NL8300652A - Groentewasinrichting. - Google Patents

Description

N/31.230-Jb/ak *.

Groentewa s inri chting.

De uitvinding heeft betrekking op een groentewas-inrichting, uitgevoerd met een waterbak, waaraan de te wassen groente aan een uiteinde toevoerbaar is, terwijl aan het tegenoverliggende uiteinde van de waterbak een afvoerorgaan voor 5 de afvoer van de gewassen groente is aangebracht.

In een bekende uitvoering van een dergelijke groen-tewasinrichting zijn in de waterbak een aantal met schoepen uitgevoerde aandrijfbare walsen ondergebracht. Onder deze walsen verloopt een zeefbodem, terwijl onder deze zeefbodem op-10 vangtrechters voor het vuil zijn gelegen. Door de schoepen van de walsen wordt de te wassen groente over de zeefbodem naar het afvoerorgaan voortbewogen, terwijl het, aan de te wassen groente klevende, vuil in de trechters omlaag valt en periodiek wordt afgevoerd.

15 Aan deze bekende groentewasinrichting is het be zwaar verbonden, dat het voortbewegen van de groente door de waterbak met mechanische middelen plaatsvindt, hetgeen enerzijds de kostprijs van de groentewasinrichting verhoogt, terwijl anderzijds de min of meer slaande werking, die door de 20 schoepen van de walsen op de groente wordt uitgeoefend, de kwaliteit van de groente nadelig kan beïnvloeden.

De onderhavige uitvinding beoogt, een groentewasinrichting te verschaffen, waarbij dit bezwaar op doeltreffende wijze opgeheven is.

25 Hiertoe wordt de groentewasinrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat in de waterbak tenminste één sproeier onder het waterniveau verloopt, die op een toevoer van een water-luchtmengsel is aangesloten en die de toegevoerde groente e'en bewegingscomponent in de waterbak in de 30 richting van het afvoerorgaan geeft.

Volgens de uitvinding wordt de groente derhalve uitsluitend door de waterstroming door de waterbak getransporteerd, waarbij met het inbrengen van lucht in de waterbak wordt beoogd, een werveling van het water te verkrijgen, het-35 geen de waswerking gunstig beïnvloedt, terwijl voorts aanhechtende luchtbellen tot gevolg hebben, dat de groentedelen sneller komen opdrijven. Hierdoor speelt het wasproces zich prak- 8300652 - 2 - - » tisch volledig in het bovenste gedeelte van de waterbak af, terwijl het zwaardere vuil naar het onderste gedeelte van de waterbak omlaag zakt,

Volgens een gunstige uitvoering van de groentewas-5 inrichting volgens de uitvinding strekt een eerste sproeier zich nabij het groentetoevoeruiteinde en een tweede sproeier zich tussen de eerste sproeier en het afvoerorgaan in de dwarsrichting van de waterbak over althans ongeveer de gehele breedte van de waterbak uit.

10 Verder wordt volgens de uitvinding voorgesteld, dat de genoemde sproeier(s) is (zijn) aangesloten op een re-circulatiepomp, waarmede, nabij het groenteafvoeruiteinde van de waterbak, water via een aanzuigfilter aanzuigbaar is, en waarvan de perszijde op de (elke) sproeier is aangesloten via 15 een persleiding, waarin een met een luchtinlaat uitgevoerde ejecteur is opgenomen, terwijl tenminste êên verdere sproeier, welke op een vers-watertoevoer is aangesloten, dichter dan de eerstgenoemde sproeier(s) bij het groenteafvoeruiteinde van de waterbak ligt.

20 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van een groentewasinrichting volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 geeft schematisch in doorsnede een uitvoering van een groentewasinrichting volgens de uitvinding weer. 25 Fig. 2 is een bovenaanzicht van de groentewasin richting volgens fig. 1, waarbij enige onderdelen zijn weggelaten.

De in de tekening weergegeven groentewasinrichting dient voor het continu wassen van gesneden groente, zoals andijvie, losse koolsoorten, lof of prei, alsmede voor het con-30 tinu wassen van fijnere groente, zoals spinazie.

Deze wasinrichting, die een grote capaciteit van bijvoorbeeld 1000 - 1500 kg/h bezit, is uitgevoerd met een roestvrijstalen waterbak 1, waarin zich het wasproces afspeelt en waaraan de te wassen groente aan het uiteinde 2 35 wordt toegevoerd. Aan het tegenoverliggende uiteinde 3 van de waterbak 1 is een afvoerorgaan 4 voor de afvoer van de gewassen groente uit de waterbak 1 aangebracht.

