sleuf in de cassettelift verschuifbaar geleide casset- 5 temeenemer die gekoppeld is net een hefboom, welke zwenkbaar is om een op het gestel aanwezige zwankas, een in het gestel verschuifbaar geleide bedienstang, die aan een einde een uitwerptoets draagt, met een veer verbonden is en van een pen voorzien is, die tijdens het invoeren van de cassette in de cassettelift een relatieve beweging langs 10 een stuurkant op de hefboom maakt, waarbij de pen na het bewegen ten opzichte van een deel van de stuurkant onder invloed van de door de veer op de bedienstang uitgeoefende kracht de hefboom verder zwenkt en de meenemer met de cassette naar de van de doorvoeropening afgekeerde zijde van de cassettelift verschuift, met het kenmerk, dat de veer als 15 drukveer uitgevoerd is, aan de bedienstang en de hefboom bevestigd is, waarbij de bevestigingspunten van de veer op de bedienstang en de hefboom zodanig ten opzichte van de zwenkas van de hefboom gelegen zijn, dat tijdens het bedienen van de uitwerptoets en het zwenken van de hefboom het bevestigingspunt op de hefboom een vlak door de zwenkas en het 20 bevestigingspunt op de bedienstang passeert, waarna de veer de hefboom verder zwenkt en de cassette uitwerpt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefboom een aanslagkant omvat, waartegen de pen tijdens het bedienen van de uitwerptoets drukt voor het zwenken van de hefboom en langs welke 25 aanslagkant de pen verder beweegt tijdens het zwenken van de hefboom ten gevolge van de door de veer uitgeoefende kracht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stuur-en de aanslagkant wanddelen zijn van een sleuf vormig uitgevoerde uitsparing in de hefboom, waarbij de aanslagkant op een lang been gelegen 30 is, en de stuurkant op een kort been van de uitsparing gelegen is. 1 8301267