8300652 * * * - 3 - ' '>:'·

Het afvoerorgaan 4 wordt gevormd door een geperforeerde afvoerhand 5 zonder einde, die zich over de gehele breedte van de waterbak 1 uitstrekt en op de zijwanden van de waterbak 1 aansluit. Van de afvoerhand 5 ligt het ene uitein-5 de onder en het andere uiteinde boven het waterniveau in de waterbak 1. Het boven het waterniveau gelegen uiteinde van de afvoerband 5 mondt in een uitwerpkast 6 voor gewassen groente uit.

De afvoerband 5 is over twee rollen 7,8 gevoerd, 10 welke door een frame 9 worden gedragen, waarbij de rol 7 met behulp van een spanorgaan 10, dat met het frame 9 is verbonden, als spanrol fungeert, terwijl de rol 8 een kettingwiel 11 draagt, dat met behulp van een ketting 12 door de elektromotor 13 met reductiedrijfwerk wordt aangedreven.

15 Op het onderste part van de afvoerband 5 werkt een reinigingsborstel 14 in.

In de waterbak 1 strekt een eerste horizontale sproeier 15 zich nabij het groentetoevoeruiteinde 2 en een tweede horizontale sproeier 16 zich tussen de eerste sproeier 20 15 en het afvoerorgaan 4 in de dwarsrichting van de waterbak 1 over althans ongeveer de gehele breedte van de waterbak 1 uit.

Aan deze beide sproeiers 15,16 wordt een water-luchtmengsel toegevoerd, dat de te wassen groente een bewegingscomponent in de waterbak 1 in de richting van het afvoerorgaan 4 geeft.

25 Hiertoe zijn de sproeiers 15,16 aangesloten op een recirculatiepomp 17, welke, zoals uit fig. 1 blijkt, onder de naar het groentetoevoeruiteinde 2 enigszins omlaaghellende, gootvormige bodem 18 van de waterbak 1 is opgesteld en waarmede door de zuigleiding 19 water nabij het groenteafvoeruit-30 einde 3 van de waterbak 1 via een aanzuigfilter 20 uit de waterbak 1 wordt aangezogen. De perszijde van de recirculatiepomp 17 is aangesloten op de sproeiers 15,16 en wel via de persleidingen 21 en 22, welke zoals uit fig. 2 blijkt, zijdelings van de waterbak 1 verlopen.

35 In elke persleiding 21,22 is een met een luchtin- laatleiding 23 uitgevoerde ejecteur 24 opgenomen. Elke lucht-inlaatleiding 23 heeft een bovenste uiteinde, dat boven het waterniveau in de waterbak 1 ligt. Verder is in elke persleiding 21,22 een regelafsluiter 25 opgenomen, waarmede de water- 8300652 r « * i - 4 - toevoer naar de sproeiers 15,16, en dus de capaciteit van deze sproeiers 15,16, onafhankelijk van elkaar regelbaar zijn.

Terwijl via de sproeiers 15,16 gefiltreerd water uit de waterbak 1 wordt gerecirculeerd, wordt via een verdere 5 sproeier 26, die op een vers-watertoevoer is aangesloten en die dichter dan de sproeiers 15,16 bij het groenteafvoeruiteinde 3 van de waterbak 1 ligt, vers water toegevoerd. Deze sproeier 26 strekt zich boven de afvoerhand 5 uit en mondt boven het waterniveau in de waterbak 1 uit.

10 Op enige afstand voorbij de sproeier 15 verloopt een schot 27 schuin naar beneden en naar de groentetoevoerzijde 2. Dit schot 27 strekt zich in de dwarsrichting over de gehele breedte van de waterbak 1 uit en loopt tot onder het waterniveau door. De stand van dit schot 27 is instelbaar. Nabij 15 het groentetoevoeruiteinde 2 van de waterbak 1 is een vast in-voerschot 28 aangebracht.

De sproeiers 15,16 zijn met radiale sproeiopenin-gen uitgevoerd, welke gelijkmatig verdeeld over de lengte van de sproeiers 15,16 zijn aangebracht en welke schuin naar bo-20 ven en naar het groenteafvoeruiteinde 3 van de waterbak 1 zijn gericht, waardoor de groente in de waterbak 1 de in het voorgaande reeds genoemde bewegingscomponent in de richting van het afvoerorgaan 4 verkrijgt. Teneinde deze bewegingscomponent enigszins te kunnen instellen, zijn de sproeiers 15,16 om een 25 in de dwarsrichting van de waterbak 1 verlopende as verdraaibaar.

Buiten de waterbak 1 is aan het groentetoevoeruiteinde 2 een overloop 29 gelegen, die via een geperforeerd wanddeel 30 van de waterbak 1 met het inwendige van de water-30 bak 1 in open verbinding staat.

Zoals uit de tekening blijkt, is de overloop 29 in hoogterichting verstelbaar uitgevoerd, zodat de hoogte van het vloeistofniveau in de waterbak 1 enigszins regelbaar is. Door de ligging van deze overloop 29 aan de groentetoevoerzij-35 de 2 wordt bereikt, dat de te wassen groente en het waswater in principe in tegenstroom bewegen.

Onder de afvoerband 5 is een uitneembaar grof filter 31 in de waterbak 1 ondergebracht, waarbij het aanzuigfliter 20 onder dit grove filter 31 is gelegen en als een fijn 8300652

+' V

- 5 - filter is uitgevoerd.

Verder is aan het groenteafvoeruiteinde 3 van de waterbak 1 een met een schroefdop 32 afsluitbare schoonspuit-opening gevormd, via welke met een waterslang de waterbak 1 5 tot in alle hoeken kan worden schoongespoten.

Voorts is aan het groentetoevoeruiteinde 2 van de waterbak 1 nabij de bodem 18 van de waterbak 1 een tussen een geopende stand en een sluitstand verplaatsbaar slikluik 33 voor het afvoeren van gezonken vuil aangebracht.

10 Alle onderdelen van de groentewasinrichting, die in aanraking komen met de groente of met het waswater zijn uit roestvrij staal, uit kunststof of uit aluminium vervaardigd.

Voor het vullen van de waterbak 1 is op de vers-15 watertoevoer een aftakleiding 34 aangesloten, die in de waterbak 1 uitmondt en waarin een afsluiter 35 is opgenomen.

Bij het toevoeren van te wassen groente aan het toevoeruiteinde 2 van de waterbak 1, hetgeen bij voorkeur door een continu werkend toevoerorgaan (niet weergegeven) ge-20 schiedt, wordt de groente via het schot 28 in het water in de waterbak 1 gedeponeerd ter plaatse van de sproeier 15, alwaar de eerste was-sectie aanvangt.

Uit deze sproeier 15 stroomt uit enkele rijen sproeiopeningen een mengsel van water en lucht, dat bij voor-25 keur een mengverhouding heeft van ongeveer 1:2. Dit water-luchtmengsel wordt gevormd in de ejecteur 24, welke hiertoe een venturi omvat, welke door het recirculatie-water wordt doorlopen, terwijl de luchtinlaatleiding 23 althans ongeveer in de keel van deze venturi uitmondt.

30 De toegevoerde groente wordt in de eerste was- sectie van de waterbak 1 rondgewerveld en geleidelijk voorwaarts bewogen.

In deze eerste wassectie wordt het grovere en zwaardere vuil snel uitgewassen, terwijl door het inbrengen 35 van naar verhouding veel lucht een meerledig doel wordt bereikt. .

In de eerste plaats wordt hierdoor namelijk de werveling bevorderd, terwijl de groentedeeltjes voorts,ten gevolge van aanhechtende luchtbellen,komen opdrijven, zodat 8300652 c % - 6 - het wasproces zich in het bovenste gedeelte van de waterbak 1 afspeelt. Hierdoor krijgt het zwaardere vuil de gelegenheid, naar het onderste gedeelte van de waterbak 1, waarin geën lucht in het water is opgenomen, uit te zakken.

5 De door de waterstroom in het bovenste gedeelte van de waterbak 1 voortbewogen groente bereikt vervolgens de, bij de sproeier 16 aanvangende, tweede wassectie, waarin het wassen op overeenkomstige wijze als in de eerste wassectie, door het water-luchtmengsel,dat uit deze sproeier 16 wordt toe-10 gevoerd, plaatsvindt. Hierbij- treden de in het voorgaande beschreven voordelen, verbonden aan de toevoer van een water-luchtmengsel opnieuw op.

De groente wordt continu voortbewogen en doorloopt ook deze tweede wassectie, waarna deze groente het on-15 derste of opneemuiteinde van de geperforeerde afvoerband 5 bereikt, alwaar de derde en tevens laatste wassectie aanvangt.

De afvoerband 5 licht de groente uit het water en geeft deze tevens de gelegenheid tot uitlekken. De uitgelekte groente doorloopt vervolgens deze derde wassectie, waarin de 20 sproeier 26 voor een krachtige naspoeling met vers water zorgdraagt.

Hierna kan de groente in de derde wassectie nog verder op de afvoerband 5 uitlekken, voordat de groente via de uitwerpkast 6 wordt afgeworpen. Met behulp van de borstel 25 14 worden eventueel op de afvoerband 5 nog achtergebleven groentedeeltjes verwijderd.

In de beschreven groentewasinrichting wordt de groente derhalve in tegenstroom gewassen in drie opvolgende wassecties, waarin het waswater steeds schoner wordt. Het 30 meest vervuilde water wordt afgevoerd, nadat dit de, het laatst in de waterbak 1 toegevoerde, groente heeft gewassen.

In de eerste en de tweede wassectie wordt door de toevoer van het water-luchtmengsel via de sproeiers 15, 16 een zeer intensieve waswerking verkregen, doordat het water ten'.

35 opzichte van de groente in het bovenste gedeelte van de waterbak 1 krachtig wordt voortbewogen. In het onderste gedeelte van de waterbak 1 is in deze beide wassecties de waterbeweging daarentegen gering, zodat het vuil gelegenheid tot uitzakken krijgt.

8300652 — 7 — ^ - :¾ -:-1¾ .

Het afvoerorgaan 4 kan in zijn geheel, dus met de afvoerband 5, de rollen 7 en 8 en het frame 9 juist in water zinken en kan vanuit zijn in fig. 1 weergegeven werkstand, waarin het frame 9 op een wegneembare steun (niet weergegeven) 5 rust, om de as van de rol 8 omhoog worden verzwenkt, waarbij het afvoerorgaan 4 tijdelijk op een aan te brengen steunpen (niet weergegeven) komt te steunen. Hierdoor kan de afvoerband 5 aan de binnenzijde boven het waterniveau schoon worden gespoten, terwijl deze afvoerband 5 loopt. Het grove filter 31 10 is in de omhoog gezwenkte stand van het afvoerorgaan 4 uitstekend toegankelijk voor reinigingsdoeleinden, terwijl na verwijdering van dit grove filter 31 ook het aanzuigfilter 20 grondig schoongespoten kan worden,

De inrichting volgens de uitvinding munt uit door 15 een gering gebruik van vers water, dat uitsluitend via de sproeier 26 wordt toegevoerd. Tevens wordt een lage rioolbe-lasting verkregen. Via het slikluik 33 wordt het in de groen-tewasinrichting opgevangen vuil in geconcentreerde vorm afgevoerd .

20 Verder is het energiegebruik van de beschreven groentewasinrichting bijzonder gering, terwijl een compacte eenvoudige opbouw wordt verkregen.

De groentewasinrichting bezit een eenvoudige bediening, terwijl het bijzondere voordeel wordt verkregen, dat 25 tijdens het wasproces geen kneuzing van de groente kan optreden, doordat de verplaatsing van de groente door de waterbak 1 naar het afvoerorgaan 4 toe uitsluitend met behulp van de waterstroming plaatsvindt.

Met behulp van de instelling van de overloop 29, 30 de regelafsluiters 25, de sproeiers 15, 16 en het schot 27, kan een aanpassing worden verkregen aan de aard en de vervui- “ t lingsgraad van de groente, terwijl mede in verband met deze vervuilingsgraad ook de wastijd binnen bepaalde grenzen kan worden gevarieerd.

35 De uitvinding is niet beperkt tot het in de teke ning weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschillende manieren binnen het kader der uitvinding kan worden gevarieerd.

8300652

Claims (23)

1. Groentewasinrichting, uitgevoerd met een waterbak, waaraan de te wassen groente aan een uiteinde toevoer-baar is, terwijl aan het tegenoverliggende uiteinde van de waterbak een afvoerorgaan voor de afvoer van de gewassen groen-5 te is aangebracht, met het kenmerk, dat in de waterbak tenminste êên sproeier onder het waterniveau verloopt, die op een toevoer van een water-luchtmengsel is aangesloten en die de toegevoerde groente een bewegingscomponent in de waterbak in de richting van het afvoerorgaan geeft.

2. Groentewasinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een eerste sproeier zich nabij het groentetoevoeruiteinde en een tweede sproeier zich tussen de eerste sproeier en het afvoerorgaan in de dwarsrich-ting van de waterbak over althans ongeveer de gehele breedte 15 van de waterbak uitstrekt.

3. Groentewasinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de genoemde sproeier(s) is (zijn) aangesloten op een recirculatiepomp, waarmede, nabij het groenteafvoeruiteinde van de waterbak, water via een aan- 20 zuigfilter aanzuigbaar is, en waarvan de perszijde op de (elke) sproeier is aangesloten via een persleiding, waarin een met een luchtinlaat uitgevoerde ejecteur is opgenomen, terwijl tenminste één verdere sproeier, welke op een vers-watertoevoer is aangesloten, dichter dan de eerstgenoemde sproeier(s) bij 25 het groenteafvoeruiteinde van de waterbak ligt.

4. Groentewasinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de op de vers-watertoevoer aangesloten verdere sproeier zich boven het afvoerorgaan uitstrekt en boven het waterniveau in de waterbak uitmondt.

5. Groentewasinrichting volgens een der conclu sies 2-4, met het kenmerk, dat tussen de eerste en de tweede sproeier een schuin naar beneden en naar de groen-tetoevoerzijde gericht schot in de dwarsrichting verloopt en over een instelbare afstand onder het waterniveau doorloopt.

6. Groentewasinrichting volgens conclusie 3,4 of 5,met het kenmerk, dat in de (elke) persleiding 8300652 - 9 - ^ IV - een regelafsluiter is opgenomen.

7. Groentewasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerstgenoemde sproeier(s) met sproeiopeningen is (zijn) uitgevoerd, welke 5 schuin naar boven en naar het groenteafvoeruiteinde van de waterbak zijn gericht.

8. Groentewasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerstgenoemde sproeier(s) om een in de dwarsrichting van de waterbak ver- 10 lopende as verdraaibaar is (zijn).

9. Groentewasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij het groentetoevoeruiteinde van de waterbak een in hoogterichting verstelbare overloop is aangebracht.

10. Groentewasinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de overloop buiten de waterbak is gelegen en via een geperforeerd wanddeel van de waterbak met het inwendige van de waterbak in open verbinding staat.

11. Groentewasinrichting volgens een der voorgaan- 20 de conclusies, met het kenmerk, dat het water- luchtmengsel, dat naar de eerstgenoemde sproeier(s) wordt toegevoerd een mengverhouding van althans ongeveer 1 : 2 bezit.

12. Groentewasinrichting volgens een der conclusies 3-11, met het kenmerk, dat de (elke) ejec- 25 teur een venturi omvat, welke door het recirculatiewater door-loopbaar is, terwijl de luchtinlaatleiding althans ongeveer in de keel van deze venturi uitmondt.

13. Groentewasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afvoeror- 30 gaan wordt gevormd door een aandrijfbare geperforeerde afvoerhand zonder einde, waarvan het ene uiteinde onder en het andere uiteinde boven het waterniveau in de waterbak ligt.

14. Groentewasinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat op het onderste part van de 35 afvoerhand een reinigingsborstel inwerkt.

15. Groentewasinrichting volgens een der conclusies 3.-14, met het kenmerk, dat onder het afvoer-orgaan een uitneembaar grof filter in de waterbak is ondergebracht, waarbij het genoemde aanzuigfilter onder dit grove 8300352 - 10 τ w filter is gelegen.en als een fijn filter is uitgevoerd.

16. Groentewasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het af-voerorgaan vanuit zijn onderste werkstand omhoog verzwenkbaar 5 is.

17. Groentewasinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het afvoerorgaan omhoog verzwenkbaar is om de as van een bovenste rol, waarover de af-voerband zonder einde is gevoerd.

18. Groentewasinrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het afvoerorgaan in de omhoog gezwenkte stand door een aan te brengen pen of dergelijke ondersteunbaar is.

19. Groentewasinrichting volgens een der voor- 15 gaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het groenteafvoeruiteinde van de waterbak een met een schroefdop afsluitbare schoonspuitopening is gevormd.

20. Groentewasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het 20 groentetoevoeruiteinde van de waterbak nabij de bodem van de waterbak een tussen een geopende en een sluitstand verplaatsbaar slikluik voor het afvoeren van bezonken vuil is aangebracht.

21. Groentewasinrichting volgens een der conclu- 25 sies 13- 20,met het kenmerk, dat het boven het waterniveau gelegen uiteinde van de afvoerband in een uitwerp-kast voor gewassen groente uitmondt.

22. Werkwijze voor het bedrijven van een groentewasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 30 het ken-merk, dat de groente in tegenstroom wordt gewassen door middel van een aantal op elkaar volgende wassingen,

23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het wassen door middel van drie op elkaar 35 volgende wassingen wordt uitgevoerd. 8300652